Nadere regels op de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Nadere regels op de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

Gelet op

1. Jeugdwet 2015

2. Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022

Besluit:

Vast te stellen navolgende Nadere regels Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022

In overweging nemende dat:

  • De Jeugdwet per 1 januari 2015 in werking is getreden;

  • Dat het beoogd maatschappelijk doel van de Jeugdwet is dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving;

  • Dat met de Jeugdwet wordt beoogd de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van de jongere en van diens gezin en sociale omgeving te versterken;

  • Dat het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van een jeugdige allereerst bij de ouders/verzorgers en de jeugdige zelf ligt;

  • Dat een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering en zo nodig de inzet van (hoog) gespecialiseerde jeugdzorg, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, bijdragen aan het beoogd maatschappelijke doel;

  • In de Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022 het kader voor het lokale beleid is vastgesteld;

  • Dat in deze Verordening de inzet op preventie, meer ondersteuning op maat en dichtbij inwoners georganiseerd centraal staat;

  • Dat daarmee bijgedragen wordt aan vroege signalering van opgroei- of opvoedingsproblemen en het versterken van het zelf oplossend vermogen van kinderen, jongeren en volwassenen, waarbij wordt ingezet op ondersteuning in de eigen leefomgeving;

  • Deze nadere regels zijn opgesteld als uitwerking op specifieke onderdelen van de Verordening.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De begrippen uit deze nadere regels die niet nader omschreven worden sluiten aan bij de begrippen zoals die gehanteerd worden in de Jeugdwet en de Verordening.

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • Aanvullende partij: een door de primaire partij betrokken jeugdhulpaanbieder die verantwoording aflegt aan jeugdige en/of ouders en aan de primaire partij.

    • Multiprobleemgezin: gezin met weinig zelfredzaamheid en problemen op meerdere domeinen (bijvoorbeeld wonen, inkomen, gezondheid). Pas bij een combinatie van problemen op meerdere domeinen én onvoldoende eigen kracht is sprake van multiprobleemgezin.

    • Primaire aanbieder: de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder die verantwoordelijk wordt gehouden voor de uitvoering van het hulpverleningsplan (opgesteld op basis van het perspectiefplan) en de resultaten.

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Afbakening Individuele voorzieningen

  • 1.

    Een individuele voorziening ziet op (hoog)specialistische jeugdhulp en verblijf en is in ieder geval niet:

    • a.

      alle voorzieningen die het onderwijs vanuit de Wet Passend Onderwijs dient aan te wenden ten einde de jeugdige die extra ondersteuning nodig heeft een onderwijsplek aan te bieden;

    • b.

      alle voorzieningen die geboden worden vanuit de Kinderopvang;

    • c.

      alle voorzieningen en interventies die behoren tot het voorliggende veld en die vrij-toegankelijk zijn en/of (kunnen) worden uitgevoerd door een Lokaal Team of de Jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      gemeentelijke regelingen waar (de ouders van) de jeugdige op grond van een laag inkomen gebruik van kunnen maken om de jeugdige toegang te verstrekken tot sport, dans, muziek, beeldende kunst of theater;

    • e.

      alle interventies die louter gericht zijn op de eigen problematiek van ouders zoals begeleiding en mediation tussen ouders;

    • f.

      alle voorzieningen die vergoed worden op grond van een (aanvullende) zorgverzekering of die in specifieke situaties ondersteunend aan een jeugdhulpverleningstraject ingezet kunnen worden maar die niet afzonderlijk beschouwd worden als specialistische jeugdhulp.

Artikel 2.2 Ernstige enkelvoudige dyslexiezorg

  • 1.

    Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek en/of behandeling van enkelvoudige ernstige dyslexie indien:

    • a.

      de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      de basisschool de stappen doorlopen heeft zoals beschreven in de protocollen dyslexie zoals ze gelden binnen het samenwerkingsverband en specifiek de vergoedingsregeling die daar onderdeel van is.

Artikel 2.3 Ondersteuningsprofielen (hoog)specialistische jeugdhulp

  • 1.

    Specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf wordt geleverd binnen één van de volgende elf ondersteuningsprofielen:

    • a.

      Profiel 1: jeugdige met psychosociale problemen en problematische relaties tussen ouders;

    • b.

      Profiel 2: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen en ouders die problemen ervaren met opvoeden;

    • c.

      Profiel 3: jeugdige met ouders met een ziekte of beperking;

    • d.

      Profiel 4: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags-, en/of psychiatrische problemen met ouders met psychi(atri)sche problemen;

    • e.

      Profiel 5: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind factoren (psychiatrisch en/of somatisch);

    • f.

      Profiel 6: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags-, en psychiatrische problemen binnen multiprobleemgezinnen;

    • g.

      Profiel 7: jeugdige met een verstandelijke beperking;

    • h.

      Profiel 8: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen met een beneden gemiddelde intelligentie;

    • i.

      Profiel 9: jeugdige met een lichamelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel;

    • j.

      Profiel 10: jeugdige van 0 – 6 jaar en hun gezin die gezien hun leeftijd en de complexiteit van de problematiek specifieke kennis, procesdiagnostiek en specifieke ouder/kind interventies behoeven;

    • k.

      Profiel 11: jeugdige en gezin die in een crisissituatie terecht zijn gekomen.

  • 2.

    Een jeugdige ontvangt op enig moment altijd maar specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp binnen één ondersteuningsprofiel.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid kan een individuele voorziening verstrekt worden voor twee verschillende profielen als:

    • a.

      naast zorg in natura voor het ene ondersteuningsprofiel een persoonsgebonden budget voor een ander ondersteuningsprofiel verstrekt wordt, of;

    • b.

      als een van de ondersteuningsprofielen het in het eerste lid onder k bedoelde ondersteuningsprofiel is (profiel 11).

  • 4.

    Binnen het ondersteuningsprofiel dient de jeugdhulpaanbieder van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp alle benodigde jeugdhulp te bieden aan de jeugdige, eventueel door als primair aannemer een aanvullende partij in te schakelen.

  • 5.

    Binnen één gezin kunnen jeugdigen ieder specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met een eigen ondersteuningsprofiel ontvangen.

  • 6.

    Specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met een ondersteuningsprofiel zoals bedoel in het eerste lid onderdeel k (profiel 11) kan gestart worden voorafgaande aan het besluit van het college.

Artikel 2.4 Intensiteiten specialistische individuele voorzieningen

  • 1.

    Specialistische jeugdhulp wordt geleverd met één van de volgende vier intensiteiten:

    • a.

      perspectief

    • b.

      intensief

    • c.

      duurzaam licht

    • d.

      duurzaam zwaar

  • 2.

    Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder samen met de jeugdige en/of zijn ouders de benodigde intensiteit van de hulp. Het Lokaal Team kan hiervoor een zwaarwegend advies meegeven.

Artikel 2.5 Intensiteit en herbeoordeling

  • 1.

    Een jeugdige ontvangt op enig moment altijd maar specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met één intensiteit.

  • 2.

    Het college kan de noodzaak van de voortzetting van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp met de intensiteiten duurzaam licht en duurzaam zwaar periodiek laten herbeoordelen door het Lokaal team.

  • 3.

    Een herbeoordeling zoals bedoeld in het tweede lid, vindt in ieder geval plaats in de volgende situaties:

    • a.

      De ouders en/of jeugdige geven aan het lokale team aan dat de hulpvraag wezenlijk is gewijzigd;

    • b.

      De aanbieder van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp geeft aan het lokale team aan dat de hulpvraag wezenlijk is gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

Artikel 3.1 Onderzoek individuele voorziening

  • 1.

    Ten behoeve van het onderzoek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 2.

    Het college kan, indien nodig met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 3.

    Als een familiegroepsplan is opgesteld, wordt dit bij het onderzoek betrokken.

  • 4.

    In het onderzoek is er aandacht voor:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      de vraag of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

      • I.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • II.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • III.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • IV.

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een algemene, andere voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

  • 5.

