Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR667652
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR667652/1
Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027
Geldend van 22-12-2021 t/m heden
Intitulé
Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027Provinciale Staten van Drenthe;
gelet op de Waterwet, artikel 4.4;
BESLUITEN:
het Regionaal Waterprogramma 2022-2027 vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.
Provinciale Staten voornoemd,
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter
mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier
Assen, 15 december 2021
Kenmerk 5.2/2021002322
Uitgegeven: 21 december 2021
Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027
Voorwoord
In aanloop naar de invoering van de Omgevingswet, is een Regionaal Waterprogramma voor Drenthe opgesteld. Met dit programma geven we onze doelen en ambities weer voor een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met een goede waterkwaliteit. Daarnaast geven we aan welke inzet we plegen om uitvoering te geven aan Europese richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW), Grondwater- en Drinkwaterrichtlijnen en de richtlijnen voor overstromingsrisico’s en zwemwater.
Als we inzoomen op één van die onderwerpen, heb ik al vaker aangegeven dat we in Drenthe ons ‘blauwe goud’ koesteren, het grondwater. Van grondwater wordt onder andere drinkwater gemaakt. Om er voor te zorgen dat we ook in de toekomst voldoende en schoon grondwater hebben, moeten we nu maatregelen nemen.
We zien inmiddels de gevolgen van klimaatverandering. Steeds vaker zijn er flinke hoosbuien, droge hete zomers en zachtere winters. We moeten ons aanpassen aan deze veranderde omstandigheden. De komende jaren blijven we ons onverminderd inzetten voor een robuust watersysteem in Drenthe dat kan omgaan met wateroverlast, droogte maar ook voorziet in voldoende water van goede kwaliteit voor de inwoners van Drenthe en de natuur.
Op schoon en voldoende water moeten we zuinig zijn. De verdeling van het water tussen verschillende functies vraagt daarom een zorgvuldige afweging en een meervoudig gebruik. Tegelijk stelt het watersysteem grenzen aan de ontwikkeling van functies. Niet alles kan overal. Als provincie hebben we een centrale positie in het landelijk gebied. Vanuit deze rol zetten we ons in om de verschillende belangen op een goede manier af te wegen voor schoon en voldoende water voor nu en in de toekomst.
In dit Regionaal Waterprogramma ziet u grotendeels een voortzetting van het huidige Regionaal Waterplan dat al was opgenomen in de Omgevingsvisie (2018). Het programma is uitvoeringsgericht met concrete doelen en maatregelen. In de volgende inleiding leest u hoe en op welke onderdelen een actualisatie heeft plaatsgevonden ten opzichte van het Waterplan uit 2018. Met dit Regionaal Waterprogramma geven we aan hoe we een robuust watersysteem willen realiseren de komende jaren om te zorgen voor een veilige en leefbare omgeving. Want al het blauwe goud willen we koesteren en behouden in Drenthe.
Hans Kuipers
Gedeputeerde Water
1. Inleiding
Wat is het Regionaal Waterprogramma?
Het Regionaal Waterprogramma is bedoeld als een concrete uitwerking van het provinciaal waterbeleid binnen de provincie Drenthe. Het Regionaal Waterprogramma is een verplicht programma in het kader van de Omgevingswet. Daarin moet in ieder geval staan wat de provincie doet om uitvoering te geven aan de Europese richtlijnen die betrekking hebben op water. Het gaat om de volgende richtlijnen:
- -
Kaderrichtlijn Water;
- -
Grondwaterrichtlijn;
- -
Drinkwaterrichtlijn;
- -
Richtlijn Overstromingsrisico’s;
- -
Zwemwaterrichtlijn.
Het Regionaal Waterprogramma is grotendeels een voortzetting van het huidige Regionaal Waterplan dat als hoofdstuk 8 is opgenomen in de Omgevingsvisie (2018). Op een aantal onderdelen waar separaat proces heeft plaatsgevonden is het programma geactualiseerd. Dit betreft de volgende onderdelen:
- •
De Kaderrichtlijn Water. Hiervoor is samen met de waterschappen en op basis van landelijke afspraken een apart gebiedsproces en besluitvormingsproces doorlopen.
- •
Meer aandacht voor de grondwatervoorraad en zoetwatervoorziening op basis van de Grondwateragenda en het Deltaprogramma zoetwater. De Grondwateragenda is tot stand gekomen met de partners in Rijn-Oost verband.
- •
De recent vastgestelde gebiedsdossiers en het uitvoeringsprogramma voor de grondwaterbeschermingsgebieden.
- •
Aanvullende Strategische Voorraden voor de openbare drinkwatervoorziening op basis van de opdracht in de Omgevingsvisie en besproken in verschillende stakeholdersbijeenkomsten.
- •
In de nota klimaatadaptatie hebben wij per beleidsthema in kaart gebracht welke maatregelen en acties we als provincie op dit moment treffen om klimaatveerkrachtig te zijn. De uitwerking van de wateronderdelen hiervan is opgenomen in het Regionaal Waterprogramma.
Verder is het programma uitgebreid op het gebied van monitoring en gegevensbeheer.
In het Regionaal Waterprogramma beschrijven wij onze doelen en geven wij aan hoe de provincie daar aan werkt. Onder het kopje “Wat doen de waterschappen” staan de activiteiten waarbij wij een kaderstellende rol hebben. Op een aantal onderdelen is het Regionaal Waterprogramma agenderend (“Wat gaan we doen”).
Ambitie
In de Omgevingsvisie (2018) hebben wij onze ambitie voor een duurzaam en veerkrachtig watersysteem met een goede waterkwaliteit geformuleerd. Het gaat hierbij om:
- •
Een zo groot mogelijke voorraad zoet grondwater van een goede kwaliteit, beschikbaar voor mens, landbouw en natuur en daarbij een duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.
- •
Een robuust watersysteem, dat zodanig is ingericht dat de risico’s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
- •
Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater, gebaseerd op de normen van de KRW.
- •
Een zodanige kwaliteit van het grondwater dat het zonder ingrijpende en kostbare zuivering geschikt is voor de bereiding van drinkwater.
De provincie stelt kaders en strategische doelen vast voor het regionale waterbeheer en is strategisch en deels operationeel grondwaterbeheerder. Het strategische waterbeleid (de beleidshoofdlijnen) is opgenomen in de Omgevingsvisie 2018. Water is hierbij zowel sturend in de ruimtelijke ordening als voorwaardenscheppend voor de ruimtelijke ordening en economie. Een voorbeeld van de sturende rol van het watersysteem is ons beleid voor de beekdalen, bergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Ook bij de begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland heeft het watersysteem een belangrijke rol gespeeld. Een verdere uitwerking is opgenomen in hoofdstuk 3 “De functies van het watersysteem”.
Het Regionaal Waterprogramma is uitvoeringsgericht en bevat concrete doelen en maatregelen. Het provinciale waterbeleid in het Regionaal Waterprogramma en de Omgevingsvisie vormen tezamen het beleidsmatig kader voor het regionaal waterbeheer.
In het schema is de relatie tussen de verschillende wetgeving en programma’s in hoofdlijnen weergegeven. Het schema maakt inzichtelijk dat het Regionaal Waterprogramma naast de Provinciale Omgevingsverordening uitvoering geeft aan het beleid uit de Omgevingsvisie.
Tussen het Regionaal Waterprogramma, de Provinciale Omgevingsverordening en de waterbeheerprogramma’s van de waterschappen, bestaat een wisselwerking. Op een aantal onderdelen is de provincie kaderstellend, waarbij de waterschappen zorgen voor de inhoudelijke inbreng.
Bestuurlijke samenwerking
Hoe we water gebruiken en beheren heeft gevolgen voor onder meer bodem, landbouw, natuur en landschap. Daarmee staat water niet op zich. Andersom hebben ontwikkelingen op andere gebieden ook invloed op water. Daarom is het belangrijk om hier continu afwegingen in te maken. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten beheren gezamenlijk het water. Met het Regionaal Waterprogramma geven we invulling aan een wettelijke taak, maar het helpt vooral om inzicht te geven in hoe we samen met onze partners werken aan het watersysteem.
In Drenthe liggen vier (interprovinciale) waterschappen waarmee intensief wordt samengewerkt. De provincie stelt een aantal kaders vast voor de waterschappen en werkt hiervoor samen met de provincies Groningen en Overijssel. Jaarlijks wordt per waterschap de voortgang besproken aan de hand van de bestuursrapportage van het waterschap aan de provincie. In de rapportage wordt aan de hand van prestatie indicatoren de voortgang gerapporteerd van de strategische doelen waar de provincie een kaderstellende rol heeft.
Voor de Kaderrichtlijn Water en het Deltaprogramma zoetwater wordt samengewerkt in stroomgebieden. Drenthe ligt in drie stroomgebieden:
- •
Rijn-Oost met de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland en de waterschappen Vechtstromen, Drents Overijselse Delta, Rijn en IJssel, Valei en Veluwe en Zuiderzeeland.
- •
Rijn-Noord met provincies Groningen (west) en Fryslân en de waterschappen Noorderzijvest en Wetterskip Fryslân.
- •
Nedereems met Groningen (oost) en het waterschap Hunze en Aa’s.
