Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022

Geldend van 01-04-2022 t/m 31-05-2022

Intitulé

Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022

Toelichting

Op 1 januari 2022 treedt de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 (RIS309977) in werking. Ter uitvoering van deze verordening stelt het college voorliggende regeling vast. De regeling treedt ook op 1 januari 2022 in werking en vervangt verschillende besluiten inzake parkeerregulering en parkeerbelastingen.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

gelet op:

  • -

    de artikelen 225, 234 en 235 van de Gemeentewet,

  • -

    de artikelen 2:1, 2:2, 5:1, 5:6, 5:8, 5:9 en 5:11 van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022,

  • -

    de artikelen 15, eerste lid, en 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994,

  • -

    artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer,

  • -

    de artikelen 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit:

vast te stellen de volgende Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen zoals opgenomen in artikel 1:1 van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Deze regeling verstaat onder:

adres:

een in de basisregistratie adressen en gebouwen opgenomen verblijfsobject, ligplaats of standplaats;

ambassade:

in Den Haag gevestigde diplomatieke vertegenwoordiging van een andere staat;

ambulante zorgverlener:

huisarts, verloskundige of andere zorgverlener die zorg verleent bij zorgbehoevenden aan huis;

autodeelorganisatie:

bedrijf dat motorvoertuigen voor autodelen aanbiedt;

autoparkeernorm:

hetgeen daaronder wordt verstaan in de Nota parkeernormen Den Haag 2021 (RIS309940)

bedrijf:

onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007;

bewoner:

ingezetene als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, die in de basisregistratie personen op een adres in de gemeente Den Haag is ingeschreven;

free-floating autodelen:

autodelen waarbij het motorvoertuig op alle parkeerapparatuurplaatsen mag parkeren;

groengele zone:

een gebied waar een winkelstraatregeling geldt, waarbij een motorvoertuig tegen een tarief van € 0,10 ten hoogste 60 minuten mag parkeren;

grootschalige woningbouwontwikkeling:

een ruimtelijke ontwikkeling waarbij meer dan 100 woningen in het centrum worden gebouwd, meer dan 65 woningen in de vooroorlogse wijken of meer dan 50 woningen in de naoorlogse wijken, als bedoeld in de Nota parkeernormen Den Haag 2021 (RIS309940);

hoofdwinkelstructuur:

het ruimtelijke netwerk van winkelconcentraties in Den Haag, als bedoeld in de Kadernota Detailhandel Den Haag (RIS300626);

huurder of gebruiker:

degene aan wie een motorvoertuig ter beschikking is gesteld krachtens een overeenkomst voor een periode van ten minste drie maanden;

internationale organisatie:

een volkenrechtelijke organisatie die een zetelovereenkomst met het Koninkrijk der Nederlanden heeft gesloten en gevestigd in Den Haag;

mantelzorg:

zoals omschreven in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

onderhoudsbedrijf:

in het handelsregister ingeschreven aannemingsbedrijf, onderhoudsbedrijf of storingsbedrijf;

onderhoudsdagvergunning:

parkeervergunning voor een onderhoudsbedrijf die het college voor de duur van een dag verleent;

parkeerplaats op eigen terrein:

een plaats die juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld is om motorvoertuigen te parkeren, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer toegankelijk;

station-based autodelen:

autodelen waarbij het motorvoertuig alleen op een aangewezen belanghebbendenplaats mag parkeren;

werkingstijd:

tijd gedurende welke voor het parkeren van een motorvoertuig parkeerbelasting wordt geheven;

winkelgebied:

een kerngebied met ten minste vijf aaneengesloten verkooppunten of drie geclusterde winkels, waarvan een trekker van ten minste 200 m2 winkeloppervlak, bij voorkeur een supermarkt;

vergunningenplafond:

aantal bewoners- en bedrijfsvergunningen dat het college ten hoogste verleent binnen een vergunninggebied en het aantal stadsbrede autodeelvergunningen dat het college ten hoogste verleent;

verordening:

Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022;

winkelstraatregeling:

een parkeerregeling waarbij de parkeerplaatsen op de aangewezen wegen of weggedeelten op de vastgestelde tijden uitsluitend parkeerapparatuurplaatsen zijn en niet mede bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders, met uitzondering van houders van een gehandicaptenvergunning, een functionele vergunning of een onderhoudsdagvergunning.

Hoofdstuk 2 Parkeergebieden en parkeerregelingen

Paragraaf 2.1 Aanwijzing parkeergebieden

Artikel 2.1.1 Plaatsen en tijden betaald parkeren en de toepassing van de wielklem

De bij dit besluit behorende bijlage 1 ‘Plaatsen en tijden betaald parkeren en de toepassing van de wielklem’ vermeldt:

  • a. de plaatsen waar en de tijden waarop tegen betaling van de parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 5:1 van de verordening mag worden geparkeerd;

    b. de plaatsen waar de wielklem wordt toegepast; en

    c. de plaatsen waar mag worden geparkeerd met een vergunning als bedoeld in artikel 2:1 van de verordening.

Hoofdstuk 2.2 Invoering parkeerregulering

Artikel 2.2.1 Doel invoering parkeerregulering

  • 1.

    In een ruimtelijk aaneengesloten en geografisch samenhangend gebied waar uit parkeertellingen blijkt dat een parkeerdruk hoger dan 90% is, kan het college parkeerregulering invoeren, als in het gebied voldoende draagvlak onder de inwoners bestaat.

  • 2.

    Als bij een voorgenomen grootschalige woningbouwontwikkeling op voorhand vaststaat dat zonder ingrijpen de verhouding tussen de verwachte parkeervraag en het parkeeraanbod (parkeerbalans) op een onaanvaardbare wijze gaat veranderen, kan het college besluiten de parkeerregulering in te voeren.

Artikel 2.2.2 Draagvlakonderzoek

  • 1.

    Als uit een parkeertelling blijkt dat in een gebied de parkeerdruk hoger dan 90% is, gaat het college over tot een draagvlakonderzoek onder bewoners en bedrijven die woonachtig respectievelijk gevestigd zijn in dit gebied.

  • 2.

    Een draagvlakonderzoek kan achterwege blijven als:

    a. de nood- en hulpdiensten aangeven dat zij tijdens hun werk regelmatig worden gehinderd door de parkeersituatie in de buurt;

    b. de parkeerdruk hoger dan 100% is, omdat het parkeerprobleem dan zonder meer als urgent en bedreigend voor de leefbaarheid en de veiligheid van de buurt wordt beschouwd;

    c. bij een voorgenomen grootschalige woningbouwontwikkeling op voorhand vaststaat dat zonder ingrijpen de verhouding tussen de verwachte parkeervraag en het parkeeraanbod (parkeerbalans) op een onaanvaardbare wijze gaat veranderen.

