Beleidsdocument kwaliteit BRP gemeente Lelystad 2022-2025

Geldend van 23-12-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsdocument kwaliteit BRP gemeente Lelystad 2022-2025
  • 1.

    Het Beleidsdocument kwaliteit BRP vast te stellen;

  • 2.

    De Beleidsregels inzake burgerzaken, vastgesteld op 11 december 2012, de Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie personen gemeente Lelystad 2017, vastgesteld op 10 oktober 2017 en de Regeling briefadres gemeente Lelystad 2017, vastgesteld op 10 oktober 2017, in te trekken.

1 Inleiding

1.1 Algemeen

Sinds jaren wordt er door de landelijke en lokale overheid gewerkt aan de diverse basisregistraties. Het stelsel van basisregistraties is de ruggengraat van de informatiehuishouding van de overheid. Eenmalige uitvraag en meervoudig gebruik is het uitgangspunt. De basisregistraties dienen juridisch, informatiekundig, technisch en organisatorisch afgestemd en gekoppeld te worden zodat ze overheidsbreed gebruikt kunnen worden. Met andere woorden, het vastleggen en uitwisselen van gegevens moet juridisch mogelijk zijn en dient op een georganiseerde, effectieve, efficiënte en veilige wijze te geschieden 1 .

De basisregistratie personen (hierna: BRP) is een essentiële schakel in de dienstverlening aan de burger en de persoonsinformatievoorziening voor de gehele overheid. Zonder een correcte werking van het totale informatiesysteem – hieronder valt onder meer techniek, locatie, procedures en personeel – is een goed functioneren van bovengenoemde werkzaamheden onmogelijk.

De persoonsgegevens opgenomen in de BRP zijn zeer privacygevoelig, de regels om de privacy van de burger te waarborgen zijn streng. De belangen bij het opnemen van persoonsgegevens in de BRP zijn groot, voor zowel de burger als de gebruikers van de BRP-gegevens.

Dit beleidsdocument dient om formeel vast te leggen welke eisen het college stelt ten aanzien van de kwaliteit van de BRP. Met kwaliteit wordt hier de datakwaliteit en de betrouwbaarheid van de BRP bedoeld. Het omvat mede de beleidsregels ten aanzien van de bestuurlijke boete. Daarnaast kan vanuit maatschappelijk oogpunt weleens behoefte bestaan om maatwerk te leveren. Dit gewenste maatwerk heeft een plek gekregen in dit document. Vaststelling van het beleid geeft de gemeentelijke organisatie de opdracht om zorg te dragen voor het voldoen aan de in dit document gedefinieerde resultaten.

1.2 Datakwaliteit

De gegevens uit de BRP worden geautomatiseerd uitgewisseld met overheidsorganisaties en aangewezen derden. De datakwaliteit moet daarom hoog zijn. De datakwaliteit wordt bepaald door criteria als actualiteit, volledigheid en invoer met toepassing van geldende richtlijnen en op basis van aangewezen brondocumenten.

1.3 Betrouwbaarheid

De vraag of de BRP betrouwbaar is, is de vraag stellen of de registratie een correcte weergave is van de feitelijke situatie. Met betrouwbaarheid wordt dus bedoeld de mate waarin de gebruikers van deze gegevens kunnen vertrouwen op de juistheid ervan. De betrouwbaarheid van gegevens is om drie redenen belangrijk.

  • Ten eerste is het belang van de burger ermee gemoeid, vanuit het kader van dienstverlening. Onjuiste gegevens brengen de burger in problemen. Zo kunnen voorzieningen worden misgelopen.

  • Ten tweede is het belang van de (semi-)overheid bijzonder groot. Immers, wat heeft een overheidsorgaan er aan om verplicht te zijn gegevens te gebruiken, wanneer deze gegevens niet betrouwbaar zijn? Indien dit het geval is, dan is – alle maatregelen om zaken juridisch, informatiekundig, technisch en organisatorisch goed te regelen ten spijt – de informatiehuishouding van de overheid niet op orde.

  • Ten derde heeft de BRP zelf ook belang bij juiste gegevens. Indien de gegevens niet betrouwbaar zijn, dan kan de BRP niet aan haar doelstellingen voldoen, zullen afnemers gebruik maken van schaduwregistraties en vervalt het bestaansrecht en daarmee de voordelen van de BRP.

1.4 Maatwerk en de mens achter de gegevens

Waar jarenlang druk werd uitgeoefend vanuit landelijke politiek, ministerie en de media op de betrouwbaarheid van de BRP-gegevens, voornamelijk op het gebied van fraudebestrijding, is sinds enige tijd een kentering zichtbaar op bepaalde vlakken. Door dezelfde partijen, op sommige vlakken attent gemaakt door de ombudsman, wordt steeds vaker aandacht gevraagd voor de menselijke gevoelens achter de feitelijke registratie(-plicht). Zo wordt de vreemde nationaliteit van Nederlanders niet meer geregistreerd en is het door een wetswijziging mogelijk geworden om een levenloos geboren kind op te nemen.

Daarnaast valt steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen. Daarbij zijn voorbeelden te horen van mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Dit wordt in het volgende hoofdstuk toegelicht. Het beeld dat steeds overtuigender aan het daglicht komt, is dat de registratie soms belangrijker dreigt te worden dan de ‘mens achter de gegevens’2 . Dit verklaart de roep om meer belang te hechten aan de menselijke problematiek in het kader van de registratie. Dit document heeft mede tot doel maatwerk te kunnen bieden, tot een gewenst afgebakend niveau zodat willekeur wordt voorkomen.

1.5 Evaluatie

Eenmaal per jaar wordt de voortgang en de resultaten van de in dit beleid gestelde doelen geëvalueerd. De teamleider Stadswinkel, in de rol van informatiebeheerder BRP, rapporteert hierover aan het college. Dit is bepaald in de het Reglement BRP.

1.6 Geldigheid

Dit beleidsdocument is geldig voor de periode van 2022 tot en met 2025. De beleidsdoelstellingen worden gefaseerd binnen deze periode opgepakt. In elk geval eens in de vier jaar worden de beleidsdoelstellingen geactualiseerd. Mochten de actualiteiten of de evaluatie hiertoe aanleiding geven, dan worden de beleidsdoelstellingen in een eerder stadium geactualiseerd.

1.7 Verantwoordelijkheden

Het college van burgemeester en wethouders is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de persoonsgegevens van de eigen ingezetenen. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid is het college het bevoegde bestuursorgaan om beleidsdoelstellingen vast te stellen.

Op grond van het Reglement BRP is de informatiebeheerder verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg voor de BRP. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid ziet de informatiebeheerder, in overleg met de andere betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie, toe op het uitvoeren van de maatregelen om te voldoen aan de beleidsdoelstellingen. De (senior-)gegevensbeheerders ondersteunen de informatiebeheerder bij het uitvoeren van het beleid en de noodzakelijke onderzoeken.

2 Bedreigingen

Hieronder zijn voorbeelden van bedreigingen opgenomen op het gebied van datakwaliteit, de betrouwbaarheid en maatwerk.

