Bomenbeleidsplan gemeente Eersel

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-05-2023

Intitulé

Bomenbeleidsplan gemeente Eersel

de gemeenteraad van de gemeente Eersel

gelet op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Bomenbeleidsplan gemeente Eersel

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

In het gemeentelijk groen zijn bomen, door hun nadrukkelijke aanwezigheid, van groot belang. Daarom is dit bomenbeleidsplan opgesteld. Het beleidsplan is een beleidskader voor een goed ontwerp, inrichting, onderhoud en beheer van de gemeentelijke boombeplantingen en de monumentale bomen.

Het openbaar groen binnen en buiten de dorpen is voor de inwoners en bezoekers erg belangrijk. Het verhoogt de ruimtelijk kwaliteit van de dorpen en geeft de afzonderlijke dorpen hun identiteit en karakter. Vele bezoekers van Eersel komen voor het mooie, afwisselende buitengebied, zij wandelen en fietsen in de bossen en natuurgebieden.

Toenemende claims op ruimte en werkzaamheden vereisen een helder en samenhangend beleid om een goed functionerend bomenbestand duurzaam te kunnen behouden. Dit beleidsstuk dient te voorzien in een bruikbare handreiking voor een zorgvuldige afweging. In het beleidsplan worden duidelijke richtlijnen voor ontwerp, inrichting en beheer, de omgang met monumentale en beschermwaardige bomen vastgelegd.

1.2. Doelstelling Bomenbeleidsplan

Het doel van dit beleidsplan is het beleid ten aanzien van bomen en houtopstanden vast te leggen op een zodanige wijze dat dit leidt tot een goede bescherming en instandhouding van het huidige bomenbestand met zo min mogelijk regelgeving. Verder worden handvatten aangereikt wanneer in de toekomst de huidige bomenstructuur aangevuld of versterkt wordt. Om te kunnen voldoen aan deze doelstelling zijn goede ontwerprichtlijnen en een goed beheer en onderhoud noodzakelijk. Regelmatige inspecties van het bomenbestand, waarbij de veiligheid en de conditie wordt geïnventariseerd, vormen de basis voor onderhoud en prioriteitstelling.

1.3. Status Bomenbeleidsplan

Het bomenbeleidsplan is een door de raad vastgesteld beleidsdocument, waarvan de status bindend is, zodra vaststelling heeft plaatsgevonden. Het bomenbeleidsplan wordt voor een periode van twintig jaar vastgesteld. Om de vijf jaar wordt het plan geëvalueerd, geactualiseerd en aan de raad voorgelegd.

1.4. Vigerend beleid t.a.v. bomen

1.4.1. Landschapsontwikkelingsplan Gemeente Eersel

In 2003 werd door de gemeenteraad van Eersel de Structuurvisie Plus vastgesteld. Dit plan heeft de ambitie om de gemeente te voorzien van een visie voor natuur en landschap, die het hele grondgebied van de gemeente Eersel omvat. In 2007 werd de Structuurvisie Plus geactualiseerd. Het landschapsontwikkelingsplan is een onderliggend document van de Structuurvisie Plus. De in de Structuurvisie Plus genoemde doelen en visies zijn in dit plan verder uitgewerkt voor zover het gaat om het aspect landschapsontwikkeling. Met het opstellen van het Landschapsontwikkelings- plan komt Eersel tegemoet aan de wens om het buitengebied te versterken. Hoofddoel van dit plan is:

  • Het in stand houden en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig landschap met optimale landschappelijke, recreatieve, archeologische, cultuurhistorische en ecologische waarden.

Dit wordt bereikt door:

  • Het in stand houden en herstellen van de voorkomende landschapstypen met identiteit en hun bijbehorende karakteristieke componenten zoals: beekdal, bermen, akkers, hooilanden, weilanden, heidegebieden, sloten, bosjes, boskernen, houtwallen, singels, solitaire bomen en bebouwing met erfbeplanting.

  • Het in stand houden (soortenbescherming) en ontwikkelen van natuurwaarden in bestaande landschappelijke elementen zoals: beekdal, bermen, sloten, bosjes, boskernen, houtwallen, singels, erfbeplanting en solitaire bomen.

  • Het tot stand brengen van ecologische verbindingszones tussen ecologische waardevolle gebieden (beekdalen, robuuste droge verbindingen, faunapassages) en het tegen gaan van versnippering. Hiervoor zet de gemeente eventueel eigen (landbouw)gronden in.

  • Het in stand houden en ontwikkelen van recreatiewaarden. De recreatieve waarde van het landschap stijgt met de toename van de landschappelijke kwaliteiten. Daarnaast dient het recreatief voorzieningenniveau afgestemd te worden op het gebruik. Op concentratieplekken voor extensieve vormen van recreatie moeten voldoende voorzieningen zijn zoals: meubilair, routes, prullenbakken, banken, informatieborden enz.

  • Het in stand houden, herstellen en in beeld brengen van archeologische en cultuurhistorische waarden.

  • Het onderbrengen van bestaande landschappelijke elementen in een beheersysteem gericht op beheer en herstel van de groene landschapselementen die in eigendom zijn van de gemeente Eersel.

  • Het aangeven van zoeklocaties voor natuur- en landschapsprojecten, die passen binnen het bestaande beleid (o.a. Ecologische Hoofdstructuur, Reconstructie enz.)

1.4.2.Groenstructuurplan Eersel

Op 20 januari 1999 heeft de raad het Groenstructuurplan vastgesteld. Dit plan geeft een richtinggevend kader voor een consistent meerjarenbeleid ten aanzien van (her)inrichting, beheer en financiering van het openbaar groen. In het Groenstructuurplan is aandacht besteed aan de veelheid aan aspecten in het stedelijk groen zoals: natuurwaarden, gebruiksmogelijkheden, samenhang, veiligheid enz. In het kort komen de doelen van het Groenstructuurplan neer op:

  • het bepalen en vastleggen van een duurzame groenstructuur. Groen met samenhang, sfeer en goed afgestemde gebruiksmogelijkheden geniet meestal grote waardering bij de gebruikers. De waardering van de gebruikers leidt vaak tot een zorgvuldig gebruik. En zo geldt ook voor groen dat een samenhangende structuur meer is dan de verzameling losse delen.

  • Het beheren van de openbare ruimte – groen en verhardingen- zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Milieubewust denken ontwikkelt zich in alle breedte: gescheiden afvalinzameling , beperking van de mobiliteit enz. Ook milieu- en natuurvriendelijk beheer is voortgekomen uit deze ontwikkeling. Het Groenstructuurplan is een uitgesproken gelegenheid deze ontwikkeling vorm te geven.

  • Het geven van indicaties van kosten voor het realiseren van het Groenstructuurplan. Bedoeld wordt het aangeven van de globale consequenties van keuzes in groen en het beheer van groen, dit afgezet tegen de budgetten voor onderhoud.

  • Het inzichtelijk maken van veiligheidsaspecten voor het openbaar groen. Integrale veiligheid staat op de agenda van de gemeente. Onderdeel daarvan is het aspect veiligheid in het openbaar groen. Het betreft sociale veiligheid, verkeersveiligheid en veiligheid voor het kind. Met de drie aspecten kan elk groenelement beoordeeld worden. Veilig groen is een doel van het Groenstructuurplan.