Op Drentse schaal werken we samen in de Commissie Landelijk Gebied.
De provincie heeft als taak om het grondwater te beschermen, maar ook de drinkwaterbedrijven hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de bescherming van het grondwater. Vandaar dat de provincie bij de uitvoering van het grondwaterbeleid samenwerkt met de drinkwaterbedrijven WMD Drinkwater B.V., Waterbedrijf Groningen en Vitens. Hiernaast zijn de voorzieningsgebieden van de drinkwaterbedrijven weergegeven. Bovendien hebben het Waterbedrijf Groningen twee en Vitens één grondwateronttrekking in Drenthe die grotendeels worden ingezet voor de levering van drinkwater in Groningen respectievelijk in Overijssel.
Participatie
De Omgevingswet vraagt van het Rijk, de provincies, gemeenten en waterschappen dat zij samenwerken als één overheid. Voor het Regionaal Waterprogramma van de provincie Drenthe is het meest intensief afgestemd met de waterschappen Noorderzijlvest, Vechtstromen, Hunze en Aa’s en Drents Overijsselse Delta. Er is meerdere keren overleg gevoerd over de inhoud en planning. Voor bepaalde onderwerpen zijn aparte bijeenkomsten georganiseerd en heeft afstemming plaatsgevonden. Deze afstemming heeft ook plaatsgevonden met de drinkwaterbedrijven en gemeenten. We gebruiken elkaars kennis, kunde, mogelijkheden en netwerken, waaronder de uitvoeringskracht van de waterschappen en gemeenten. We houden wel oog voor onze eigen rol en verantwoordelijkheid.
Het traject voor de vaststelling van doelen en maatregelen om de Europese Kaderrichtlijn Water uit te werken, is afgestemd op de planning van het Nationaal Waterprogramma en verder uitgewerkt in de Regionaal Bestuurlijk Overleggen van deelstroomgebieden Rijn-Oost en Rijn-Noord/Neder Eems.
2. Toestand van het watersysteem
Het watersysteem van Drenthe (Drents plateau) is een grondwatersysteem dat wordt ontwaterd door beken. Hierbij is de ondiepe ligging van de keileem in Drenthe van groot belang voor het functioneren van het watersysteem. Bij veel neerslag stagneert de infiltrerende neerslag op de keileem waardoor wateroverlast kan optreden en een snelle afvoer plaatsvindt naar het oppervlaktewatersysteem en het beeksysteem.
Jaarlijks valt er in Drenthe ca. 2100 miljoen m3 neerslag. Daarnaast wordt er ca. 100 miljoen m3 water aangevoerd vanuit het IJsselmeer. Het bovenstaande diagram maakt inzichtelijk hoe de totale jaarlijkse neerslag en wateraanvoer wordt verdeeld. Verdamping is hierbij verreweg de grootste post. Daarnaast wordt in de winter een groot deel van de neerslag afgevoerd. De onttrekking voor drinkwater en industrie is relatief een kleine post.
De totale hoeveelheid grondwater wordt geschat op 150 miljard m3. Voor landbouw en natuur is de beschikbaarheid van grondwater aan het maaiveld van belang. De beschikbaarheid hangt af van de hoeveelheid bodemvocht (gevoed door neerslag) en de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld. In de zomer is de verdamping groter dan de neerslag met als gevolg dat de grondwaterstand daalt. Daarnaast is de afvoer een grote post. In de winter, als de verdamping bijna nul is, stijgen de grondwaterstanden en wordt het teveel aan water afgevoerd. De zoetwaterprogramma’s, waar momenteel aan gewerkt wordt, richten zich vooral op deze post door meer water in de winter vast te houden. Daarnaast kan een betere bodem ook bijdragen aan het vasthouden van water.
De verdamping is slechts beperkt beïnvloedbaar. Hieraan kunnen loofbossen of lage vegetaties in natuurgebieden wel bijdragen, omdat deze minder water verdampen dan naaldhout.
Toestand
- •
Natuurgebieden hebben over het algemeen veel te maken met verdroging. Dit wordt vooral veroorzaakt door het te vroeg en te snel dalen van de grondwaterstand in het voorjaar.
- •
Klimaatverandering heeft als gevolg dat er in de winter meer neerslag valt en de zomer vaker perioden met droogte en hoge temperatuur voorkomen. Het wordt niet alleen droger, ook komen er in de zomer vaker heftige buien voor. Dit leidt tot wateroverlast zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Door droogte kunnen beken en waterlopen droogvallen en grondwaterstanden gaan dalen. Langere perioden van droogte kunnen leiden tot (economische) schade voor de landbouw, maar ook voor landschap en natuur. Er ontstaat door deze ontwikkeling meer concurrentie om water in de randzones van natuurgebieden. Bovendien kan de droogte het proces van bodemdaling en veenoxidatie versnellen.
- •
De toestand van de grondwaterlichamen is conform de KRW-systematiek als goed beoordeeld. Lokaal staat de kwaliteit van het grondwater wel onder druk. Bij 75% van de drinkwaterwinningen is sprake van een actueel risico voor achteruitgang van de ruwwaterkwaliteit vanwege aanwezige belastingen die afkomstig zijn van landbouw en bodemverontreinigingen/industrie. In een aantal grondwaterbeschermingsgebieden spoelt te veel nitraat uit. Er is sprake van vergrijzing van het grondwater door toename van opkomende stoffen.
- •
De oppervlaktewaterkwaliteit is door de uitgevoerde maatregelen waarneembaar verbeterd, maar binnen de systematiek van de Kaderrichtlijn Water wordt nog niet aan alle doelen voldaan. Dat komt enerzijds doordat het niet voldoen aan één van de vele parameters al snel leidt tot een onvoldoende oordeel. Ook de mate waarin alle maatregelen bijdragen aan het doel zijn wel eens overschat. Wel zien we op de meeste onderdelen een positieve ontwikkeling, maar het vraagt tijd voordat effecten/resultaten van maatregelen zichtbaar zijn in de vorm van kwaliteitsverbetering.
Ontwikkelingen
- •
In het Programma Natuur zijn afspraken gemaakt voor een robuuste natuur in het kader van de stikstofproblematiek en het uiteindelijke doel om te komen tot een natuurinclusieve samenleving. Voor de ontwikkeling van robuuste natuur is het hydrologisch systeemherstel van groot belang. Dit krijgt bij de provincie Drenthe aandacht in het Programma Natuurlijk Platteland, het Programma Soortenrijk Drenthe en de bossenstrategie.
- •
Een groei van de vraag naar drinkwater als gevolg van klimaatverandering en economische ontwikkeling.
- •
Een intensivering van het grondgebruik met teelten die meer eisen stellen aan watervoorziening/meer water vragen.
- •
De transitie van de landbouw is gericht op het sluiten van de kringloop van mineralen en het beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
- •
Bodemverontreinigingen met onaanvaardbare risico’s op verspreiding (spoedlocaties) zijn of worden gesaneerd of beheerd in gebiedsgericht grondwaterbeheer. Daarmee is de aanpak van de spoedeisende verontreinigingen in een afrondende fase beland. Resterende historische verontreinigingen maar ook opkomende stoffen zoals Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) waaronder PFAS, medicijnen en microplastics vormen een bedreiging voor de grondwaterkwaliteit en het realiseren van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn. In bijlage 3 is een toelichting op het beleid over puntbronnen opgenomen.
3. Functies van het regionale watersysteem
Regionaal waterbeheer omvat het beheer van alle oppervlaktewateren en het grondwater in de provincie Drenthe. De waterschappen zijn de waterbeheerder en de provincie stelt hiervoor een aantal kaders vast en zorgt bovendien voor verbinding tussen het waterdomein en ander provinciaal beleid.
Het watersysteem is één van de robuuste systemen in de Omgevingsvisie. Water is hierbij zowel sturend in de ruimtelijke ordening als voorwaardenscheppend (dienend) voor maatschappelijke opgaven. Denk hierbij aan het belang van water voor de drinkwatervoorziening, natuur, de landbouw en andere economische ontwikkelingen. De wateropgave manifesteert zich hier als een verdelingsvraagstuk. De sturende rol van water komt het huidige beleid in de Omgevingsvisie komt als volgt naar voren:
- •
Ruimte voor water in de beekdalen;
- •
Ruimtelijke bescherming waterbergingsgebieden aan de rand van het plateau;
- •
Robuuste begrenzing natuurgebieden op basis van de hydrologie. In de natuurgebieden houden we, met het oog op hydrologisch herstel van de natuur, water vast en dragen hiermee bij aan het voorkomen van wateroverlast benedenstrooms;
De het waterhuishoudkundige beleid gekoppeld aan de functiekaart is voorwaardenscheppen voor maatschappelijk opgaven gebaseerd op het huidige beleid in de Omgevingsvisie en is kaderstellend voor de waterschappen. Onder “Wat gaan we doen” gaan we in op wat klimaatverandering betekent voor de langere termijn, waarbij de sturende rol en het verdelingsvraagstuk van het grond- en oppervlaktewatersysteem voor de lange termijn verder wordt vormgegeven.
