Regeling vervallen per 01-04-2022

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet- productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap; Provincie Zeeland 2022

Geldend van 31-01-2022 t/m 31-03-2022

Intitulé

Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet- productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap; Provincie Zeeland 2022

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 21 december 2021, kenmerk 107518 tot openstelling van de maatregel als bedoeld in hoofdstuk 1 en paragraaf 5 van hoofdstuk 2 Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Zeeland ‘Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap ; Provincie Zeeland 2022' .

Gedeputeerde staten van Zeeland;

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 5 van Hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Zeeland

Besluiten:

  • I.

    Open te stellen de maatregel ‘Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap; Provincie Zeeland 2022’ voor de periode van maandag 31 januari 2022, 9.00 uur tot en met vrijdag 1 april 2022, 17.00 uur.

  • II.

    Vast te stellen dat het subsidiebudget € 400.000,- bedraagt en dat dit bedrag volledig bestaat uit ELFPO middelen.

  • III.

    Vast te stellen dat de ELFPO middelen met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld moeten worden.

  • IV.

    Verdeling van de middelen vindt op grond van artikel 1.15 van de Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Zeeland plaats op grond van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

  • V.

    De volgende nadere regels vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de begripsbepalingen zoals genoemd in artikel 1.1 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2022 Zeeland wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    POP-3: Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma van Nederland in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling 2014-2022;

  • b.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds Plattelandsontwikkeling;

  • c.

    Niet-Productieve Investeringen (NPI): Investeringen die niet mogen leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming. Een investering moet om als NPI aangemerkt te kunnen worden dus primair gericht zijn op het behalen van de agro,-milieu,- klimaatdoelstellingen, waarbij eventuele productieve elementen slechts “bijvangst” zijn. Indieners dienen bij indiening expliciet te onderbouwen dat de investeringen bovenwettelijke taken betreffen;

  • d.

    Verordening POP-3 subsidies Zeeland: Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Zeeland.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor Niet-Productieve Investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap, biodiversiteit.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor Niet-Productieve Investeringen als bedoeld in het eerste lid, met een aangetoonde directe link met de landbouw.

Artikel 3 Aanvrager

In afwijking van artikel 2.5.2 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland kan subsidie op grond van dit artikel alleen worden verstrekt aan:

  • Landbouworganisaties;

  • Natuur- en landschapsorganisaties;

  • Samenwerkingsverbanden van natuur- en landschapsorganisaties en landbouworganisaties conform artikel 1.6 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland kan subsidie worden verstrekt voor de onderstaande kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten in het kader van Niet-Productieve Investeringen ten behoeve van biodiversiteit, natuur, landschap of daaraan gekoppelde activiteiten, voor zover de kosten direct samenhangen met de investering:

  • a.

    de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van leasing van onroerende zaken;

  • c.

    de kosten van verwerving van onroerende zaken tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten, conform artikel 1.11 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland;

  • d.

    de kosten van aankoop van grond als bedoeld in artikel 1.10 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland;

  • e.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • f.

    algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland;

  • g.

    de kosten van projectmanagement en projectadministratie;

  • h.

    bijdragen in natura (zie art. 1.11 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland);

  • i.

    niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW;

  • j.

    personeelskosten (zowel op grond van artikel 1.9 als 1.9a van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland);

  • k.

    voorbereidingskosten (met uitzondering van personeelskosten) als bedoeld in artikel 1.12 lid 3 en 4 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland.

Artikel 5 Subsidiehoogte

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient, op het moment van de subsidieverlening, de subsidiebijdrage per project minimaal €200.000,- te bedragen.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 100% van de totale subsidiabele kosten waarvan 50% te financieren uit ELFPO en 50% uit cofinancieringsbijdrage vanuit een of meer nationale overheden (=publieke cofinanciering).

  • 3.

    De te verstrekken subsidies mogen het vastgestelde subsidiebudget niet overschrijden.

Artikel 6 Aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag

Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland bevat de aanvraag om subsidie (een) intentie of besluit(en) over de toekenning van de publieke cofinanciering. Het (de) besluit(en) moet(en) het publieke cofinancieringsbedrag waarvoor de intentie afgegeven wordt, de naam van het project en de naam van de begunstigden vermelden. Aanvragers dienen zelf zorg te dragen voor publieke cofinanciering.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van Verordening subsidies POP-3 Zeeland wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft;

  • b.