2.1 Datakwaliteit

De BRP is voor tal van werkzaamheden van de gemeente en andere bestuursorganen van belang. De BRP zorgt voor de persoonsinformatievoorziening voor de gehele overheid. Een groot deel van de dienstverlening is afhankelijk van de BRP. Een inwoner zal daardoor direct hinder ondervinden als gegevens niet goed zijn geregistreerd. Denk hierbij aan bedreigingen als het ontbreken van gegevens, het opnemen van corrupte data (gegevens die niet voldoen aan het gegevensmodel), het onjuist toepassen van uitvoeringsvoorschriften of het beschadigd raken van brondocumenten.

2.2 Betrouwbaarheid

Gegevens in de BRP worden altijd ontleend aan bij wet aangewezen brondocumenten en aangiften en aan het toepassen van wetgeving. Het overleggen van brondocumenten is gedeeltelijk – en het doen van aangifte is geheel – afhankelijk van de medewerking van de burger. Die medewerking is niet vrijblijvend, de burger heeft verschillende wettelijke verplichtingen.

Het bovenstaande betekent dat de burger een bepalende factor is wat betreft de betrouwbaarheid van de BRP. Tegelijkertijd is door het gebruik van de BRP-gegevens door tal van (semi-)overheidsinstellingen en de aanspraak op voorzieningen, het belang van een inschrijving bijzonder groot. Dat in ogenschouw genomen, kunnen de volgende bedreigingen ten aanzien van de betrouwbaarheid worden genoemd3 :

Onwetendheid van de burger, bijvoorbeeld:

  • burger is niet op de hoogte dat hij/zij verplicht is om aangifte te doen van adreswijziging;

  • burger is niet op de hoogte dat hij/zij verplicht is om brondocumenten van rechtsfeiten uit het buitenland te overleggen.

Doelbewust frauderen, bijvoorbeeld:

  • student schrijft zich vanwege een uitwonende beurs in op een ander adres dan dat hij/zij feitelijk woonachtig is;

  • pensioengerechtigde die in het buitenland woonachtig is, schrijft zich in met een woon- of briefadres in de BRP;

  • persoon wenst zich niet op een adres in te schrijven, vanwege de invloed op de berekening van het gezinsinkomen in het geval van toeslagen van de Belastingdienst of een bijstandsuitkering;

  • persoon wenst ingeschreven te blijven staan vanwege de hypotheekrenteaftrek;

  • persoon schrijft zich tijdelijk in op een adres, slechts met het oog om gebruik te maken van een voorziening als de aanvraag voor een reisdocument;

  • persoon mag zich niet inschrijven van de huiseigenaar in verband met (illegale) (onder-)verhuur;

  • persoon wenst zich niet in te schrijven, omdat een deurwaarder of justitie op zoek is naar hem/haar.

Fouten in de bijhouding van gegevens, bijvoorbeeld:

  • de uitvoerend medewerker maakt een vergissing – zoals een typefout – bij het registreren van nieuwe gegevens;

  • de uitvoerend medewerker neemt onbewust een verkeerde beslissing door een gebrek aan kennis, onvolledige processen of ontbrekende werkafspraken;

  • de uitvoerend medewerker neemt bewust een verkeerde beslissing, ingegeven door fraude, omkoping of door dwang van buitenaf.

Onvoldoende toezicht door bestuursorganen, bijvoorbeeld:

  • een bestuursorgaan ontvangt signalen dat gegevens onjuist zijn, maar doet geen terugmelding;

  • het college treedt niet op tegen burgers die bewust geen of foutieve informatie verstrekken.

Problematiek rondom briefadressen:

Bijzondere aandacht verdient de registratie van een briefadres.

  • Het houden van een briefadres vanwege het ontbreken van een woonadres, wordt normaliter gezien als een tijdelijke situatie. Het gedurende langere tijd beschikken over een briefadres, is een signaal van een mogelijke foutieve registratie;

  • Een aspect waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanvraag om een briefadres, is de registratie van meerdere briefadressen op het betreffende adres. Hoewel meerdere briefadressen wettelijk gezien geen reden tot weigering mag zijn, is extra waakzaamheid op zijn plaats. Het is prettig als iemand die recht heeft op een briefadres, in de praktijk wordt geholpen. Maar het is onwenselijk als mensen die geen recht hebben op een briefadres, worden geholpen door iemand die vanwege zakelijke belangen (er wordt in het land ook wel betaald aan briefadresgevers) de informatie op het verzoekformulier manipuleert. Van manipuleren is sprake als het formulier zo wordt ingevuld om het doel te bereiken (namelijk registratie op een briefadres) en niet naar waarheid of onvolledig wordt ingevuld. Het is bovendien onwenselijk als mensen die sowieso recht hebben op een briefadres, door onwetendheid terechtkomen bij iemand die hiervoor een bedrag in rekening brengt.

Multidisciplinaire aandachtsgebieden:

Tot slot zijn er enkele multidisciplinaire aandachtsgebieden die mede gerelateerd zijn aan de betrouwbaarheid van de BRP. Enkele voorbeelden hiervan:

  • Ondermijning

  • Illegale kamerverhuur

  • Jongeren zonder adres (ook wel spookjongeren genoemd)

  • Registratie van arbeidsmigranten

Op dat laatste onderwerp wordt nader ingegaan. De problematiek rondom arbeidsmigranten is veel breder dan de registratie in de BRP, maar wordt hier slechts vanuit dit perspectief belicht. Uit vele onderzoeken blijkt dat de registratie van arbeidsmigranten tekort schiet4 . Dit heeft nadelige consequenties voor de mensen zelf (zoals het mislopen van het recht op voorzieningen), de overheid (zoals onvoldoende zicht op de bewoning van panden) en omwonenden (zoals overlast doordat problemen niet worden gesignaleerd of er niet wordt gehandhaafd).

2.3 Maatwerk

In het vorige hoofdstuk is kort het dreigbeeld van een vicieuze cirkel genoemd, waarbij de registratie belangrijker lijkt te worden dan de mensen zelf. Denk hierbij aan een voorbeeld waarbij iemand zijn/haar baan en huis kwijtraakt, geen adres meer heeft om zich in te schrijven en door het ontbreken van een adres geen recht heeft op een uitkering. Hoewel dit voorbeeld wellicht wat te simplistisch is weergegeven, illustreert het wel het (mogelijk soms doorgeslagen) effect van de basisregistratie. De nationale ombudsman heeft deze vicieuze cirkel door middel van een infographic geprobeerd grafisch weer te geven, zie hiernaast.

afbeelding binnen de regeling

3 Beleidsdoelstellingen

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de beleidsdoelstellingen genoemd die gezamenlijk de normen en eisen vormen qua datakwaliteit en betrouwbaarheid van de persoonsgegevens. Wat betreft de betrouwbaarheid is een onderscheid gemaakt tussen adresgegevens, nationaliteitsgegevens en identiteitsgegevens. Daarna wordt ingegaan op de registratie van arbeidsmigranten en het leveren van maatwerk. De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor het voldoen aan deze doelstellingen en zorgt voor een gepaste inrichting van het informatiesysteem. Bij de doelstellingen zijn enkele bijzondere kwaliteitsmaatregelen opgenomen die nodig worden geacht om de doelstelling te behalen of om het behalen ervan inzichtelijk te maken. De informatiebeheerder neemt daarnaast ook aanvullende maatregelen om aan de doelstellingen te voldoen.