    De bevindingen uit het onderzoek worden vastgelegd in het perspectiefplan. De jeugdige en/of zijn ouders krijgen de mogelijkheid om op het perspectiefplan te reageren door middel van het aanleveren van correcties en/of aanvullingen. In overleg wordt een reactietermijn afgesproken. Onjuistheden en feiten worden aangepast, opmerkingen en meningen komen niet in de plaats, maar worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.2 Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die ouders(s) en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouder(s)/verzorgers moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden, ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn onder andere :

    • a.

      Ondersteunen bij eet- en drinkmomenten voor jeugdigen met een lichamelijke beperking;

    • b.

      Uitvoeren van oefeningen met jeugdigen die door een arts of paramedicus (bijvoorbeeld fysiotherapeut, ergotherapeut of logopedist) geadviseerd zijn;

    • c.

      Aanleren van huishoudelijke vaardigheden zoals opruimen, boodschappen doen en koken;

    • d.

      Het toedienen van medicatie bij een jeugdige bijvoorbeeld tijdens een maaltijd of voor het naar bed gaan.

  • 2.

    Voor zover het gebruikelijk is dat ouders hun kinderen bepaalde hulp bieden, zal het college geen jeugdhulp inzetten. Ter beoordeling wordt gebruik gemaakt van de in bijlage 1 opgenomen “Richtlijnen gebruikelijk zorg voor ouder(s)/verzorger(s) voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd”.

  • 3.

    Het college kan jeugdhulp inzetten als de noodzakelijke hulp van ouders voor hun kinderen in langdurige situaties voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen uitgaat boven de hulp die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben.

  • 4.

    Het college maakt voor wat betreft gebruikelijke hulp onderscheid in kortdurende en langdurige situaties:

    • Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

    • Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 5.

    In kortdurende situaties moeten in beginsel alle vormen van zorg en ondersteuning door de ouder(s)/verzorger(s) worden geboden.

Artikel 3.3 Eigen kracht

  • 1.

    Eigen kracht is de eigen verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden van de jeugdige en diens ouder(s)/verzorger(s) om problemen bij opgroeien of in de opvoeding op te lossen, eventueel door de ontwikkeling- en inzet van het sociale netwerk of door inzet van algemene voorzieningen of andere voorzieningen.

  • 2.

    Ook als sprake is van hulp die boven de gebruikelijke hulp uitstijgt, zijn de ouder(s)/verzorger(s) in beginsel verantwoordelijk voor het bieden van die hulp tenzij die hulp de eigen kracht overstijgt.

  • 3.

    De beoordeling van “eigen kracht’ ziet onder meer op;

    • a.

      de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige;

    • b.

      de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;

    • c.

      de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van de ouders(s)/verzorger(s)

    • d.

      zijn ouder(s)/verzorger(s) in staat- en beschikbaar zijn de noodzakelijke hulp te bieden;

    • e.

      levert het bieden van noodzakelijke hulp door de ouder(s)/verzorger(s) overbelasting op;

    • f.

      de mogelijkheid om het sociale netwerk in te zetten of het sociale netwerk te ontwikkelen.

Artikel 3.4 (Dreigende) overbelasting ouder(s)/verzorger(s)

  • 1.

    In geval van (dreigende) overbelasting kan, ook als sprake is van gebruikelijke hulp, een individuele voorziening worden ingezet, totdat de (dreigende) overbelasting is opgeheven.

  • 2.

    De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting is altijd tijdelijk. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting op te lossen en dat zij in de tijd dat jeugdhulp wordt gegeven werken aan dit plan van aanpak.

  • 3.

    Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die geboden wordt. Bij overbelasting met een andere oorzaak dan de zorg aan het kind dient de oorzaak van deze overbelasting opgelost te worden.

  • 4.

    Wanneer de geldigheidsduur van de indicatie is verlopen en een herindicatie wordt aangevraagd, zal onderzocht worden of en welke inspanningen zijn verricht om de overbelasting terug te dringen.

Artikel 3.5 Beoordeling (dreigende) overbelasting

  • 1.