Doelen |
|
Wat doen wij nu |
Zie voor de functie grondwater voor drinkwater hoofdstuk 5 (Grondwaterbeheer). |
Wat doen de waterschappen |
|
|
|
|
|
|
Wat gaan wij doen |
Daarnaast is het watersysteem ook voorwaardenscheppend voor maatschappelijke opgaven. Bij de uitwerking zoeken we een balans tussen de sturende rol van water en voorwaardenscheppende rol. Een balans die we kunnen gebruiken bij verdelingsvraagstukken in het watersysteem.” |
4. Waterkwaliteit grond- en oppervlaktewaterlichamen (EU-Kaderrichtlijn water?
Het regionaal waterbeheer op het gebied van waterkwaliteit betreft de inzet op het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater en een goede kwantiteit en chemische kwaliteit van het grondwater in Drenthe door uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water. De provincie is verantwoordelijk voor het vaststellen van de grond- en oppervlaktewaterlichamen en de bijbehorende doelen. Bovendien is de provincie verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen in de grondwaterlichamen.
Het Ontwerp Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2022 – 2027) is als bijlage 4 toegevoegd.
Doelen |
|
Wat doen wij nu |
|
|
|
|
|
|
Wat doen de waterschappen |
|
|
|
|
|
|
Wat gaan wij doen |
|
5. Grondwaterbeheer
De provincie heeft een wettelijke verantwoordelijkheid voor het beheer van de grondwatervoorraad. Op basis van de Drinkwaterwet (artikel 2) heeft de provincie een zorgplicht voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. De drinkwatervoorziening is van groot belang voor de volksgezondheid en daarmee van groot openbaar belang. Hiervoor stellen wij grondwater beschikbaar. Grondwater is een relatief schone bron voor de drinkwatervoorziening en is beter te beschermen dan oppervlaktewater. Daarnaast is de beschikbaarheid van grondwater in droge zomers beter geborgd.
Doelen |
|
Wat doen wij nu |
|
Wat doen de waterschappen |
|
|
|
|
|
|
Wat gaan wij doen |
|
6. Grondwaterbescherming
De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming van het grondwater dat wordt gebruikt voor menselijke consumptie. De meest doelmatige bescherming is, in lijn met het milieubeginsel zoals vastgelegd in de Omgevingswet, preventie via de verbodsbepalingen in de Provinciale Omgevingsverordening en is gericht op ruimtelijke functies die risico met zich meebrengen voor grondwaterverontreiniging. Het gaat hierbij om een brongerichte aanpak van bedreigende activiteiten. De bescherming is gericht op een duurzame openbare drinkwatervoorziening. We beschermen om te blijven!
Doelen |
|
Wat doen wij nu |
|
|
|
|
|
|
Wat doen de waterschappen |
|
|
|
|
|
|
Wat gaan wij doen |
|
7. Waterveiligheid en wateroverlast
De provincie streeft naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Het watersysteem moet daarbij voldoen aan de omgevingswaarden voor wateroverlast en regionale keringen. De omgevingswaarden voor wateroverlast en de regionale keringen kunnen hierbij niet los worden gezien van de klimaatbestendige ruimtelijke inrichting en geven bovendien aan dat er een grens is wat het watersysteem aan kan en in extreme gevallen overlastsituaties niet zijn te voorkomen.
Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR)
De ROR schrijft voor dat alle gebieden met een ‘potentieel significant overstromingsrisico’ onder de werking van de richtlijn vallen. Voor Drenthe gaat het om kleine gebieden in Noord-Drenthe, het gebied rond Meppel en rond Coevorden. In deze gebieden is per stroomgebied het risico in kaart gebracht. Voor Drenthe gaat het om:
- o
Overstromingsrisicobeheerplan voor het stroomgebied van de Eems 2016-2021 - Doelen en maatregelen voor het beheersen van overstromingsrisico’s.
- o
Overstromingsrisicobeheerplan voor het stroomgebied van de Rijn - Doelen en maatregelen voor het beheersen van overstromingsrisico’s.
De risico’s op overstroming zijn in te zien op de risicokaart: www.risicokaart.nl
Doelen |
|
Wat doen wij nu |
|
Wat doen de waterschappen |
|
||||||||||||||||||||||||
*) Zie voor de functie hoofdstuk 3 **) Bij de inundatiekans geldt een maaiveldcriterium. Bij grasland hoeft 5% van de oppervlakte niet te voldoen aan de norm. Bij akkerbouw, hoogwaardige land- en tuinbouw en glastuinbouw 1%. Voor bebouwd gebied is het maaiveldcriterium 0%.
|
|
||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Wat gaan wij doen |
|
Ondertekening
Bijlage 1 Kader vergunningverlening grondwateronttrekkingen
Openbare drinkwatervoorziening
Wij beoordelen de aanvragen voor een vergunning voor grondwateronttrekking. Hierbij letten we op de volgende aspecten:
- •
De aanvraag is noodzakelijk voor het veiligstellen van de drinkwatervoorziening. We gaan uit van 10% ‘operationele reserve’ en 10% ‘niet operationele reserve’ binnen de vergunningscapaciteit. De aanvullende vergunningscapaciteit wordt bij voorkeur binnen de Aanvullende Strategische Voorraad aangevraagd
- •
Voor levering van drinkwater in de buurprovincies kan alleen vergunning worden verstrekt voor zover dat gaat om levering voor huishoudelijk en klein zakelijk gebruik.
- •
De gevolgen voor andere belangen zijn goed in beeld gebracht.
- •
Mogelijke alternatieve locaties voor de onttrekking zijn onderzocht.
- •
De waterhuishoudkundige situatie is, indien mogelijk, zodanig aangepast dat de effecten van de winning op de omgeving mimimaal zijn, of er zijn positieve effecten voor andere belangen gerealiseerd. De drinkwaterwinning wordt, zo mogelijk, gecombineerd met één of meer andere functies. Bij aanvragen voor uitbreiding van de vergunning capaciteit, bekijken we altijd het effect van de totale winning en de effecten van de winningen in de omgeving.
Het drinkdrinkwaterbedrijf is verantwoordelijk voor het tot stand brengen en in stand houden van een duurzame en doelmatige drinkwatervoorziening (artikel 7 van de Drinkwaterwet).
Inzet Aanvullende Strategische Voorraden (ASV)
- •
In de gebieden die we globaal hebben aangeduid als Aanvullende Strategische Voorraad kan een drinkwaterbedrijf een vergunning aanvragen voor een strategische reservering voor de openbare drinkwatervoorziening. Het gaat om een uitbreiding bij de bestaande grondwaterwinningen Beilen, Ruinerwold, Holtien, Dalen en Valtherbos en een nieuwe locatie in het gebied in het Hunzedal tussen de winningen Annen/Breevenen en De Groeve. De daadwerkelijke onttrekking uit een ASV is pas mogelijk na schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten voor zover dit niet in de vergunning is opgenomen als ‘niet operationele reserve’.
- •
Een ASV wordt ingezet voor een toename van de drinkwatervraag uit het huishoudelijke en zakelijke gebruik.
- •
Er is maximaal ingezet op het beperken van de vraag.
- •
Een ASV kan ook ingezet worden in het geval er zich een calamiteit voordoet bij één van de bestaande grondwateronttrekkingen. Hieronder kan ook de verminderde productie van drinkwater vallen door toepassen van extra zuiveringsstappen in het geval de grondwaterkwaliteit daar aanleiding toe geeft.
Industriewater
Wij beoordelen de aanvragen voor een vergunning boven een capaciteit van 150.000 m3 per jaar (voor aanvragen beneden de 150.000 m3 per jaar is het waterschap bevoegd gezag). Wij letten op de volgende aspecten:
- •
De gevraagde vergunning is noodzakelijk. Voor grondwateronttrekkingen voor laagwaardig gebruik in de industrie wordt in principe geen vergunning verleend. We kunnen van dit standpunt afwijken als er geen alternatieven zijn voor het gebruik van grondwater, of als deze alternatieven een groter nadelig effect op het milieu hebben.
- •
Geen industriële onttrekking in een grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone.
- •
Bij nieuwe winningen wordt minimaal de helft van het water hergebruikt.
- •
De gevolgen voor andere belangen, waaronder de gevolgen voor verdroging en verspreiding van grondwaterverontreiniging/gebiedsgericht grondwaterbeheer, zijn goed in beeld gebracht.
- •
De (resterende) mogelijkheden voor andere bedrijven om op hetzelfde bedrijventerrein ook grondwater te kunnen onttrekken.
- •
De effecten van de winning op de omgeving zijn minimaal, of er zijn positieve effecten voor andere belangen gerealiseerd. Bij het beoordelen van de effecten kijken we altijd naar de totale onttrekking in de omgeving.
Bodemenergiesystemen
- •
Zie voor het kader voor de vergunningverlening van bodemenergiesystemen de “Strategie bodem en ondergrond” in het hoofdstuk “Bodem en energievoorziening.”
Registratie
De meldingen en vergunningen voor het onttrekken van grondwater en de onttrekking van grondwater per maand worden door provincie en waterschappen opgenomen in het Landelijk Register Grondwateronttrekkingen.