  • 3.

    Het college herhaalt een draagvlakonderzoek niet eerder dan twee jaar na het eerste draagvlakonderzoek.

Artikel 2.2.3 Uitvoering draagvlakonderzoek

  • 1.

    Het voornemen een draagvlakonderzoek te houden bespreekt het college met de bewonersorganisatie uit de betreffende wijk.

  • 2.

    Het draagvlakonderzoek vindt plaats door middel van een korte (digitale) vragenlijst.

  • 3.

    Per kadastraal geregistreerd woonadres wordt een (digitale) vragenlijst bezorgd, gericht aan de hoofdbewoner van ieder adres.

  • 4.

    Per woonadres wordt maximaal één vragenlijst bezorgd. Het criterium woonadres is ook het criterium dat gehanteerd wordt bij de uitgifte van parkeervergunningen.

  • 5.

    Daarnaast wordt aan ieder bij het handelsregister ingeschreven bedrijf een vragenlijst verzonden.

Artikel 2.2.4 Bepaling uitslag draagvlakonderzoek

  • 1.

    Het college neemt de uitslag van het draagvlakonderzoek bij zijn besluitvorming in acht, als het ten minste 25% van de geldige vragenlijsten heeft ontvangen.

  • 2.

    De vragenlijsten zijn geldig als deze volledig en correct zijn ingevuld en voor het verlopen van de in de enquête vermelde retourtermijn zijn ontvangen.

  • 3.

    In verband met de gehanteerde verwerking van aan antwoordnummers gerichte post, worden ook vragenlijsten die tot en met twee werkdagen na de gestelde sluitingstermijn binnenkomen geaccepteerd en beoordeeld. Vragenlijsten die daarna nog binnenkomen worden niet meer meegenomen in het onderzoek.

  • 4.

    Het college besluit tot invoering van parkeerregulering, als het draagvlak voor invoering groter is dan 50%.

  • 5.

    Het draagvlak voor invoering van parkeerregulering wordt bepaald door na te gaan hoeveel respondenten voor en hoeveel respondenten tegen hebben gestemd. Alleen volledig en correct ingevulde enquêtes die tijdig zijn ingezonden worden meegenomen in de bepaling van het aantal voor- en tegenstemmen.

  • 6.

    Als er meer voor- dan tegenstemmen worden geteld, is het draagvlak groter dan 50%. Het gaat dus om het aantal respondenten en niet om het aantal adressen in de straat.

  • 7.

    De antwoorden 'geen mening' worden wel meegenomen bij de respons (>25%), maar hebben geen invloed op het wel of niet invoeren van parkeerregulering, dus tellen niet mee bij de 50%.

  • 8.

    Alle adressen waarop de vragenlijst ontvangen is, ontvangen ook een brief met daarin de uitslag en een toelichting waarom wel of niet parkeerregulering wordt ingevoerd.

Artikel 2.2.5 Invoering parkeerregulering

  • 1.

    Het college voert parkeerregulering in door de te reguleren wegen of weggedeelten bij besluit in bijlage 1 ‘Plaatsen en tijden betaald parkeren en de toepassing van de wielklem’ op te nemen.

  • 2.

    Het college bepaalt de begrenzing van het gebied waar de parkeerregeling wordt ingevoerd en volgt daarbij zoveel mogelijk de ruimtelijke contouren van het gebied. In de toelichting bij het invoeringsbesluit motiveert het college de gekozen begrenzingen.

Artikel 2.2.6 Evaluatie en wijziging parkeerregulering

  • 1.

    Een jaar na invoering van parkeerregulering wordt een parkeertelling gehouden en worden de gevolgen van de parkeerregulering geëvalueerd.

  • 2.

    Als uit de parkeertelling blijkt dat in de wijk een parkeerdruk van minder dan 90% is, dan is de conclusie dat de parkeerregulering het beoogde effect heeft en wordt de regeling niet gewijzigd.

  • 3.

    Als uit de evaluatie blijkt dat de parkeerdruk hoger is dan 90%, dan worden in overleg met de bewonersorganisatie parkeermaatregelen besproken, waarbij de parkeerregulering als onderdeel daarvan kan worden gewijzigd.

  • 4.

    Als wordt besloten tot wijziging van de parkeerregulering, dan wordt geen draagvlakonderzoek gehouden.

Paragraaf 2.3 Bijzondere parkeerregelingen

Artikel 2.3.1 Winkelstraatregeling

  • 1.

    Het college kan op verzoek van een vereniging als bedoeld in de Wet op de bedrijveninvesteringszones of een vergelijkbare ondernemersvereniging besluiten een winkelstraatregeling in te voeren.

  • 2.

    Het gebied waarop het verzoek betrekking heeft, is in een winkelgebied in de hoofdwinkelstructuur gelegen, waar ten minste 20 parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 3.

    Het college stelt de invoering van een winkelstraatregeling vast door bij besluit in bijlage 1 ‘Plaatsen en tijden betaald parkeren en de toepassing van de wielklem’ de wegen of weggedeelten aan te wijzen waar op de vastgestelde tijden de parkeerapparatuurplaatsen niet mede bestemd zijn voor het parkeren door houders van een parkeervergunning met de gebiedscode die voor het betreffende vergunninggebied geldt.

Artikel 2.3.2 Groengele zone

  • 1.

    Het college kan op verzoek van een vereniging als bedoeld in de Wet op de bedrijveninvesteringszones of een vergelijkbare ondernemersvereniging besluiten een groengele zone in te voeren.

  • 2.

    Het gebied waarop het verzoek betrekking heeft, is gelegen in een winkelgebied in de hoofdwinkelstructuur en geldt voor ten hoogste tien parkeerapparatuurplaatsen die het college in overleg met de in het eerste lid bedoelde vereniging aanwijst.

  • 3.

    Het college stelt de betrokken bewonersorganisatie in de gelegenheid haar zienswijze op het verzoek te geven.

  • 4.

    Het college stelt de invoering van een groengele zone vast door bij besluit in bijlage 1 ‘Plaatsen en tijden betaald parkeren en de toepassing van de wielklem’ de wegen of weggedeelten aan te wijzen waar op de vastgestelde tijden de parkeerapparatuurplaatsen niet mede bestemd zijn voor het parkeren door houders van een parkeervergunning met de gebiedscode die voor het betreffende vergunninggebied geldt.

  • 5.

    Het college evalueert de regeling uiterlijk een jaar na de invoering ervan.

Hoofdstuk 3 Gereserveerde parkeerplaatsen

Paragraaf 3.1 Algemene bepalingen

Artikel 3.1.1 Aanwijzing categorieën belanghebbenden

Het college kan parkeerplaatsen aanwijzen die uitsluitend bestemd zijn voor het parkeren van motorvoertuigen voor de volgende categorieën belanghebbenden:

  • a. gehandicapten;

    b. ambassades en internationale organisaties;

    c. huisartsen en verloskundigen.

