Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2022 gemeente Brunssum

Geldend van 30-12-2021 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2022 gemeente Brunssum

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brunssum;

Gelezen het voorstel aan het college met zaaknummer 2004795;

Gelet op de Verordening leerlingenvervoer 2014 van de gemeente Brunssum;

overwegende dat deze uitvoeringsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen.

Besluit vast te stellen:

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2022 gemeente Brunssum

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begripsbepalingen in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 zijn ook van toepassing op deze Uitvoeringsregels.

  • 2. Verordening: de Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014.

  • 3. Voor Elkaar Pas: een op naam van de leerling gestelde OV-chipkaart van Arriva die door de gemeente Brunssum kan worden aangeschaft ten behoeve van het leerlingenvervoer. Bij de Voor Elkaar Pas kan tevens een niet op naam gestelde begeleiderspas geleverd worden. De Voor Elkaar Pas kan worden verstrekt aan leerlingen van wie de ouders ten behoeve van die leerling volgens de Verordening in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van het openbaar vervoer.

Hoofdstuk 2: Handicap

Artikel 2: Handicap (art. 1, 11, 12, 14, 15, 17, 18 Verordening)

Naast de structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap wordt ook de aantoonbare structurele psychiatrische handicap als handicap in de zin van de Verordening aangemerkt.

Hoofdstuk 3: Afstand woning en route

Artikel 3: Afstand bepalen tussen de woning en de school (art. 1, 10 en 15 Verordening)

  • 1. Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner (www.anwb.nl) auto of fiets, optie kortste route. Het aantal door deze routeplanner uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag, de toekenning van de bekostiging van leerlingenvervoer en het bepalen van de eigen bijdrage.

  • 2. Het in artikel 10 van de Verordening genoemde afstandscriterium geldt niet, indien de leerling de Monseigneur Hanssenschool te Hoensbroek bezoekt.

Artikel 4: Voldoende begaanbare en veilige weg (art. 1 Verordening)

Voldoende begaanbare en veilige weg houdt in dat de weg volgens wettelijke en algemene normen voldoende begaanbaar en veilig is. Een fietser wordt bijvoorbeeld niet geacht over een autoweg te fietsen. Een normale loop- of fietsroute langs de openbare weg dient in beginsel te worden aangemerkt als een voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

Artikel 5: Woning (art. 1 en 6 Verordening)

  • 1. Bij de bepaling van de vraag waar de leerling structureel en feitelijk verblijft is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan/staat ingeschreven in het bevolkingsregister.

  • 2. De gemeente Brunssum accepteert maximaal één adres als structurele verblijfplaats. Naast deze structurele verblijfplaats wordt tevens maximaal één opvangadres toegestaan als opstap- of afzetplaats voor het aangepast vervoer (bijvoorbeeld buitenschoolse opvang of grootouders). Het tweede adres moet zich binnen de gemeente bevinden. Voor de berekening van de reistijd, de reisafstand alsmede voor de berekening van tegemoetkomingen in de vervoerskosten wordt echter steeds uitgegaan van het woonadres.

  • 3. Het ophalen of wegbrengen van leerlingen op en naar adressen waarvoor de gemeente geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven, is niet toegestaan.

Artikel 6: Co-ouderschap

  • 1. Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven, doet niet ter zake. Doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

  • 2. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind door de week bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het moet gaan om vaste dagen in de week.

  • 3. In afwijking van artikel 5 lid 2 van deze uitvoeringsregels mogen co-ouders per ouder maximaal een opvangadres hebben dat als opstap- of afzetplaats voor het aangepast vervoer kan dienen. Dit tweede adres moet zich binnen de gemeente vinden.

Artikel 7: Co-ouderschap en de Voor Elkaar Pas

  • 1. De Voor Elkaar Pas kan, in geval van co-ouderschap, alleen gebruikt worden indien slechts één co-ouder gebruik wil maken van een vervoersvoorziening voor leerlingenvervoer of indien beide co-ouders aangeven gebruik te willen maken van de Voor Elkaar Pas. Een combinatie van de Voor Elkaar Pas met een andere vervoersvoorziening voor een leerling is niet mogelijk.

