Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting van de gemeente Midden-Groningen 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting van de gemeente Midden-Groningen 2022

De raad van de gemeente Midden-Groningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2021;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de: Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2022.

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de Basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten dan wel ter beschikking staande terreinen, kan ter zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

  • 3.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 4.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

  • 2.

    De belastingplichtige dient op de door de gemeente opengestelde wijze aangifte te doen van het aantal overnachtingen.

  • 3.

    Voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld, conform het bepaalde in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 5. Heffing op vaste standplaatsen

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

    • b.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

    • c.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar, en niet volgtijdig wordt gebruikt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 6 van deze verordening bedraagt het tarief ingeval gelegenheid tot verblijf wordt geboden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen, die geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende de periode:

    • a.

      van 1 april tot 1 november: € 135,00 per standplaats;

    • b.

      in het voorseizoen (april, mei en juni): € 72,50 per standplaats;

    • c.

      in het hoogseizoen (juli en augustus): € 120,00 per standplaats;

    • d.

      in het naseizoen (september en oktober): € 25,00 per standplaats;

    • e.

      van 1 november tot 1 april: € 27,00 per standplaats.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat het tarief gebaseerd op dit aantal lager is dan het tarief op grond van lid 2.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per overnachting, per persoon: € 1,60.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde onder het eerste lid bedraagt het tarief per overnachting, per persoon op een kampeerterrein zoals gedefinieerd in artikel 5: € 1,30.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien heeft belopen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, dit schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1.

    De ‘Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting van de gemeente Midden-Groningen 2021’, vastgesteld op 17 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 onder b genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 15 onder b opgenomen datum van ingang van de heffing, blijven de op grond van het eerste lid vervallen bepalingen gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • a.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • b.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • c.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Toeristenbelasting gemeente Midden-Groningen 2022’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 december 2021.

Burgemeester, A. Hoogendoorn

Griffier, F.M. Bouwman