Jaarlijks vindt er een evaluatie plaats om te toetsen of aan de doelstellingen wordt voldaan en of de maatregelen toereikend zijn. De resultaten van de diverse onderzoeken worden bij deze evaluatie betrokken. Het college wordt geïnformeerd over de evaluatie. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie hierover.

In het algemeen geldt de volgende doelstelling:

Doelstelling 1: De invoer van gegevens in de BRP wordt gecontroleerd op betrouwbaarheid, actualiteit, volledigheid, toepassing van geldende richtlijnen en het gebruik van aangewezen brondocumenten.

  • 1.

    Alle risicovolle wijzigingen worden door een andere medewerker gecontroleerd. Onder een risicovolle wijziging wordt in elk geval verstaan de inschrijving, het verwerken van een buitenlands brondocument en het opnemen van nationaliteitsgegevens. Als gevolg van (landelijke) ontwikkelingen kan de informatiebeheerder deze lijst uitbreiden.

  • 2.

    Van niet-risicovolle wijzigingen wordt door middel van een willekeurige steekproef 5% door een andere medewerker gecontroleerd.

  • 3.

    Van veel wijzigingen wordt een bericht over de verwerking naar de betreffende inwoner verstuurd. In dit bericht wordt gevraagd om de gewijzigde gegevens te controleren.

  • 4.

    Signalen over eventuele onjuistheid van gegevens (zoals terugmeldingen bij gerede twijfel) worden altijd binnen vijf werkdagen in behandeling genomen. Waar nodig wordt nader onderzoek gedaan naar de gegevens.

3.2 Datakwaliteit

Wat betreft de datakwaliteit worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 2: Er wordt voldaan aan de normstelling die bij de geautomatiseerde controle op de persoonsgegevens van de jaarlijkse zelfevaluatie van de BRP wordt gehanteerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties5 .

  • 1.

    Maandelijks worden resultaten van de controle beoordeeld en waar nodig worden gegevens gecorrigeerd of aangevuld.

  • 2.

    Het college wordt jaarlijks geïnformeerd over de uitkomsten van de zelfevaluatie overeenkomstig de bepalingen in de Wet BRP en het Reglement BRP.

Doelstelling 3: Gegevens over de adressen in de BRP moeten overeenkomen met de gegevens in de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG).

  • 1.

    Bij het opnemen van adresgegevens in de BRP worden deze gegevens ontleend aan de BAG. Als er verschillen worden geconstateerd, dan wordt een terugmelding gedaan aan de BAG.

  • 2.

    Minimaal eenmaal per jaar wordt een bestandsvergelijking tussen de BRP en de BAG gedaan. In geval van verschillen wordt nader bekeken waardoor het verschil is veroorzaakt. Een verschil kan leiden tot een terugmelding aan de BAG, aanpassing van de gegevens in de BRP of een nader onderzoek.

3.3 Adresgegevens

3.3.1 Algemeen

Wat betreft de betrouwbaarheid van de adresgegevens, worden de volgende algemene doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 4: Het uitgangspunt is dat het feitelijke verblijfadres van personen wordt geregistreerd, behoudens de gevallen waarin de wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document anders bepaalt. Een onjuiste registratie van adresgegevens wordt zo mogelijk voorkomen. Bij gerezen twijfel over al geregistreerde gegevens wordt onderzoek gedaan.

  • 1.

    Inwoners worden in staat gesteld om op een toegankelijke wijze aangifte te doen van adreswijziging. Bij voorkeur wordt die aangifte digitaal gedaan, maar voor personen die niet digitaal vaardig zijn of om andere reden geen gebruik wensen te maken van het digitale kanaal, wordt de mogelijkheid gegeven om hun aangifte aan de balie op het Stadhuis te doen of per post te versturen.

  • 2.

    De informatiebeheerder verkent de mogelijkheden om samen te werken met de woningcorporatie(s), met als doel om de dienstverlening aan de inwoners en de adreskwaliteit te verbeteren. Deze verkenning omvat het aan de corporatie(s) ter beschikking stellen van gegevens uit de BRP, waarmee lastenverlichting van de inwoner wordt bewerkstelligd. De inwoner hoeft dan bij woningtoewijzing niet zelf een BRP-uittreksel te kopen en bij de corporatie te overleggen. Daarnaast wordt de woningcorporatie door de gegevensverstrekking in staat gesteld beter onderzoek te doen naar mogelijke woonfraude. Voorts omvat de verkenning de mogelijkheid dat de inwoner bij de woningcorporatie aangifte van adreswijziging doet. Onderdeel van de verkenning is het voldoen aan de privacyvoorschriften uit de Wet BRP en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

  • 3.

    Het aansluiten bij (gemeentelijke) samenwerkingsverbanden ten behoeve van het bestrijden van niet toegestane kamerverhuur, woonfraude, het signaleren van sociaalmaatschappelijk ongewenste situaties en het tegengaan van uitbuiting en ondermijning. Het benoemen van een gemeentebreed aanspreekpunt voor BRP-gerelateerde zaken door de informatiebeheerder maakt hiervan onderdeel uit. Waar mogelijk wordt signaaltoezicht toegepast en worden mogelijke wantoestanden gemeld aan de toezichthoudende instantie.

  • 4.

    Er wordt deelgenomen aan de Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA)6 . Met deelname aan het LAA wordt beoogd om samen met andere deelnemende partijen door middel van risicogericht adresonderzoek de kwaliteit van de adresgegevens te verhogen. Blijkt uit onderzoek na een signaal van LAA dat er mogelijk sprake is van misbruik van mensen of voorzieningen, dan wordt deze informatie gedeeld met de relevante contactpersonen binnen de gemeente.

  • 5.

    Waar nodig wordt de bestuurlijke boete ingezet als middel om de doelstellingen te behalen (zie hoofdstuk 4 van dit document).

Zoals hierboven toegelicht worden inwoners in beginsel geregistreerd op hun woonadres. In specifieke gevallen is registratie op een briefadres mogelijk. Soms is daarbij maatwerk gewenst. Hieronder wordt ingegaan op het woon- en briefadres. De mogelijkheid tot maatwerk is opgenomen in hoofdstuk 3.7 van dit document.

3.3.2 Woonadres

Wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens over het woonadres, worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 5: Minimaal 95% van de in de BRP ingeschreven personen, staan op het juiste adres ingeschreven. Op minimaal 95% van de adressen met een woonbestemming, komt het aantal geregistreerde bewoners overeen met de feitelijke situatie.

  • 1.

    Als iemand zich wenst in te schrijven op het adres waar al een ander staat ingeschreven dan wordt een verklaring van medebewoning gevraagd, tenzij op andere wijze de medebewoning blijkt.

  • 2.

    Als bij het verwerken van een verhuisaangifte blijkt dat de oude bewoners zijn vertrokken van het adres, dan wordt in 100% van de gevallen ambtshalve een adresonderzoek gestart.

  • 3.