  • 2. Indien een co-ouder een aanvraag indient voor een vergoeding van de Voor Elkaar Pas, wordt – in afwijking van artikel 6 lid 2 van deze Uitvoeringsregels – een Voor Elkaar Pas verstrekt voor alle schooldagen van de leerling. Daarbij wordt niet gelet op de dagen dat het kind bij de betreffende ouder verblijft.

  • 3. Wanneer ten behoeve van een leerling aan één van de co-ouders een vergoeding van de Voor Elkaar Pas is toegekend en vervolgens ook de andere co-ouder een aanvraag voor een vergoeding van de Voor Elkaar Pas indient, wordt beoordeeld of de school vanuit beide woningen met het reeds afgesloten abonnement bereikbaar is.

    • a.

      Indien dit het geval is, wordt de meest recente aanvraag afgewezen. De co-ouders dienen er zelf voor te zorgen dat de Voor Elkaar Pas steeds correct wordt overgedragen. Indien er een begeleiderspas is verstrekt, dient ook deze te worden overgedragen.

    • b.

      Indien dit niet het geval is, wordt de oorspronkelijke toekenning beëindigd. Op dezelfde datum als de datum van beëindiging gaat de nieuwe toekenning van de vergoeding van de Voor Elkaar Pas aan de tweede aanvrager in. De eerste aanvrager wordt in de beëindigingsbeschikking geïnformeerd over de toekenning aan de tweede aanvrager. De co-ouders dienen er zelf voor te zorgen dat de Voor Elkaar Pas steeds correct wordt overgedragen. Indien er een begeleiderspas is verstrekt, dient ook deze te worden overgedragen.

  • 4. Wanneer ten behoeve van een leerling reeds aan een co-ouder een andere vergoeding dan de Voor Elkaar Pas is toegekend, wordt de aanvraag van de Voor Elkaar Pas door de andere co-ouder afgewezen. Deze ouder zal dan gebruik moeten maken van een andere vervoersvoorziening waarbij de regels van artikel 6 van deze Uitvoeringsregels gelden.

Artikel 8: Tijdelijk verblijf in andere gemeente

  • 1. Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      De leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      In de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze Verordening; en

    • c.

      De intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.

  • 2. Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

Hoofdstuk 4: Tijden

Artikel 9: Schooltijden (art. 1 en 3 Verordening)

  • 1. Leerlingenvervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2. Ingeval er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het college besluiten met de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

  • 3. Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet bekostigd, tenzij de ouders bewijs overleggen waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.

  • 4. Ook wanneer een leerling op de betreffende school voor, tijdens of na schooltijd zorgbehandeling krijgt, blijven schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Artikel 10: Vervoersvoorziening naar een stageadres

  • 1. Als er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 van de Verordening kan een aanvraag voor stagevervoer bovendien door de school voor voortgezet speciaal onderwijs of de school voor voortgezet onderwijs gedaan worden.

  • 3. De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt slechts toegekend als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de school of in het stagecontract;

    • b.

      De stagetijden komen overeen met de reguliere schooltijden;

    • c.

      De stage vindt plaats op één stageadres; en

    • d.

      Het stageadres is gelegen op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan kan het stageadres gelegen zijn binnen een maximale straat van 25 kilometer van de woning of school.

  • 4. Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.

  • 5. Het college kan het stagecontract opvragen.

Artikel 11: Vaststellen reistijd per openbaar vervoer (art. 1, 10, 11, 12, 17 en 18 Verordening)

  • 1. Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de website www.9292.nl van REISinformatiegroep.

  • 2. De reistijd wordt zowel voor de heenreis (van woonadres naar schooladres) als voor de terugreis (van schooladres naar woonadres) vastgesteld.

  • 3. Bij het vaststellen van de reistijd van woonadres naar schooladres, wordt ervan uitgegaan dat een leerling ten minste tien minuten voor begin van de lestijd op school dient te zijn. De betreffende tien minuten worden niet meegeteld bij het bepalen van de reistijd voor de heenreis.