Paragraaf 3.2 Procedure aanwijzing gereserveerde parkeerplaatsen

Artikel 3.2.1 Algemene bepaling 

  • 1.

    Het college bepaalt de locatie van een gereserveerde parkeerplaats en legt een gereserveerde parkeerplaats alleen aan op de locatie van een reeds bestaande openbare parkeerplaats.

  • 2.

    Het college legt geen gereserveerde parkeerplaats aan in een gebied:

    a. waar geen openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn;

    b. dat is afgesloten voor het doorgaand verkeer of waar een parkeerverbod geldt;

    c. dat is aangewezen als autovrije zone.

 

Artikel 3.2.2 Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen - algemeen 

  • 1.

    Het college kan op aanvraag bij verkeersbesluit een individuele gehandicaptenparkeerplaats reserveren, als de aanvrager:

    a. in het bezit is van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of passagiers dan wel een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart Haaglanden;

    b. volgens de basisregistratie personen is ingeschreven in de gemeente Den Haag op het adres waarop de aanvraag betrekking heeft, tenzij de aanvraag betrekking heeft op een gehandicaptenparkeerplaats bij het werkadres;

    c. in het bezit is van een in Nederland geldig rijbewijs, tenzij de aanvraag betrekking heeft op een gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers;

    d. houder, huurder of gebruiker is van het motorvoertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag heeft betrekking op de reservering van een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres of een werkadres.

  • 3.

    Bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onder b, overlegt de aanvrager:

    a. een werkgeversverklaring niet ouder dan drie maanden dan wel stukken waaruit blijkt dat hij op dat adres een zelfstandige onderneming voert;

    b. een verklaring van zijn werktijden.

  • 4.

    Bij een aanvraag voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers staat het motorvoertuig volgens het kentekenregister op het adres van de aanvrager geregistreerd. 

  • 5.

    Als een aanvrager in Den Haag is komen te wonen en een gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt, overlegt de aanvrager beoordelingsgegevens als deze zijn afgegeven door de keurende instantie in zijn voormalige woonplaats, teneinde deze gegevens mee te nemen in de beoordeling voor het wel of niet toekennen van de gehandicaptenparkeerplaats. 

  • 6.

    De kosten voor de medische beoordeling zoals genoemd in artikel 3.2.5 komen, bij zowel een eerste beoordeling als herbeoordeling, voor rekening van de aanvrager. 

  • 7.

    Als een aanvrager in het bezit is van zowel een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders als voor passagiers, beoordeelt het college de aanvraag als een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders. 

  • 8.

    Als de aanvraag aan de gestelde voorwaarden voldoet, neemt het college het verkeersbesluit. De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt gereserveerd door plaatsing krachtens het verkeersbesluit van bord E6 van bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord waarop ten hoogste een kenteken staat vermeld en, als de parkeerplaats bij het werkadres is gelegen, een onderbord met de werktijden van de aanvrager.  

  • 9.

    Bij de reservering van een individuele gehandicaptenparkeerplaats op een openbaar terrein dat geen eigendom van de gemeente is, overlegt de aanvrager bij de aanvraag de schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein om de parkeerplaats te reserveren. 

  • 10.

    De belanghebbende bij een gehandicaptenparkeerplaats deelt een wijziging van het kenteken waaraan de gehandicaptenparkeerplaats is verbonden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één week na wijziging, schriftelijk mee aan het college. 

  • 11.

    Het college kan het verkeersbesluit waarbij een individuele gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd, intrekken, als degene ten behoeve van wie de parkeerplaats is gereserveerd:

    a. niet langer voldoet aan de gestelde voorwaarden; 

    b. in strijd handelt met de aan het gebruik van de parkeerplaats gestelde voorschriften. 

  • 12.

    Het college kan het verkeersbesluit weigeren als binnen een periode van een jaar direct voorafgaande aan de datum van indiening van de aanvraag een eerder voor de aanvrager aangelegde parkeerplaats is opgeheven krachtens het elfde lid, onder b. 

  • 13.

    Het college weigert het verkeersbesluit te nemen als de plaats is gelegen in gereguleerd gebied en de aanvrager niet beschikt over een geldige parkeervergunning. 

  • 14.

    Een gehandicaptenparkeerplaats is niet vrijgesteld van parkeerbelasting. De belanghebbende bij de gehandicaptenparkeerplaats is in het bezit voor een voor het gebied geldende parkeervergunning. 

  • 15.

    Het college reserveert geen gehandicaptenparkeerplaats in een gebied waar een winkelstraatregeling geldt. 

  • 16.

    Het college stelt de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze te geven over de locatie waar het college de gehandicaptenparkeerplaats wil te reserveren.  

 Artikel 3.2.3 Individuele gehandicaptenparkeerplaats - ten behoeve van bestuurders

  • 1.

    Bij de aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van bestuurders overlegt de aanvrager:

    a. het aanvraagformulier voor de gehandicaptenvoorziening;

    b. documentatie van de medisch specialist waaruit blijkt dat de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft. 

  • 2.

    Het college besluit een gehandicaptenparkeerplaats te reserveren als uit het medisch advies, als genoemd in artikel 3.2.5, blijkt dat de aanvrager met of zonder hulpmiddelen ten hoogste 50 meter kan afleggen. 

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het college een gehandicaptenparkeerplaats reserveren, als sprake is van zwaarwegende sociaal-medische gronden of aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen. De aanvrager overlegt bij de aanvraag een verklaring van een onafhankelijk specialist of een advies van de Wmo- of zorgconsulent. De door het college aangewezen arts adviseert het college over de verklaring en de informatie over de sociaal-medische gronden. 

  • 4.

    Het college weigert het verkeersbesluit te nemen als de aanvrager beschikt of kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein, met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de ten hoogste, door middel een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.2.5, vastgestelde loopafstand. 

  • 5.

    Het college voert voor de beoordeling van de aanvraag een verkeerstechnisch onderzoek uit, zoals beschreven in artikel 3.2.6.  

  • 6.

    Indien de aanvrager in het bezit is van een gehandicaptenvergunning correspondeert het kenteken van deze vergunning met het kenteken dat hoort bij de individuele gehandicaptenparkeerplaats. 

 

Artikel 3.2.4 Individuele gehandicaptenparkeerplaats - ten behoeve van passagiers  

  • 1.

    Bij de aanvraag ten behoeve van passagiers overlegt de aanvrager:

    a. het aanvraagformulier voor de gehandicaptenvoorziening;

    b. documentatie van de medisch specialist waaruit blijkt dat de aanvrager ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft. 