Het Groenstructuurplan is meer dan dertien jaar geleden opgesteld en dient vernieuwd te worden. In de afgelopen jaren zijn inzichten en omstandigheden veranderd. Zo wordt momenteel een nog groter belang gehecht aan de belevingswaarden van het groen, moet nog meer aandacht zijn voor natuur- en milieuwaarden (countdown 2010), wordt van de inwoners een actievere betrokkenheid met de openbare ruimte (en dus ook groen) verwacht, is de zorgplicht ten aanzien van het groen groter. Daarnaast is op het gebied van het groenbeheer veel veranderd door inkrimping van de onderhoudsbudgetten, een grotere efficiëntie, de invoering van beeldbestekken, de rol van de sociale werkvoorziening enz. Na vaststelling van het bomenbeleidsplan krijgt de vernieuwing van het Groenstructuurplan prioriteit.

1.4.3. Kadernota “Groen denken is groen doen”

Deze nota, vastgesteld op 28 september 2004, geeft de aanvullende visie op het groenstructuurplan van de raad weer over ‘het groen’ en geeft een aantal kaders en opdrachten mee aan het college. Daarnaast bevat de nota de nodige achtergronden die belangrijk zijn om tot een verantwoorde kaderstelling en opdrachtformulering te kunnen komen. Deze nota geeft ook maatschappelijke effecten aan en geeft een richting aan het meetbaar maken van deze effecten.

1.4.4. Beeldkwaliteitsplannen (BKP)

Het hoofddoel van het beeldkwaliteitsplan (BKP) is het borgen van de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen om daarmee de identiteit en de leefbaarheid van de dorpen te versterken. Het product van het BKP is tweeledig, enerzijds moet het de gebruiker verleiden om de ruimte met oog voor beeldkwaliteit te bouwen, her in te richten en te ontwikkelen en anderzijds moet het een toetsingskader vormen voor de beleidsmedewerkers bij de gemeente en welstand. Daartoe geeft het BKP naast inzicht in de ontwikkeling en de opbouw van de historische wegen van Eersel handvatten voor de (beeld)kwaliteit voor de bebouwde en niet bebouwde omgeving. Hierin is het integrale beeld leidend. Dus gebouw plus erf plus straat!

Een belangrijk nevendoel van het BKP is de interne afstemming van alle ter zaken doende beleidsvelden rond de beeldkwaliteit om zo te komen tot een integraal gedragen plan waar al die beleidsvelden in vertegenwoordigd zijn.

In de raadsvergadering van 31 mei 2012 heeft de raad het definitieve beleidskader beeldkwaliteitsplan gemeente Eersel vastgesteld.

In het onderstaande overzicht zijn de plaatsing en de relatie tussen de verschillende beleidsstukken met betrekking tot groen inzichtelijk gemaakt.

afbeelding binnen de regeling

1.5. Probleemstelling

Eersel heeft op dit moment ongeveer 20.000 bomen in beheer. De bomen in de bossen en landschappelijke elementen zijn hierbij niet meegeteld. Al deze bomen geven beeld en structuur aan de gemeente en zijn aanleiding tot waardering maar soms ook tot kritiek door overlast. De bomen worden op dit moment eens in de drie jaar gecontroleerd op hun gezondheid (VTA, Visual Tree Assessment). De resultaten van deze controle worden vastgelegd en waar nodig worden maatregelen getroffen.

Op dit moment moet geconcludeerd worden dat het reguliere onderhoud aan de bomen een flinke achterstand vertoont. De raad heeft een eenmalig budget van ± € 280.000,-- ter beschikking gesteld om deze achterstand in één keer weg te werken. Met dit bedrag zal het desalniettemin nog een paar jaar duren voordat alle bomen op ‘beeld’ zijn. Sommige bomen hebben zo’n grote onderhoudsachterstand dat het niet mogelijk is om deze achterstand in één snoeibeurt weg te werken. Begin 2015 zal de gehele achterstand weggewerkt zijn.

In de onderstaande tabel zijn de knelpunten anno 2012 ten aanzien van de bomen in beheer van de gemeente samengevat. In de derde kolom is de oplossing aangegeven en in de vierde kolom waar in dit beleidsplan de oplossing te vinden is.

knelpunt

Oplossing

Hfdst/ bijlage

1

Ontbreken ontwerp- en inrichtingseisen

Ontwikkeling van richtlijnen voor ontwerp en inrichting:

- ontwerp- en inrichtingseisen

Hoofdstuk 4

2

Onvoldoende afstemming tussen gemeentelijke disciplines en externe partijen betrokken bij ontwerp en

(her)inrichting

Beter informeren van interne en externe betrokkenen:

- Bomen Effecten Analyse

- ontwerp- en inrichtingseisen

- Wabo

Hoofdstuk 3, 4

3

Duurzaam behoud van bestaande bomen in ontwerp vaak moeilijk te realiseren

- Bomen Effecten Analyse

- ontwerp- en inrichtingseisen

- APV

Hoofdstuk 3, 4 bijlage 1, 2, 3 en 4

4

Vaststelling van monumentale en beschermwaardige bomen (op dit moment is er geen actuele lijst)

- bomenstructuurkaart

- bomenlijst

- APV

- beeldkwaliteitsplannen

Bijlage 5, 6 en 7

5

Instandhouding en ontwikkeling van boomstructuren

- groenstructuurplan

- landschapsontwikkelingsplan

- bomenstructuurkaart

- APV

- financiële herplantplicht

Bijlage 4 en 6

6

Illegale vellingen

Boombescherming:

- APV

- handhaving

Hoofdstuk 8 Bijlage 4

7

Overlast door bomen

- richtlijnen omgang met overlastklachten

- APV

- ontwerp- en inrichtingseisen

- beheer en onderhoud

Hoofdstuk 4, 7 en 9

Bijlage 4

8

Bedoelde en onbedoelde boombeschadiging bij werkzaamheden

boombescherming en richtlijnen voor inrichting:

- Bomen Effect Analyse

- boombeschermingsmaatregelen

- APV

- monitoring

Bijlage 1, 2, 3 en 4

9

Aansprakelijkheid bomen

Zorgen voor een veilig bomenbestand:

- regelmatig uitvoeren van boominspecties

- goed beheer en onderhoud bomen

- aanvullende maatregelen treffen

Hoofdstuk 9 en 10

10

Flora- en Faunawet

Werkzaamheden uitvoeren volgens:

- gedragscode en leidraad

- algemene zorgplicht

- zorgvuldig beheer en onderhoud

Hoofdstuk 8, 9 Bijlage 9

11

Zorg voor voldoende aanwas monumentale bomen

- Rijks- en gemeentelijke monumentale bomen

- goede bescherming beschermwaardige bomen

- APV

- onderhoud en beheer bomen

- Afdeling 4.3 APV

- Bomen Effecten Analyse

Hoofdstuk 9

Bijlage 1, 2, 3, 4, 5

12

Voorlichting over bomen, werkzaamheden en overlast

- communicatie en voorlichting

- beheer en onderhoud

- overlast bomen

Hoofdstuk 9 en 11

13

Capaciteit en nascholing personeel

- personeel en organisatie

Hoofdstuk 10

Tabel 1. knelpunten ten aanzien van bomen

2. Visie op bomen

De meeste mensen hechten grote waarde aan bomen. De vraag die daarbij gesteld kan worden, is: wat is eigenlijk het belang van bomen. In het kort komt het erop neer dat bomen van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit, dat zij grote invloed hebben op het milieu en het klimaat van de leefomgeving, dat zij de cultuurhistorie van de omgeving tot leven brengen en een economische betekenis hebben.

