Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2021;

gelet op het bepaalde in artikel 228A van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022.

Artikel 1 Definities

Deze verordening wordt verstaat onder:

  • gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting genoemd in:

    • a.

      artikel 2, onderdeel a wordt geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

    • b.

      artikel 2, onderdeel b wordt geheven van degene die een onroerend goed waarvan het verharde oppervlakte gelijk is aan of groter dan 1.000 m², en waarvan het hemelwater op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afgevoerd water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt.

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4. Indien blijkt, dat toegevoerd of opgepompt water niet op de riolering is geloosd en indien deze hoeveelheid tenminste 20% met een minimum van 50 kubieke meter van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, wordt de op voet van de overige onderdelen van dit lid bepaalde hoeveelheid water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid kubieke meter water.

  • 5. Indien voor de in artikel 3, eerste lid bedoelde percelen in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters niet de hoeveelheid water kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, zal de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar:

    • a.

      voor tot woning dienende percelen de hoeveelheid water bepalen op 135 m³;

    • b.

      voor gebruikers van niet tot woning dienende percelen de verdeelsleutel hanteren zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Vitens N.V. en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van de beschikbare gegevens.

  • 6. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven op basis van de gemiddelde neerslag per jaar voor de Regio Achterhoek, gemeten door het KNMI over een periode van 30 jaar, gecorrigeerd met het leidingwaterverbruik over het voorafgaande verbruiksjaar.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, bedraagt bij een afvoer van:

    • a.

      0 tot en met 2.500 m³ € 1,41 per m³;

    • b.

      2.501m³ tot en met 5.000 m³ € 1,41 per m³ voor de afvoer tot en met 2.500 m³ vermeerderd met € 1,07 per m³ voor de afvoer boven de 2.500 m³;

    • c.

      5.001 m³ of meer € 1,41 per m³ voor de afvoer tot en met 2.500 m³ vermeerderd met € 1,07 per m³ voor de afvoer boven de 2.500 m³ tot en met 5.000 m³ en vermeerderd met € 70,94 voor elke volle eenheid van 1.000 m³ water boven de 5.000 m³.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, bedraagt voor elke kubieke meter water € 0,54.

  • 3. Bij een tijdelijke lozing van water vanwege bronbemaling bedraagt de aanslag voor elke volle eenheid van 1.000 m³ water: € 70,94.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekening van Vitens N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2. In geval van een tijdelijke lozing van water vanwege bronbemaling is het belastingtijdvak, in afwijking van het eerste lid, gelijk aan de duur van het plan c.q. werk.

  • 3. In alle andere gevallen dan in het eerste of tweede lid bedoeld, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Vitens N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt de voorschotnota aangemerkt of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. Bevoegd tot de toezending of uitreiking van de kennisgeving in de vorm van voorschotnota’s of afrekening van Vitens N.V. is de manager Klant en Facturatie van dat bedrijf.

  • 3. De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend.

  • 4. Ingeval aan de belastingschuldige geen nota’s van Vitens N.V. worden verzonden, wordt de belasting geheven bij wege van aanslag.

  • 5. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. De vorige leden van dit artikel zijn niet van toepassing ingeval van een tijdelijke lozing van water vanwege bronbemaling.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. Het op basis van artikel 8, eerste lid, voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag, moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Vitens N.V. moet worden betaald.

  • 2. De op basis van artikel 8, vierde en vijfde lid, opgelegde aanslagen moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Indien een belastingplichtige voor kwijtschelding in aanmerking komt wordt bij de rioolheffing kwijtschelding verleend van de betaalde rioolheffing tot een maximum van 45 m³ x het aantal personen in het huishouden.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 6. De 'Verordening rioolheffing 2021’ van 22 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 7. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 8. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 9. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2022'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op d.d. 21 december 2021

De griffier,

M.A.J.B. Fiering,

De voorzitter,

A.B. Stapelkamp