Bijlage 2 Monitoring en gegevensbeheer
Het beheer en onderhoud van de provinciale grondwatermeetnetten is essentieel voor het sluiten van de beleidscyclus op het gebied van water en natuur en het voldoen aan de wettelijke verplichtingen vanuit de Kader Richtlijn Water (KRW). De toestand van het grondwatersysteem, zowel kwantitatief als kwalitatief, meten we in het primaire grondwatermeetnet en het grondwaterkwaliteitsmeetnet. De toestand van de Natura 2000-gebieden wordt specifiek gemonitord met het verdrogingsmeetnet. De hydrologische condities zijn van essentieel belang voor de doelen van Natura 2000-gebieden.
Naast grondwaterstandsmeetpunten zijn in het meetnet verdroging ook oppervlaktewatermeetpunten ingericht, en worden er periodiek standplaatscondities gemeten als bodemkwaliteit, vermesting en grondwaterkwaliteit. Doordat er bij de aanleg van meetnet verdroging een koppeling is gemaakt met vegetatiemeetpunten van het Landelijk Meetnet Flora kunnen we bepalen of de aanpak van de verdroging effectief is en een directe koppeling maken met vegetatieontwikkeling ter plaatse. Ook maakt het in beeld brengen van vegetatie, grondwaterstand en standplaatscondities op 1 locatie een gerichtere aanpak mogelijk.
Kennis over water is onmisbaar bij de afwegingen die op lokaal en regionaal niveau gemaakt moeten worden. Zonder informatie over bijvoorbeeld de samenstelling van de ondergrond kan niets gezegd worden over de effectiviteit van beleid en het effect van ingrepen. De geohydrologische gegevens van de ondergrond zijn opgeslagen in de landelijke database Regis.
Voor kennis over het functioneren van het grondwatersysteem wordt het Noord-Nederlandse grondwatermodel MIPWA ingezet. Het model wordt gebruikt bij de beleidsontwikkeling (bijvoorbeeld de strategische grondwateronttrekkingen, Natura 2000 en de waterbalansstudie). De waterschappen gebruiken hetzelfde model in het GGOR-proces.
We delen onze kennis door samen te werken in onderzoeken en het gebruik van modellen. Wij ontsluiten onze kennis via internet en het organiseren bijeenkomsten.
Bijlage 3 Puntbronnen voor het grondwater
Als de belasting van het grondwater met verontreinigende stoffen duidelijk is te koppelen aan een specifieke locatie, spreken we van een puntbron. Dit is het geval op locaties waar de bodem is verontreinigd, bijvoorbeeld onder industrieterreinen, in stedelijke gebieden en onder stortplaatsen. Er bestaat een landelijk overzicht van bodemverontreinigings-en saneringslocaties, het Bodemloket. Via het Bodemloket wordt deze informatie geactualiseerd en toegankelijk gemaakt voor derden. Vanuit deze informatiebron is per grondwaterlichaam een overzicht opgesteld van de locaties die spoedeisend zijn vanwege verspreidingsrisico’s. Puntbronnen die spoedeisend zijn vanwege verspreidingsrisico worden als belangrijk aangemerkt voor de KRW. Sanering of beheersing van deze bronnen is nodig om verspreiding en eventuele overschrijding van drempel-of normwaarden van het in de toekomst te voorkomen.
In Drenthe zijn de gevallen van ernstige bodemverontreiniging met onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s grotendeels gesaneerd, is de sanering in voorbereiding of zijn risico’s beheerst.
Op 1 oktober 2020 staan er nog 38 locaties op de spoedlijst van de provincie Drenthe. Begin 2010 waren dat er 230.
In Hoogeveen en Assen is gebiedsgericht beheer van grondwaterverontreinigingen vastgesteld. In Coevorden zal het gebiedsgericht beheer in 2021 worden vastgesteld.
In 2013 is er aanvullend landelijk een Signaleringslijst opgesteld (3B Bureau Bodem en milieuBeleid, 2013) met locaties met bodemverontreiniging die mogelijk aanleiding geven tot milieuhygiënische hinder bij een kwetsbaar object. Als kwetsbare objecten zijn onderscheiden: openbare drinkwaterwinning, industriële winningen voor menselijke consumptie, eigen drinkwaterwinningen, N2000/EHS, zwemwater en oppervlaktewater. De locaties die een –potentiële –bedreiging vormen voor kwetsbare objecten zijn de afgelopen planperiode door de provincies beoordeeld op de daadwerkelijke risico’s voor kwetsbare objecten. Daar waar sprake was van daadwerkelijke risico zijn aanvullende maatregelen getroffen en zijn locaties meegenomen in de aanpak conform spoedlocaties. Veelal was echter de conclusie dat aanvullende maatregelen niet nodig waren.
Met de komst van de Omgevingswet verschuiven de verantwoordelijkheden ten aanzien van bodem- en grondwaterverontreinigingen. De verontreinigingen in het vaste gedeelte van de bodem (zowel mobiel als immobiel) worden dan de verantwoordelijkheid van de gemeente. De verontreinigingen in het grondwater blijven de verantwoordelijkheid van de provincie als verantwoordelijke voor de prevent & limit (voorkomen en beperken) doelstelling van de KRW.
De Wet bodembescherming heeft de nadruk bij de aanpak van historische verontreinigingen gelegd op de aanpak van de (potentiële) spoedlocaties. De resterende spoedlocaties worden momenteel allemaal aangepakt en vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet. Dit betekent dat ze ook na 2021 nog onder het regime van de Wet bodembescherming (Wbb) vallen. Voor de verontreinigingen die niet onder het overgangsrecht vallen moet door de provincies een eigen afwegings-en beleidskader opgesteld worden. In Drenthe wordt de huidige beoordelingssystematiek uit de Wet Bodembescherming gehanteerd. Wanneer de Risicotoolbox Grondwater (RTG) gepubliceerd wordt, zal deze gebruikt worden bij de beoordeling van de risico’s op verspreiding van de verontreinigingen en de te nemen maatregelen.
Voor de nadere uitwerking van het beleidskader wordt verwezen naar het programma Bodem en Ondergrond (in ontwikkeling).
Bijlage 4 Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2022-2027)
1. Inleiding
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) richt zich op de bescherming van alle grondwater en oppervlaktewater en stelt zich ten doel dat in 2015 een goede toestand is bereikt in alle wateren en dat er duurzaam wordt omgegaan met water. Onder voorwaarden is fasering tot uiterlijk 2027 mogelijk. Nederland heeft in de eerste planperiode (2010-2015) ervoor gekozen gebruik te maken van de mogelijkheden tot fasering tot 2027. De KRW kent drie planperiodes waarvan binnenkort de derde van start gaat (2022-2027). De uitvoering van de KRW vindt plaats op het niveau van deelstroomgebieden. Drenthe maakt onderdeel uit van de deelstroomgebieden Rijn-Noord, Rijn-Oost en Nedereems. Binnen de KRW hebben het rijk, de provincie en de waterschappen ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De provincie is verantwoordelijk voor:
- •
de aanwijzing van oppervlaktewaterlichamen die niet in beheer zijn bij het Rijk
- •
het vaststellen van de status en doelen van deze oppervlaktewaterlichamen
- •
de aanwijzing van grondwaterlichamen;
- •
het vaststellen van de doelen van grondwaterlichamen
- •
het vaststellen van de maatregelen in grondwaterlichamen.
Figuur 1 Deelstroomgebieden
Landelijk wordt een stroomgebiedbeheerplan opgesteld voor de nationale delen van de stroomgebieden Rijn, Maas Schelde en Eems, wat als bijlage deel uitmaakt van het Nationaal Waterprogramma 2022-2027. Het stroomgebiedbeheerplan wordt door het rijk gerapporteerd aan de Europese Commissie. Basis voor het stroomgebiedsbeheerplan vormen de door de regio opgestelde factsheets. Het waterschap stelt daarbij de maatregelpakketten vast voor het oppervlaktewater als onderdeel van het waterbeheerplan. De provincie stelt de doelen, de begrenzing van de waterlichamen en de grondwatermaatregelen vast.
Op 23 september 2015 zijn de doelen en de grondwatermaatregelen voor de 2e planperiode van de KRW vastgesteld door Provinciale Staten. De waterschappen hebben in 2015 hun beheerplannen vastgesteld met daarin het maatregelenpakket voor oppervlaktewater. Meer generieke maatregelen zijn opgenomen in het landelijke stroomgebiedbeheerplan.
Met voorliggend ontwerp besluit worden de doelen, de huidige toestand en de maatregelen voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater in de provincie Drenthe vastgelegd voor de periode 2022-2027. De ambities die voor de tweede planperiode zijn vastgesteld blijven ongewijzigd. Het huidige omgevingsbeleid van de provincie is evenals in de tweede planperiode uitgangspunt. De gegevens zijn eveneens vastgelegd in een landelijk afgesproken format, namelijk KRW factsheets oppervlaktewater en KRW factsheets grondwater (https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/wkp.webapplication). Uiterlijk eind 2021 worden de factsheets en bijbehorende plannen vastgesteld Voor meer achtergrondinformatie over het grondwater wordt verwezen naar de drie ambtelijke technische achtergronddocumenten: Grondwaterlichamen Rijn-Noord, Grondwaterlichamen Rijn-Oost en Grondwaterlichamen Nedereems (Royal Haskoning, 2020).