    In 100% van de vestiging op een leegstaand adres van een persoon die als “vertrokken onbekend” stond geregistreerd, wordt het overleggen van een huur- of koopovereenkomst verplicht gesteld. Deze maatregel dient ter bestrijding van de situatie dat leegstaande adressen worden misbruikt door burgers, die uitgeschreven staan, om zich foutief in te schrijven. Bij ontbreken van een huur- of koopovereenkomst kan ook op andere wijze de feitelijke bewoning van het adres worden aangetoond, bijvoorbeeld door het overleggen van ander bewijsmateriaal of het afleggen van een huisbezoek.

  • 4.

    In 100% van de digitaal doorgegeven adreswijzigingen wordt gebruik gemaakt van voorzieningen om risico’s te signaleren. Bijvoorbeeld de signalering dat als gevolg van een adreswijziging minderjarige kinderen op het adres zouden ‘achterblijven’, doordat de ouder vergeet de kinderen in de aangifte te vermelden. Of een signalering dat een inwoner veelvuldig in korte periode adreswijzigingen doet, ook wel een ‘veelverhuizer’ genoemd.

  • Adreswijzigingen die worden gesignaleerd door de voorziening, worden niet geautomatiseerd verwerkt. Er is een visuele controle van een medewerker nodig. Waar nodig wordt een huisbezoek afgelegd.

  • 5.

    De werking en het resultaat van de risicoprofielen (de effectiviteit) wordt minimaal eenmaal per jaar geëvalueerd.

  • 6.

    Minimaal eenmaal per jaar worden bij 50 adressen steekproefsgewijs huisbezoeken afgelegd om de juistheid van de registratie te toetsen.

  • 7.

    Minimaal tweemaal per jaar worden er steekproefsgewijs 20 verwerkte aangifteformulieren achteraf feitelijk gecontroleerd. Hierbij wordt gecontroleerd of de personen daadwerkelijk zijn verhuisd en de nieuwe woonsituatie feitelijk overeenkomt met de in de BRP geregistreerde situatie. De helft van de controles vinden volstrekt willekeurig plaats. De andere helft vindt risicogericht plaats door uitsluitend situaties van inwoning te controleren.

  • 8.

    Bij verkiezingen zijn retour ontvangen stempassen, omdat deze per post niet kan worden bezorgd, een indicatie dat betrokkene niet op het adres woonachtig is. Bij 100% van de retour ontvangen stempassen wordt een adresonderzoeken gestart.

Doelstelling 6: In minimaal 95% van de als onbewoond geregistreerde adressen met een woonbestemming, is daadwerkelijk sprake van leegstand (tenzij er op grond van enig wettelijk voorschrift geen inschrijving dient plaats te vinden).

  • 1.

    Minimaal eenmaal per jaar worden alle als onbewoond geregistreerde adressen met een woonbestemming gecontroleerd.

Doelstelling 7: Het primaire uitgangspunt is dat het feitelijke verblijfadres van personen wordt geregistreerd, behoudens de gevallen waarin de wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document anders bepaalt. Normaliter moet er sprake zijn van een woonadres dat volgens de BAG geschikt is voor bewoning. In 100% van de gevallen waarin sprake is van bewoning van een adres dat volgens de BAG niet geschikt is voor bewoning vindt inschrijving slechts na controle plaats.

  • 1.

    Bij een aangifte van adreswijziging of verblijf en adres wordt het adres gecontroleerd in de BAG. Bij mogelijke bewoning van een pand dat volgens de BAG niet geschikt is voor bewoning kan dit leiden tot een terugmelding aan de BAG of een adresonderzoek. Waar nodig wordt een huisbezoek afgelegd.

  • 2.

    Als er bij feitelijke bewoning mogelijk sprake is van strijd met het bestemmingsplan, dan is dit geen belemmering voor een registratie in de BRP. Er wordt een melding gedaan aan het team dat is belast met de handhaving om te beoordelen of hier actie nodig is van de gemeente. De persoon wordt hiervan vooraf op de hoogte gesteld.

  • 3.

    Minimaal eenmaal per jaar worden de gegevens in BAG en de BRP met elkaar vergeleken. Verschillen worden onderzocht en waar mogelijk in overeenstemming met elkaar gebracht.

3.3.3 Briefadres

Wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens over het briefadres, worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 8: Van personen die geen recht hebben op een briefadres op grond van wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document, wordt de aangifte voor een briefadres geweigerd. Fraude wordt zo mogelijk bij de aangifte al voorkomen.

  • 1.

    In het geval dat de beoogd briefadresgever (natuurlijk persoon) al voor meerdere personen het briefadres verzorgt, wordt bij een nieuw verzoek om een briefadres de opgegeven reden nader onderzocht. Omdat de reden voor het houden van een briefadres persoonlijk is, wordt verwacht dat het verzoekformulier een reflectie is van deze persoonlijke situatie. Er kan daarbij niet worden volstaan met het gebruik van een standaardreden, al dan niet opgegeven door de briefadresgever. Er wordt gecontroleerd of verschillende verzoekformulieren bij deze briefadresgever niet steeds dezelfde motivatie bevatten.

  • 2.

    Een verzoek om een briefadres wordt in persoon op het Stadhuis ingediend en toegelicht7 . Door middel van een persoonlijk gesprek kan de situatie van de verzoeker goed worden beoordeeld en het recht op het briefadres beter worden vastgesteld. Bovendien kan onderliggende (sociale) problematiek worden gesignaleerd en betrokkene worden verwezen naar een medewerker uit het sociaal domein.

Doelstelling 9: Het doel van een briefadres bij een persoon die recht heeft op een briefadres, is dat deze persoon bereikbaar is.

  • 1.

    Indien een briefadreshouder niet meer bereikbaar is via het briefadres, van hem/haar geen aangifte van een ander brief- of woonadres wordt ontvangen en er na onderzoek geen adresgegevens achterhaald kunnen worden, dan wordt de inschrijving op het briefadres beëindigd en wordt de registratie van betrokkene in de BRP gewijzigd in niet-ingezetene.

Doelstelling 10: De rol van de briefadresgever is van groot belang in de bereikbaarheid van een briefadreshouder. Een rechtspersoon die is gevestigd in deze gemeente kan pas als briefadresgever optreden als deze door of namens het college is aangewezen8 .

  • 1.

    Een rechtspersoon wordt slechts aangewezen na een schriftelijke aanvraag hiertoe, waarbij de vertegenwoordiger vooraf verklaart de verplichtingen die hij/zij heeft op grond van de Wet BRP in acht zal nemen.

  • 2.

    De aanwijzing van een rechtspersoon als briefadresgever wordt beëindigd als de briefadresgever zich, ondanks een oproep daartoe, bij herhaling niet houdt aan de verplichtingen op grond van de Wet BRP.

  • 3.

    De aanwijzing van een rechtspersoon als briefadresgever wordt beëindigd als de briefadresgever bewust medewerking verleent aan een onjuiste registratie van een persoon.

Doelstelling 11: Soms komt het voor dat uit een adresonderzoek blijkt dat een persoon, die wel bereikbaar is in de communicatie met de gemeente, niet beschikt over een woonadres maar gezien zijn/haar feitelijk en rechtmatig verblijf ingezetene zou moeten zijn in Lelystad, maar dat hij/zij niet in staat is of bereid is om aangifte van een briefadres te doen.