2.1. Ruimtelijke kwaliteit.

Bomen zijn van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Bewezen is dat bomen de leefkwaliteit aanzienlijk verhogen.

Bomen geven de openbare ruimte maat en structuur, zij vormen het raamwerk van het openbaar groen, zij zijn sfeerbepalend en dragen in sterke mate bij aan de herkenbaarheid en het karakter van plekken, routes en landschappen. Verder zorgen bomen ervoor dat grote ruimtes door hun aanwezigheid een menselijke maat krijgen.

Bomen hebben ook een betekenis voor de verkeersveiligheid. Zo zorgen laanbeplantingen ervoor dat het wegennet in de ruimte zichtbaar wordt. Hierdoor kan de weggebruiker zich aan de hand van de bomenrij oriënteren. Door de beslotenheid van de laanbeplanting neemt de snelheid af, want het brengt een risicogevoel bij de automobilist teweeg, waardoor hij geneigd is zijn snelheid te minderen. Een groep bomen aan het eind van een rechte weg zorgt ervoor dat de weggebruiker afremt en de kruising/bocht met een lagere snelheid nadert. Daar staat tegenover dat oude wegbeplantingen vaak dicht op de verharding staan, waardoor ongevallen kunnen ontstaan. Deze wegen voldoen daardoor niet aan de nieuwste normen. Deze boombeplantingen blijven echter toch gehandhaafd vanwege de leeftijd van de bomen (cultuurhistorie) en de grote landschappelijke waarden (maat en structuur).

Bomen geven de openbare ruimte een groen aanzicht. Mensen voelen zich prettiger wanneer ze groen om zich heen hebben. Na financiële aspecten zoals hypotheek of huur vinden zij een groene omgeving het belangrijkste aspect voor wonen. De prijzen van vergelijkbaar onroerend goed met uitzicht op het groen zijn hoger dan wanneer er geen uitzicht is op groen.

Verder blijkt uit onderzoek:

  • groen bindt mensen met midden- en hoge inkomens aan hun woonomgeving;

  • een groene omgeving biedt een attractieve en kalmerende omgeving voor recreatie.

2.2. Invloed op het milieu

Bomen hebben grote invloed op het milieu. Bomen zuiveren de lucht, waarbij loofbomen gassen zoals stikstofdioxide opnemen en naaldbomen veel fijnstof afvangen. Bomen helpen bij het bufferen van water, doordat ze water opnemen en doordat water bij bomen gemakkelijk in de bodem kan infiltreren. Een volwassen beuk produceert tot wel 1,3 kilogram zuurstof per uur, waarmee deze voorziet in de zuurstofbehoefte van 50 mensen. Een gezonde volwassen naaldboom filtert bijna één ton stof per jaar.

Stikstofdioxide is een giftig gas, dat vooral in het milieu komt door de uitstoot van uitlaatgassen. Het reageert heftig met andere stoffen. In aanwezigheid van lucht kan het veel metalen aantasten.

Fijnstof is een vorm van luchtvervuiling. Tot fijnstof worden in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10 micrometer gerekend. Uit epidemiologische en toxicologische gegevens blijkt dat fijnstof bij inademing schadelijk is voor de gezondheid. Studies wijzen uit dat er geen veilige ondergrens is bij blootstelling aan fijnstof: hoe klein de blootstelling ook is, er is een meetbaar schadelijk effect op de gezondheid. De huidige normen zijn derhalve een compromis tussen gezondheidsbelangen en socio-economische belangen.

Verder is aangetoond dat op warme dagen de temperatuur in een straat met bomen enkele graden lager is dan in straten zonder bomen. Bomen hebben dan ook een grote invloed op het microklimaat.

Wetenschappelijk onderzoek toont steeds concreter aan dat de aanwezigheid van groen in een woonomgeving een gunstige invloed heeft op diverse aspecten van de gezondheid en het welzijn van Nederlanders:

  • in een groene omgeving is het percentage kinderen met overgewicht 15% lager dan in een omgeving met minder groen;

  • bomen hebben een sterk dempend effect op lawaai. Het ontbreken van lawaai wordt als een belangrijk kwaliteitsaspect bij het wonen gezien;

  • bomen en groen in een woonomgeving hebben een positief effect op het voorkomen van astma, huidkanker, diabetes en stressgerelateerde ziekten door het filteren van de lucht en de reductie van geluid;

2.3. Cultuurhistorie

Het landschap van de Kempen is sterk gevormd door de geologische ondergrond en de interactie die de mens daarmee gehad heeft. De geologische ondergrond is gevarieerd door de doorsnijding van verschillende aardbreuken en steilranden die ontstaan zijn in de ijstijden. Hierdoor varieert de bodem sterk in waterdoorlatendheid wat weer sturend werkt in het ontstaan van inzijgingsgebieden. Deze geologische onderlegger heeft geleid tot een drietal landschapstypen: kampenlandschap (de oude cultuurgronden ten zuiden en noorden van Vessem, rondom Eersel, Wintelre enz.), beekdallandschap (Kleine Beerze, de Run, Bruggenrijt enz.) en heideontginningslandschap

( Boksheide, Driehuis, Buikheide enz.).

Het kampenlandschap is relatief kleinschalig met kleine buurtschappen waar de opbollende essen achterliggen. De beekdalen liggen terzijde van de buurtschappen en voorzien in water en weidegronden (beemden). Het landschap verandert pas echt na de intrede van kunstmest. Hierdoor konden grote heidevelden ontgonnen en akkergronden grootschalig uitgebreid worden. Het landschap werd grootschaliger.

Deze ontwikkeling in het landschap en de dorpen is op verschillende plaatsen in het landschap nog goed te zien. Vooral bomen spelen hierbij een grote rol. Voorbeelden daarvan zijn de bomen op de gemeenschappelijke plaatse in de dorpen, de oude wegbeplantingen, de beplantingen langs kerkenpaden, de markeringsbomen in het landschap enz. Deze bomen vormen als het ware de schakel tussen het verleden, nu en als het goed is de toekomst. Dit zorgt er voor dat veel mensen zich verbonden voelen met oude bomen.