    De te verstrekken subsidie lager is dan € 200.000.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1.

    Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen over te leggen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland kan één keer per jaar een voorschot verleend worden op basis van realisatie.

  • 3.

    Er worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 9 Selectiecriteria

Gedeputeerde Staten hanteren op basis van de selectie door de adviescommissie POP-3 voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland de volgende criteria:

  • a.

    Effectiviteit van de activiteit

    De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, gespecificeerde, provinciale doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen. De hoogte van het gevraagde subsidiebedrag wordt hierbij in ogenschouw genomen. Hoe meer doelstellingen bereikt worden met de uit te voeren maatregelen, hoe hoger de effectiviteit van de activiteiten.

    De provinciale doelstellingen zijn vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied (zie IB21_0c29b686.pdf (zeeland.nl)) en betreffen:

    • behoud, herstel of versterking van biodiversiteit in het agrarisch gebied (hoofdstuk 3.1 en 3.2 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • behoud, herstel of versterking van natuur en het landschap (hoofdstuk 3.2 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • bijdragen aan volhoudbare- en natuurinclusieve landbouw (hoofdstuk 3.1 en 3.4 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • samenwerking ten behoeve van bovenstaande doelen (hoofdstuk 3.4 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied).

  • b.

    Efficiency

    Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

  • c.

    Kans op succes / haalbaarheid

    Of een project haalbaar is, wordt bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

    • de in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider die de subsidie aanvraagt;

    • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid);

    • in hoeverre is de aanvrager in staat andere sectoren die in het landelijk gebied actief zijn te betrekken bij of mee samen te werken in het project;

    • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken, is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken;

    • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • d.

    Urgentie

    Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt wordt/worden geïdentificeerd is/zijn als opgave(n) die noodzakelijk aangepakt dient/dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de Provincie Zeeland en die genoemd zijn onder a van dit artikel.

Artikel 10 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten van Zeeland stellen een adviescommissie in voor de rangschikking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland.

Artikel 11 Puntenmethodiek

De projecten worden door de door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie POP-3 beoordeeld op basis van de in artikel 9 genoemde selectiecriteria. Hierbij geldt:

  • 1.

    Per project wordt per selectiecriterium het volgend aantal punten toegekend:

    • a.

      Effectiviteit van de activiteit

      • 0 punten = Zeer geringe bijdrage: het project bedient geen van de genoemde doelstellingen.

      • 1 punt = Geringe bijdrage: het project bedient slechts één van de genoemde doelstellingen.

      • 2 punten = Matige bijdrage: het project bedient twee van de genoemde doelstellingen.

      • 3 punten = Voldoende bijdrage: het project bedient drie van de genoemde doelstellingen. De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.

      • 4 punten = Goede bijdrage: het project bedient vier van de genoemde doelstellingen.

      • 5 punten = Zeer goede bijdrage: het project scoort op alle provinciale doelstellingen.

    • Hoe integraler het project - dat wil zeggen aan hoe meer doelstellingen de activiteiten een bijdrage leveren - hoe meer punten gescoord worden op dit criterium.

    • b.

      Efficiency

      • 0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

      • 1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

      • 2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

      • 3 punten = voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.

      • 4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

      • 5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

    • c.

      Kans op succes/ haalbaarheid

      • 0 punten: Bij geen score op bovengenoemde aspecten.

      • 1 punt: Bij onvoldoende score op bovengenoemde aspecten.

      • 2 punten: Bij redelijke score op bovengenoemde aspecten.

      • 3 punten: Bij een goede score op drie van de bovengenoemde aspecten.

      • 4 punten: Bij een goede score op bovengenoemde aspecten.

      • 5 punten: Bij een zeer goede score op alle bovengenoemde aspecten.

    • d.

      Urgentie

      • 0 punten: Er is sprake van activiteiten die niet bijdragen aan provinciale doelstellingen;

      • 1 punt: Er is sprake van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen pas op langere termijn (na zes jaar) aangepakt hoeven te worden;

      • 2 punten: Er is sprake van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn (binnen zes jaar) aangepakt moet worden;

      • 3 punten: Er is sprake van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen op korte termijn (binnen drie jaar) aangepakt moet worden;

      • 4 punten: Er is sprake van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen die tussen nu en drie jaar aangepakt moeten worden;

      • 5 punten: Er is sprake van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moeten worden.