  • 1.

    In dergelijke situaties wordt ambtshalve een briefadres toegekend. In het geval er geen (natuurlijk of rechts-)persoon bereid wordt gevonden om als briefadresgever op te treden, dan treedt de gemeente op als briefadresgever. Hiervoor wordt een gemeentelijk adres ter beschikking gesteld9 .

  • 2.

    Indien meerdere gemeenten betrokken zijn bij een persoon, vindt de toekenning van het briefadres plaats in de gemeente waar betrokkene alle omstandigheden in acht genomen de meeste binding heeft. Waar nodig vindt overleg plaats met die gemeente(n). Er wordt te allen tijde voorkomen dat een persoon ‘tussen wal en schip’ terecht komt.

  • 3.

    Indien een persoon weliswaar telefonisch of via e-mail bereikbaar is, doch weigert een adres te doen registreren of zelfs weigert enige verblijfplaats kenbaar te maken, is hij/zij in zoverre onbereikbaar 10 . In een dergelijk geval wordt er in beginsel niet ambtshalve een briefadres toegekend, maar wordt het vertrek uit Nederland opgenomen 11 .

Doelstelling 12: Bij personen die geen recht meer hebben op een briefadres, wordt de feitelijke situatie geregistreerd.

  • 1.

    Minimaal tweemaal per jaar wordt van alle personen die langer dan drie maanden briefadres houden vanwege het ontbreken van een woonadres, de actualiteit van de adresgegevens gecontroleerd.

3.4 Nationaliteitsgegevens

Wat betreft de betrouwbaarheid van de nationaliteitsgegevens worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 13: Indien op geen enkele wijze blijkt welke nationaliteit iemand bezit, wordt betrokkene geregistreerd met een onbekende nationaliteit. Het ontbreken van de correcte nationaliteitsgegevens kan als ongewenst worden gezien.

  • 1.

    Minimaal eenmaal in de twee jaar wordt onderzoek gedaan naar de actuele nationaliteitsgegevens van personen die geregistreerd zijn met een onbekende nationaliteit.

Doelstelling 14: Indien iemand geregistreerd staat met een nationaliteit die niet meer bestaat (bijvoorbeeld de Joegoslavische), zijn de nationaliteitsgegevens onbetrouwbaar. Deze situatie moet worden voorkomen.

  • 1.

    Minimaal eenmaal per jaar wordt onderzoek gedaan naar de actuele nationaliteitsgegevens van personen die geregistreerd zijn met een vervallen nationaliteitscode (betreft de nationaliteit van een land dat niet langer bestaat).

Doelstelling 15: Indien twee vreemdelingen een kind krijgen, verkrijgt het kind bij de geboorte toch van rechtswege het Nederlanderschap als:

  • in elk geval een van de ouders in Nederland woonachtig is ten tijde van de geboorte van het kind, en

  • de ouder zelf het kind is van een vader of moeder die ten tijde van de geboorte van de ouder in Nederland woonachtig was 12 .

Een dergelijke situatie is niet veelvoorkomend en de bepaling is over het algemeen niet bekend bij ouders. Het risico bestaat dat de behandelend ambtenaar het feit dat het kind bij de geboorte het Nederlanderschap verkrijgt, over het hoofd ziet en het Nederlanderschap ten onrechte niet registreert. Dit heeft een onvolledige registratie tot gevolg en potentieel grote nadelige consequenties voor de ouders.

  • 1.

    Minimaal eenmaal per jaar wordt onderzoek gedaan naar gevallen waarbij mogelijk sprake is van het ontbreken van de Nederlandse nationaliteit bij een kind van de ‘derde generatie’. In voorkomende gevallen wordt de Nederlandse nationaliteit alsnog opgenomen.

3.5 Identiteitsgegevens

Wat betreft de betrouwbaarheid van de identiteitsgegevens worden de volgende doelstellingen geformuleerd:

Doelstelling 16: Het inschrijven van personen of het opnemen van gegevens op grond van valse documenten kost de overheid veel geld en dient te allen tijde voorkomen te worden.

  • 1.

    Er wordt gehandeld overeenkomstig de “Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek) 2021 13 ” (of de opvolger hiervan).

  • 2.

    Bij het overleggen van buitenlandse documenten worden alle overgelegde identiteitsdocumenten gecontroleerd op echtheid. Als er twijfel bestaat over de echtheid van het document, wordt altijd Bureau Documenten van de IND gevraagd om onderzoek te doen.

  • 3.

    Een document dat (waarschijnlijk) vals is, wordt niet geaccepteerd als brondocument voor de BRP. Het document wordt niet teruggegeven aan de persoon die het heeft overgelegd. Er wordt aangifte gedaan bij de politie.

Doelstelling 17: Het moet worden verhinderd dat één persoon zich onder verschillende namen meerdere malen inschrijft in de BRP.

  • 1.

    Bij een vestiging uit het buitenland wordt met verschillende namen, zoals de naam van de (ex-)partner en de ouders, gecontroleerd of iemand al staat ingeschreven.

  • 2.

    Bij een vestiging vanuit het buitenland wordt door middel van een buitenlands persoonsnummer gecontroleerd of iemand al staat ingeschreven.

Doelstelling 18: Personen afkomstig uit het buitenland moeten zelf alle persoonsdocumenten overleggen bij de inschrijving in de BRP. Gegevens moeten volledig zijn en worden ingevoerd aan de hand van bij wet bepaalde brondocumenten. Bevorderd moet worden dat personen de meest betrouwbare (sterkste) documenten overleggen. Als dat niet direct bij de vestiging mogelijk is, dan zo snel mogelijk op een later moment.

  • 1.

    Er wordt een actief beleid gevoerd ten aanzien van nog niet ingeleverde brondocumenten. Betreffende personen worden minimaal tweemaal per jaar actief benaderd.

  • 2.

    Waar nodig wordt de bestuurlijke boete ingezet als middel om de doelstellingen te behalen (zie hoofdstuk 4 van dit document).

3.6 Registratie arbeidsmigranten

In dit onderdeel wordt ingegaan op de registratie van arbeidsmigranten. De misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland betreffen meerdere beleidsterreinen. Bij deze misstanden kan worden gedacht aan problematiek rondom huisvesting, uitbuiting, oneerlijke concurrentie, overlast en de registratie. Aangezien dit beleidsdocument gericht is op de kwaliteit van de BRP, wordt alleen de problematiek met betrekking tot de registratie van arbeidsmigranten behandeld. Bij een eventuele integrale benadering van de misstanden bij arbeidsmigranten door de gemeente, zullen de hieronder beschreven doelstellingen en bijbehorende kwaliteitsmaatregelen daarin worden overgenomen. Sowieso worden de beschreven onderdelen, waar mogelijk, door of samen met andere betrokken gemeenteonderdelen uitgevoerd. Mogelijke misstanden worden gemeld bij de toezichthoudende instantie.

