Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Noordenveld 2022

Geldend van 28-12-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Noordenveld 2022

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gezien het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2021;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Noordenveld 2022

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bungalowpark: een park met vakantiehuizen/-bungalows bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden doorgaans voor de tijdelijke verhuur van een week, midweek of weekend;

  • b.

    groepsaccommodatie: een accommodatie met ten minste twintig slaapplaatsen die logies overwegend aan personen in groepsverband (geen gezinsverband zijnde) verstrekt, met slaapgelegenheid in kamers, zalen, huisjes , tenthuisjes, appartementen en/of tenten, die gasten mogelijk met ‘vreemden’ moeten delen;

  • c.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • d.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn en gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • e.

    vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • f.

    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

  • g.

    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst, dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

  • h.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • i.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • j.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • k.

    verhuuraccommodatie: een particulier verhuurde (recreatie)woning, vakantieonderkomen of overige accommodatie - niet deel uitmakend van een kampeerterrein - welke door een particulier of een verhuurder niet zijnde een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting;

  • l.

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf met overnachting.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van kinderen tot en met de leeftijd van 12 jaar;

  • 2.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 3.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 4.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2,2;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen en gebezigd voor recreatief gebruik, bepaald op 2;

    • d.

      arrangementen langer dan 1 maand bepaald op 2;

    • e.

      per vakantiehuis of bungalow op een bungalowpark, bepaald op 3;

    • f.

      een groepsaccommodatie per slaapplaats, bepaald op 1;

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 70;

    • b.

      in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 45;

    • c.

      in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op: 45;

    • d.

      in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op 6,5 per maand;

    • e.

      in geval van het eerste lid, sub e, bepaald op 105;

    • f.

      in geval van het eerste lid, sub f, bepaald op 60;

Artikel 7 (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8 Belastingtarieven

  • a.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,75 voor hotels, bungalowparken, B&B’s en verhuuraccommodaties

  • b.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,10 voor campings (toeristisch kamperen/jaar- en seizoenplaatsen) en groepsaccommodaties geschikt voor groepen > 25 personen met slaapzalen met meer dan 8 bedden.

  • c.

    Het tarief bedraagt voor een mobiel kampeeronderkomen op een vaste jaarplaats € 169,40.

  • d.

    Het tarief bedraagt voor een mobiel kampeeronderkomen op een vaste seizoenplaats € 99,00.

  • e.

    Het tarief bedraagt voor een mobiel kampeeronderkomen op een seizoenplaats € 99,00.

  • f.

    Het tarief bedraagt voor een arrangement langer dan 1 maand:

    • a.

      > 1 maand < 2 maanden € 14,30.

    • b.

      2 maanden € 28,60

    • c.

      3 maanden € 42,90

    • d.

      4 maanden € 57,20

    • e.

      5 maanden € 71,50

    • f.

      6 maanden € 85,80

  • g.

    Het tarief bedraagt voor een vakantiehuis of bungalow op een bungalowpark € 551,25

  • h.

    Het tarief bedraagt voor een groepsaccommodatie per slaapplaats € 66,00

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen toeristenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,00 doch minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt aan het eind van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 15 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijf houdende(n) te registreren in een daarvoor bestemd en eventueel door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2.

    Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige een registratie voert waaruit het nachtverblijf van verblijf houdende(n) kan worden vastgesteld.

Artikel 16 Overgangsrecht

De ‘Verordening toeristenbelasting 2021’ van 9 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting Noordenveld 2022’.

Ondertekening

Roden, 22 december 2021

De Raad van de gemeente Noordenveld,

De voorzitter, De griffier,