    Het college bepaalt of er sprake is van overbelasting voordat wordt bepaald of er sprake is van gebruikelijke zorg.

  • 2.

    Overbelasting of dreigende overbelasting wijst op een (dreigende) verstoring tussen draagkracht en draaglast. Naast de aard en de ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat sprake is van draagkrachtvermindering bij de gebruikelijke verzorger en/of dat deze het gevolg is van draaglastverhoging door de ernst van de problemen of beperkingen van het kind.

  • 3.

    Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

    • a.

      Lichamelijke conditie ouder/verzorger;

    • b.

      Geestelijke conditie ouder/verzorger;

    • c.

      Wijze van omgaan met problemen (coping);

    • d.

      Motivatie voor zorgtaak;

    • e.

      Mogelijkheid tot inzet van het sociaal netwerk.

  • 4.

    Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

    • a.

      Omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;

    • b.

      Woonsituatie;

    • c.

      Inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;

    • d.

      Woonsituatie;

    • e.

      Bijkomende sociale problemen;

    • f.

      Bijkomende emotionele problemen;

    • g.

      Bijkomende relationele problemen.

  • 5.

    Wanneer het college van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid het gevolg zijn van de gezondheid van de ouder/verzorger, dient dit door of onder verantwoordelijkheid van een arts beoordeeld te worden.

  • 6.

    Het college kan bij haar onderzoek ook vragen naar een verklaring van de behandelend arts of huisarts van de ouder/verzorger met betrekking tot de (dreigende) overbelasting.

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorziening

Artikel 4.1 Aanvraag vervoersvoorziening

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een schriftelijke aanvraag indienen voor een vervoersvoorziening dan wel een vergoeding, indien zij in aanmerking willen komen voor een individuele vervoersvoorziening.

  • 2.

    De aanvraag voor een vervoersvoorziening dan wel een vergoeding wordt zo mogelijk samen gedaan met de aanvraag voor een individuele voorziening jeugdhulp.

Artikel 4.2 Criteria vervoersvoorziening/vergoeding

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend wanneer:

    • a.

      het gaat om een vervoersvraag voor een jeugdige die een indicatie heeft voor een individuele voorziening jeugdhulp, en;

    • b.

      er sprake is van een medische noodzaak dan wel een beperking in de zelfredzaamheid, en;

    • c.

      het voor de jeugdige en/of zijn ouders niet mogelijk is om op eigen (financiële) kracht en eigen verantwoordelijkheid (al dan niet gedeeltelijk en/of met behulp van het eigen netwerk) het vervoer te organiseren, en;

    • d.

      er geen andere regeling/voorziening is waarvan de jeugdige gebruik kan maken voor het vervoer naar de jeugdhulpvoorziening, en;

    • e.

      er geen passende jeugdhulpvoorziening op kortere afstand beschikbaar is, en;

    • f.

      de minimale afstand tot de jeugdhulpvoorziening meer dan 10 kilometer bedraagt; alles daaronder wordt gezien als verantwoordelijkheid van ouders en er wordt van hen verwacht dat zij dit zelf regelen.

Artikel 4.3 Toekenning vervoersvoorziening/vergoeding

  • 1.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding.

  • 2.

    Het college betrekt bij de afwegingen over de toekenning van een vervoersvraag de mogelijkheden die er voor een jeugdige zijn om zelfstandig te leren reizen.

Artikel 4.4 Passende vervoersvoorziening

  • 1.

    Als aan de criteria onder 4.2 is voldaan bepaalt het college in overleg met de ouders welke (combinatie van) vervoersvoorziening(en) het meest passend is.

  • 2.

    De volgende vormen worden onderscheiden op volgorde van afweging:

    • a.

      een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

    • b.

      een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien door de ouders wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken of indien de jeugdige zelf kan leren reizen met openbaar vervoer;

    • c.

      aansluiting bij reeds bestaande vervoersbewegingen in het kader van de Wmo en/of leerlingenvervoer binnen (aanvullende) afspraken met het betreffende vervoersbedrijf voor zover dit mogelijk blijkt na onderzoek van de gemeente;

    • d.

      kilometervergoeding indien de ouders of iemand uit het sociaal netwerk de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief: € 0,19 per km, van toepassing op het aantal km bij meer dan 10 km enkele reis;

    • e.

      aangepast vervoer (taxivervoer) indien voorgaande mogelijkheden niet tot de opties behoren.