Doelstelling 19: Eenieder die verblijft in Lelystad en voldoet aan de voorwaarden 14 voor inschrijving, wordt als ingezetene ingeschreven in de BRP. Arbeidsmigranten worden daarbij volwaardig behandeld, zoals uiteengezet in het tweede advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten 15 . Het is hiervoor noodzakelijk dat de gemeente een goed zicht heeft op in Lelystad verblijvende arbeidsmigranten.

  • 1.

    Er worden afspraken gemaakt met werkgevers, uitzendbureaus en verhuurders van bekende verblijfsadressen van arbeidsmigranten over het bekendmaken van arbeidsmigranten bij de gemeente en het faciliteren van de aangifte ten behoeve van de inschrijving. Deze partijen hebben een belang en een verantwoordelijkheid in deze en worden daarop aangesproken. De afspraken omvatten de volgende onderwerpen:

    • a.

      Het bekend maken van arbeidsmigranten in kwantitatieve zin aan de gemeente om zicht te krijgen op de aantallen.

    • b.

      Het bijdragen aan de registratie in de BRP door nieuwe arbeidsmigranten te verwijzen naar de gemeente en zo nodig hun persoonsgegevens aan de gemeente door te geven.

    • c.

      Het geven van voorlichting aan arbeidsmigranten over de inschrijving in de BRP in persoonlijk contact, foldermateriaal, posters en brieven, zo nodig door de gemeente ter beschikking gesteld.

    • d.

      In overeenkomsten met arbeidsmigranten worden geen beperkingen opgelegd ten aanzien van de registratie in de BRP. De Wet BRP bepaalt de regels omtrent inschrijving, eventueel beperkende bepalingen in overeenkomsten hieromtrent zijn onwettig.

    • e.

      De gemeente faciliteert zo nodig momenten voor het doen van aangifte, in overleg met betrokken partijen op nader te bepalen tijdstippen.

    • f.

      De afspraken die worden gemaakt en de wijze waarop hier uitvoering aan wordt gegeven, moeten in lijn zijn met de regels van de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2.

    Arbeidsmigranten worden proactief benaderd door de gemeente:

    • a.

      Periodiek worden bekende verblijfsadressen van arbeidsmigranten bezocht om zodoende contact te zoeken met de arbeidsmigranten en voorlichting te geven.

    • b.

      Van een aangetroffen persoon wordt ter plaatse de identiteit vastgesteld om de inschrijving te initiëren. Zo nodig wordt daarbij direct aangifte van verblijf en adres gedaan. Zo nodig wordt overgegaan tot ambtshalve inschrijving.

    • c.

      Bij de registratie van een arbeidsmigrant in de BRP wordt gewezen op het belang van inschrijving en wordt de arbeidsmigrant gevraagd om dit bij collega’s en kennissen bekend te maken en misstanden te melden.

    • d.

      Signalen van inwoners over het mogelijk verblijf van arbeidsmigranten wordt nader onderzocht. De teams Stadswinkel en Stadstoezicht werken hierbij samen.

  • 3.

    Aan de arbeidsmigrant die, ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen, weigert medewerking te verlenen aan de correcte inschrijving in de BRP, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. De bestuurlijke boete is beschreven in hoofdstuk 4 van dit document.

  • 4.

    Het voldoen aan de doelstelling en uitvoering geven aan de beschreven maatregelen vergt mogelijk een grotere inspanning van de Stadswinkel. Dat maakt een geleidelijke invoering noodzakelijk. De start hiervan zal kleinschalig plaatsvinden in de vorm van een pilot. Vooraf worden de doelstellingen bepaald en na een jaar worden de resultaten geëvalueerd. In elk geval het aantal inschrijvingen, de kosten en de tijdsbesteding door betrokken functionarissen zullen daarbij worden betrokken. Indien hiertoe aanleiding bestaat, zal aan dit beleidsdocument een addendum worden toegevoegd als gevolg van de pilot of andere ontwikkelingen.

Doelstelling 20: Van elke inwoner van Lelystad die vertrekt uit de gemeente, wordt het vertrek geregistreerd. Dat kan door middel van een inschrijving in de nieuwe gemeente, of het registreren van het vertrek uit Nederland. Ook wat dit punt betreft worden arbeidsmigranten als volwaardige burgers behandeld en gelden deze regels absoluut. Alle kwaliteitsmaatregelen die genoemd zijn bij de vorige doelstelling, zijn ook van toepassing op het doorgeven van het vertrek uit de gemeente. Er is een aanvullende maatregel:

  • 5.

    Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de arbeidsmigrant die Nederland verlaat, vaker te bewegen om hiervan aangifte te doen. Onderdeel van dit onderzoek zal zijn om te kijken naar de mogelijkheid om bij de aangifte van verblijf en adres de werkgever te laten machtigen om het vertrek uit Nederland door te geven of de werkgever een informatieve en stimulerende rol te geven hierover richting de vertrekkende medewerker.

3.7 Maatwerk

Zoals eerder in dit document toegelicht, is steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen ten behoeve van mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Wat betreft dit document gaat maatwerk uitsluitend over de adresgegevens. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop en de mate waarin maatwerk kan worden aangeboden. Door dit in een beleidsdocument op te nemen, wordt vooraf een gewenst afgebakend niveau bepaald zodat willekeur kan worden voorkomen.

Doelstelling 21: In bepaalde situaties wordt maatwerk verleend. Er zijn situaties waarbij de persoonlijke omstandigheden van een inwoner kan vragen om maatwerk. Het maatwerk kan leiden tot toekenning van een briefadres in een geval waarin de Wet BRP niet heeft voorzien. In voorkomende gevallen moet dit daarom worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. De bestuursrechter aanvaart het bestaan en de inhoud van buitenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven. De rechterlijke toetsing blijft beperkt tot de vraag of het beleid consistent wordt toegepast 16 . Om deze reden is het beleid rondom maatwerk in dit document vastgelegd en moet dit overeenkomstig worden uitgevoerd.

  • 1.

    In gevallen waarbij de situatie van een inwoner vanwege sociaalmaatschappelijke omstandigheden vraagt om maatwerk, kan een briefadres worden aangevraagd. Het oogpunt van het maatwerk is het voorkomen of doorbreken van een vicieuze cirkel waarin de inwoner terecht dreigt te komen, of al in terecht is gekomen.

  • 2.

    Er wordt een gemeentelijk adres ter beschikking gesteld voor het houden van het briefadres. Post wordt op dit adres in ontvangst genomen, tijdelijk opgeborgen en aan de inwoner overhandigd.

  • 3.

    Een inwoner kan gebruik maken van dit briefadres als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      De inwoner toont aan dat hij/zij in Lelystad verblijft.

    • b.

      Een partij uit de zorgsector of maatschappelijke opvang/ondersteuning is actief betrokken bij de inwoner 17 .

    • c.

      De inwoner committeert zich aan de gemaakte afspraken met de gemeente.

  • 4.

    De beoordeling van de situatie wordt gedaan door een medewerker van Team aanvragen uit het sociaal domein. Bij toestemming van deze medewerker voor het houden van het briefadres wordt dit briefadres door de Stadswinkel toegekend. Als de inwoner niet meer voldoet aan de voorwaarden, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.

  • 5.