2.4. Economie

Bomen (en in het algemeen openbaar groen) worden vaak gezien als een kostenpost (aanleg, onderhoud en grondgebruik). Maar bomen, het meest duurzame element in de openbare ruimte, brengen ook geld op. Veel recreanten en toeristen komen naar Eersel vanwege de mooie dorpen en omgeving. Zij fietsen en wandelen hier, brengen een bezoek aan de horeca en verblijven op een van de vele campings, hotels of vakantieparken in de omgeving. Veel ondernemers in Eersel zijn afhankelijk van deze bezoekers. De bomen (in samenhang met de verdere inrichting van het dorp en landschap) vertegenwoordigen dan ook een economische waarde voor deze ondernemers. Daarnaast laten veel onderzoeken steeds beter zien dat groen ook opbrengsten realiseert in de vorm van lagere gezondheidskosten bij mensen met een psychische ziekte, obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten enz. Woningen in een groene omgeving hebben vaak hogere verkoopprijzen enz.

2.5. Conclusie

Om bovenstaande redenen hecht Eersel dan ook aan een goed bomenbeleid met aandacht voor de ruimtelijke aspecten, het milieu, de cultuurhistorie, economie, recreatie & toerisme en leefbaarheid.

3. Bomen en ontwerp openbare ruimte

3.1. Vroegtijdige afstemming in het ontwerp

Knelpunten die zich voordoen zijn veelal terug te voeren naar de ontwerpfase en de gebrekkige afstemming in de voorbereidingsfase van inrichtingsprojecten. Een structurele oplossing van deze problemen vraagt om een andere aanpak en planning. Het groen kan niet langer los gezien worden van de bovengrondse en ondergrondse infrastructuur.

Met de invoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) wordt een integrale benadering van initiatieven, plannen, projecten enz. bevorderd. Het doel van de Wabo is een eenvoudigere en snellere vergunningverlening en een betere dienstverlening door de overheid op het gebied van bouwen, ruimte en milieu. De initiatiefnemer van een project kan nu naar één loket gaan waar alle aspecten van een omgevingsvergunning integraal onderzocht worden. Voor de invoering van de Wabo moest de initiatiefnemer veelal meerdere vergunningen, zoals een sloop-, bouw-, kap-, aanlegvergunning enz. bij verschillende loketten aanvragen.

Een goede afstemming vraagt om een integrale benadering van de betrokken disciplines in een vroeg stadium van het planproces. Dit is noodzakelijk om het volgende doel te bereiken:

Het op haalbare wijze handhaven van monumentale en beschermwaardige bomen, het waarborgen van boomstructuren in nieuwe plannen en reconstructies, alsmede het op een duurzame wijze aanplanten of verplanten van bomen.

3.1.1 Initiatief-/ oriëntatiefase

In deze fase van het project worden de globale randvoorwaarden geformuleerd die relevant zijn bij de initiatie van een project, cq. bij de start van een schetsplan of schetsontwerp. Onderzocht wordt welke relevante beleidsuitgangspunten ten aanzien van groen (en de andere betrokken disciplines) belangrijk zijn voor het project. Daarnaast worden de in het plangebied aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen en groenstructuren in kaart gebracht. Op deze manier is vooraf duidelijk wat er aan bomen aanwezig is en kan snel beoordeeld worden of bepaalde bomen behouden moeten of kunnen blijven en wat voor maatregelen getroffen moeten worden om dat te bereiken.

3.1.2. Ontwerpfase

Tijdens het ontwerpproces is het noodzakelijk dat naast de groeivoorwaarden van nieuwe en bestaande bomen ook de randvoorwaarden van andere disciplines (riolering, kabels en leidingen, verhardingen, verkeer, verlichting) meegenomen worden, om ook op de langere termijn een goede inpassing van bomen mogelijk te maken.

Welke groeiomstandigheden zijn nodig, nu en in de toekomst, zodat de bomen hun functie kunnen blijven vervullen? Hoe ziet deze boom eruit over 30 jaar of langer en wat zijn de eisen die zo’n boom stelt en hoeveel ruimte is daarvoor nodig? Door zulke vragen te stellen, kan men er voor kiezen bepaalde soorten niet toe te passen of onder bepaalde omstandigheden juist wel te gebruiken.

De projectleider dient in het ontwerpproces er voor zorg te dragen dat de bomen deze voorwaarden geboden krijgen. Op deze manier kunnen onnodige kostbare ontwerpaanpassingen, vertragingen en vroegtijdige boomvellingen voorkomen worden.

3.2. Bomen Effecten Analyse bij ruimtelijke ontwikkelingen voor bestaande bomen.

De ontwerpfase is het meest uitgelezen moment om de effecten van bouw of aanleg op bestaande bomen te beoordelen. Beoordelingen die uitgevoerd worden vóór deze fase leveren slechts een globale indicatie van mogelijke effecten aangezien concrete uitwerkingen van de plannen nog ontbreken. Na de ontwerpfase is er vaak te weinig ruimte voor aanpassingen in het ontwerp, waardoor de kansen op een duurzaam behoud van bomen beperkter zijn.

De Bomen Effecten Analyse (BEA) is een gestandaardiseerde beoordeling die ten doel heeft de boomtechnische kwaliteit te waarborgen en er voor te zorgen dat alle essentiële aspecten van de ruimtelijke ontwikkeling voldoende worden belicht. De BEA geeft een onafhankelijke beoordeling van mogelijke effecten, voorafgaand aan bouw of aanleg. Een BEA beoordeelt of een boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en standplaats, duurzaam behouden kan blijven. Een BEA dient te worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

De volgende aspecten maken deel uit van de beoordeling:

  • conditie en kwaliteit van de boom;

  • toekomstverwachting van de boom in bestaande en toekomstige situatie;

  • verwachte problemen bij bouwplannen in relatie tot de boom.

De BEA is toe te passen op allerlei werken zoals bouwwerken, reconstructies van wegen en rioleringen of de aanleg van kabels en leidingen. Toepassing is echter niet altijd zinvol, zoals wanneer de boom in slechte conditie verkeerd of geprojecteerd staat in de toekomstige bouwput. De BEA is met name inzetbaar in de randzone van het te realiseren werk of om alternatieven te formuleren voor bouwactiviteiten die door de gemeente ontplooid worden. Op grond van de uitkomsten van een BEA is het voor alle partijen duidelijk welke bomen mogen verdwijnen voor de bouw of aanleg en welke bomen – en onder welke voorwaarden – worden gespaard.

De Bomen Effect Analyse (BEA) is verankerd in de nieuw vast te stellen APV Afdeling 4.3 van Eersel waardoor de beoordeling niet vrijblijvend is. De kosten voor een BEA zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Zie ook bijlage 1 Bomen Effect Analyse- standaard en bijlage 2 Checklist van de Bomen Effect Analyse- standaard.

4. Bomen en inrichting openbare ruimte

Voor het behoud van bestaande bomen en een duurzame toepassing van nieuwe aanplant dient tijdens de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening te worden gehouden met de voorwaarden die bomen aan hun leefomgeving stellen. Niet alleen nu, maar ook op termijn, wanneer de boom de beoogde grootte heeft bereikt. De inrichtingsvoorwaarden dienen integraal te worden afgestemd met de andere disciplines (bv riolering, kabels en leidingen, verkeer, verhardingen, verlichting) en vigerend beleid zoals agenda 22, waarbij alle mensen met en zonder beperking deel kunnen nemen aan het dagelijks leven, de beeldkwaliteitsplannen enz.