  • 4. Bij het vaststellen van de reistijd van schooladres naar woonadres, wordt ervan uitgegaan dat een leerling op zijn vroegst tien minuten na het einde van de lestijd kan vertrekken. De betreffende tien minuten worden meegeteld bij het bepalen van de reistijd voor de terugreis.

  • 5. De op de in lid 1 genoemde website bepaalde looptijd, wordt meegenomen bij het bepalen van de reistijd.

  • 6. De route of vertrektijd die tot de kortst mogelijke reistijd volgens dit artikel leidt, is bepalend.

  • 7. Daar waar een van de beide vastgestelde reistijden (heenreis en terugreis) de in de artikelen 12 en 18 van de Verordening of artikel 16 lid 3 van deze Uitvoeringsregels genoemde reistijden overschrijdt, wordt het aangepast vervoer voor zowel de heenreis als de terugreis verstrekt.

  • 8. Daar waar een leerling op meer dan de helft van zijn schooldagen in een volledige schoolweek op grond van de bepalingen van de Verordening en deze Uitvoeringsregels in aanmerking komt voor aangepast vervoer, wordt het aangepast vervoer voor de volledige schoolweek toegekend.

Hoofdstuk 5: Kosten/tegemoetkoming

Artikel 12: Vaststellen kosten openbaar vervoer (art. 10, 11, 12, 17, 18 en 19 Verordening)

  • 1. Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde tegemoetkoming vindt plaats op basis van de zonetool van Arriva (www.zonetool.nl).

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de goedkoopst mogelijk vervoersoptie volgens deze website.

  • 3. Als de gemeente heeft vastgesteld dat een begeleider noodzakelijk is, dan vergoedt de gemeente ook het abonnement voor de begeleider. Ook hiervoor geldt dat de hoogte van de tegemoetkoming gelijk is aan de goedkoopst mogelijke vervoersoptie in het openbaar vervoer.

  • 4. Ouders die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van openbaar vervoer hebben de mogelijkheid om te kiezen voor het gebruik van de Voor Elkaar Pas. Indien ouders kiezen voor de Voor Elkaar Pas vergoedt de gemeente naast het reguliere tarief van de Voor Elkaar Pas ook de kosten van aanschaf en opzegging van de Voor Elkaar Pas.

  • 5. Ouders die al een regulier vervoersabonnement afnemen en wensen over te stappen naar de Voor Elkaar Pas, dienen zelf het reeds afgesloten vervoersabonnement tijdig op te zeggen. Ouders dienen de kosten van het reguliere vervoersabonnement zelf te voldoen.

Artikel 13: Vaststellen kilometervergoeding eigen vervoer (art. 10, 11 en 13 Verordening)

  • 1. Heeft een leerling op grond van de Verordening of deze uitvoeringsregels recht op aangepast vervoer en geeft de gemeente de ouder toestemming het kind zelf met de auto naar school te brengen, dan berekent de gemeente op grond van de reisafstand van huis naar school op welke tegemoetkoming een ouder recht heeft (kilometervergoeding).

  • 2. In verband met het vervallen van de in artikel 13 lid 2 en 3 van de Verordening genoemde Reisregeling Binnenland bedraagt de in lid 1 genoemde tegemoetkoming €0,19 per kilometer, waarbij de heen- en terugreis tweemaal wordt vergoed.

Artikel 14: Uitbetaling tegemoetkomingen

  • 1. Een schooljaar bevat tweehonderd schooldagen/veertig schoolweken. De overige twaalf weken zijn vakantieweken (zes weken zomervakantie, één week herfstvakantie, twee weken kerstvakantie, één week carnavalsvakantie, twee weken mei-vakantie). Daarom vindt er gedurende tien maanden per schooljaar uitbetaling van de tegemoetkoming voor openbaar of eigen vervoer aan ouders plaats. De tegemoetkoming wordt (telkens voor de eerste dag van de betreffende maand) overgemaakt voor de maanden september tot en met juni van elk schooljaar. In de maanden juli en augustus vindt geen uitbetaling plaats.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt de vergoeding voor de Voor Elkaar Pas periodiek rechtstreeks uitbetaald aan Arriva. Ook over de vakantieperiode die direct volgt op de laatste dag waarover recht op een vergoeding bestaat, wordt een vergoeding voor de Voor Elkaar Pas verstrekt. Indien tot aan het einde van het schooljaar recht bestaat op een vergoeding, wordt ook voor de volledige zomervakantie die hoort bij het betreffende onderwijstype een vergoeding verstrekt.