Met het oog op de fasering voor doelbereik door Nederland tot uiterlijk 2027 zullen na afloop van de derde planperiode de gestelde doelen voor oppervlaktewater en grondwater gerealiseerd moeten zijn. Voor maatregelen waarvan het uiteindelijk effect pas na 2027 wordt gerealiseerd geldt dat de maatregel in elk geval voor 2027 uitgevoerd moet zijn. Op nationaal niveau is afgesproken om in geval doelrealisatie nog onzeker is niet op voorhand al over te gaan tot doelverlaging[1]. Alleen voor situaties waarin de oorspronkelijk afgeleide doelen niet realistisch blijken is voor aanvang van de derde planperiode doelaanpassing toegestaan. Dit betreft de zogenaamde technische doelaanpassing.
2. Waterkwaliteit oppervlaktewaterlichamen
2.1 Beleidsopgave oppervlaktewaterkwaliteit (Omgevingsvisie 2018)
Schoon oppervlaktewater voor mens, natuur, landbouw en drinkwatervoorziening zijn belangrijk. Wij willen een goede kwaliteit van het oppervlaktewater. Het grondgebruik heeft invloed op het oppervlaktewater. Zo staat de kwaliteit onder druk door onder andere het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw, door gezuiverd rioolwater en door rioolwater overstorten. Conform de afspraken in de Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater gaan we uitvoering van maatregelen voor een betere waterkwaliteit faciliteren. Dit doen we in goede samenwerking met de waterschappen en de landbouw.
2.2. Oppervlaktewaterlichamen
De KRW vereist dat aan alle waterlichamen een status wordt toegekend. De status van een KRW-oppervlaktewaterlichaam geeft informatie over enerzijds de ontstaansgeschiedenis van een waterlichaam (kunstmatig of oorspronkelijk) en anderzijds de maximaal te realiseren ecologische kwaliteit (natuurlijk vs. sterk veranderd). De huidige toestand en de potentie voor een verdere verbetering van de ecologische toestand bepaalt de status voor een waterlichaam. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
- •
Kunstmatige wateren;
- •
Sterk veranderde wateren;
- •
Natuurlijke wateren.
Naast status wordt ook onderscheid gemaakt in verschillende typen waterlopen met elk hun eigen doelstellingen. Zo worden de volgende hoofdeenheden onderscheiden:
- •
Kanalen (M-typen);
- •
Meren (M-typen);
- •
Stromende wateren (R-typen).
[1] Naast regionale maatregelen is doelrealisatie in belangrijke mate afhankelijk van rijksmaatregelen. Een hardnekkig probleem is de te hoge belasting van ons water met nutriënten en bestrijdingsmiddelen waardoor in veel waterlichamen het bereiken van de doelen wordt belemmerd. De door het Rijk te treffen maatregelen voor de aanpak van bemesting en gewasbeschermingsmiddelen zijn nog niet uitgekristalliseerd. Daarom is nog niet duidelijk of deze maatregelen voldoende zullen opleveren om de doelen te halen.
De oppervlaktewaterlichamen in Drenthe zijn weergegeven in onderstaande figuur 2.
Figuur 2 Oppervlaktewaterlichamen
De lijst met waterlichamen is weergegeven in tabel 1. In de tabel zijn ook het type en de status van de waterlichamen vermeld. De status wordt toegelicht in de volgende paragraaf. In Drenthe komen in totaal 14 watertypen voor.
Naam |
Type |
|
Status |
Bovenlopen Eelder- en Peizerdiep |
R4a |
Permanente langzaam stromende bovenloop op zand |
Sterk veranderd |
Drentse Aa, Hunze, Westerwoldsche Aa Zuid / Ruiten Aa / Runde, Oude Vaart |
R5 |
Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand |
Sterk veranderd |
Meppelerdiep |
R7 |
Langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei |
Sterk veranderd |
Benedenlopen Eelder- en Peizerdiep, Reest |
R12 |
Langzaam stromende middenloop/benedenloop op veenbodem |
Sterk veranderd |
Holslootdiep, Loodiep, Nieuwe Drostendiep, Oude Drostendiep, Schoonebeekerdiep, Sleenerstroom, Vledder & Wapserveensche Aa, Oude Diep, Wold Aa |
R20 |
Moerasbeek |
Sterk veranderd |
Bumawijk/Marchienawijk, Braambergersloot, Dommerswijk, Vogelzangse Wijk |
M1a |
Zoete sloten (gebufferd) |
Kunstmatig |
Vechtstromen kanalen, Middenraai, Zuidwoldiger waterlossing, Reestvervangende leiding, Kanalen-DG hellend gestuwd |
M3 |
Gebufferde (regionale) kanalen |
Kunstmatig |
Kanalen Hunze/Veenkoloniën, Beilervaart, Linthorst-Homankanaal, Oranjekanaal |
M6a |
Grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart |
Kunstmatig |
Drentse Hoofdvaart |
M6b |
Grote ondiepe kanalen met scheepvaart |
|
Noord-Willemskanaal, Hoogeveensche Vaart |
M7b |
Grote diepe kanalen met scheepvaart |
Kunstmatig |
Matslootgebied |
M10 |
Laagveen vaarten en kanalen |
Kunstmatig |
|
|
|
|
Zuidlaardermeer, Leekstermeer |
M14 |
Ondiep (matig grote) gebufferde plassen |
Sterk veranderd |
Achterste plas |
M20 |
Matig grote diepe gebufferde meren |
Kunstmatig |
Paterswoldsemeer |
M27 |
Matig grote ondiepe laagveenplassen |
Sterk veranderd |
Tabel 1: Overzicht waterlichamen in Drenthe
Alle waterlichamen in Drenthe zijn in de loop van de tijd aangepast aan menselijk gebruik of door de mens aangelegd. De afvoer in de beken is gereguleerd door het plaatsen van stuwen en door het rechttrekken van de beekbedding. In de meren wordt veelal een vast waterpeil gehandhaafd en op veel plaatsen is een harde oeverbeschoeiing aangelegd. De kanalen zijn door de mens aangelegd. Als gevolg hiervan voldoet geen enkel waterlichaam aan de doelstellingen die nodig zijn voor een status Natuurlijke Wateren. Maatregelen om deze status te bereiken leiden tot onevenredig hoge kosten of tot significante effecten voor andere functies, zoals bijvoorbeeld de scheepvaart. Om die reden is analoog aan de eerste KRW-planperiode aan alle waterlichamen de status Sterk Veranderd (beken en meren) of Kunstmatig (kanalen en meren) toegekend.
Wijzigingen ten opzichte van de voorgaande planperiode 2016-2021
Er zijn een aantal wijzigingen voorgesteld in de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en/of het watertype. Het betreft de volgende wijzigingen:
Aanpassing begrenzing
Aanpassing van de begrenzing heeft veelal een relatie met uitvoerde werken als meandering of vanwege het opsplitsen van waterlichamen in meer gedetailleerde onderdelen.
Waterschap Noorderzijvest:
- -
Benedenlopen Eelder- en Peizerdiep: het gegraven Omgelegde Eelderdiep en een stukje Eelderdiep zijn vervangen door de oorspronkelijke, meanderende beekloop en een nieuwe slenk in waterbergingsgebied de Onlanden. Ook vispassages worden toegevoegd;
- -
Bovenlopen Eelder- en Peizerdiep: aangelegde hermeanderingen zijn opgenomen in de begrenzing, oude vervangen beektrajecten zijn verwijderd; vispassages zijn toegevoegd.
Waterschap Hunze en Aa’s:
- -
Zuidlaardermeer: aangelegde moeraszone is toegevoegd;
- -
Hunze en Drentsche Aa: aangelegde hermeanderingen worden opgenomen in de begrenzing, oude vervangen beektrajecten worden verwijderd.
Waterschap Drents Overijsselse Delta:
- -
De waterlichamen Vledder Aa en Wapserveense Aa worden samengevoegd tot één waterlichaam: beide watergangen liggen in hetzelfde beekdal en hebben dezelfde karakteristieken (waterbreedte en -diepte). Het is daarom logisch deze watergangen samen te voegen tot één waterlichaam. Het bovenstroomse deel van de Vledder Aa valt een deel van het jaar permanent droog en is daarom vervallen.
- -
Het waterlichaam Drentse Kanalen wordt opgesplitst in acht afzonderlijke waterlichamen: Vogelzangsche Wijk, Middenraai, Zuidwoldiger waterlossing, Reestvervangende Leiding, Beilervaart & Linthorst Homankanaal, Oranjekanaal, Drentse Hoofdvaart en Hoogeveensche Vaart. De diversiteit en grootte van de watergangen was dusdanig, dat de monitoring een onvoldoende representatief beeld gaf. Daarom is voorgesteld tot het splitsen van dit waterlichaam in acht afzonderlijke waterlichamen met een eigen en beter passend watertype.
Aanpassing watertype
Landelijk is het watertype moerasbeek (R20) ontwikkeld, vooral gericht op beken waar te weinig verhang aanwezig is om voldoende stroming te realiseren. Dit watertype is ook aan enkele beken in Drenthe toegekend. Daarnaast zijn op beperkte schaal watertypen aangepast.