4.1. Eisen aan ruimte

4.1.1.Bovengrondse ruimte

De bovengrondse ruimte die een boom nodig heeft, wordt vooral bepaald door de ruimte die zijn uitgegroeide kroon nodig heeft. Deze ruimte is afhankelijk van de kroonvorm, boomgrootte en opkroonhoogte. Het is daarom van belang dat in ontwerpen de kroonprojectie van bomen op werkelijke grootte ingetekend wordt. Dat wil in principe zeggen de grootte van de uiteindelijke boom op verwachte levensduur. In de praktijk wordt de grootte op een leeftijd van ongeveer 30 jaar als voldoende ingeschat. Indien bomen op kleinere schaal in het ontwerp worden geprojecteerd kan dat misleidend werken (bijv. afstand van bomen tot gebouwen) voor toekomstige bewoners en andere betrokkenen, waardoor uiteindelijk overlast en ongewenste situaties kunnen ontstaan.

De kwaliteit van de bovengrondse ruimte voor bomen wordt door de volgende factoren bepaald:

  • De afstand tussen bomen en gebouwen, straatlantaarns, andere bomen e.d. In dit verband ook letten op de schaduwwerking van de bomen en de gevolgen daarvan;

  • De afstand tussen de bomen en de verharding met rijdend verkeer. Door langsrijdend verkeer of parkeren kunnen bomen beschadigd worden. Als gevolg daarvan verzwakken ze en worden zo vatbaarder voor ziekten, wat weer tot gevolg kan hebben dat ze instabiel worden wat een velling noodzakelijk kan maken. Langs doorgaande wegen zal ook rekening gehouden moeten worden met verkeerstechnische aspecten om zo verkeersongevallen met personele en materiële schade te voorkomen;

  • De mogelijkheid van opspattend pekelwater. Dit levert schade op aan het stamweefsel met als gevolg een verminderde conditie wat op den duur tot afsterven kan leiden;

  • Verharding dichtbij de stamvoet levert een verhoogd risico voor beschadigingen en heeft een negatieve invloed op het zuurstof- en vochtgehalte in de bodem, waardoor de vitaliteit beïnvloed wordt.

4.1.2.Ondergrondse ruimte

De volgende factoren zijn van belang voor de kwaliteit van de groeiplaats bij een boom:

  • Luchthuishouding

  • Vochthuishouding

  • Bodemleven

  • Beschikbaarheid voedselelementen

  • Zuurgraad

  • Zoutgehalte

De uiteindelijke kwaliteit van de groeiplaats wordt bepaald door de meest beperkende factor.

De kwaliteitsnormen, die bij bovenstaande factoren, gehanteerd moeten worden zijn afhankelijk van de te gebruiken boomsoorten. Zo stelt de ene boomsoort hogere eisen dan de andere.

Een goede groeiplaats bevat water, zuurstof en voeding in de vorm van mineralen. Dit vormt de basis voor groei en leven van bodemflora. De bodemflora (het bodemvoedselweb) bestaat uit o.a. schimmels en bacteriën. Deze helpen de boom om voedsel op te nemen. Indien één van deze basisvoorwaarden ontbreekt is er geen leven en wortelontwikkeling mogelijk in de bodem.

Bij groeiplaatsverbetering zijn verschillende methoden mogelijk, deze lopen uiteen van het gebruik van bomengrond, het plaatsen van voedselzuilen, het ploffen tot het plaatsen van boombunkers. Bij elke noodzakelijke groeiplaatsverbetering wordt met een boomdeskundige onderzocht welke vorm van groeiplaatsverbetering bij die boom het beste op zijn plaats is.

4.2. Kabels en leidingen

Op plaatsen waar bomen staan liggen vaak ook kabels en leidingen. Deze moeten regelmatig gerepareerd of vervangen worden of er lekken schadelijke stoffen uit. Dit kan nadelig zijn voor de aanwezige bomen. Bij het graven van sleuven worden boomwortels beschadigd en soms zelfs gewoon doorgezaagd. Hierdoor ontstaan wonden die een ingang vormen voor schadelijke bacteriën of het wortelpakket wordt te klein voor de boom. Uiteindelijk kan de boom afsterven of loopt een grote groeiachterstand op. Door het doorzagen van wortels kan de boom instabiel worden en zo een gevaar gaan vormen voor de omgeving.

Aan de andere kant kunnen bomen die boven op rioleringen, kabels en leidingen staan schade veroorzaken aan deze voorzieningen. Zo zoeken bijvoorbeeld wortels altijd de gemakkelijkste manier om aan vocht te komen. Indien de riolering een barstje vertoont, kan een haarwortel daar de riolering binnendringen. Vervolgens worden deze haarwortels dikker en kunnen zo scheuren en breuken veroorzaken.

Bij werkzaamheden aan kabels en leidingen in de omgeving van bomen moeten de nutsbedrijven voldoen aan de volgende voorschriften:

  • Het nutsbedrijf informeert de gemeente vóór de start van de werkzaamheden over de voorgenomen werkzaamheden

  • Met de gemeentelijke opzichter wordt de minimale graafafstand tot de stam van de boom bepaald (dit ook ter voorkoming van instabiliteit)

  • De reductie van de doorwortelbare ruimte moet minimaal zijn

  • Bij werkzaamheden dienen de wortels zo veel mogelijk behouden blijven en moeten deze zo kort mogelijk bloot liggen. Blootliggende wortels worden beschermd.

  • Bij verlegging van kabels en leidingen moet met de gemeente overleg plaatsvinden over de gewenste locatie.

  • Bij de aanleg van nieuwe kabels en leidingen in de omgeving van aanwezige bomen zo veel mogelijk gebruik maken van sleufloze technieken.

  • De nutsbedrijven moeten zich houden aan de in Eersel geldende Afdeling 4.3 APV.

Deze voorschriften worden verplichtend opgelegd aan de nutsbedrijven.

In een later stadium wordt onderzocht of de gemeente gebruik kan maken van haar recht de schade aan gemeentelijke bomen te verhalen op het nutsbedrijf. Indien deze mogelijkheden er zijn, wordt een voorstel aan het college voorgelegd. Om aan te kunnen tonen dat schade is toegebracht, is een beoordeling van bomen voor en na de uitvoer van werkzaamheden noodzakelijk, evenals goed toezicht op de werkwijze bij de uitvoer.

In nieuwe projecten moeten de kabels en leidingen zoveel mogelijk in één tracé komen te liggen. De breedte van dit tracé en de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen ligt vast (zie bijlage 10). Het tracé moet ver genoeg van bestaande en nieuwe bomen af liggen. De minimale afstand tussen het tracé en de bomen wordt in overleg met de gemeente bepaald.