Hoofdstuk 6: Aanvraagprocedure/besluitvorming

Artikel 15: Aanvraag procedure (art. 5 Verordening)

  • 1. Op de aanvraagformulieren die voor de zomervakantie verzonden worden ten behoeve van vervoer in het volgende schooljaar, staat op het aanvraagformulier of in een begeleidend schrijven een datum genoemd waarop de aanvraag ingediend moet zijn. Deze datum wordt jaarlijks in overleg met de Regisseur Leerlingenvervoer voor de regio Parkstad bepaald. Op het aanvraag of in het begeleidend schrijven wordt tevens vermeld dat, indien men gebruik wenst te maken van de Voor Elkaar Pas, de aanvraag in elk geval uiterlijk acht weken voor aanvang van het nieuwe schooljaar door de gemeente ontvangen dient te zijn.

  • 2. Aanvragen die na de genoemde datum ontvangen worden, zullen behandeld worden maar er kan geen garantie gegeven worden dat het vervoer voor aanvang van het nieuwe schooljaar geregeld is.

Artikel 16: Begeleiding en ernstige benadeling (art. 12 en 18 Verordening)

  • 1. Het geven van begeleiding tijdens het leerlingenvervoer behoort in beginsel tot de taak van de ouders. Dat ouders door werk, (verplichte) scholing, de zorg voor een of meer andere kinderen en/of het alleenstaand ouder zijn niet in de gelegenheid zijn het kind zelf naar school te begeleiden onderscheidt zich niet in betekenende mate van de situatie waarin vele andere ouders zich bevinden. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheid dat een sociaal netwerk ontbreekt om het kind naar school te begeleiden. De genoemde redenen zijn daarom geen redenen om aangepast vervoer toe te kennen.

  • 2. In afwijking van lid 1 kunnen werk, verplichte scholing en de zorg voor een of meer andere kinderen die op grond van aantoonbare redenen niet alleen gelaten kunnen worden of gelijktijdig met de leerling op wie de aanvraag betrekking heeft naar school begeleid moeten worden, wel een reden zijn om aangepast vervoer toe te kennen aan pleegouders. Hiertoe dient een integrale afweging van alle omstandigheden en mogelijkheden van de pleegouders te worden gemaakt.

  • 3. Van een ernstige benadeling van het gezin in de zin van artikel 12 lid 1 onder c en artikel 18 lid 1 onder c van de Verordening is in elk geval sprake indien de leerling een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs bezoekt, begeleiding in het openbaar vervoer noodzakelijk is én de volgens artikel 11 van deze Uitvoeringsregels bepaalde reistijd enkele reis voor de begeleider een uur of meer bedraagt.

  • 4. Ouders die van mening zijn dat er in hun geval sprake is van een ernstige benadeling in de zin van artikel 12 lid 1 onder c en artikel 18 lid 1 onder c van de Verordening dienen zelf bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt waaruit deze ernstige benadeling bestaat. Zonodig kunnen deze bewijsstukken door de gemeente worden voorgelegd aan een deskundige als bedoeld in artikel 9 lid 4 en artikel 16 lid 2 van de Verordening. Op basis van de ingeleverde bewijsstukken en eventuele adviezen van deskundigen, maakt de gemeente een afweging. Hierbij geldt het uitgangspunt dat ook het oplossen van problemen met de begeleiding die voortvloeien uit onvoorziene uitzonderlijke omstandigheden in beginsel tot de verantwoordelijkheid van ouders behoren.

Artikel 17: Advisering door deskundigen (art. 9 lid 4, 12 lid 1 en 16 lid 2 Verordening)

  • 1. De gemeente Brunssum maakt, indien nodig, gebruik van de diensten van de GGD Zuid-Limburg of een ander onafhankelijk medisch adviesorgaan om advies in te winnen ten aanzien van de passende vervoersvorm voor elke leerling afzonderlijk.