  • 2.

    Het college besluit een gehandicaptenparkeerplaats te reserveren als uit het medisch advies, als bedoeld in artikel 3.2.5, blijkt dat de aanvrager: 

    a. met of zonder hulpmiddelen ten hoogste 50 meter kan afleggen; 

    b. de (tijdelijke) loopbeperking langer duurt dan 1 jaar; 

    c. niet beschikt of kan beschikken over een rolstoel of ander hulpmiddel waarmee de afstand tussen de woning en het voertuig kan worden overbrugd; 

    d. de gezondheidstoestand van de verzorgende partner of huisgenoot van de aanvrager niet toelaat dat deze de aanvrager begeleidt bij het in- en uitstappen of duwen van een rolstoel. 

  • 3.

    In het geval van het tweede lid, onder d, wordt zo nodig een medische beoordeling gedaan. De kosten van deze medische beoordeling zijn voor de aanvrager. 

  • 4.

    Het college besluit bij een aanvraag van een persoon tot 25 jaar een gehandicaptenparkeerplaats te reserveren als uit het medisch advies blijkt dat: 

    a. de aanvrager niet alleen bij de woning kan achterblijven als de ouder of verzorger het voertuig ophaalt of parkeert; 

    b. uit rapportage van een medisch specialist blijkt dat er zwaarwegende sociaal-medische gronden aanwezig zijn waarvoor een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers noodzakelijk is. 

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kan het college een gehandicaptenparkeerplaats reserveren, als sprake is van zwaarwegende sociaal-medische gronden of aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen. De aanvrager overlegt bij de aanvraag een verklaring van een onafhankelijk specialist of een advies van de Wmo- of zorgconsulent. De door het college aangewezen arts adviseert het college over de verklaring en de informatie over de sociaal-medische gronden.  

  • 6.

    Het college weigert het verkeersbesluit te nemen als de aanvrager beschikt of kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein, met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de ten hoogste, door middel een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.2.5, vastgestelde loopafstand. 

  • 7.

    Het college voert voor de beoordeling van de aanvraag een verkeerstechnisch onderzoek uit, zoals beschreven in artikel 3.2.6.  

  • 8.

    Voor de toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van passagiers heeft de aanvrager een partner of huisgenoot die in het bezit is van een in Nederland geldig rijbewijs. 

  • 9.

    Het college weigert het verkeersbesluit te nemen als de parkeerplaats is gelegen in gereguleerd gebied en de aanvrager niet beschikt over een geldige parkeervergunning. 

 

Artikel 3.2.5 Medische beoordeling 

  • 1.

    Voor de beoordeling van de aanvraag laat het college een geneeskundig onderzoek uitvoeren met betrekking tot de handicap van de aanvrager. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen arts. 

  • 2.

    Als het college het voornemen heeft om het verkeersbesluit te weigeren, dan stelt het de aanvrager in de gelegenheid binnen een door het college te stellen termijn medische stukken ter nadere onderbouwing van zijn aanvraag overleggen. Als deze stukken aanleiding geven tot een herbeoordeling, legt het college de medische stukken voor aan de keuringsarts. 

  • 3.

    De kosten voor de medische beoordeling, dan wel herbeoordeling, komen voor rekening de aanvrager. 

 

Artikel 3.2.6 Verkeerstechnisch onderzoek 

  • 1.

    Voor de beoordeling van de aanvraag voor het reserveren van een individuele gehandicaptenparkeerplaats voert het college een verkeerstechnisch onderzoek uit.

  • 2.

    Bij dit onderzoek wordt onderzocht: 

    a. of de aanvrager beschikt of kan beschikken over parkeergelegenheid op eigen terrein; 

    b. het aantal parkeerplaatsen en de parkeerdruk in de straat of het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft; 

    c. de beoogde locatie van de aan te leggen individuele gehandicaptenparkeerplaats, rekening houdend met de verkeersveiligheid. 

  • 3.

    Het verkeerstechnisch onderzoek wordt binnen de geschatte maximale loopafstand van de aanvrager uitgevoerd. 

  • 4.

    Het verkeerstechnisch onderzoek wordt op drie verschillende tijdstippen verricht: éénmaal in de ochtenduren, éénmaal in de middaguren en éénmaal in de avonduren. 

  • 5.

    Als de aanvrager specifieke tijdstippen op het aanvraagformulier heeft aangeven waarop de parkeerdruk als hoog wordt ervaren, vindt er driemaal onderzoek plaats op de aangegeven dagdelen. 

  • 6.

    Het college neemt het verkeersbesluit als uit het verkeerstechnisch onderzoek blijkt dat binnen de maximale loopafstand van de aanvrager twee keer geen parkeerplaats beschikbaar is en de aanvrager niet kan beschikken over een parkeergelegenheid op eigen terrein. 

  • 7.

    Als norm voor het vaststellen van beschikbare parkeerplaatsen geldt: 

    a. geen: tot drie parkeerplaatsen; 

    b. voldoende: drie of meer parkeerplaatsen. 

  • 8.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op de openbare weg is ten hoogste: 

    a. parallel aan de stoeprand: 1,80 meter breed en 6,00 meter lang;  

    b. als insteekvak 2,50 meter breed en 6,00 meter lang. 

  • 9.

    In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de hierboven genoemde afmetingen. 

  • 10.

    Als de aanvrager verhuist, wordt voor het nieuwe adres een nieuw verkeerstechnisch onderzoek gedaan, met in achtneming van gestelde eisen, in de straat of het gebied waar de aanvrager naar toe is verhuisd, alvorens de individuele gehandicaptenparkeerplaats opnieuw wordt aangelegd. 

  • 11.

    Na afloop van de geldigheidstermijn van de gehandicaptenparkeerplaats kan het college een nieuw verkeerstechnisch onderzoek verrichten voor het beoordelen van een nieuwe aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats. De kosten voor dit verkeerstechnisch onderzoek komen voor rekening van het college. 

Artikel 3.2.7 Huisartsen en verloskundigen 

  • 1.

    Het college kan bij verkeersbesluit een parkeerplaats reserveren voor een huisarts of verloskundige als de aanvrager werkzaam is als eerstelijns huisarts of als verloskundige en daarbij een voltijds praktijk heeft in Den Haag.

  • 2.

    Bij de aanvraag overlegt de aanvrager:

    a. een bewijs van inschrijving in het BIG-register;

    b. het inschrijfnummer in het handelsregister;

    c. de postcode en het huisnummer waarop de praktijk is gevestigd;

    d. het HIS-nummer (huisartseninformatiesysteem).

  • 3.

    Het college reserveert een parkeerplaats alleen daar waar de praktijk is gevestigd. 

  • 4.

