Regeling vervallen per 28-02-2024

Beleidsregels meedoen gemeente Berkelland 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 27-02-2024

Intitulé

Beleidsregels meedoen gemeente Berkelland 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland;

overwegende dat:

  • -

    de gemeente kinderen wil helpen die opgroeien in armoede, zodat ze zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen aan sociale, culturele en sportieve activiteiten;

  • -

    het college op grond van artikel 4 lid 2 van de gemeenschappelijke regeling Fijnder de uitvoering ten aanzien van het gemeentelijke minimabeleid heeft opgedragen aan het algemeen bestuur van Fijnder;

  • -

    het opstellen van het beleid volgens het hiervoor aangehaalde artikel 4 lid 2 een bevoegdheid blijft van de colleges;

  • -

    het algemeen bestuur van Fijnder de uitvoering heeft overgedragen aan het dagelijks bestuur van Fijnder;

  • -

    dat gelet op het vorengaande het vaststellen van beleidsregels een bevoegdheid is van het college en het zorgdragen voor de uitvoering een bevoegdheid is van het dagelijks bestuur van Fijnder:

  • -

    artikel 35 van de Participatiewet en artikel 7.5 van de geldende Verordening sociaal domein gemeente Berkelland hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden en;

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 4 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder zoals deze komt te luiden met ingang van 1 januari 2022;

B E S L U I T E N :

vast te stellen de

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland houdende regels omtrent maatschappelijke participatie (Beleidsregels meedoen gemeente Berkelland 2022)

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet preciezer worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvrager: de inwoner van 18 jaar of ouder die gebruik wil maken van de mogelijkheden en afspraken in deze beleidsregels in het voordeel van de kinderen waarvoor hij verantwoordelijk is.

    • b.

      Bijstandsnorm: de norm die past bij de situatie van de aanvrager zoals bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet;

    • c.

      Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van Fijnder, de uitvoeringsorganisatie voor o.a. de Participatiewet;

    • d.

      De wet: Participatiewet;

    • e.

      Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland;

    • f.

      Inkomen: het inkomen van aanvrager zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet;

    • g.

      Maatschappelijke participatie: deelname aan sociaal-culturele, educatieve, sportieve en maatschappelijke activiteiten;

    • h.

      Schooljaar: de periode van 1 augustus van een bepaald jaar tot 31 juli van het daaropvolgende jaar.

    • i.

      Vermogen: het vermogen van aanvrager zoals bedoeld in artikel 34 lid 1 van de Participatiewet;

    • j.

      Vermogensgrens: de grens zoals bedoeld in artikel 34, lid 2 onder b van de Participatiewet

Artikel 2 Doelstelling beleidsregels

De gemeente wil kinderen helpen die opgroeien in armoede, zodat ze zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen aan sociale, culturele en sportieve activiteiten.

Artikel 3 Algemene voorwaarden

  • 1. Een aanvrager moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Berkelland;

    • b.

      Beschikte in de twee maanden voorafgaand aan de aanvraag en op het moment van aanvraag over een inkomen dat niet hoger was dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en niet over vermogen boven de vermogensgrens.

  • 2. Als het inkomen van de aanvrager hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm wordt met toepassing van artikel 13 de eigen draagkracht berekend.

  • 3. De mogelijkheden en afspraken worden telkens voor één kalenderjaar toegekend. Als de situatie niet verandert wordt dit vanzelf verlengd.

Artikel 4 Aanvragen

  • 1. Voor het aanvragen van de vergoedingen moet gebruik worden gemaakt van het juiste formulier met daarbij de benodigde bewijstukken.

  • 2. Aanvragers met een uitkering op grond van de Participatiewet hoeven geen bewijsstukken over hun inkomen en vermogen in te leveren.

  • 3. De toekenning van de vergoedingen aan de aanvragers zoals bedoeld in lid 2 vindt automatisch plaats.

Artikel 5 Bevoegdheid gemeente

Het college is bevoegd de vorm van het aanbieden van de mogelijkheden en afspraken op grond van deze beleidsregels aan te passen als zij dit handiger vindt of dit om andere redenen wil.

Artikel 6 Vergoeding zwemlessen

  • 1. De gemeente vergoedt maximaal € 300,- voor zwemles voor kinderen van aanvrager die zwemdiploma A nog niet hebben.

  • 2. De vergoeding stopt zodra:

    • a.

      Het zwemdiploma A is behaald; of

    • b.

      De zwemles vóór de afronding om een andere reden wordt beëindigd; of

    • c.

      De maximale hoogte van de vergoeding is bereikt.

  • 3. De vergoeding wordt rechtstreeks aan het zwembad betaald, nadat de inwoner de voucher bij het zwembad heeft ingeleverd.

Artikel 7 Participatieregeling voor kinderen van 0-18 jaar

  • 1. De gemeente geeft een vergoeding van € 200,- per kalenderjaar voor het betalen van activiteiten die bedoeld zijn voor educatie, sport, cultuur of participatie voor ieder kind binnen het gezin van aanvrager in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

  • 2. Deze activiteiten kunnen worden uitgezocht in de meedoenapplicatie van Fijnder. Nadat een activiteit of product is uitgezocht krijgt de inwoner een voucher die kan worden gescand bij betaling van de activiteit. Fijnder betaalt de vergoeding hiermee aan de organisatie of persoon die de activiteit aanbiedt.

Artikel 8 Vergoeding indirecte schoolkosten

  • 1. Fijnder geeft een vergoeding aan aanvrager voor indirecte schoolkosten voor zijn kind(eren) in de leeftijd van 4 tot 18 jaar die op de eerste dag van een schooljaar ingeschreven zijn bij een basisschool of school voor voortgezet onderwijs.