  • 2. Indien de medisch adviseur op grond van de medische stukken geen goed advies kan afgeven, kan het voorkomen dat een kind wordt opgeroepen voor een spreekuurbezoek. Indien de gemeente overgaat tot het inwinnen van een dergelijk advies, wordt de aanvrager geacht hier volledige medewerking aan te verlenen; de gemeente zal de betreffende advieskosten betalen.

  • 3. Indien de leerling op basis van een door het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs (zie artikel 1 van de Verordening) afgegeven indicatie de Monseigneur Hanssenschool in Hoensbroek bezoekt, is een adviesaanvraag zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 niet noodzakelijk om vast te stellen dat de Monseigneur Hanssenschool de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school is.

  • 4. Indien de leerling de school van Adelante of de Maasgouw bezoekt, is een adviesaanvraag zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 niet noodzakelijk om vast te stellen dat er sprake is van een handicap waarbij aangepast vervoer dient te worden toegekend. Voor deze leerling wordt steeds op basis van een handicap aangepast vervoer toegekend.

Artikel 18: Drempelbedrag (art. 14 Verordening)

  • 1. Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 14 van de Verordening moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Er dient een IB-60 formulier te worden bijgevoegd bij de aanvraag van de aanvrager en tevens van de eventuele partner. Onder partner wordt verstaan de (levens-)partner waarmee de aanvrager een relatie heeft en waarmee de aanvrager samenwoont.

  • 2. De kosten van openbaar vervoer over een afstand van 6 kilometer worden gelijkgesteld aan de kosten voor openbaar vervoer over twee vervoerszones van Arriva.

  • 3. Conform het bepaalde in artikel 14 van de Verordening wordt het drempelbedrag in mindering gebracht op de tegemoetkoming in de vervoerskosten dan wel de kilometervergoeding. In het geval van de Voor Elkaar Pas of aangepast vervoer dienen de ouders conform het bepaalde in artikel 14 van de Verordening een bijdrage ter hoogte van het drempelbedrag aan de gemeente te betalen.

  • 4. Het drempelbedrag wordt per leerling toegepast.

Artikel 19: Eigen bijdrage (art. 15 Verordening)

Conform artikel 15 van de Verordening kan een eigen bijdrage van toepassing zijn. De gemeente Brunssum verrekent in dat geval de eigen bijdrage met de tegemoetkoming in de vervoerskosten dan wel de uit te betalen kilometervergoeding. Daar waar de Voor Elkaar Pas of aangepast vervoer wordt toegekend dient de eigen bijdrage door ouders aan de gemeente betaald te worden.

Artikel 20: Noodopvang: ouders niet thuis

  • 1. Ouders dienen er aan het einde van de schooldag voor te zorgen dat iemand thuis is of bij de opstapplaats aanwezig is om de leerling op te vangen.

  • 2. Daar waar niemand bij de woning of opstapplaats aanwezig is, kan de gemeente noodopvang inzetten.

  • 3. Daar waar noodopvang geboden dient te worden, wordt te allen tijde Team Jeugd ingeschakeld en wordt een onderzoek ingesteld naar de huiselijke situatie van het kind.

  • 4. Kosten verbonden aan het bieden van noodopvang worden door het college op de ouders verhaald.

  • 5. Daar waar sprake is van herhaalde opvang in de noodopvang, zonder dat er sprake bleek te zijn van een uiterste noodsituatie bij de ouders, wordt de toekenning van het aangepast vervoer beëindigd en omgezet in een toekenning openbaar vervoer met begeleiding.

  • 6. Ook wanneer ouders de kosten verbonden aan het bieden van noodopvang niet betalen, wordt de toekenning aangepast vervoer beëindigd en omgezet in een toekenning openbaar vervoer met begeleiding.

Artikel 21: Overlast in het vervoer en ontzegging toegang tot vervoer

  • 1. Ouders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in het aangepast vervoer. Van hen wordt verwacht dat zij hun kinderen instrueren zich zo te gedragen, dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan.

  • 2. Misdragingen in het vervoer kunnen leiden tot onmiddellijke schorsing van het vervoer.