Hoofdstuk 5 PGB Tarieven

Artikel 5.1 Tarieven PGB Jeugd

  • 1.

    De maximale tarieven voor een PGB Jeugd bedragen:

PGB Zorgcategorie

Product

 

Tarieven 2022

Tarieven ZZP 2022 (85%)

Ambulante jeugdzorg

Pgb Ambulant jeugdzorg HBO

uurtarief

€ 75,95

€ 64,56

Pgb Ambulant jeugdzorg WO

uurtarief

€ 98,18

€ 83,45

Dagbehandeling jeugdzorg

Pgb dagbehandeling jeugdzorg

tarief dagdeel

€ 86,38

€ 73,42

Verblijf jeugdzorg

Verblijf jeugdzorg begeleid wonen

etmaal

€ 38,08

€ 32,37

Verblijf jeugdzorg gezinshuis

etmaal

€ 154,64

€ 131,44

Verblijf jeugdzorg

etmaal

€ 232,44

€ 197,57

Verblijf jeugdzorg zwaar

etmaal

€ 309,09

€ 262,73

Generalistische basis GGZ

Pgb Generalistische basis GGZ

uurtarief

€ 98,18

€ 83,45

Specialistische GGZ

Pgb specialistische GGZ

uurtarief

€ 109,23

€ 92,85

Begeleiding individueel / groep

Pgb Begeleiding individueel

uurtarief

€ 41,89

€ 35,61

Pgb Begeleiding groep zonder vervoer

dagdeel

€ 51,77

€ 44,00

Pgb Begeleiding groep met vervoer

dagdeel

€ 58,00

€ 49,30

Persoonlijke verzorging

Pgb Persoonlijke verzorging

uurtarief

€ 31,58

€ 26,84

Kortdurend verblijf

Pgb Kortdurend verblijf

etmaal

€ 118,03

€ 100,33

Behandeling (L)VB

Pgb Behandeling (L)VB individueel

uurtarief

€ 75,95

€ 64,56

Pgb Behandeling (L)VB groep

dagdeel

€ 86,38

€ 73,42

Verblijf (L)VB

Pgb Verblijf (L)VB licht

etmaal

€ 152,55

€ 129,67

Pgb Verblijf (L)VB

etmaal

€ 218,86

€ 186,03

Pgb Verblijf (L)VB zwaar

etmaal

€ 285,74

€ 242,88

Overig

Niet-professionele zorg (voor begeleiding, persoonlijke verzorging)

uurtarief

€ 23,37

nvt

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2022 en worden ieder opvolgend kalenderjaar geïndexeerd op grond van de verordening. Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de jaarlijks geïndexeerde tarieven.

Hoofdstuk 6 Afsluitende bepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden, na vaststelling door het college, in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze nadere regels worden de oude nadere regels, de Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2018, ingetrokken.

  • 3.

    Deze nadere regels worden aangehaald als : Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Zaanstad 2022.

Toelichting

De nadere regels bieden een uitwerking van specifieke bepalingen in de verordening. Soms gaat het om een ‘kan-bepaling‘ in de verordening. Niet in al deze gevallen is er al voor gekozen om deze nadere regels ook daadwerkelijk in te vullen. De Verordening biedt de mogelijkheid de nadere regels op een later tijdstip aan te vullen.