  • 2. De vergoeding bedraagt € 175,- voor een kind op de basisschool en € 350,- voor een kind in het voortgezet onderwijs.

  • 3. Als aan het begin van het kalenderjaar wordt ingeschat dat het kind op de eerste dag van het schooljaar zal zijn ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs, wordt vooraf de vergoeding voor het voortgezet onderwijs voor dit kind gegeven zoals bedoeld in het vorige lid.

  • 4. De bestemming van de schoolkosten kunnen worden uitgezocht in de meedoenapplicatie van Fijnder. Nadat de bestemming voor de schoolkosten is uitgezocht krijgt de inwoner een voucher die kan worden gescand bij betaling van de schoolkosten. Fijnder betaalt de vergoeding hiermee rechtstreeks aan de organisatie of persoon die de activiteit aanbiedt.

Artikel 9 Verstrekking van computer

  • 1. De gemeente verstrekt één computerconfiguratie aan een gezin tot een maximum van € 500 ,- aan aanvrager voor zijn kind(eren) tot 18 jaar in het voortgezet- of beroepsonderwijs.

  • 2. Eén keer per 5 jaar kan een computerconfiguratie worden aangeschaft bij een verkoper aangesloten bij de meedoenapplicatie van Fijnder.

Artikel 10 Speelotheek

Voor kinderen van 0 tot 12 jaar wordt een vergoeding gegeven voor het lidmaatschap van de speelotheek.

Artikel 11 Vaststellen maandinkomen

  • 1. Het inkomen wordt vastgesteld met toepassing van artikel 31 van de wet.

  • 2. Als maandinkomen wordt gezien het inkomen over de maand waarin de kosten voor het eerst zijn gemaakt.

  • 3. Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen het gemiddelde genomen van het inkomen over de maand waarin de kosten zijn gemaakt en de onmiddellijk daaraan voorafgaande twee maanden.

  • 4. De huurtoeslag wordt voor de draagkrachtberekening ten gunste voor de inwoner meegenomen.

  • 5. Bij de berekening van de draagkracht worden noodzakelijke (wettelijke) betalingsverplichtingen zoals alimentatie, eigen bijdrage Wet langdurige zorg of andere noodzakelijke betalingsverplichtingen in de berekening van het inkomen ten gunste voor de inwoner meegenomen.

  • 6. De terugbetalingsverplichtingen in verband met schulden worden niet als betalingsverplichting gezien zoals bedoeld in het vorige lid.

Artikel 12 Draagkracht

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld op basis van het inkomen en het vermogen.

  • 2. Vermogen anders dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 2, sub a en b, van de wet wordt voor de vaststelling van de draagkracht volledig meegenomen.

  • 3. De waarde van een auto en/of een ander voertuig dat eigendom is van de betrokken persoon met een gezamenlijke waarde van boven de € 7.000, - wordt toegerekend aan het vermogen.

  • 4. De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden voor de beoordeling van de draagkracht niet meegenomen.

  • 5. Als de betrokken persoon zich in de voorbereidende fase bevindt of is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of een minnelijk schuldregelingstraject volgt, wordt tijdens de fase van voorbereiding en gedurende een periode van 36 maanden vanaf de start van de toelating tot de WSNP of het schuldregelingstraject ervan uitgegaan dat er geen draagkracht aanwezig is.

Artikel 13 Draagkrachtpercentages

  • 1. Tot een inkomen van 110% van de geldende bijstandsnorm is er geen draagkracht. Voor het inkomen tot € 125,- daarboven geldt een draagkracht van 20%. Voor inkomens meer dan 110% van de geldende bijstandsnorm + € 125,- geldt een draagkracht van 50% van het netto meerinkomen (hierbij wordt gerekend met inkomen en bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag).

  • 2. De draagkracht wordt in één keer verrekend tenzij het gaat om periodieke kosten. Dan wordt de draagkracht per maand verrekend.

Artikel 14 Draagkrachtperiode

  • 1. Tijdens de periode dat de betrokken persoon een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ, heeft men geen draagkracht, op voorwaarde dat het vermogen niet hoger is dan het vermogen dat wordt vrijgelaten. Dit geldt ook voor een uitkering op grond van het Bijstandsbesluit Zelfstandigen.

  • 2. Voor pensioengerechtigden (Algemene Ouderdomswet (AOW-leeftijd), voor mensen met een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong), wordt de draagkracht één keer vastgesteld, tenzij dit onredelijk blijkt te zijn.

  • 3. De draagkracht in het inkomen wordt voor alle aanvragers met andere inkomsten vastgesteld voor een periode van drie jaar, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend.

  • 4. Als binnen de vastgestelde periode van drie jaar een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de al eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden.

  • 5. De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van drie jaar op het tijdstip waarop de voorafgaande periode voorbij is.

Artikel 15 Opnieuw bepalen van de draagkracht

  • 1. De draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode opnieuw bepaald, als een wijziging van de omstandigheden (zoals gezinssamenstelling / inkomen) daar aanleiding voor geeft.

  • 2. Rechthebbenden zijn verplicht, zoals beschreven in artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, zelf wijzigingen in het inkomen en/of vermogen door te geven.

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1. Als deze beleidsregels niet passend zijn beslist het Dagelijks Bestuur van Fijnder.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur van Fijnder kan in bijzondere gevallen afwijken van de omschrijvingen in deze beleidsregels, als gebruik daarvan tot ongewenste situaties leidt.

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels meedoen gemeente Berkelland 2022’.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2022, tegelijk met de intrekking van de ‘Beleidsregels meedoen gemeente Berkelland 2021’.

Ondertekening

<datum> 2021,

Burgemeester en wethouders van Berkelland,

de secretaris,

M.N.J. Broers.

de burgemeester,

drs. J.H.A. van Oostrum.