Waterschap Noorderzijlvest:
- -
Het waterlichaam Bovenlopen Eelder- en Peizerdiep wordt omgezet van type R4 naar R4a. Na invoering van de nieuwe maatlatten (2018) is het bestaande type R4 (permanente langzaam stromende laagland bovenloop op zand) gesplist in R4a (beken met weinig verhang, 0,5 - 1 m/km) en R4b (met meer verhang). Het type R4a past het beste bij Bovenlopen Eelder- en Peizerdiep.
- -
Het waterlichaam Kanalen-DG hellend-gestuwd had ten onrechte nog steeds de typering M14 (ondiepe (matig grote) gebufferde plassen). Omdat destijds nog geen maatlatten voor niet-natuurlijke waterlichamen beschikbaar waren, is in 2006 het best gelijkende natuurlijke watertype (M14) toegekend aan de kanalen. In 2015 is de toegekende typering aangepast naar de typen M3 (gebufferde (regionale) kanalen) en M7b (grote diepe kanalen met scheepvaart) die behoren bij kunstmatige wateren. Voor het waterlichaam Kanalen-DG hellend-gestuwd is deze aanpassing per abuis niet doorgevoerd. Voorgesteld wordt het type alsnog aan te passen naar M3.
Waterschap Drents Overijsselse Delta:
- -
Het waterlichaam moerasbeek is toegepast voor de volgende oppervlaktewaterlichamen: Oude Diep, Wold Aa, Vledder & Wapserveensche Aa;
- -
Het waterlichaam Meppelerdiep wordt omgezet van een type R6 naar een beter bij de dimensies passend type R7;
- -
De eerdergenoemde kanalen zijn opgesplitst in afzonderlijke waterlichamen met diverse typen (zie tabel 1).
Waterschap Vechtstromen
- -
Het waterlichaam moerasbeek is toegepast voor de volgende oppervlaktewaterlichamen: Holslootdiep, Loodiep, Nieuwe Drostendiep, Oude Drostendiep, Schoonebeekerdiep, Sleenerstroom
Nieuwe waterlichamen
Waterschap Drents Overijssels Delta
- -
De Achterste Plas is vanwege de omvang toegevoegd als waterlichaam
De ligging en status van de oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in de “KRW factsheets oppervlaktewater” (https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/wkp.webapplicatio)
2.3 Doelstellingen
De doelstellingen zijn voor alle waterlichamen opgenomen in de “KRW factsheets oppervlaktewater”, waaronder:
- •
Biologische en algemeen fysische toestand met ecologische doelen en doelen voor de fysisch-chemische-parameters
- •
Goede Chemische Toestand waarbij alleen de stoffen waarvoor de Europese Commissie (EC) de normen afleidt van belang zijn. De doelstellingen staan verwoord in de Richtlijn Prioritaire stoffen.
De meest recente factsheets zijn te vinden in het landelijke waterkwaliteitsportaal: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/wkp.webapplication
Toelichting
De doelstellingen worden deels op Europees niveau vastgelegd (chemie; prioritaire stoffen), deels op nationaal niveau (chemie) en deels op regionaal niveau (ecologie). Voor de waterlichamen in Drenthe zijn ecologische doelstellingen afgeleid die worden aangeduid met het Goede Ecologische Potentieel (GEP). Het GEP is het resultaat van een afweging van maatregelen die significant bijdragen aan het ecologisch potentieel, geen significant negatieve of schadelijke effecten hebben op andere gebruiksvormen en uitgevoerd kunnen worden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Het GEP wordt daarbij uitgedrukt in een getalswaarde die afgeleid is van landelijke maatlatten. Recent zijn daarbij de landelijke maatlatten voor natuurlijke wateren aangepast. In 2018 is de “Handreiking KRW-doelen” verschenen op basis waarvan de eerder vastgestelde ecologische doelen ook in Drenthe zijn geactualiseerd.
Ecologische doelstellingen
In Nederland is ervoor gekozen om de ecologische doelen af te leiden volgens de Praag-matische methode. De Praag-matische methode is een methode waarin het GEP wordt afgeleid door het effect van maatregelen op te tellen bij de huidige ecologische toestand. De Europese Commissie heeft ingestemd met deze aanpak. Op basis van nieuwe inzichten over effectiviteit van maatregelen en functioneren van het watersysteem kan het noodzakelijk zijn maatregelen toe te voegen of te schrappen.
Er wordt steeds meer bekend welk effect maatregelen hebben op de ecologische toestand. Daardoor kan een betere inschatting worden gemaakt van de uiteindelijk te realiseren toestand gegeven de functies in een gebied. Dit kan resulteren in aanpassing van het doel (technische doelaanpassing).
Op onderdelen zijn ook in Drenthe de doelen op basis van landelijke vernieuwde inzichten geactualiseerd ten opzichte van de tweede planperiode. Zo zijn bij waterlichamen met een aangepast watertype (bijvoorbeeld de moerasbeken en de in delen opgeknipte kanalen) de doelen geactualiseerd.
De geactualiseerde biologische doelen zijn weergegeven in tabel 2.
Waterschap |
Waterlichaam |
Water type |
Fytoplankton (EKR) |
Waterflora (EKR) |
Macrofauna (EKR) |
Vis (EKR) |
Stikstof (mg/l) |
Fosfor (mg/l) |
Noorderzijlvest |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Benedenlopen Eelder- en Peizerdiep |
R12 |
n.v.t. |
0,6 |
0,5 |
0,2 |
2,3 |
0,11 |
|
Bovenlopen Eelder- en Peizerdiep |
R4a |
n.v.t. |
0,6 |
0,55 |
0,2 |
2,3 |
0,11 |
|
Kanalen-DG hellend-gestuwd |
M3 |
0,6 |
0,55 |
0,6 |
0,6 |
2,8 |
0,15 |
|
Leekstermeer |
M14 |
0,6 |
0,55 |
0,6 |
0,4 |
1,3 |
0.09 |
|
Matslootgebied |
M10 |
0,6 |
0,5 |
0,45 |
0,5 |
2,8 |
0,15 |
|
Paterswoldsemeer |
M27 |
0,6 |
0,2 |
0,45 |
0,5 |
1,3 |
0.09 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hunze en Aa’s |
Drentsche Aa |
R5 |
n.v.t. |
0,55 |
0,55 |
0,35 |
2,2 |
0,10 |
|
Hunze |
R5 |
n.v.t. |
0,55 |
0,45 |
0,25 |
2,3 |
0,11 |
|
Runde, Ruiten Aa, Westerwoldse Aa Zuid |
R7 |
n.v.t. |
0,55 |
0,4 |
0,25 |
2,3 |
0,11 |
|
Noord-Willemskanaal |
M7b |
0,4 |
0,3 |
0,5 |
0,5 |
3,8 |
0,25 |
|
Kanalen Hunze-Veenkoloniën |
M6a |
0,6 |
0,5 |
0,5 |
0,6 |
2,8 |
0,15 |
|
Zuidlaardermeer |
M14 |
0,45 |
0,4 |
0,45 |
0,4 |
1,3 |
0.09 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Drents Overijssels Delta |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Beilervaart- LH kanaal |
M6a |
0,5 |
0,45 |
0,6 |
0,6 |
2,8 |
0,15 |
|
Drentse Hoofdvaart |
M6b |
0,6 |
0,55 |
0,6 |
0,55 |
3,8 |
0,25 |
|
Hoogeveense Vaart |
M7b |
0,6 |
0,55 |
0,6 |
0,6 |
3,8 |
0,25 |
|
Middenraai, Reestverv. Leiding , Zuidw. Waterlossing |
M3 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
2,8 |
0,15 |
|
Oranjekanaal |
M6a |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
2,8 |
0,15 |
|
Vogelzangse wijk |
M1a |
n.v.t. |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
2,4 |
0,22 |
|
Achterste Plas |
M20 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,9 |
0,03 |
|
Meppelerdiep |
R7 |
n.v.t. |
0,25 |
0,45 |
0,15 |
2,5 |
0,14 |
|
Oude Diep |
R20 |
n.v.t. |
0,55 |
0,5 |
0,45 |
2,3 |
0,11 |
|
Oude Vaart |
R5 |
n.v.t. |
0,6 |
0,5 |
0,25 |
2,3 |
0,11 |
|
Vledder & Wapserveensche Aa |
R20 |
n.v.t. |
0,55 |
0,6 |
0,45 |
2,3 |
0,11 |
|
Wold Aa |
R20 |
n.v.t. |
0,6 |
0,6 |
0,45 |
2,3 |
0,11 |
|
Reest |
R12 |
|
0,6 |
0,4 |
0,25 |
2,3 |
0,11 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vechtstromen |
Bumawijk/ Marchienewijk |
M1a |
n.v.t. |
0,4 |
0,6 |
0,35 |
2,4 |
0,22 |
|
Dommerswijk |
M1a |
n.v.t. |
0,45 |
0,45 |
0,4 |
2,4 |
0,22 |
|
Vechtstromen kanalen |
M3 |
0,55 |
0,25 |
0,5 |
0,35 |
2,8 |
0,15 |
|
Holslootdiep |
R20 |
n.v.t. |
0,35 |
0,3 |
0,15 |
2,3 |
0,11 |
|
Loodiep |
R20 |
n.v.t. |
0,4 |
0,3 |
0,4 |
2,3 |
0,11 |
|
Braambergersloot |
M1a |
n.v.t. |
0,5 |
0,45 |
0,4 |
2,3 |
0,11 |
|
Nieuwe Drostendiep |
R20 |
n.v.t. |
0,45 |
0,3 |
0,4 |
2,3 |
0,11 |
|
Oude Drostendiep |
R20 |
n.v.t. |
0,4 |
0,25 |
0,15 |
2,3 |
0,11 |
|
Schoonebekerdiep |
R20 |
n.v.t. |
0,4 |
0,35 |
0,4 |
2,3 |
0,11 |
|
Sleenerstroom |
R20 |
n.v.t. |
0,35 |
0,35 |
0,15 |
2,3 |
0,11 |
Tabel 2. Biologische doelen oppervlaktewaterlichamen
Doelstellingen voor de algemeen fysisch-chemische parameters
Voor enkele algemeen fysisch-chemische parameters gelden normen ter ondersteuning van de biologie in het watersysteem. De normen voor deze stoffen (o.a. stikstof, fosfaat, zuurstof) zijn opgenomen in het document ‘Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen’ (STOWA, 2007 en 2012, geactualiseerd: STOWA, 2018). De normen voor kunstmatige watertypen (sloten en kanalen) zijn opgenomen in de betreffende maatlatrapporten (STOWA, 2012). De landelijk afgeleide normen zijn in principe ook geldig voor sterk veranderde en kunstmatige wateren.