Artikel 2.1 Afbakening individuele voorzieningen

Artikel 2.1 lid 1 onder a de wet Passend onderwijs legt een zorgplicht bij scholen. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een goede onderwijsplek te bieden. Hiervoor werken reguliere en speciale scholen in het primair en voortgezet onderwijs samen in samenwerkingsverbanden. Het onderwijs besluit niet over de inzet van specialistische jeugdhulp, dit is aan de lokale toegang of derde verwijzer. Betrokkenheid van Leerplicht is dan voorliggend. Alle verrichtingen die behoren bij Passend onderwijs zijn niet declarabel vanuit de contracten met specialistische jeugdhulpaanbieders, waaronder (niet limitatief):

  • Meting cognitief niveau;

  • Klasse observaties;

  • Trainingen in sociale vaardigheden;

  • Interventies ten behoeve van klassenmanagement (zoals Taakspel en Beter bij de Les);

  • Schrijfoefeningen;

  • Ondersteuning bij ernstige lees-, spellings- en/of rekenproblemen;

  • Ondersteuning vanwege hoogbegaafdheid in de onderwijssetting;

  • Logopedisch onderzoek;

  • Diagnostiek en behandeling met betrekking tot dyslexie en dyscalculie;

  • Begeleiding van leerkrachten;

  • Stagebegeleiding;

  • Hulp bij plannen van schoolwerk.

Artikel 2.1 lid 1 onder b wijst voor zich.

Artikel 2.1 lid 1 onder c, hieronder valt (niet limitatief):

  • Opvoedcursussen, waaronder Positief opvoeden, cursus voor gescheiden ouders van kinderen, gespreksgroep Peuter in zicht, Opvoeden en Zo, Beter omgaan met pubers;

  • Ondersteuning bij leeftijdsfase gebonden problematiek zoals slaapproblemen, emotie-regulatieproblemen en onzekerheid;

  • Inzet van Steunouders en andere vormen van informele ondersteuning voor kinderen en gezinnen;

  • Sociale vaardigheden trainingen;

  • Piep zei de muis;

  • Rots en Water weerbaarheidstraining;

  • Doe Praat groep;

  • Geef me de 5;

  • Faalangsttrainingen;

  • Huiswerkbegeleiding / het trainen van executieve functies;

  • Ondersteuning aan jonge mantelzorgers;

  • Mama Cafés;

  • Kinderactiviteiten (cursussen, knutsel-, spel- en sportactiviteiten);

  • Alle interventies die uitgevoerd kunnen worden door schoolmaatschappelijk werk.

  • Ondersteuning en begeleiding die geboden wordt door jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, of professionals van de Lokale Teams;

  • Steun bij scheiding door de gezins- en opvoedcoaches gericht op het op weg helpen bij alle zaken waar een ouder in deze tijd mee te maken krijgt, denk aan opvoedvragen of vragen over het nieuwe samengestelde gezin;

  • Cursussen gericht op: Aanstaande ouders, Baby in huis, Baby in beeld, Communiceren met je puber, Dunstan babytaal, Opvoeden zo hou je het leuk, Peuter in zicht, Positief Opvoeden, Positief Opvoeden (gescheiden ouders) en Video hometraining;

  • Meedenken op de Gezonde School aanpak, zoals bewegen en sport, mediawijsheid, roken, alcohol en drugs, voeding, welbevinden, relaties en seksualiteit, fysieke veiligheid, hygiëne, huid en gebit en milieu en natuur;

  • Informatie en Advies met betrekking tot gezondheid, voorlichting en opvoeding;

  • Uitvoeren van prenatale huisbezoeken. Een prenataal huisbezoek wordt op indicatie aangeboden aan kwetsbare aanstaande ouders. Het gaat om gezinnen waar zorgen zijn ten aanzien van materiële omstandigheden, gezondheid, opvoeding en gezinsrelaties, onderwijs en werk of de sociale omgeving;

  • Aanpakken van ziekteverzuim volgens de M@ZL methode.

Artikel 2.1 lid 1 onder d en e; wijst voor zich

Artikel 2.1 lid 1 onder f hieronder valt (niet limitatief):

  • Dier-ondersteunde interventies;

  • Psychomotorische therapie, boks-training;

  • De inzet van een kind-behartiger.

  • de inzet van een Kindercoach

  • Persoonlijke verzorging en verpleging ZvW

Artikel 2.2 Ernstige enkelvoudige dyslexiezorg

De hier opgenomen afbakening van de doelgroep van ernstige enkelvoudige dyslexie komt overeen met de huidige praktijk en professionele (landelijke) normen.