    Omdat het maatwerk als doel heeft om een vicieuze cirkel te voorkomen of te doorbreken, wordt de toestemming voor het briefadres voor een bepaalde periode gegeven. De medewerker uit het sociaal domein bepaalt de duur van de periode en verlengt zo nodig de duur. Als de periode is verlopen en deze niet wordt verlengd, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.

  • 6.

    Als de toestemming voor het houden van het briefadres wordt ingetrokken dan start de Stadswinkel direct een adresonderzoek om een correcte adresregistratie te bewerkstelligen.

4 Bestuurlijke boete

4.1 Algemeen

In de Wet BRP zijn de verplichtingen opgenomen waaraan een burger moet voldoen, om bij te dragen aan de correcte, volledige en actuele registratie in de BRP. Overtreding van een verplichting kan, op grond van artikel 4.17, onder a, van de Wet BRP, leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete van maximaal 325 euro. Het doel van de bestuurlijke boete is niet het opleggen van de boete zelf. Het doel is namelijk een correcte registratie van gegevens in de BRP. In sommige gevallen is enige pressie nodig om de burger te bewegen om bij te dragen aan de kwaliteit van de gegevens. De bestuurlijke boete kan daarbij een goed instrument zijn. Anders gezegd, het instrument is effectief als de bestuurlijke boete niet hoeft te worden opgelegd, omdat de burger aan zijn/haar verplichting heeft voldaan.

Daarnaast kan, op grond van artikel 4.17, onder b, van de Wet BRP, een bestuurlijke boete worden opgelegd aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij/zij weet dat dit onjuist is. Er is dan sprake van het verlenen van medewerking aan een onjuiste registratie.

Hieronder is eerst de grondslag en de hoogte van de bestuurlijke boete weergegeven en daarna de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan.

4.2 Grondslag en hoogte van de boete

In de onderstaande tabel is per overtreding de grondslag van de bestuurlijke boete opgenomen. Daarnaast is de hoogte van de boete weergegeven. Er worden twee boetebedragen vastgesteld, te weten een standaardboete van 325 euro en een lage boete van 200 euro. In alle gevallen geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden zoals in de volgende paragraaf genoemd.

1. Verplichting tot het doen van aangifte

Hoogte

van verblijf en adres vanwege vestiging vanuit het buitenland (2.38)

Standaard

van adreswijziging (2.39)

Standaard

van vertrek naar het buitenland (2.43)

Standaard

met betrekking tot een ander persoon, waartoe hij/zij verplicht is (2.48)

Standaard

 

2. Verplichting tot geven van inlichtingen en geschriften

Hoogte

op eigen initiatief over gegevens betreffende burgerlijke staat en nationaliteit (2.44)

Laag

op verzoek na aangifte (2.45)

Laag

op verzoek over gegevens betreffende burgerlijke staat en nationaliteit (2.46)

Laag

op verzoek bij vermoeden dat persoon in gebreke is met het doen van aangifte (2.47)

Laag

met betrekking tot een ander persoon, waartoe hij/zij verplicht is (2.48)

Standaard

inlichtingen en geschriften op verzoek over overlijden van een familielid (2.51) **

Laag

 

3. Verplichting tot het geven van inlichtingen door

Hoogte

het hoofd van een instelling aan personen verblijvend in de instelling over het kiezen van briefadres (2.40, vijfde lid) *

Laag

de briefadresgever over het briefadres (2.45, vierde lid)

Laag

bedrijven of instelling over personen die aldaar verblijven (2.50) *

Laag

 

4. Overige verplichtingen

Hoogte

Op verzoek tonen van een identiteitsbewijs (2.52)

Laag

Doorgeven en mededelen van geschriften of inlichtingen aan de houder van het briefadres door de briefadresgever (2.45, derde lid)

Laag

In persoon verschijnen (2.38, 2.39, 2.43, 2.44, 2.45, 2.46, 2.47)

Laag

 

5. Medewerking onjuiste registratie

Hoogte

Iemand die bewust toelaat dat een ander persoon op hetzelfde woonadres wordt ingeschreven, terwijl hij/zij weet dat dit onjuist is (4.17, onder b)

Standaard

 

Opmerkingen

Verwijzing

Is de verwijtbaarheid van een overtreding laag, dan wordt in plaats van een standaardboete een lage boete opgelegd.

4.3.1

Ook al zou het in beginsel mogelijk zijn om tegelijkertijd twee boetes op te leggen, dan wordt gekozen voor één boete. Als het twee boetes met verschillende hoogtes betreft, dan wordt de standaardboete opgelegd.

4.3.2

Een boete wordt slechts opgelegd als betrokkene vooraf is gewaarschuwd.

4.3.3

* De boete aan een instelling wordt uitsluitend opgelegd als de instelling structureel weigert medewerking te verlenen.

4.3.4

** Met de boete aan een nabestaande wordt zeer terughoudend omgegaan, deze wordt pas opgelegd als er duidelijk sprake is van verwijtbaarheid en ondanks meerdere waarschuwingen geen moeite wordt gedaan om te voldoen aan de verplichting.

4.3.5

4.3 Voorwaarden

Om een bestuurlijke boete op te kunnen leggen moet de overtreding voldoen aan alle volgende voorwaarden:

  • 1)

    De overtreding moet verwijtbaar zijn aan de betrokkene (4.3.1).

  • 2)

    Er kan maar één boete gegeven voor de overtreding (4.3.2).

  • 3)

    De betrokkene moet eerst zijn gewaarschuwd (4.3.3).

  • 4)

    De betrokkene moet aansprakelijk zijn (4.3.4).

  • 5)

    De boete moet worden opgelegd binnen drie jaar na de overtreding (4.3.5).

4.3.1 Verwijtbaarheid

Een voorwaarde voor het opleggen van een bestuurlijke boete is dat de boete uitsluitend wordt opgelegd indien er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve verwijtbaarheid en subjectieve verwijtbaarheid.

  • Bij de objectieve verwijtbaarheid kijk je naar de handeling of het nalaten van betrokkene. Heeft betrokkene feitelijk een regel overtreden?

  • Bij subjectieve verwijtbaarheid kijk je naar de persoon. Wist betrokkene – of kon hij/zij redelijkerwijs weten – dat hij/zij een verplichting had moeten nakomen? De mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn/haar verplichting had moeten nakomen.

Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk de boete wordt opgelegd (artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb). Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, wel of niet bewust, kan als verwijtbaar worden bestempeld. Aan de hand van feiten en omstandigheden van het betreffende geval kan worden bepaald in welke mate het niet voldoen aan de verplichting verwijtbaar is. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid kan worden gevarieerd met de hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete.

Zowel de subjectieve omstandigheden, waardoor iemand niet aan zijn/haar verplichting heeft kunnen voldoen, zoals spoedopname in een ziekenhuis, als ook objectief waarneembare omstandigheden, zoals het aantal keer dat betrokkene eerder niet voldaan heeft aan de verplichting om op tijd een verhuizing door te geven, kunnen een rol spelen bij de vraag of er een boete wordt opgelegd en hoe hoog de boete is.

4.3.2 Een boete per overtreding

Er kan maar één boete per overtreding gegeven worden. Een persoon kan dus niet voor dezelfde overtreding nogmaals een boete krijgen. Dit is anders als het gaat om meerdere overtredingen van dezelfde soort. Een persoon kan namelijk bij meerdere overtredingen van dezelfde verplichtingen even zo vaak een bestuurlijke boete krijgen opgelegd. Ter illustratie hiervan, het niet overleggen van een huwelijksakte kan slechts eenmaal worden beboet. Maar bij een adreswijziging kan elke verhuizing die niet wordt doorgegeven uiteindelijk leiden tot een bestuurlijke boete.

Eén overtreding kan dus slechts beboet worden met één bestuurlijke boete (artikel 5:43 van de Awb). Doet de burger geen aangifte van adreswijziging en verschijnt betrokkene vervolgens niet als het college van B&W hem/haar daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Toch wordt in dergelijke gevallen gekozen voor het opleggen van één boete. Hetzelfde geldt voor een ouder die geen aangifte doet voor zichzelf en de minderjarige kinderen. Het is in theorie mogelijk om dan twee boetes op te leggen, maar ook hierbij wordt gekozen voor het opleggen van slechts één boete.

4.3.3 Waarschuwing

Een boete kan pas worden opgelegd nadat de persoon gewaarschuwd is dat er sprake is van overtreding en dat hiervoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Zoals eerder uitgelegd moet de bestuurlijke boete een preventieve werking hebben en is het opleggen van de boete geen doel op zichzelf. Daarom wordt de betrokkene eerst gewaarschuwd alvorens er feitelijk een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Na overlijden hebben nabestaanden de verplichting tot het geven van inlichtingen en geschriften over het overlijden van een familielid (artikel 2.51 van de Wet BRP). Overtreding van deze verplichting kan leiden tot een bestuurlijke boete. Met deze boete wordt zeer terughoudend omgegaan. De boete wordt pas opgelegd als er duidelijk sprake is van verwijtbaarheid en er ondanks meerdere waarschuwingen geen moeite wordt gedaan om te voldoen aan de verplichting.

4.3.4 Aansprakelijkheid

De bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de verantwoordelijke, of indien van toepassing aan de vertegenwoordiger. Wanneer bijvoorbeeld voor een minderjarig kind geen aangifte wordt gedaan, houdt dit in dat de boete wordt opgelegd aan de ouders. Bij niet samenwonende ouders zal de boete opgelegd worden aan de ouder aan wie de overtreding toe te rekenen is. Normaal gesproken zal dit de ouder zijn bij wie het kind woont of is gaan wonen.

De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de burger is overleden. Wanneer bij leven van de burger de boete is opgelegd en betrokkene komt voor de inning te overlijden, dan vervalt de boete (artikel 5:42 van de Awb).

Het hoofd van de instelling is verplicht de betrokken personen te informeren over de mogelijkheid tot het kiezen van briefadres (artikel 2.40, vijfde lid, van de Wet BRP) en de gemeente desgevraagd te informeren over verblijvende personen (artikel 2.50). Niet voldoen aan deze verplichting kan resulteren in een bestuurlijke boete. De boete aan een instelling wordt uitsluitend opgelegd als de instelling structureel en hardnekkig weigert medewerking te verlenen.

4.3.5 Verjaring

De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (artikel 5:45 van de Awb). Dat roept de vraag op welke datum geldt voor een overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP. Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan bij constatering ervan door het college. Na het overtreden van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij/zij de wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.

Bij valsheid in geschrifte wordt er aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Gaat het OM niet over tot vervolging (of geen reactie binnen 13 weken), dan zal er alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.

5 Evaluatie van de beleidsuitvoering

De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluatie van de beleidsdoelstellingen uit dit document. De informatiebeheerder kan deze werkzaamheden overdragen aan een andere functionaris. Bij de BRP betrokken functionarissen verlenen hun medewerking aan de evaluatie. Voor zover de evaluatie niet wordt uitgevoerd door de informatiebeheerder of de seniorgegevensbeheerder, worden deze functionarissen in de gelegenheid gesteld om op het concept te reageren. Vervolgens worden de bevindingen gerapporteerd aan het college. Bij het evaluatierapport wordt vermeld welke maatregelen er naar aanleiding van de evaluatie worden ondernomen.

De evaluatie omvat zodoende de volgende activiteiten:

  • -

    bureauonderzoek naar documenten en rapportages;

  • -

    interviews met betrokken BRP-functionarissen;

  • -

    interview met vertegenwoordiger vanuit het sociaal domein;

  • -

    opstellen van conceptrapportage inclusief aanvullende maatregelen;

  • -

    voorleggen van conceptrapportage aan betrokken functionarissen;

  • -

    uitbrengen van rapportage aan college.

De volgende zaken worden onderzocht en komen vervolgens terecht in de rapportage aan het college:

  • -

    de mate waarin is voldaan aan de beleidsdoelstellingen;

  • -

    de mate waarin uitvoering is gegeven aan de maatregelen;

  • -

    de resultaten van de onderzoeken naar de datakwaliteit van de gegevens;

  • -

    de resultaten van de onderzoeken naar de betrouwbaarheid van de gegevens;

  • -

    de te nemen aanvullende maatregelen.

Ondertekening


Noot
2

Zie in dit kader ook het rapport ‘Een mens leeft, een systeem niet’ van de nationale ombudsman: https://www.nationaleombudsman.nl/waarmee-kunnen-wij-u-helpen/nieuws/2016/nationale-ombudsman-niemand-uitsluiten-van-inschrijving-bij.

Noot
3

Met name over adresfraude is veel casuïstiek beschikbaar, via onder meer https://vng.nl/artikelen/documenten-adresfraude.

Noot
4

Zie met name het tweede advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/10/30/tweede-advies-aanjaagteam-bescherming-arbeidsmigranten.

Noot
5

Meer informatie is te vinden via https://www.rvig.nl/brp/zelfevaluatie-brp.

Noot
6

Meer informatie is te vinden via https://www.rvig.nl/brp/landelijke-aanpak-adreskwaliteit-laa.

Noot
7

Tenzij dit om zwaarwegende redenen (zoals de gezondheidssituatie van betrokkene) niet wenselijk is of het verzoek zo evident is dat een persoonlijk bezoek geen toegevoegde waarde heeft.

Noot
8

Artikel 2.42, aanhef en onder b, van de Wet BRP.

Noot
9

Deze handelswijze is in lijn met de bevindingen van de nationale ombudsman en hierdoor wordt rekening gehouden met een aangenomen voorstel om de Wet BRP te wijzigen (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2020Z22702&dossier=35648).

Noot
10

Zie in dit verband onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:354.

Noot
11

Artikel 2.22 van de Wet BRP.

Noot
12

Dit volgt uit artikel 3, derde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, ook wel het ‘grootouderartikel’ of ‘derdegeneratieartikel’ genoemd.

Noot
14

Een belangrijke voorwaarde is dat het verblijf in Nederland minimaal vier maanden gedurende een half jaar is (artikel 2.4, eerste lid, van de Wet BRP).

Noot
16

Zie de uitspraak van 14 april 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:770).

Noot
17

Hierbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het Leger des Heils, IrisZorg, Kwintes en GGZ.