  • 3. Het college kan in het geval van herhaalde misdragingen een zitplaats in het aangepast vervoer voor een begeleider ter beschikking stellen. Het is aan ouders zelf om een geschikte begeleider te vinden. Het college regelt alleen het vervoer voor het traject waarop de begeleider samen met het kind reist.

  • 4. Herhaalde misdragingen in het vervoer alsmede ernstige misdragingen in het vervoer kunnen leiden tot een blijvende ontzegging van de toegang tot het aangepast vervoer. In die gevallen waarin de toegang tot het aangepast vervoer blijvend wordt ontzegd vanwege herhaalde misdragingen of een ernstige misdraging beëindigt het college de toekenning van aangepast vervoer en kent openbaar vervoer met begeleiding toe.

Artikel 22: Leerlingenvervoer hoogbegaafd kind

  • 1. De gemeente Brunssum gaat er vanuit dat de basisscholen in Brunssum in het kader van de Wet Passend Onderwijs voldoende verrijkings- en verdiepingsstof kunnen bieden aan hoogbegaafde leerlingen. Zij verstrekt daarom geen bekostiging voor vervoer naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het aanbod op dichterbij gelegen scholen onvoldoende is en tot onoverkomelijke problemen leidt.

  • 2. Indien de dichterbij gelegen school niet voldoende verrijkings- en verdiepingsstof kan bieden aan de hoogbegaafde leerling dan dient te worden gezocht naar een school binnen het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Heerlen e.o. die passend onderwijs biedt aan de betreffende leerling. Er zijn twee scholen binnen het Samenswerkingsverband Passend Onderwijs Heerlen e.o. die hieraan voldoen:

    Basisschool Hulsberg te Hulsberg en Basisschool Windekind te Heerlen.

  • 3. Bij een aanvraag leerlingenvervoer op grond van hoogbegaafdheid wordt van de ouders verlangd dat er een rapportage wordt meegezonden met de aanvraag, waaruit de GGD-arts of andere medisch adviseur kan opmaken dat de leerling hoogbegaafd is en geen passend onderwijs kan volgen op de eigen basisschool in Brunssum. De eigen basisschool van de leerling moet goed onderbouwd verklaren om welke reden men geen of onvoldoende verdieping- en verrijkingsstof aan kan bieden.

  • 4. Indien op grond van lid 3 van dit artikel wordt geconcludeerd dat de eigen basisschool inderdaad geen of onvoldoende verdiepings- en verrijkingsstof aan kan bieden en het dus noodzakelijk is dat het kind een andere school dan de dichtstbijzijnde school bezoekt, én ouders kiezen ervoor hun kind een andere basisschool dan een van de beide in lid 2 van dit artikel genoemde basisscholen te laten bezoeken terwijl deze school verder van het woonadres ligt dan de beide in lid 2 benoemde basisscholen, dan wordt alleen een tegemoetkoming verstrekt in de reiskosten over de afstand tussen het woonadres en de dichtstbijzijnde van de in lid 2 van dit artikel genoemde basisscholen.

Artikel 23: Structurele en tijdelijke handicap

Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledenmatenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan drie maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking worden afgegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Hoofdstuk 7: Overig

Artikel 24: Algemene weigeringsgronden

  • 1. Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of de leerling voldoet aan de criteria gesteld in de Verordening en deze Uitvoeringsregels. Weigeringsgronden zijn daarbij in elk geval:

    • Het bezoeken van een school die niet onder de definitie van school zoals gegeven in artikel 1 van de Verordening valt.

    • Een beperking van de leerling die korter dan drie maanden duurt.

    • Vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, zorgverlener, ziekenhuis, tandarts e.d.

    • Afwijkende schooltijden om andere redenen dan de in artikel 11 lid 1 en 2 van deze Uitvoeringsregels genoemde redenen.

  • Ouders zijn in de genoemde situaties zelf verantwoordelijk voor het regelen van het vervoer van hun kind.

  • 2. Er wordt op basis van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 geen vergoeding verstrekt voor vervoer naar een zorginstelling of medisch kinderdagverblijf. Dit betreft geen leerlingenvervoer, maar zorgvervoer. Leerlingenvervoer is bedoeld voor vervoer van school naar huis of van huis naar school.

