Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

Geldend van 24-12-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2021;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2022

(Verordening precariobelasting 2022)

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • -

    jaar: een kalenderjaar;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • -

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • -

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water en oever, bestemd of geschikt om door een vaartuig, bruin schip of een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • -

    woonark: drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco, met vierkante of rechthoekige opbouw, en te oordelen naar zijn constructie of inrichting bestemd tot permanent woonverblijf van een of meerdere personen;

  • -

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • -

    bruine schepen: vaartuigen, die oorspronkelijk ten behoeve van de handelsvaart zijn gebouwd, maar die thans - zonder dat daaraan uitwendige voorzieningen zijn getroffen - uitsluitend voor permanente bewoning worden gebruikt en ten aanzien waarvan - blijkens de aard van het vaartuig, de daarop aanwezige voorzieningen, de wijze van voortstuwing, zo mogelijk de wijze van gebruik of ander omstandigheden - vaststaat, dat de gebruikers daarvan normaliter niet gedurende het gehele jaar eenzelfde ligplaats innemen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift rechtens moeten worden gedoogd;

  • d.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • e.

    voorwerpen of werken, welke noodzakelijk ter uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • f.

    voorwerpen ten behoeve van bouw- of onderhoudswerkzaamheden van:

    • objecten waarvoor een subsidie krachtens de monumentenwet wordt verleend;

    • sociale woningwetbouw welke plaatsvindt door de gemeente of een toegelaten instelling;

  • g.

    halteborden welke op de routes van openbare vervoersbedrijven zijn geplaatst;

  • h.

    versieringen, aangebracht tijdens en ter gelegenheid van nationale of plaatselijke feesten, winkelweken en dergelijke;

  • i.

    pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, bloembakken, goten, goot- of kroonlijsten, regenpijpen, balkons, vlaggenmasten, spionnen en dergelijke;

  • j.

    de met toestemming van burgemeester en wethouders door sportverenigingen geplaatste reclameborden langs sportvelden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

  • 8. Ten aanzien van een woonark of woonschip, gelegen in de (oude) gemeente Heerenveen, zijnde het grondgebied van de gemeente voor de gemeentelijke herindeling en grenscorrectie per 1 januari 2014, wordt de belasting geheven conform het tarief genoemd in artikel 9.1 van de tarieventabel.

  • 9. Ten aanzien van een woonark of woonschip, gelegen in de voormalige gemeente Boarnsterhim, voor zover dit het grondgebied betreft dat in het kader van de gemeentelijke herindeling en grenscorrectie vanaf 1 januari 2014 onderdeel wordt van de (nieuwe) gemeente Heerenveen, wordt de belasting geheven over de lengtemaat van een woonark of woonschip, gerekend in meters, conform het tarief genoemd in artikel 9.2 van de tarieventabel.

  • 10. De lengtemaat van het woonschip of de woonark, wordt als volgt berekend:

    • a

      De maten worden uitwendig gemeten daar waar de grootste afstand geldt.

    • b

      De lengte wordt in een rechte lijn gemeten over de langste lengte van het woonschip of woonark. Stootranden, loopranden, dakranden, vlonders, terrassen aan- of behorende bij een woonschip of woonark, goten of andere kunstwerken, worden daarbij mee gemeten. Bij een historisch woonschip worden ook het roer en de eventuele boegspriet mee gemeten.

  • 11. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengtemaat, een gedeelte van de lengtemaat als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van een voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke of digitale kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld, heffing naar tijdsgelang en overschrijving

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in artikel 7, derde lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Indien een woonschip of woonark wordt vervangen door een ander woonschip of woonark, wordt het voor het vervangende woonschip of woonark over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijnen betaalde belasting verrekend met de verschuldigde belasting over die maanden van het vervangende woonschip of woonark.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen (nota’s) die met inachtneming van de hoofdstukken 1 tot en met 8 van de tarieventabel worden opgelegd, moeten worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet (de nota).

  • 2. De aanslagen (nota’s) of de gevorderde bedragen die met inachtneming van hoofdstuk 9 van de tarieventabel worden opgelegd, moeten worden betaald uiterlijk op de laatste (werk)dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving is vermeld. Dit geldt ook voor voorlopige aanslagen.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2021 van 14 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2021.

De griffier,

mevrouw L. Roest-Jonkers

De voorzitter,

de heer T.J. van der Zwan

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting

Hoofdstuk 1

Vervallen

Hoofdstuk 2

Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken, andere dan die genoemd onder 2.2:

Per m2 per week

0,60

2.2

Het tarief bedraagt voor een afschutting:

Per m1 per week

0,60

2.3

Het onder 2.1 en 2.2 genoemde tarief bedraagt tenminste

36,85

Hoofdstuk 3

Vervallen

Hoofdstuk 4

Vervallen

Hoofdstuk 5

Aankondigingsborden

5.1

Het tarief bedraagt voor reclame- of andere aankondigingsborden:

5.1.1

Per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

0,60

5.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van verwijzingsborden met een maximale afmeting van 60 bij 30 cm:

5.2.1

per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

0,60

5.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een spandoek:

5.3.1

per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

1,15

5.4

Het onder 5.2 en 5.3 vermelde tarief bedraagt tenminste

36,85

Hoofdstuk 6

Verkoopgelegenheden

6.1

Het tarief bedraagt voor (semi-)permanente standplaatsen, anders dan op marktterreinen:

6.1.1

Van maandag tot en met vrijdag:

6.1.1.1

Per standplaats per dag per jaar

344,35

6.1.2

Op zaterdag:

6.1.2.1

Per standplaats per dag per jaar

688,75

6.2

Het tarief bedraagt voor incidentele standplaatsen, anders dan op marktterreinen:

6.2.1

Per standplaats per dag

35,05

6.2.2

Per standplaats per week

84,70

6.2.3

Per standplaats per maand

205,85

Hoofdstuk 7

Terrassen

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras, bij een totaal ingenomen oppervlakte:

7.1.1

per terras per m2 per jaar

27,40

Hoofdstuk 8

Overige voorwerpen

8.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in dit hoofdstuk en de voorgaande hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

8.1.1

indien het voorwerp een oppervlakte heeft van minder dan 2 m2:

8.1.1.1

per m1, gemeten over de langste zijde, per week

0,15

8.1.2

indien het voorwerp een oppervlakte heeft van 2 m2 of meer:

8.1.2.1

per m2, per week

0,15

8.2

Het onder 8.1 genoemde tarief bedraagt tenminste

36,85

8.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een opstelplaats voor winkelwagens per m2 per jaar:

30,25

Hoofdstuk 9

Ligplaatsen

9.1

Het tarief bedraagt voor het innemen van een ligplaats met een woonschip aan een openbare kade of oever:

9.1.1

per woonschip aan de Polderdijk 1001 t/m 1002 per jaar

744,30

9.1.2

per woonschip aan de Polderdijk 1003 t/m 1020 per jaar

883,70

9.1.3

vervallen

9.1.4

per woonschip aan de Leeuwarderstraatweg 1001 t/m 1013 per jaar

794,00

9.1.5

per woonschip aan Kostverloren 1001 t/m 1004 per jaar

764,30

9.1.6

per woonschip aan Kostverloren 1005 per jaar

555,05

9.2

Het tarief bedraagt voor het innemen van een ligplaats met een woonark of een woonschip op een andere dan hierboven genoemde locatie, over het lopende kalenderjaar, gerekend over de lengtemaat voor elke meter of deel daarvan

29,95

9.3

Het tarief bedraagt per kalenderjaar voor het innemen van een ligplaats na een daartoe verkregen vergunning / ontheffing van de gemeente voor pleziervaartuigen aan een ligoever als bedoeld in artikel 5:25a lid 2 sub b Algemene Plaatselijke Verordening:

9.3.1

voor vaartuigen tot 5 meter lengte

99,15

9.3.2

voor vaartuigen vanaf 5 meter lengte per m2 bootoppervlak berekend over de grootste lengte en breedte van het vaartuig

14,50

9.3.3

indien de eigendom van de ligoever niet aan de gemeente Heerenveen toebehoort per m2 bootoppervlak berekend over de grootste lengte en breedte van het vaartuig

4,20

9.4

Het tarief bedraagt voor het op de naastgelegen openbare oever of kade hebben van fietsen, afvalcontainers, loopplanken, e.d.:

9.4.1

per bruin schip per jaar

79,20

Behorende bij raadsbesluit van 16 december 2021