De normen voor de Drentse wateren zijn overeenkomstig afgeleid. Voor de twee noordelijke waterschappen betekent dit dat de normen voor enkele wateren worden aangepast omdat in het verleden gebruik is gemaakt van gebiedsgerichte normen met een geringe afwijking van de landelijke normen. Een uitzondering is gemaakt voor de Drentsche Aa waar vastgehouden is aan de bestaande norm aangezien een aanpassing een verruiming zou betekenen die ongewenst is vanwege de status als N2000 gebied.
Chemische waterkwaliteitsdoelstellingen
De doelen voor de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater worden uitgedrukt in normen voor de concentraties van een aantal stoffen. Voor het bereiken van de Goede Chemische Toestand zijn alleen de stoffen waarvoor de Europese Commissie (EC) de normen afleidt van belang. De doelstellingen staan verwoord in de Richtlijn Prioritaire stoffen. Voorbeelden van deze stoffen zijn lood, kwik, fluorantheen en benzo(a)pyreen. Een deel van deze stoffen is aangemerkt als prioritair gevaarlijk (bijvoorbeeld cadmium en verschillende PAK’s).
Daarnaast moeten lidstaten zelf normen stellen voor chemische stoffen die op nationaal niveau een probleem zijn, de zogenaamde specifiek verontreinigende stoffen. Voor overige stoffen die een risico zijn voor het waterleven als ze in norm overschrijdende concentraties voorkomen, gelden nationale normen. Voorbeelden zijn ammonium, arseen, koper, zink en gewasbeschermingsmiddelen.
In de Nederlandse wetgeving zijn de normen voor chemische stoffen vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (BKMW, 2009) en de Ministeriële Regeling monitoring kaderrichtlijn water (MR, 2010). De in deze regelgeving opgenomen normen zijn van toepassing op alle oppervlaktewaterlichamen. De specifiek verontreinigende stoffen spelen een rol bij de bepaling van de ecologische toestand van de waterlichamen. Naast deze lijst met wettelijke geldende normen is er een ‘schaduwlijst’ van normen voor stoffen die nog niet in regelgeving zijn vastgelegd, waaronder normen voor medicijnen. Voor de Drentsche Aa zijn tevens de drinkwaternormen van kracht vanwege de oppervlaktewater onttrekking ten behoeve van drinkwaterwinning.
In de “KRW factsheets oppervlaktewater” is voor elk waterlichaam onder “Chemische toestand en overige relevante stoffen” aangegeven voor welke (prioritaire) stoffen overschrijdingen zijn aangetroffen.
2.4 Toestand
De toestand van het grond- en oppervlaktewater wordt periodiek vastgelegd op basis van de resultaten van de KRW-monitoring. De effecten van de genomen maatregelen zijn in sommige gevallen direct zichtbaar doordat de maatregelen snel doorwerken (bijvoorbeeld optimaliseren van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of het opheffen van een overstortsituatie). Voor andere maatregelen geldt dat het langer duurt voordat de daadwerkelijke effecten zichtbaar zijn, bijvoorbeeld doordat het systeem traag reageert (grondwatermaatregelen) of doordat na een ingreep het geruime tijd duurt voordat zich een nieuwe natuurlijke situatie heeft ingesteld. Ook klimatologische veranderingen zijn van invloed op de toestand. Zo heeft droogval in de zomers van 2018 en 2019 een grote invloed gehad op de toestand van het oppervlaktewater.
De ecologische parameters in het oppervlaktewater worden niet elk jaar gemonitord, maar eens per drie jaar (of voor vis eens per zes jaar), zodat het voor deze parameters langere tijd kost om een betrouwbaar inzicht in de ontwikkelingen te verkrijgen.
Op 21 april 2020 is in een brief aan de staten gerapporteerd over de toestand. Deze toestand is medebepalend geweest voor de door de waterschappen opgestelde maatregelenpakketten.
2.5 Uitvoering maatregelen
De periode tot 2027 wordt benut om de KRW-maatregelen gefaseerd uit te voeren. Evenals in de voorgaande twee planperiodes is een deel van de maatregelen die moeten leiden tot verbetering van de waterkwaliteit onderwerp van generiek rijksbeleid. Vooral voor het terugdringen van emissies van bijvoorbeeld het verkeer, industrie of landbouw zijn brongerichte maatregelen op een groter schaalniveau nodig. Aanvullend daarop nemen waterschappen lokale en regionale maatregelen in (het stroomgebied van) waterlichamen.
Het regionale maatregelenpakket borduurt voort op de maatregelen die in de tweede planperiode zijn benoemd. Niet alle maatregelen uit de tweede planperiode zijn eind 2021 gerealiseerd. Deze maatregelen worden in de derde planperiode afgerond. Verder heeft het maatregelen pakket een aantal wijzigingen ondergaan onder andere vanwege nieuwe inzichten met betrekking tot de effectiviteit van de maatregelen.
Daarnaast is bij de actualisatie van de KRW-maatregelen gestreefd naar synergie met maatregelen ten behoeve van andere beleidsdoelen of –thema’s, zoals de zoetwatervoorziening, regionale wateroverlast (WB21) en de inrichting van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura2000.
De provincie heeft samen met de waterschappen de verantwoordelijkheid voor uitvoering van maatregelen voor het herstel van de hydrologische condities voor Natura2000 gebieden. Bovendien wordt gestreefd naar koppeling van de uitvoering van maatregelen voor de KRW bij de inrichting van het NNN. Afstemming vindt plaats in het kader van het Programma Natuurlijk Platteland.
In beken wordt hoofdzakelijk ingezet op inrichting- en beheermaatregelen. Het gaat hierbij vooral om het herinrichten van gebieden, herprofilering van watergangen, realisatie houtige begroeiing, aanleg natuurvriendelijke oevers, aangepast beheer en het vispasseerbaar maken van stuwen en overige kunstwerken. Voor de kanalen wordt ingezet op het plaatselijk aanleggen van natuurvriendelijke oevers en natuurvriendelijk beheer.
Overige maatregelen, zoals bronmaatregelen, aanpassen effluent RWZI en de aanleg van bufferstroken worden voor een aantal beeksystemen gefaseerd ingezet in de periode tot 2027. Ook vinden er maatregelen plaats die niet specifiek gericht zijn op verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit, maar daar wel aan kunnen bijdragen zoals gebiedsgerichte stimuleringsmaatregelen in het kader van het Delta Plan Agrarisch Waterbeheer gericht op het verminderen van emissies en het gebruik van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen.
2.6 Doelen overige wateren
Een aanzienlijk deel van het oppervlaktewater in Nederland, en daarmee ook in Drenthe, is gesitueerd buiten de begrenzing van de oppervlaktewaterlichamen. Voor deze zogenaamde overige wateren zijn in samenwerking met de provincie Overijssel en de beide zuidelijke waterschappen in 2020 ecologische waterkwaliteitsdoelen afgeleid. De doelen betreffen het niveau ‘goed’ voor het bijbehorende watertype, gericht op de ecologie ondersteunende fysisch-chemische parameters. Het niveau wordt bij de zuidelijke waterschappen nog niet in alle overige wateren gehaald. Het bereiken van dit niveau betreft een doel voor de langere termijn en behoeft in tegenstelling tot de KRW-waterlichamen niet in 2027 te zijn bereikt. Uitgangspunt is dat achteruitgang van de kwaliteit wordt voorkomen (geen verslechtering van de huidige toestand). Er is geen specifiek maatregelprogramma aan het doelbereik gekoppeld. De verwachting is dat vanuit bestaand (mest)beleid de doelen worden behaald.