    Als de aanvrager zowel een praktijk aan huis als een praktijk op een andere locatie heeft kan deze slechts voor één locatie de reservering van een parkeerplaats aanvragen. 

  • 5.

    Als de praktijk een verzamelpraktijk of HOED (voltijds praktiserende huisartsen onder één dak) is, dan geldt het volgende: 

    a. bij 1 tot 3 voltijds huisartsen heeft de praktijk recht op maximaal 1 gereserveerde parkeerplaats; 

    b. bij 4 tot 6 voltijds huisartsen heeft de praktijk recht op maximaal 2 gereserveerde parkeerplaatsen; 

    c. bij 7 tot 10 voltijds huisartsen heeft de praktijk recht maximaal 3 gereserveerde parkeerplaatsen;

    d. bij 10 of meer voltijds huisartsen heeft de praktijk recht op maximaal 4 gereserveerde parkeerplaatsen.

  • 6.

    De beschikbare parkeermogelijkheden op eigen terrein worden in mindering gebracht op het aantal toe te kennen gereserveerde parkeerplaatsen op de openbare weg. 

  • 7.

    Voertuigen die geparkeerd worden op een gereserveerde parkeerplaats zijn niet vrijgesteld van het, voor het gebied geldende, parkeerbelasting.  

  • 8.

    Het achtste lid geldt niet als voor het voertuig een parkeervergunning is afgegeven voor het desbetreffende gebied.

  • 9.

    Het college kan een parkeerplaats reserveren aan een arts-specialist die op oproepbasis dienst doet bij verschillende ziekenhuizen. Bij de aanvraag worden stukken overlegd, waaruit blijkt dat de aanvrager dienst doet bij ziekenhuisafdelingen voor spoedeisende hulp of levensbedreigende situaties.

  • 10.

    De kosten voor het aanleggen van een gereserveerde parkeerplaats komen voor rekening van de aanvrager. 

  • 11.

    Na het indienen van de aanvraag voert het college een verkeerstechnisch onderzoek uit. Bij een positieve beoordeling worden de kosten voor de aanleg automatisch geïncasseerd.  

 

Artikel 3.2.8 Ambassades en internationale organisaties 

  • 1.

    Het college kan besluiten tot het reserveren van een parkeerplaats voor een ambassade, voor een residentie van de ambassadeur of voor een internationale organisatie, als uit het verkeerstechnisch onderzoek blijkt dat: 

    a. er onvoldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving is; en

    b. er niet op een eigen parkeerplaats van de ambassade, de residentie of organisatie kan worden geparkeerd. 

  • 2.

    In geval van reservering voor een ambassade of internationale organisatie wordt de parkeerplaats gereserveerd door plaatsing bij verkeersbesluit van bord E8 van bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord waaruit blijkt dat de parkeerplaats uitsluitend voor voertuigen van het corps diplomatique (CD) is bestemd.

  • 3.

    In het geval van toekenning aan de residentie van een ambassadeur wordt de parkeerplaats gereserveerd door plaatsing bij plaatsingsbesluit van bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord met het kenteken van het betreffende motorvoertuig.

  • 4.

    Bij een residentie van de ambassadeur kan ten hoogste één gereserveerde parkeerplaats worden toegekend. 

  • 5.

    Als de ambassade of internationale organisatie verhuist, vervalt de toekenning van de gereserveerde parkeerplaats. Voor de nieuwe locatie dient een nieuwe aanvraag gedaan te worden.

Hoofdstuk 4 Parkeervergunningen

Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1 Aanvragen en geldigheid

  • 1.

    Voor het indienen van een aanvraag voor een parkeervergunning maakt de aanvrager gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    De parkeervergunning is geldig vanaf het moment waarop de verschuldigde parkeerbelasting is betaald en alleen gedurende het tijdvak waarvoor de parkeerbelasting is betaald.

  • 3.

    Een parkeervergunning is persoons-, bedrijfs-, kenteken- en adresgebonden, tenzij anders is bepaald.

  • 4.

    Als de vergunninghouder binnen een deelvergunninggebied verhuist en het college op het nieuwe adres nog niet het maximumaantal parkeervergunningen heeft verleend, dan blijven de verleende parkeervergunningen voor de resterende duur geldig op het nieuwe adres.

  • 5.

    Het college verlengt de geldigheid van een parkeervergunning voor bewoners, bedrijven en bezoekers stilzwijgend, zolang aan de gestelde voorwaarden is voldaan en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is betaald.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid verlengt het college de bewonersvergunning van een vergunninghouder aan wie het college al drie opeenvolgende bewonersvergunningen heeft verleend, op uitdrukkelijk verzoek van de vergunninghouder.

  • 7.

    De vergunninghouder meldt wijzigingen die gevolgen kunnen hebben voor de geldigheid van de parkeervergunning onverwijld aan het college.

Artikel 4.1.2 Weigeringsgronden

Het college weigert een parkeervergunning als:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de gestelde voorwaarden;

    b. bij een aanvraag na een eerdere intrekking van een parkeervergunning geen wijziging is in de omstandigheden die hebben geleid tot de intrekking van de parkeervergunning;

    c. de aanvrager de verschuldigde parkeerbelasting van een eerder verleende parkeervergunning niet heeft betaald;

    d. het maximumaantal parkeervergunningen op het betreffende woonadres, voor het betrokken bedrijf of de betrokken instelling is verleend;

    e. het vergunningenplafond voor het betreffende vergunninggebied is bereikt, tenzij de aanvraag een eerste bewonersvergunning betreft.

Artikel 4.1.3 Bouwontwikkelingen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4.1.2 weigert het college een parkeervergunning aan bewoners en bedrijven, in geval van nieuwbouw, sloop- en nieuwbouw, en functiewijzigingen van gebouwen, waarvoor het college na 1 januari 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend en waarbij parkeerplaatsen op eigen terrein zijn aangelegd, waar op grond van de geldende autoparkeernormen voldoende ruimte is voor het parkeren van motorvoertuigen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college in geval van sloop- en nieuwbouw aan bewoners en bedrijven waaraan het college voor de sloop een of meer parkeervergunningen had verleend, hetzelfde aantal parkeervergunningen als zij direct na de nieuwbouw terugkeren naar dezelfde locatie, mits daarmee de voor bewoners respectievelijk bedrijven geldende maximumaantallen vergunningen per adres of bedrijf niet worden overschreden.

  • 3.

    Het college kan in afwijking van het eerste lid adressen aanwijzen waar bewoners en bedrijven in aanmerking komen voor een parkeervergunning, als de parkeerplaatsen die op grond van de geldende autoparkeernormen zijn vereist voor de bouwontwikkeling of functiewijziging geheel of gedeeltelijk in de openbare ruimte liggen of worden gerealiseerd.