Artikel 2.3 Ondersteuningsprofielen (hoog) specialistische jeugdhulp

2.3 eerste lid: Het college heeft de specialistische, hoogspecialistische jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf ingekocht. Specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp is onderverdeeld in elf ondersteuningsprofielen. Een ondersteuningsprofiel is een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd.

Artikel 2.3 tweede lid, derde lid en vierde lid

Het ondersteuningsprofiel is een integraal pakket, wat betekent dat de betrokken jeugdhulpaanbieders geacht worden alle benodigde jeugdhulp binnen dit ondersteuningsprofiel te kunnen bieden. Daarom kan een jeugdige ook altijd maar één ondersteuningsprofiel tegelijkertijd hebben bij één jeugdhulpaanbieder. Uitzondering is de situatie waarin naast Specialistisch of Hoogspecialistische jeugdhulp, verblijf nodig is en/of ouders ook een persoonsgebonden budget ontvangen of waarin sprake is van inzet van profiel 11 (crisis).

Artikel 2.3 vijfde lid

Het ondersteuningsprofiel is een integraal pakket, op het niveau van de jeugdige en niet op gezinsniveau. Hiervoor is gekozen omdat kinderen binnen één gezin soms zeer diverse ondersteuningsbehoeften kunnen hebben. Het is niet realistisch om te verwachten dat alle ondersteuning aan verschillende kinderen binnen één gezin binnen één ondersteuningsprofiel past. Dit betekent niet dat de jeugdhulp binnen een ondersteuningsprofiel alleen op het kind gericht is. De bijbehorende ondersteuning richting de ouder hoort er ook altijd bij. Wanneer binnen een gezin verschillende kinderen jeugdhulp vanuit verschillende ondersteuningsprofielen ontvangen – en mogelijk daardoor ook door verschillende jeugdhulpaanbieders dan dienen zij onderling de hulp af te stemmen, al dan niet met ondersteuning van de lokale toegang.

Artikel 2.3 zesde lid

In de verordening is opgenomen dat een individuele jeugdhulpvoorziening in crisissituaties kan starten zonder dat een perspectiefplan is opgesteld. In de nadere regels is bepaald dat met crisishulp begonnen kan worden zonder voorafgaand besluit van het college. Deze crisishulp valt dan onder ondersteuningsprofiel 11.

Artikel 2.4 Intensiteiten

Artikel 2.4 eerste lid

Jeugdhulp binnen een ondersteuningsprofiel kan geboden worden met een bepaalde omvang.

De omvang van de jeugdhulp wordt uitgedrukt in intensiteiten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen jeugdhulp gericht op Herstel en met een Duurzaam karakter. Bij Herstel gaat het om hulpverleningstrajecten met een duidelijk resultaat dat binnen een korte (perspectief) of langere (intensief) periode behaald kan worden.

Bij de intensiteiten ‘Duurzaam’ is de verwachting dat stabilisatie het hoogst haalbare resultaat is. Ondersteuning is dan altijd voor lange tijd (soms zelfs altijd) nodig. Afhankelijk van de zwaarte van de problematiek wordt dan gekozen voor de intensiteit.

Voor de Specialistische jeugdhulp worden vier intensiteiten onderscheiden:

Perspectief: korte duur, lage Intensiteit (resultaat = beter worden/ herstel/ ontwikkelen)

Intensief: lange duur, hoge Intensiteit (resultaat = beter worden/ herstel/ ontwikkelen)

Duurzaam – licht: lage Intensiteit (resultaat = stabiliseren)

Duurzaam – zwaar: hoge Intensiteit (resultaat = stabiliseren)

Artikel 2.4 tweede lid

Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder samen met de jeugdige en/of zijn ouders de intensiteit. De lokale toegang kan hiervoor een zwaarwegend advies meegeven, bijvoorbeeld in het perspectiefplan. De intensiteit ligt bij specialistische jeugdhulp ook niet vast in het besluit. Een wijziging kan dan ook worden doorgevoerd zonder dat een nieuw besluit nodig is. In de zorgtoewijzing vanuit de gemeente ligt de intensiteit wel altijd vast. Bij een intensiteitswijziging binnen specialistische jeugdhulp dient de aanbieder dit daarom door te geven aan de gemeente.