Met de beide noordelijke waterschappen wordt in samenwerking met de provincie Groningen nog gewerkt aan het afleiden van ecologische waterkwaliteitsdoelen (planning vaststelling 2022). Ook voor de noordelijke waterschappen is het vertrekpunt dat de doelen, in tegenstelling tot de doelen voor de KRW-oppervlaktewaterlichamen, niet in 2027 gerealiseerd behoeven te worden. Uitgangspunt zal zijn dat er geen achteruitgang van de kwaliteit mag optreden (dus huidige toestand is doel).
Voor waardevolle wateren (bijvoorbeeld sommige diepe plassen of wateren gesitueerd in natuurgebieden) is mogelijk een hoger ambitieniveau haalbaar. Daarvoor is inzicht nodig in de huidige toestand. Om daar inzicht in te verkrijgen is in samenwerking met de beide noordelijke waterschappen een meetprogramma opgestart. De resultaten van dit meetprogramma zullen de basis vormen voor de ecologische waterkwaliteitsdoelen van waardevolle wateren. Afleiding daarvan voor Drenthe zal in afstemming met alle vier de waterschappen plaats vinden (planning 2022).
3. Waterkwaliteit- en kwantiteit grondwaterlichamen (EU-Kaderrichtlijn water)
3.1 Beleidsopgave grondwater (Omgevingsvisie)
Wij zorgen voor het behoud van onze grondwatervoorraad met een goede waterkwaliteit. De Drentse grondwatervoorraad vertegenwoordigt een grote waarde en wordt daarom ook wel aangeduid als het blauwe goud. De grondwatervoorraad wordt duurzaam benut, dat wil zeggen dat het gebruik later en door anderen mogelijk blijft. Het grondwater wordt gebruikt voor drinkwater, natuur, landbouw en het leveren van energie. Ook is grondwater beschikbaar voor hoogwaardige toepassing in de industrie, waarbij we streven naar een meervoudig gebruik van het grondwater.
3.2 Grondwaterlichamen
De provincie Drenthe ligt in drie deelstroomgebieden (figuur 1). In elk deelstroomgebied worden provinciegrensoverschrijdende grondwaterlichamen onderscheiden. De grondwaterlichamen zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige planperiode. In totaal liggen er vier verschillende grondwaterlichamen binnen de provinciegrens (Figuur 3):
• Zand Eems
• Zand Rijn-Noord
• Zand Rijn-Oost
• Deklaag Rijn-Oost
Figuur 3 Grondwaterlichamen
3.3 Doelstellingen
Uitgangspunt is dat de grondwatervoorraad op orde blijft en dat de grondwaterkwaliteit voldoet aan de kwaliteitsnormen. De kwaliteit van het grondwater wordt getoetst aan de hand van drempelwaarden voor de stoffen chloride, nikkel, arseen, cadmium, lood en fosfaat en Europese normen voor nitraat en bestrijdingsmiddelen. De drempelwaardes zijn weergegeven in tabel 3.
Parameter |
Eenheid |
|
Chloride |
mg/l |
160 |
Nikkel |
µg/l |
20 |
Arseen |
µg/l |
13,2 |
Cadmium |
µg/l |
0,35 |
Lood |
µg/l |
7,4 |
P-totaal |
mg/l |
2 |
Nitraat-N |
mg/l |
11,3 |
Bestrijdingsmiddelen (individueel) |
µg/l |
0,1 |
Bestrijdingsmiddelen (totaal) |
µg/l |
0,5 |
Tabel 3: Overzicht drempelwaarden grondwater
De KRW stelt algemene eisen aan de kwaliteit van het grondwater als ook aan de beschikbaarheid van het grondwater. Daarnaast worden er eisen gesteld aan het grondwater in relatie tot oppervlaktewaterlichamen, terrestrische ecosystemen en grondwater dat benut wordt voor menselijke consumptie (drinkwater). De algemene eisen hebben betrekking op de hoeveelheid grondwater (voorkomen uitputting en verzilting) en de kwaliteit.
Naast de algemene beoordeling van de toestand van het grondwater wordt meer specifiek gekeken naar de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater in relatie tot het oppervlaktewater, de natuur en de grondwateronttrekkingen. Daarbij moet de toestand van het grondwater zodanig zijn dat deze geen belemmering vormt voor het realiseren van de doelen op het gebied van het oppervlaktewater, de natuur en de grondwateronttrekking. Artikel 7.3 van de K RW stelt dat lidstaten de waterlichamen bedoeld voor drinkwaterproductie moeten beschermen met als doel achteruitgang van de waterkwaliteit te voorkomen, zodat op termijn de zuiveringsinspanning voor drinkwaterproductie kan worden verlaagd. Vanuit dit doel wordt per drinkwaterlocatie getoetst of er sprake is van achteruitgang dan wel verbetering van de waterkwaliteit.
3.4 Toestand
Zowel de kwantitatieve toestand als ook de kwalitatieve toestand van de Drentse grondwaterlichamen als geheel is goed te noemen. Dat wil zeggen dat de grondwatervoorraad op orde is en er geen sprake is van een significante daling van de grondwaterstand en dat er wordt voldaan aan de chemische normen voor het grondwaterlichaam als geheel. Wel komen er lokaal knelpunten voor. Zo is de grondwaterstand lokaal te laag waardoor grondwaterafhankelijke Natura2000 gebieden (in totaal 9) verdroogd zijn en worden in enkele oppervlaktewaterlichamen de doelen niet gerealiseerd door aanvoer van nutrientrijk grondwater.
De grondwateronttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening in Drenthe zijn grotendeels kwetsbaar en worden bedreigd. Bij 75% van de drinkwaterwinningen is sprake van een actueel risico voor achteruitgang van de ruwwaterkwaliteit vanwege aanwezige belastingen. De winningen voldoen echter wel aan de eisen die de KRW stelt aan de grondwaterkwaliteit waarbij met name naar de langjarige trend van de waterkwaliteit wordt gekeken van het gewonnen gemende ruwwater. Op 21 april 2020 is in een brief aan de staten gerapporteerd over de toestand.
3.5 Uitvoering maatregelen
In aanvulling op generieke landelijke maatregelen spitsen de regionale grondwatermaatregelen zich toe op grondwateronttrekkingen voor menselijke consumptie (grondwaterbeschermingsgebieden), op de Natura2000 gebieden, op diffuse belasting en op vraagstukken rondom de waterkwantiteit. Het maatregelenpakket maakt voor het grootste deel al onderdeel uit van bestaand beleid en bestaande afspraken. Zo zijn er per grondwaterbeschermingsgebied afspraken gemaakt over de maatregelen vanuit de gebiedsdossiers (Uitvoeringsprogramma grondwaterbeschermingsgebieden, 2020). De maatregelen uit de eerste planperiode van het Natura2000 beheerplan gericht op herstel grondwaterstand die nog niet zijn afgerond maken onderdeel uit van het maatregelenpakket KRW-grondwater. Landelijk wordt gesproken over voortzetting van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer waarmee zowel knelpunten op het gebied van de waterkwaliteit als de waterkwantiteit kunnen worden opgelost. Over de financiering daarvan in samenhang met inzet vanuit het PlattelandsOntwikkelingsProgramma (POP) moeten nog nadere afspraken worden gemaakt. Met de Omgevingswet vervalt de Wet bodembescherming maar activiteiten gericht op saneren spoedlocaties vallen onder het overgangsrecht en zullen conform voortgezet worden inclusief de monitoring.
De regionale maatregelen zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Knelpunt |
Maatregel |
Locatie |
|
|
|
Te lage grondwaterstand Natura2000 gebieden |
Anti-verdrogingsmaatregelen |
9 grondwaterafhankelijke Natura2000 gebieden (*) |
Kwaliteitsrisico drinkwaterwinningen |
Maatregelen Uitvoeringsprogramma gebiedsdossiers |
10 kwetsbare grondwateronttrekkingen (**) |
Kwaliteitsrisico drinkwaterwinningen |
Maatregelen uit het 6e Nitraatactieprogramma |
4 kwetsbare grondwateronttrekkingen (***) |
Overige winningen menselijke consumptie |
Informatievoorziening over en bemonsteren van eigen winningen. |
10-15 winningen |
Puntbronnen |
Volgen en monitoren |
Wet bodembescherming (Wbb)-locaties |
Diffuse belasting |
Maatregelen Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) |
Drenthe |
Diffuse belasting |
Onderzoek kwetsbaarheid grondwater-lichamen |
Drenthe |
Grondwaterkwantiteit |
Maatregelen Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) |
Drenthe |
Grondwaterkwantiteit |
Halveren grondwateronttrekking Terwisscha |
Waterwinning Terwisscha |
(*) Drentsche Aa, Fochteloërveen, Witterveld, Elperstroom, Bargerveen, Holtingerveld, Mantingerzand, Dwingelderveld, Drents Friese Wold
(**) Gasselte, Havelterberg, Beilen, Dalen, Leggeloo, Valtherbos/Noordbargeres, De Groeve, Nietap, Ruinerwold, Kruidhaars
(***) Gasselte, Havelterberg, Leggeloo, Valtherbos/Noordbargeres
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl