Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

Geldend van 20-05-2022 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

De raad van de gemeente Dalfsen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 9 november 2021, nummer 1357,

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet,

b e s l u i t :

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022”.

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een halve dag: een periode van 4 aaneengesloten uren of een gedeelte daarvan;

  • b.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • c.

    jaar: een kalenderjaar;

  • d.

    maand: een kalendermaand;

  • e.

    week: een periode van 7 achtereenvolgende dagen;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus - Tricijn.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins, rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, lid 1, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    voor het hebben boven openbare gemeentegrond van hijsbalken, raamdorpels, goten, gevellijsten en soortgelijke werken, deel uitmaken van een gebouw;

  • e.

    voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • f.

    brievenbussen ten dienste van PostNL;

  • g.

    oplaadpunten voor elektrische voertuigen (e-laadpalen).

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de bij deze verordening behorende tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van het voorwerp of de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing waarbij lid 5 van dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 van deze verordening wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of kwartaaltarief is opgenomen en het belastingtijdvak voor een langere periode dan een dag onderscheidenlijk een week, een maand of een kwartaal omvat, gelden deze tarieven per dag onderscheidenlijk week, maand of kwartaal van het belastingtijdvak.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 10. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Voor de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 14. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting 2021’ van 5 november 2020 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2022’.

TARIEVENTABEL

Tarieventabel, behorende bij de “Verordening precariobelasting 2022

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van een terras waarvoor geen privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen, per m²:

1.1.1.

per dag

0,00

1.1.2.

per week

0,00

1.1.3.

per maand

0,00

1.1.4.

per jaar

0,00

Hoofdstuk 2. Aankondigingsborden en automaten

2.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van (licht) reclame- of andere aankondigingsborden alsmede voor het hebben van automaten per object per m²:

2.1.1.

per week

1,50

2.1.2.

per maand

3,70

2.1.3.

per jaar

43,70

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 20 december 2021.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E. van Lente drs. J. Leegwater