Artikel 25: Hardheidsclausules (art. 22 en 23 Verordening)

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 kent twee hardheidsclausules. Dit betekent dat in gevallen die niet in de Verordening geregeld zijn (artikel 22 van de Verordening) óf waarin toepassing van de eisen van deVerordening tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden (artikel 23 van de Verordening) er met een beroep op deze bepalingen alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend.

Artikel 26: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Uitvoeringsregels treden in werking een dag na bekendmaking en hebben betrekking op aanvragen om een tegemoetkoming in de vervoerskosten of een vervoersvoorziening over de periode vanaf 1 maart 2022.

  • 2. Deze Uitvoeringsregels kunnen worden aangehaald als: Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2022 gemeente Brunssum.

  • 3. De Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2020 gemeente Brunssum worden per 1 maart 2022 ingetrokken.

Artikel 27: Overgangsbepaling

  • 1. In die gevallen waarin door de gemeente Brunssum ten behoeve van een leerling vóór 1 maart 2022 een tegemoetkoming in de vervoerskosten of een vervoersvoorziening is toegekend voor het schooljaar 2021/2022 en waarin de Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2020 gemeente Brunssum voordeliger zijn voor ouders, blijven voor het schooljaar 2021/2022 de Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2020 gemeente Brunssum van toepassing.

  • 2. Ook waar voor 1 maart 2022 een vervoersvoorziening bij de gemeente Brunssum voor het schooljaar 2021/2022 werd aangevraagd met een gewenste ingangsdatum voor 1 maart 2022 en waarop nog niet voor 1 maart 2022 door de gemeente Brunssum een besluit is genomen, zijn de Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2020 gemeente Brunssum voor het schooljaar 2021/2022 van toepassing als deze Uitvoeringsregels voor ouders voordeliger zijn.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 21 december 2021.

De burgemeester,

………………….

De secretaris,

………………….

Algemene toelichting:

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. De gemeente Brunssum heeft de ambitie dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs wordt geboden, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn. We willen de expertise naar het kind brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van de leerling als van ouders of verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van de leerling optimaal te benutten. De gemeente Brunssum wil daarom ook met het leerlingenvervoer kijken naar wat kinderen en gezinnen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.

Artikel 4, eerste lid van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het vergoeden van door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten ten behoeve van het schoolbezoek. Met de Verordening Leerlingenvervoer 2014 gemeente Brunssum (hierna: de Verordening) geeft de gemeente Brunssum uitvoering aan deze taak. De Verordening is daarmee de basis voor de toekenning van een (tegemoetkoming in de kosten van een) vervoersvoorziening.

Naast hetgeen in de Verordening geregeld wordt, blijkt in de praktijk dat er zich omstandigheden kunnen voordoen die niet of niet eenduidig in de Verordening geregeld zijn. Dit is aanleiding geweest om Uitvoeringsregels op te stellen die aansluiten bij de visie zoals bedoeld in het gemeentelijk beleidskader ‘Wij zijn Brunssum’.

In de voorliggende Uitvoeringsregels wordt nader uitgewerkt op welke wijze de gemeente Brunssum uitvoering geeft aan de geldende Verordening. Met deze Uitvoeringsregels beschikt de gemeente over een instrument om op een eenduidige wijze het vervoer voor leerlingen toe te kennen.

Bij het opstellen van deze Uitvoeringsregels voor het leerlingenvervoer wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de mogelijkheden van de leerling en niet (alleen) van zijn of haar beperkingen. Verder gaan wij ervan uit dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen. Zij dienen in de eerste plaats zelf te zorgen voor vervoer naar school. Ook wanneer omstandigheden dit bemoeilijken. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet op- of overdragen aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke Verordening doet hier iets aan af. Bij de toekenning van een voorziening op grond van de Verordening wordt gekeken naar de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden van het kind en zijn ouders. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is het uitgangspunt.

In bovenstaande Uitvoeringsregels wordt verwezen naar de artikelen uit de Verordening waar de uitvoeringsregel betrekking op heeft.