  • 2.

    Projecten dienen minimaal 60% van het maximaal te behalen aantal punten, zijnde 21 punten, te scoren om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 12 Weging van de selectiecriteria

Gedeputeerde Staten wegen de punten die zijn behaald op grond van de onder artikel 9 benoemde selectiecriteria als volgt mee voor de rangschikking van aanvragen:

  • a.

    Effectiviteit van de activiteit: Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 15.

  • b.

    Efficiency : Dit criterium heeft een wegingsfactor 1 met een maximaal te behalen score van 5.

  • c.

    Kans op succes / haalbaarheid: Dit criterium heeft een wegingsfactor 2 met een maximaal te behalen score van 10.

  • d.

    Urgentie: Dit criterium heeft een wegingsfactor 1 met een maximaal te behalen score van 5.

Het aantal behaalde punten per selectiecriterium wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Dit leidt tot het totaal aantal punten dat wordt toegekend aan de aanvraag. Het maximaal aantal te behalen punten bedraagt 35.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap; Zeeland 2022”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 21 december 2021.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Toelichting bij het openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap; Zeeland 2022”

Algemeen POP-3

Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 goedgekeurd (POP-3). Dit is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland en wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Openstelling

Binnen het POP-3 wordt nu de maatregel “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap; Provincie Zeeland 2022” opengesteld. De wettelijke basis van deze maatregel wordt gevormd door Verordening (EU) nr. 1305/2013, in het bijzonder artikel 5 lid 4 aanhef in combinatie met artikel 17 lid 1 (d) en de op deze maatregel van toepassing zijnde gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen. De maatregel is gericht op niet-productieve investeringen voor herstel - en inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap en biodiversiteit. De investeringen dienen altijd een link te hebben met de landbouw / met agrarische activiteiten. Indien er niet productieve investeringen worden gedaan met een link met agrarische activiteiten, dan is het mogelijk om mitigerende maatregelen die gelijktijdig met de investering genomen dienen te worden en die zijn gericht op het voorkomen van schade aan of verbeteren van het milieu of de biodiversiteit, mede te financieren. Niet productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben.

De te verlenen subsidie bedraagt minimaal € 200.000. Het subsidiepercentage voor deze openstelling bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

De openstellingsperiode loopt van 31 januari 2022, 9.00 uur tot en met 1 april 2022, 17.00 uur. In deze periode kunnen aanvragen worden ingediend.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4 subsidiabele kosten

Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening POP-3 subsidies Zeeland geldt voor de hieronder genoemde kostensoorten het volgende:

De kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken

  • 1.

    Kosten van de aankoop van bebouwde en niet-bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de bebouwde of niet-bebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop van de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten.

Personeelskosten

  • 1.

    Loonkosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de methodieken berekend tarief:

    • a.

      Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

    • b.

      Een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

Vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten

De vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten houdt in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag (genoemd in artikel 4, onderdeel a, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PbEU 2014, L 94)), een opslag voor personeelskosten berekend wordt zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

Bijdragen in natura

  • 1.

    Bijdragen in natura kunnen bestaan uit werken, zaken, diensten, grond en onroerende zaken waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht.

  • 2.

    Bijdragen in natura zijn slechts subsidiabel indien:

    a. de aan de bijdrage in natura toegekende waarde niet hoger is dan de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard; en

    b. er een onafhankelijke beoordeling en verificatie van de waarde van de bijdrage in natura mogelijk is.

  • 3.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit de verstrekking van gronden of onroerende zaken is de bijdrage, in afwijking van het tweede lid, onderdeel b, slechts subsidiabel indien de waarde is getaxeerd en gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een hiertoe gemachtigde officiële instantie.

  • 4.

    Bijdrage in natura in de vorm van verstrekking van gronden en overige onroerende zaken is subsidiabel

    • a.

      voor wat betreft gronden: tot maximaal de percentages genoemd in artikel 1.10 van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland;

    • b.

      voor wat betreft overige onroerende zaken: tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 5.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit gronden of onroerende zaken kan een contante betaling worden gedaan met het oog op een huurovereenkomst voor een nominaal bedrag per jaar dat niet meer bedraagt dan € 1,-.