4.3. Toepassing van de Bomen Effect Analyse

Indien in de ontwerpfase een Bomen Effect Analyse (BEA) is uitgevoerd geven de uitkomsten van deze BEA de randvoorwaarden en richtlijnen aan voor de inrichting van de openbare ruimte bij aanwezigheid van te behouden bomen en de te treffen beschermingsmaatregelen voor deze bomen bij de uitvoeringswerkzaamheden

4.4. Bescherming van bomen bij werkzaamheden

Diegenen die bouw- of graafwerkzaamheden uitvoeren kunnen onvoldoende op de hoogte of zich onvoldoende bewust zijn van het effect van hun handelen op bomen. Ernstige schade op korte of lange termijn kan het gevolg zijn. Volgens de APV wordt ernstige schade gerangschikt onder vellen, waarvoor volgens de APV een omgevingsvergunning is vereist. Indien blijkt dat bomen beschadigd zijn, worden de kosten voor herstel verhaald op de aannemer.

Opdrachtgevers, nutsbedrijven, aannemers, projectontwikkelaars en particulieren dienen zich hiervan bewust te zijn. In de Bomen Effect Analyse wordt uitgebreid aandacht besteed aan boombescherming en de eventuele effecten van voorgenomen werkzaamheden op bestaande bomen.

Bedrijven die dit soort werkzaamheden uitvoeren worden pro-actief geïnformeerd over boombescherming bij de uitvoer van werkzaamheden en het gemeentelijke beleid ten aanzien van schade. De gemeente zal standaard een poster met richtlijnen (bijlage 3 “Boombeschermingsmaatregelen bij werkzaamheden” van de Vereniging Stadswerk Nederland) voor de uitvoer van werkzaamheden in de nabijheid van bomen aan de aanvrager van een omgevingsvergunning meegeven met het verzoek deze op te hangen in de schaftkeet. Bij werkzaamheden in opdracht van de gemeente worden standaard de benodigde boombeschermingsmaatregelen opgenomen in het bestek.

4.5. Verplanten van bomen

In sommige gevallen, indien een boom niet in het bouwproject in te passen is, kan ervoor gekozen worden, deze te verplanten. Daarbij moet eerst bekeken worden of de boom wel verplant kan worden. Niet alle boomsoorten zijn geschikt om te verplanten. Daarnaast is de gezondheidstoestand, ontwikkeling van wortelstelsel en vitaliteit bepalend of een boom succesvol verplant kan worden. De leeftijd en grootte van de boom zijn hierbij van ondergeschikt belang, aangezien het technisch mogelijk is bomen van elke grootte te verplanten. Voor het slagen van de verplanting is ook de nieuwe standplaats van groot belang, deze dient zoveel mogelijk overeen te komen met de groeiomstandigheden van de oude standplaats. Bij een eventuele verplanting zal altijd een afweging gemaakt worden tussen de kosten van een eventuele verplanting en het gewenste effect ervan.

Een goede voorbereiding van de te verplanten boom is essentieel voor succes. Bij oudere bomen kan deze enkele jaren duren. Ook na het verplanten zijn enige jaren van extra zorg noodzakelijk. De hersteltijd van de boom na het verplanten wisselt per boomsoort en situatie.

Het verplanten van een boom staat gelijk met het kappen van een boom. Er verdwijnt een boom op een bepaalde locatie, daarom kan een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand nodig zijn (APV).

4.6. Richtlijnen voor ontwerp en inrichting

Bij het ontwerp van een (her)inrichtingsplan dienen in de bebouwde kom bij bomen de volgende richtlijnen, gebaseerd op CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek) gehanteerd worden:

  • het planten van bomen in verharding is bij nieuwbouw niet toegestaan. In een bestaande omgeving dienen deze zoveel mogelijk voorkomen te worden. In een nieuwe situatie dient al in de ontwerpfase het profiel zodanig te worden vormgegeven dat voor bomen ﴾in heester/ en grasvlakken﴿ voldoende ruimte wordt gereserveerd;

  • bomen in verharding worden alleen toegestaan bij reconstructiewerken waar geen andere oplossingen mogelijk zijn. Voorwaarden hierbij zijn:

    • bomen van de eerste (hoger dan 15,0 m), tweede (tussen de 10,0 en 15,0m) en derde grootte (tussen 6,0 en 10,0m) worden respectievelijk met minstens 25, 20 en 15 m³ bomenzand geplant

    • in het boomgat wordt een beluchtings− en/of infiltratiesysteem aangebracht;

  • bomen worden in groenvakken van tenminste 1,50 m breed en 12 m² geplant;

  • afstand tussen de bomen en de gevel is afhankelijk van de kroondoorsnede van de boom na ± 30 jaar. De gevel mag niet geraakt worden door de boom;

  • bomen staan minimaal 1,00 meter van de erfgrens;

  • bomen staan minimaal 2,00 meter van de openbare verlichting, afhankelijk van de kroondoorsnede na 30 jaar en de hoogte van de boom;

  • bomen staan minimaal 1,00 meter van de verharding;

  • bomen staan minimaal 2,00 meter ﴾bij voorkeur buiten de kroonprojectie﴿ van de hoofdrioleringen. Indien dit niet mogelijk is en het wenselijk is om toch bomen te planten kan dat na het treffen van de benodigde aanvullende maatregelen zoals root control, het aanbrengen van anti-worteldoek enz.;

  • bomen staan bij voorkeur 2,00 meter en minimaal 1,00 meter van kabels en leidingen.

  • Maatregelen voor boombescherming worden toegepast conform `Boombeschermingsmaatregelen Stadswerk` (zie bijlage 3);

  • het is verboden ﴾artikel 8 van de Vogelwet 1936﴿ broedende ﴾beschermde﴿ vogels/nesten te verstoren/verwijderen in de periode van 15 maart tot 15 juli;

  • bij de soortkeuze van de boom rekening houden met mogelijke problemen als wortelopdruk en overlast van vallende vruchten, bloesem enz.

Deze richtlijnen zijn bij herinrichtingsplannen van een bestaande omgeving niet altijd toe te passen. Het kan zijn dat de benodigde ruimte om aan al deze normen te voldoen niet aanwezig is. In dat geval zal een integrale afweging gemaakt moeten worden met de relevante vakdisciplines om toch tot een goed ontwerp te komen. In enkele gevallen zal dit leiden tot een compromis tussen de verschillende disciplines, in andere gevallen moeten aanvullende maatregelen getroffen worden

en soms zal een keuze gemaakt moeten worden. Van situatie tot situatie moet bekeken worden wat de beste oplossing is.

Bij inrichtingsplannen van een nieuwe omgeving moeten de richtlijnen altijd nageleefd worden.

Bij werkzaamheden in de nabijheid van monumentale bomen worden de volgende richtlijnen nageleefd:

  • Bouwplannen worden getoetst op ´lijst monumentale bomen´.

  • De aanwezige boom wordt exact ingemeten

  • Voor de start van de werkzaamheden rond de boom wordt door een onafhankelijk gespecialiseerd onderzoeksbureau een Bomen Effect Analyse−rapportage opgesteld. Indien nodig worden peilbuizen geplaatst voor monitoring.

  • Tijdens de bouwactiviteiten wordt ter hoogte van de kroonprojectie een deugdelijke vaste afscheiding aangebracht.

  • Binnen de zone `kroonprojectie plus twee meter` mogen geen graafwerkzaamheden ﴾afgraven of ophogen﴿ gedaan worden en geen ﴾tijdelijke﴿ voorzieningen of bouwwerken worden aangebracht.