  • 4.

    Het college houdt een openbare adressenlijst bij en vermeldt hierop de adressen die zijn uitgesloten van een of meer soorten parkeervergunningen overeenkomstig de voor die adressen van toepassing zijnde autoparkeernormen.

Artikel 4.1.4 Parkeerplaats op eigen terrein

  • 1.

    Als een parkeerplaats op eigen terrein (POET) wordt aangemerkt:

    a. een parkeerplaats of parkeervoorziening in, op, onder of behorend bij het woon- of vestigingsadres waarvoor de parkeervergunning wordt aangevraagd, die bestemd is voor het parkeren van een motorvoertuig;

    b. een gehandicaptenparkeerplaats behorend bij het woonadres.

  • 2.

    Als een parkeerplaats op eigen terrein wordt ook aangemerkt:

    a. de parkeerplaats die feitelijk niet als parkeerplaats wordt gebruikt;

    b. de parkeerplaats die door verhuur of verkoop niet meer door de aanvrager te gebruiken is;

    c. de parkeerplaats krachtens een omgevingsvergunning die het college na 1 januari 2022 heeft verleend en die van bestemming of functie is gewijzigd.

  • 3.

    Het college houdt een openbare POET-overzichtslijst bij en vermeldt hierop de in de gemeente gelegen parkeerplaatsen op eigen terrein.

Artikel 4.1.5 Algemene regels gebruik parkeervergunning

  • 1.

    Parkeren in strijd met de voorschriften van de parkeervergunning wordt beschouwd als parkeren zonder parkeervergunning.

  • 2.

    De parkeervergunning is geldig in het in de vergunning aangewezen gebied met de bijbehorende code overeenkomstig bijlage 1.

  • 3.

    Een op kenteken verleende parkeervergunning is geldig voor het motorvoertuig met dat kenteken. Als sprake is van een nieuw of vervangend voertuig, dan informeert de vergunninghouder het college zelf over het nieuwe kenteken.

  • 4.

    Een niet op kenteken verleende parkeervergunning is geldig vanaf het tijdstip waarop de vergunninghouder het kenteken van het geparkeerde motorvoertuig heeft aangemeld en de vergunninghouder een bevestiging van de aanmelding heeft ontvangen. Het aanmelden kan via de mobiele applicatie, de website of de telefoon.

  • 5.

    Bij een storing van het digitale aan- en afmeldsysteem van de parkeervergunning of van het netwerk is de parkeerder gehouden op een andere wijze voor een geldig parkeerrecht te zorgen, bijvoorbeeld door betaling bij de parkeerautomaat of via mobiel parkeren.

  • 6.

    De vergunninghouder draagt er zelf zorg voor dat de parkeeractie wordt afgemeld.

  • 7.

    De parkeervergunning is niet overdraagbaar.

  • 8.

    De parkeervergunning geeft geen garantie op een vrije parkeerplaats.

Artikel 4.1.6 Intrekkingsgronden

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning intrekken als:

    a. de vergunninghouder niet, niet tijdig of niet volledig de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald;

    b. de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de voor het gebruik van de vergunning gestelde voorwaarden;

    c. de vergunninghouder bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt;

    d. de geldende uitgiftenorm of het geldende vergunningenplafond is bereikt.

  • 2.

    Het college trekt een parkeervergunning in als:

    a. de vergunninghouder het verzoekt;

    b. de vergunninghouder niet meer woont of werkt in het vergunninggebied waarvoor de vergunning is verleend;

    c. er sprake is van redenen van openbaar belang;

    d. zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die mee hebben gewogen bij het verlenen van de vergunning.

Paragraaf 4.2 Parkeervergunningsoorten

Artikel 4.2.1 Bewonersvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een bewoner die:

    a. in een vergunninggebied woont;

    b. houder, huurder of gebruiker van een motorvoertuig is;

    c. niet over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt of kan beschikken.

  • 2.

    Het college verleent eenmalig voor ten hoogste een periode van zes maanden een parkeervergunning op een nieuw woonadres als:

    a. het nieuwe woonadres niet in hetzelfde vergunninggebied ligt als het oude woonadres;

    b. de vergunninghouder verhuist en tijdelijk twee woonadressen heeft; en

    c. de vergunninghouder nog niet op het nieuwe woonadres staat ingeschreven of nog op het oude woonadres in de basisregistratie personen staat ingeschreven en met een koop- of huurovereenkomst het nieuwe woonadres kan aantonen.

  • 3.

    Het college draagt op verzoek een parkeervergunning over aan de partner of een familielid van een overleden vergunninghouder, als die volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres staat ingeschreven en het verzoek binnen drie maanden na het overlijden is ingediend.

  • 4.

    Het college verleent per adres ten hoogste drie vergunningen.

  • 5.

    Het college trekt het aantal te verlenen vergunningen af van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein waarover de bewoner beschikt of kan beschikken.

  • 6.

    Bij de vaststelling van de verschuldigde parkeerbelasting telt een parkeerplaats op eigen terrein mee alsof het college aan de betrokkene voor deze plaats een bewonersvergunning heeft verleend.

  • 7.

    Onverminderd artikel 4.1.2 weigert het college een bewonersvergunning, als de aanvrager in aanmerking komt voor een andere parkeervergunning.

  • 8.

    De vergunning is geldig in het vergunninggebied waar de vergunninghouder woont.

Artikel 4.2.2 Gehandicaptenvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een bewoner die:

    a. in een vergunninggebied woont;

    b. houder, huurder of gebruiker van een motorvoertuig is;

    c. over een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders beschikt.

  • 2.

    De vergunning is gebonden aan het kenteken waarvoor de Europese gehandicaptenparkeerkaart is uitgegeven, en geldig in het alle vergunninggebieden.

Artikel 4.2.3 VvE-vergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een vereniging van eigenaars die:

    a. beschikt over parkeerplaatsen op eigen terrein waar alle eigenaars hun motorvoertuig mogen parkeren;

    b. aantoont dat het aantal eigenaars, tevens houders van een motorvoertuig, hoger is dan het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein.

  • 2.

    Het bestuur van de vereniging van eigenaars overlegt bij de aanvraag een afschrift van de statuten waaruit de bevoegdheid van het bestuur blijkt.

  • 3.

    De vergunning wordt niet op kenteken verleend en is geldig in het vergunninggebied waar de vergunninghouder is gevestigd.

Artikel 4.2.4 Bedrijfsvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een bedrijf dat:

    a. volgens het handelsregister in een vergunninggebied is gevestigd;

    b. houder, huurder of gebruiker van een motorvoertuig is;

    c. niet over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt of kan beschikken.