Artikel 2.5 eerste lid

Net als met het ondersteuningsprofiel, kan er aan een jeugdige altijd maar specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met één intensiteit bij één aanbieder worden toegekend. Een combinatie van specialistische jeugdhulp met hoog-specialistische jeugdhulp bij een andere aanbieder is mogelijk. Evenals de combinatie met profiel 11 (Crisis), Verblijf, Dyslexie bij de inzet van een PGB.

Er kan, als dat nodig blijkt, van een lichtere naar een zwaardere intensiteit opgeschaald worden (of omgekeerd: afgeschaald). Wat dit betekent voor de financiering is onder andere vastgelegd in het administratieprotocol.

Artikel 2.5 tweede lid

In dit lid is geregeld dat het college (de facto de lokale toegang) de noodzaak van de voortzetting van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp periodiek kan herbeoordelen. Als bij de herbeoordeling blijkt dat hulp nog steeds nodig is, hoeft geen nieuwe besluit genomen te worden. Wanneer er geen of andere zorg nodig is, wordt dit natuurlijk wel in een nieuw besluit vastgelegd.

Artikel 3.3 Eigen kracht

Van ouders/verzorgers en huisgenoten wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. De omvang en inhoud van de ondersteuning bij de jeugdige is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. Dit is veelal het geval bij 1e of 2e-graads bloedverwanten van de jeugdige. Wanneer de hulpvraag groter is dan de gebruikelijke hulp, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Dit is echter pas het geval als de benodigde bovengebruikelijke hulp de eigen kracht overstijgt. Daarbij kan die eigen kracht dus zien op het eigen handelen, maar ook op de mogelijkheid om het sociale netwerk op te bouwen of in te zetten, of door de inzet van algemene of voorliggende voorzieningen. Voor de hulp die ouder(s)/verzorger(s) verlenen, hoeft de gemeente niet altijd jeugdhulp in te zetten. Uit de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet blijkt dat een voorziening niet nodig is als de jeugdige en zijn ouder(s) zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden. Dit wordt eigen kracht genoemd. Dit geldt ook als met de eigen kracht bovengebruikelijke hulp geleverd moet worden.

Artikel 3.4 en 3.5 (Beoordeling) (Dreigende) Overbelasting

(Dreigende) overbelasting vergt zorgvuldig onderzoek naar de oorzaak van de overbelasting en ook naar hoe de (dreigende) overbelasting verminderd kan worden. Om de oorzaak van de (dreigende) overbelasting weg te nemen moet een plan worden opgesteld. Omdat ouders geacht worden zich aan dit plan te houden is de inzet van een individuele voorziening in principe van tijdelijke aard. Als een herindicatie wordt aangevraagd moet dus beoordeeld worden in hoeverre ouders hebben geprobeerd de overbelasting te verminderen.

Ondertekening

Bijlage 1 Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouder voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd

Kinderen van 0 tot 3 jaar

-

Hebben 24 uur per dag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

-

Hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande tijden en ongeplande momenten, overname van zelfzorg nodig.

-

Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

-

Hebben 24 uur per dag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

-

Hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

-

Hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

-

Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

NB. Deze zorg voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudige complexe handicaps waaronder een verstandelijke handicap en een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief (bijv. van een kind van 0 tot 3 jaar).

Kinderen van 5 tot 8 jaar

-

Hebben tot 8 jaar overdag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet n staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

-

Hebben tot 8 jaar overdag nog voortdurend begeleiding nodig.

-

Hebben tot 8 jaar overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij overname van zelfzorg nodig.

-

Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 8 tot 18 jaar

-

Hebben vanaf 8 jaar geen zorg in de nabijheid nodig omdat zij in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

-

Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Bron: CIZ