  • In de omgeving van de monumentale boom mag alleen bronbemaling worden toegepast in de periode november tot en met maart.

  • De aannemer is verantwoordelijk voor het beschermen en verzorgen van de boom en het voorkomen van schade.

Bij een inrichting van een nieuwe weg in het buitengebied wordt altijd uitgegaan van de nieuwste normen van de verschillende vakdisciplines. Bij de herinrichting van een bestaande weg met een bestaande boombeplanting geldt hetzelfde als in de bebouwde kom: er vindt een integrale afweging plaats tussen de verschillende vakdisciplines.

4.7. Boomsoortkeuze

Voor een optimale toepassing van bomen is een goede soortkeuze van essentieel belang. Dit betekent dat de boomsoort afgestemd moet zijn op de standplaats of dat de standplaats zodanig wordt ingericht dat de gekozen boomsoort daar goed kan functioneren. Indien met deze basisregel geen rekening wordt gehouden leidt dit in veel gevallen tot (groei)problemen of overlastsituaties.

De laatste jaren treden in Nederland en de landen erom heen steeds vaker ziekten of plagen op, die één bepaalde boomsoort in het bijzonder treffen. De ziekten zijn veelal zeer besmettelijk. Voorbeelden hiervan zijn de bloedingsziekte bij kastanjes, massaria bij platanen, essterfte bij essen, iepenziekte bij iepen, eikenprocessierups bij zomereik, enz.

Indien een gemeente veel bomen heeft van één boomsoort (monocultuur) en die boomsoort wordt getroffen door zo’n ziekte of plaag bestaat het gevaar dat een groot deel van haar bomenbestand bedreigd wordt. In het uiterste geval zullen vele bomen sterven wat een enorme impact kan hebben op het ruimtelijk beeld van de gemeente. Het is daarom belangrijk om een grote variatie (diversiteit) te hebben in het gemeentelijk bomenbestand. Dit verkleint het risico dat in een keer een groot deel het bomenbestand aangetast wordt.

In Eersel zijn in de afgelopen decennia veel zomereiken en lindebomen (vooral Hollandse en kleinbladige linde) geplant. In de toekomst zal uitdrukkelijk gekeken worden om hierin meer variatie te brengen. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan de toepassing van andere eikensoorten (wintereik, moeraseik), andere lindesoorten (zilver en grootbladige linde), beuken, kastanjes, esdoornen, iepen en berken.

De keuze voor een streekeigen soort of een exoot staat in principe vrij en is voornamelijk afhankelijk van eisen aan groeiplaats en goede inpassing in stedenbouwkundig opzicht. Er zijn echter wel uitzonderingsgevallen. Zo heeft Eersel de voorkeur om de belangrijkste boomstructuren, de historische kernen en andere cultuurhistorische elementen in te vullen met inheemse boomsoorten. Aan de buitenrand van de bebouwde kom, waar aangesloten wordt op het buitengebied, worden zo veel mogelijk inheemse en gebiedseigen soorten gebruikt. Dit geldt ook de landschappelijke boomstructuren (buiten de bebouwde kom). Het is hierbij belangrijk om ook in deze inheemse boomsoorten, zoveel mogelijk variatie te gebruiken.

In parken en woonstraten kan daarentegen ook gebruik worden gemaakt van exoten.

Om overlastsituaties zoveel mogelijk te vermijden dient de soortkeuze aangepast worden op het gebruik van de omgeving. Bijvoorbeeld geen bomen op parkeerplaatsen aanplanten die gevoelig zijn voor bladluizen.

Boommateriaal dat aangeplant wordt moet van de beste kwaliteit zijn en in goede conditie verkeren. Dit laatste wil zeggen: niet uitgedroogd, onbeschadigd en met voldoende haarwortels.

5. Monumentale bomen.

5.1. Inleiding

De groenvoorzieningen in de gemeente hebben de aandacht van alle inwoners. Zij hechten in het algemeen veel belang aan het groen. Het geeft de gemeente zijn karakter, identiteit en uitstraling. De volwassen bomen nemen hierbij een bijzondere plaats in. Bomen leven erg lang, veel langer dan een mens. Zij vormen vaak de verbinding tussen het verleden en het heden. Om die reden voelen vele inwoners een emotionele waarde bij oude bomen.

Een gevaar hierbij is het feit dat bomen langzaam groeien, het duurt lang voordat zij volwassen zijn. In die tijd vormen veel bedreigingen aanleiding voor een voortijdig einde voor de boom. Om deze reden nemen de monumentale bomen een bijzondere plaats in. Monumentale bomen hebben de hoogste prioriteit bij de instandhouding, het beheer en het onderhoud.

In de APV (bijlage 4) is de juridische bescherming van bomen in het algemeen en die van monumentale en beschermwaardige bomen in het bijzonder vastgelegd. In het voorjaar van 2013 wordt de ‘Lijst Monumentale Bomen opgesteld. De ‘Lijst Monumentale bomen gemeente Eersel’ en de ‘Kaart Beschermwaardige bomen gemeente Eersel´ (bijlage 5) geeft precies aan welke bomen voor de gemeente Eersel het predikaat monumentaal of beschermwaardig verdienen.

De gemeente heeft met de APV de mogelijkheid om bijzondere bomen, waaronder de monumentale en beschermwaardige bomen een extra bescherming te geven. Zo staat in artikel

4:11a lid 2 dat het college voor monumentale bomen geen omgevingsvergunning verleent, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare orde, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Het college zal alleen een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand geven na grondig onderzoek naar alternatieven

5.2. Criteria

De belangrijkste bomen voor Eersel zijn de monumentale bomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in landelijk en gemeentelijk monumentale bomen.

  • Landelijk monumentale bomen, die voldoen aan de criteria van de Bomenstichting en opgenomen zijn in het landelijk register voor monumentale bomen;

  • Gemeentelijk monumentale bomen, die voldoen aan de criteria van de gemeente en die opgenomen zijn in de lijst ‘Monumentale bomen gemeente Eersel’.

Om tot een goede inventarisatie van gemeentelijke monumentale bomen in Eersel te komen wordt uitgegaan van een aantal criteria. Deze criteria kunnen dwingend of optioneel van aard zijn.

  • Dwingend wil zeggen dat een boom moet voldoen aan de desbetreffende criteria wil deze in aanmerking komen voor een monumentale status. Het betreft dus de randvoorwaarden.

  • Optioneel wil zeggen dat een boom als monumentale boom wordt aangemerkt, wanneer deze aan één of meer van deze criteria voldoet. Een monumentale boom hoeft dus niet aan alle optionele criteria te voldoen. Er is bij optionele criteria dus sprake van een keuzemogelijkheid.

De dwingende criteria zijn:

  • de leeftijd van de boom is minimaal 50 jaar;

  • de boom mag niet in een onherstelbaar slechte conditie verkeren (d.w.z. de boom moet in beginsel weer in een redelijke conditie zijn te brengen), volledig verval van de boom is niet binnen 10 jaar te verwachten.