  • 2.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste één vergunning per tien fte’s, tenzij het derde tot en met zesde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste één vergunning per vijf fte’s, als dat bedrijf is gevestigd in:

    a. Archipel/Zeeheldenkwartier/Zorgvliet (gebiedscode 85);

    b. Benoordenhout (gebiedscode 10), met uitzondering van de winkels in Benoordenhout en de bedrijven in Clingendael;

    c. Bezuidenhout-West (gebiedscode 11);

    d. De Venen (gebiedscode 16);

    e. Haagse Markt en omgeving (gebiedscode 62), voor zover het de Schilderswijk betreft;

    f. Rivierenbuurt (gebiedscode 75);

    g. Schilderswijk Midden (gebiedscode 30M).

  • 4.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste één vergunning per twee fte’s, als dat bedrijf is gevestigd in:

    a. Benoordenhout (gebiedscode 10), voor zover het de winkels in Benoordenhout en de bedrijven in Clingendael betreft;

    b. Bezuidenhout-Oost (gebiedscode 11);

    c. Geuzen- en Statenkwartier/Duinoord (gebiedscode 14);

    d. Haagse Markt en omgeving (gebiedscode 62), voor zover het Transvaal en de Groothandelsmarkt betreft;

    e. Leyweg Winkelgebied (gebiedscode 22A);

    f. Scheveningen/Duindorp (gebiedscode 80).

  • 5.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste vier vergunningen, als dat bedrijf is gevestigd in de Binnenstad (gebiedscode 70).

  • 6.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste één vergunning, als dat bedrijf is gevestigd in de Frederikstraat en omgeving (gebiedscode 85F).

  • 7.

    Het college weigert een vergunning aan een bedrijf dat is gevestigd in:

    a. het commerciële gebied rond de Palacepromenade;

    b. het Energiekwartier;

    c. de Resident.

  • 8.

    Het college trekt het aantal te verlenen vergunningen af van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein waarover het bedrijf beschikt of kan beschikken.

  • 9.

    De vergunning is geldig in het vergunninggebied waar de vergunninghouder is gevestigd.

Artikel 4.2.5 Parkeervergunning voor onderwijsinstellingen

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een onderwijsinstelling die in een vergunninggebied is gevestigd.

  • 2.

    Het college verleent aan een onderwijsinstelling niet meer vergunningen dan het aantal fte’s dat bij de instelling werkzaam is.

  • 3.

    Het college trekt het aantal te verlenen vergunningen af van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein waarover de onderwijsinstelling beschikt of kan beschikken.

  • 4.

    De vergunning is geldig in het vergunninggebied voor bedrijven waar de onderwijsinstelling is gevestigd.

Artikel 4.2.6 Functionele vergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan:

    a. ambassades en consulaten;

    b. de gemeente;

    c. ambulante zorgverleners in Den Haag;

    d. internationale organisaties.

  • 2.

    Het college verleent aan de gemeente uitsluitend een vergunning, als de vergunning voor de gemeentelijke dienst aantoonbaar noodzakelijk is voor de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden in de openbare ruimte die dagelijks en voltijds plaatsvinden.

  • 3.

    De vergunning is geldig in alle vergunninggebieden.

Artikel 4.2.7 Autodeelvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een autodeelorganisatie.

  • 2.

    De college verleent een vergunning voor free-floating autodelen uitsluitend als de autodeelorganisatie:

    a. een bewijs van inschrijving in het handelsregister of een gelijkwaardig register van een andere lidstaat van de Europese Unie, niet ouder dan zes weken, overlegt;

    b. houder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 3.

    Het college verleent per autodeelorganisatie ten hoogste 300 vergunningen voor free-floating autodelen.

  • 4.

    De vergunning voor station-based autodelen is geldig in het bedrijfsvergunninggebied, waarvoor deze is aangevraagd.

  • 5.

    De vergunning voor een free-floating autodelen is geldig in het gehele gereguleerde gebied, met uitzondering van de winkelstraten (gebiedscode 59).

  • 6.

    De vergunning voor free-floating autodelen kent geen begrenzing aan het aantal kentekenwissels.

Artikel 4.2.8 Onderhoudsvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een onderhoudsbedrijf.

  • 2.

    Het onderhoudsbedrijf kan een vergunning aanvragen voor de duur van een dag, week, maand, kwartaal of jaar.

  • 3.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag:

    a. een uittreksel uit het handelsregister, niet ouder dan een jaar, van het onderhoudsbedrijf;

    b. de opdrachtbevestiging uit hoofde waarvan het onderhoudsbedrijf de onderhoudswerkzaamheden verricht en waaruit blijkt dat de opdracht op een adres in gereguleerd gebied wordt uitgevoerd.

  • 4.

    De week-, maand-, kwartaal- en jaarvergunning is geldig in alle vergunninggebieden, met uitzondering van de straten waar een winkelstraatregeling geldt, van maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 17 uur.

  • 5.

    De dagvergunning is geldig in alle vergunninggebieden, met inbegrip van de straten waar een winkelstraatregeling geldt, van maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 17 uur.

Artikel 4.2.9 Parkeervergunning voor marktkooplieden

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een standplaatshouder van een markt in de zin van de Marktverordening Den Haag 2016.

  • 2.

    Het college verleent aan een standplaatshouder ten hoogste één vergunning per twee fte’s.

  • 3.

    De vergunning is geldig in het vergunninggebied waar de standplaatshouder een standplaats heeft, op marktdagen van 6 tot 19 uur of van 9 tot 19 uur.

Artikel 4.2.10 Bezoekersvergunning voor bewoners

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning voor bezoek verlenen aan een bewoner die:

    a. in een vergunninggebied woont;

    b. geen bewoner is van een vergunninggebied, twee of meer woningen in Den Haag in gebruik heeft en zelf buiten Den Haag zijn eerste woning heeft.

  • 2.

    Het college verleent per adres ten hoogste één vergunning.

  • 3.

    Het college verleent de vergunning ten hoogste eens per kalenderjaar, tenzij de aanvrager een nieuwe bewoner is en niet eerder op hetzelfde adres een bezoekersvergunning heeft aangevraagd.

  • 4.

    Met de vergunning kan het bezoek van de vergunninghouder in het vergunninggebied van de vergunninghouder parkeren, voor ten hoogste:

    a. 138 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt tot en met 50 uren per week;

    b. 203 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 51 tot en met 75 uren per week;

    c. 268 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 76 tot en met 100 uren per week;

    d. 332 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 101 tot en met 125 uren per week;

    e. 366 uren per jaar, in vergunninggebied Scheveningen (gebiedscode 43).