  • 6.

    Indien de bijdrage in natura bestaat uit onbetaalde arbeid van vrijwilligers is de bijdrage slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

  • 7.

    De waarde van onbetaalde arbeid van vrijwilligers wordt gewaardeerd op € 22,- per uur.

  • 8.

    De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, van dit artikel alsmede onbetaalde eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.11a van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland omvat, is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief deze bijdragen in natura.

Artikel 5 en 6 Hoogte van de subsidie en Weigeringsgronden

De provincie wenst alleen omvangrijke, integrale projecten voor subsidie in aanmerking te laten komen. Geen subsidie wordt verleend indien de subsidie minder zou zijn dan € 200.000.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de aanvraag minstens 21 punten behalen (= 60% van het maximaal te behalen aantal van 35 punten).

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van minimaal € 200.000. Indien de subsidiabele activiteiten economische activiteiten betreffen in staatssteunrechtelijke zin, dan kan voor deze activiteiten de subsidie niet hoger zijn dan het daarvoor geldende maximum van € 200.000, zoals de de-minimis verordening dit voorschrijft.

Artikel 9, 11 en 12Selectiecriteria, Puntentoekenning en Weging

Er is conform artikel 1.15a van de Verordening POP-3 subsidies Zeeland gekozen voor een selectie van de projecten op basis van de volgende criteria:

  • Effectiviteit van de activiteiten

  • Efficiency

  • Kans op succes/haalbaarheid

  • Urgentie

Alle ingediende aanvragen worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten van 21 (artikel 11, lid 2 van dit Openstellingsbesluit) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens aflopend (hoog naar laag aantal punten) gerangschikt aan de hand van het puntentotaal.

Indien het beschikbare subsidieplafond ontoereikend is voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten die gelijk scoren, vindt in aanvulling op artikel 12 rangschikking op de volgende wijze plaats. Ingeval van gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op het hoogste onderscheidende criterium. Bij meerdere projecten met gelijke score, prevaleren projecten die hoger scoren op criterium “Effectiviteit van de activiteit”. Indien de aanvragen even hoog scoren op het criterium “Effectiviteit van de activiteit”, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag met de hoogste score op het criterium “Kans op succes / haalbaarheid”. Scoren de aanvragen ook op dit punt even hoog, dan beslist het lot welke aanvraag wordt gehonoreerd.

  • a.

    Effectiviteit van de activiteiten

    De mate van effectiviteit van de investeringen wordt afgemeten aan de provinciale doelstellingen waaraan de activiteiten een bijdrage leveren. Hoe meer doelstellingen bereikt worden met de uit te voeren maatregelen, hoe hoger de effectiviteit van de activiteiten.

    Voor de verdere uitwerking wordt verwezen naar het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied

    • Behoud, herstel of versterking van biodiversiteit in het agrarisch gebied (hoofdstuk 3.1 en 3.2 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • Behoud, herstel of versterking van natuur en het landschap (hoofdstuk 3.2 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • Bijdragen aan volhoudbare- en natuurinclusieve landbouw (hoofdstuk 3.1 en 3.4 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied);

    • Samenwerking ten behoeve van bovenstaande doelen (hoofdstuk 3.4 van het Uitvoeringsprogramma Landelijk Gebied).

  • b.

    Efficiency

    De efficiency van de activiteit wordt afgemeten aan de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het Comité van Toezicht POP-3 gaat ervan uit dat de efficiency hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn.

  • c.

    Kans op succes / haalbaarheid

    De kans op succes is gerelateerd aan de kwaliteit van het projectplan en de concrete omstandigheden. Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider alsmede van de organisatie die de aanvraag doet, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen. Het kunnen overleggen van opleidingsniveau en -richting van de projectleider(s), aantonen van de vervangbaarheid van de projectleider binnen de organisatie en het overleggen van referentieprojecten zullen bij dit criterium een rol spelen.

  • d.

    Urgentie

    De urgentie wordt gerelateerd aan de vraag in hoeverre de opgave die wordt aangepakt noodzakelijk is en op welke termijn die noodzakelijk is.