  • 5.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 50 uren bijkopen en ten hoogste 50 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

Artikel 4.2.11 Mantelzorgvergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een bewoner die:

    a. in een bewonersvergunninggebied woont; en

    b. mantelzorg nodig heeft.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag:

    a. een Wmo-advies waaruit blijkt dat aan de bewoner mantelzorg wordt verleend;

    b. een CIZ-indicatie op grond van de Wet langdurige zorg; of

    c. een indicatie van de wijkverpleegkundige op grond van de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Het college verleent de vergunning voor ten hoogste vijf opeenvolgende vergunningjaren.

  • 4.

    Het college verleent per adres ten hoogste één vergunning.

  • 5.

    Met de vergunning kan een mantelzorger van de vergunninghouder voor ten hoogste 400 uur per jaar in het vergunninggebied van de vergunninghouder parkeren.

  • 6.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 50 uren bijkopen en ten hoogste 50 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

Artikel 4.2.12 Bezoekersvergunning voor bedrijven

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning voor bezoek verlenen aan een bedrijf dat volgens het handelsregister in een vergunninggebied is gevestigd.

  • 2.

    Het college verleent per vestiging van een bedrijf ten hoogste één vergunning.

  • 3.

    Het college verleent de vergunning ten hoogste eens per kalenderjaar, tenzij de aanvrager een nieuw bedrijf is en niet eerder op hetzelfde adres een bezoekersvergunning heeft aangevraagd.

  • 4.

    Met de vergunning kan het bezoek van de vergunninghouder in het vergunninggebied van de vergunninghouder parkeren, voor ten hoogste:

    a. 276 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt tot en met 50 uren per week;

    b. 406 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 51 tot en met 75 uren per week;

    c. 536 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 76 tot en met 100 uren per week;

    d. 664 uren per jaar, in een vergunninggebied waar een werkingstijd geldt van 101 tot en met 125 uren per week.

  • 5.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 50 uren bijkopen en ten hoogste 50 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

Artikel 4.2.13 Parkeervergunning voor religieuze instellingen

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een religieuze instelling.

  • 2.

    Met de vergunning kan het bezoek van de religieuze instelling voor ten hoogste 1.000 uur per jaar in het vergunninggebied parkeren waar de religieuze instelling is gevestigd.

  • 3.

    Het college verleent per religieuze instelling ten hoogste één vergunning.

  • 4.

    Het vergunningjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

  • 5.

    Een instelling die over een voor de openbare eredienst of openbare levensbeschouwelijke bezinningssamenkomsten bestemde ruimte van ten minste 1.600 m2 groot beschikt en deze als zodanig gebruikt, kan 200 uur per vergunningjaar bijkopen.

  • 6.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 200 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

  • 7.

    De vergunning is geldig in het bedrijfsvergunninggebied waar de religieuze instelling is gevestigd.

Artikel 4.2.14 Parkeervergunning voor sportverenigingen

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning verlenen aan een sportvereniging die door middel van een huur- of koopovereenkomst aantoont dat de vereniging structureel gebruik maakt van een sportaccommodatie in een vergunninggebied.

  • 2.

    Met de vergunning kunnen vrijwilligers van de sportvereniging voor ten hoogste 1.000 uur per jaar in het vergunninggebied parkeren waar de sportvereniging is gevestigd.

  • 3.

    Het college verleent per sportvereniging ten hoogste één vergunning.

  • 4.

    Het vergunningjaar loopt van 1 september tot en met 31 augustus.

  • 5.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 200 uur per 50 leden bijkopen en ten hoogste 200 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

  • 6.

    Leidend voor de bepaling van het aantal toe te kennen parkeeruren dat een sportvereniging ten hoogste bij kan kopen, is het ledenaantal op 1 januari voorafgaand aan het vergunningjaar.

  • 7.

    De vergunning is geldig in het bedrijfsvergunninggebied waar de sportvereniging is gevestigd.

Artikel 4.2.15 Incidentele parkeervergunning

  • 1.

    Het college kan een incidentele vergunning verlenen aan de houder, huurder of gebruiker van een motorvoertuig voor de duur van een dag, week, maand, kwartaal of jaar.

  • 2.

    De vergunning is geldig in alle vergunninggebied, met uitzondering van de winkelstraten (gebiedscode 59).

Artikel 4.2.16 Laadpaalvergunning

  • 1.

    Het college kan een laadpaalvergunning verlenen aan een persoon die:

    a, bewoner is van een vergunningengebied;

    b. houder van een elektrisch motorvoertuig is; en

    c. over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt maar aantoonbaar geen mogelijkheid heeft om het elektrische motorvoertuig hier op te laden.

  • 2.

    Met de vergunning kan de vergunninghouder voor ten hoogste 600 uur per jaar zijn elektrische motorvoertuig parkeren op een openbare parkeerplaats in het vergunningengebied waar de vergunninghouder woont en die van een laadpaal is voorzien.

  • 3.

    De vergunninghouder kan per vergunningjaar ten hoogste 50 uur bijkopen en ten hoogste 50 ongebruikte uren meenemen naar het volgende vergunningjaar.

Hoofdstuk 5 Wijze van betalen

Artikel 5.1 Wijze van betalen en betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel

  • 1.

    De belastingplichtige stelt voor het betaald parkeren de parkeerapparatuur op straat in werking door het kenteken van het te parkeren motorvoertuig op te geven en voor de gewenste parkeerduur te betalen.

  • 2.

    De belastingplichtige betaalt uitsluitend langs elektronische weg op de wijze die op de parkeerapparatuur is vermeld of uit parkeerapparatuur blijkt.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de belastingplichtige de parkeerapparatuur ook in werking stellen door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen. Hiervoor is de belastingplichtige geregistreerd bij een bedrijf dat diensten verleent op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel.

  • 4.

    De belastingplichtige meldt de aanvang van het parkeren door het opgeven van het kenteken van het te parkeren motorvoertuig en de gebiedscode aan de centrale computer. Hij neemt de overige voorwaarden in acht van het bedrijf waarbij belastingplichtige geregistreerd is. Als niet aan voornoemde voorwaarden is voldaan, dan geldt het eerste lid.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing daarvan gelet op het belang van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren en toepassing wielklem Den Haag per 1 oktober 2021 (RIS309896), de Beleidsregels parkeervergunningen 2015 (RIS281269), de Beleidsregels gehandicaptenparkeren 2012 (RIS252782), de Uitvoeringsregeling parkeerapparatuur Den Haag 2021 (RIS306981) en de Uitvoeringsregeling toepassing wielklem en wegsleepregeling Den Haag 2021 (RIS306983) worden ingetrokken.

  • 2.

    De bepalingen van het ingetrokken aanwijzingsbesluit, de beleidsregels en de uitvoeringsregelingen blijven van kracht voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Den Haag, 21 december 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

Ilma Merx

de burgemeester,

Jan van Zanen

Ondertekening