Optionele criteria (de boom moet ten minste aan één van de volgende voorwaarden voldoen):

  • Esthetische en belevingswaarde van de boom:

    • door leeftijd en verschijning (omvang en grootte) beeldbepalend en onvervangbaar voor het karakter van de omgeving;

    • grote landschappelijke waarde;

    • de boom heeft een zeer speciale betekenis voor het dorp of de buurt waarin deze staat, wordt algemeen als bijzonder, zeldzaam en mooi ervaren.

  • Cultuurhistorische waarde van de boom:

    • de boom is verweven met de geschiedenis van de omgeving;

    • de boom is een herdenkingsboom; geplant naar aanleiding van een belangrijke, gedenkwaardige gebeurtenis;

    • de boom is een markeringsboom; geplant ter markering, bv. grensbomen in agrarisch gebied;

    • de boom is een kruis- of kapelboom; geplant naast een kapel of kruisbeeld om de locatie te benadrukken;

    • de boom is een mythologische boom; speelt een belangrijke rol in mythen en legenden in de streek;

    • de boom is geadopteerd door een school;

    • de boom heeft een bijzondere snoeivorm of (natuurlijke) groeivorm.

  • Natuurwetenschappelijke en ecologische waarde van de boom:

    • de boom biedt plaats aan bijzondere planten of dieren;

    • de boom maakt deel uit van een belangrijke (ecologische) route.

  • Dendrologische waarde van de boom:

    • de boom is een zeldzaam voorkomend geslacht, soort, variëteit of ras;

    • de boom heeft een bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken, bijvoorbeeld tweestammig of meerstammig.

  • Zeldzaamheid:

    • de boom is de dikste, hoogste of oudste in de gemeente.

Voor de herdenkingsbomen kan in een enkel geval een uitzondering gemaakt worden op het dwingende leeftijdscriterium. Als voorbeeld kan gedacht worden aan de zogenaamde Amaliaboom. Dit is een boom die geplant is naar aanleiding van de geboorte van prinses Amalia en die de potentie heeft om uit te groeien naar een volwaardige monumentale boom.

In de Hint en op de website is in de zomer van 2012 een oproep geplaatst waarin vermeld wordt dat iedereen bomen kan aanmelden, die voldoen aan bovenstaande criteria, voor plaatsing op zowel de landelijke als de gemeentelijke lijst. In de loop van 2013 wordt de ‘Lijst Monumentale Bomen opgesteld. Eens in de vier jaar wordt de lijst met monumentale bomen geactualiseerd en door het college vastgesteld.

Voor plaatsing op de lijst worden de particuliere boomeigenaren op de hoogte gesteld, waarbij de mogelijkheid bestaat bezwaar te maken.

5.3. Bescherming

De opname van bomen in het landelijk register van monumentale bomen en op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen biedt extra bescherming.

Voor bomen die op deze lijst staan wordt in beginsel geen omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verleend. Alleen in uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld wanneer een boom een acuut gevaar oplevert of andere zwaarwegende maatschappelijke belangen spelen, kan een omgevingsvergunning afgegeven worden.

De particuliere eigenaar van een monumentale boom moet via een onafhankelijk onderzoek naar de conditie en de levensverwachting van de boom aantonen dat de boom een acuut gevaar vormt voor de omgeving in het geval de eigenaar vermoedens in die richting heeft. Indien dit onderzoek inderdaad aangeeft dat de boom niet meer in een redelijke conditie is te brengen of de verwachting is dat de boom binnen tien jaar volledig vervalt zal een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verleend worden met een herplantplicht.

Bij zwaarwegende maatschappelijke belangen dienen alle alternatieven uitputtend onderzocht te worden om te proberen de monumentale boom alsnog te behouden. Uiteindelijk zal het college in deze gevallen beslissen in hoeverre sprake is van een zwaar wegend maatschappelijk belang.

Het is aan te bevelen om bij werkzaamheden in de openbare ruimte standaard te controleren op de aanwezigheid van monumentale bomen. Op deze wijze kunnen tijdig beschermende maatregelen worden getroffen.

Voor bouw- en aanlegactiviteiten in de omgeving van monumentale bomen is een Bomen Effect Analyse (BEA) verplicht. De kosten hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

5.4. Beheer en onderhoud

Om een goed beeld te krijgen van de beheer- en onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de monumentale bomen zo lang mogelijk te behouden, is inzicht nodig in de toestand waarin de bomen verkeren. Idealiter wordt van elke boom eerst vastgesteld welke incidentele verbeteringen in groeiplaats en/ of boom zelf gewenst zijn. Vervolgens moet vastgesteld worden welke structurele, onderhouds- en beheersmaatregelen nodig zijn om de monumentale bomen in zo goed mogelijke conditie te houden.

De volgende punten zijn daarbij van belang:

  • Onderzoek naar de staat van de monumentale bomen. Hierbij moet duidelijk worden:

    • welke incidentele beheermaatregelen nodig zijn om de groeiomstandigheden en de gezondheidstoestand te optimaliseren (inhaalslag);

    • welke structurele beheermaatregelen gewenst zijn, inclusief richtlijnen voor beheerders;

    • welke kosten verbonden zijn aan de incidentele maatregelen en een schatting van de eventuele extra kosten voor het structurele beheer en onderhoud.

  • Alle beheer- en onderhoudsmaatregelen van de monumentale bomen duidelijk vastleggen in het beheersysteem;

  • De monumentale bomen regelmatig schouwen. Er is een wettelijke zorgplicht om bomen periodiek te schouwen.

In het bovenstaande onderzoek worden zowel de monumentale bomen op openbaar als op particulier terrein meegenomen. De kosten voor de incidentele en structurele beheermaatregelen voor monumentale bomen op particulier terrein komen voor rekening van de boomeigenaar. Slechts in bijzondere omstandigheden kan een bijdrage in de kosten van de gemeente gevraagd worden.

5.5 Financiёle herplantplicht

De compensatiebedragen voor herplantplichtige bomen mogen slechts worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding en handhaving van de in de gemeente bestaande houtopstanden. Uit de compensatiebedragen kunnen in bijzondere gevallen de bijdragen voor het onderhoud en beheer aan de monumentale bomen van particuliere eigenaren bekostigd worden.

6. Beschermwaardige bomen

6.1. Boomstructuur

Alle bomen die onderdeel uitmaken van een boomstructuur, zoals die is vastgelegd in het groenstructuurplan, het landschapsontwikkelingsplan, ruimtelijke ontwikkelingsplannen en de vastgestelde beeldkwaliteitsplannen van de historische linten zijn beschermwaardige bomen. Deze bomen spelen een cruciale rol in de begeleiding en versterking van infrastructuur, oriëntatie en beeldkwaliteit. De samenhang tussen groen en bebouwing ﴾stedenbouw﴿ is hierbij vaak een belangrijk uitgangspunt.

Om te bepalen welke bomen de boomstructuur van Eersel vormen is voor verschillende gebieden een typering gegeven. Naast de typering is de huidige stedenbouwkundige structuur van de gemeente gebruikt om een hiërarchie te geven aan belangrijke lijnen, zoals de belangrijke wegen. In de boomstructuurkaart zijn de typering en de structuur over elkaar heen gelegd.

Met typeringen bedoelen we het kenmerkende verschil in sfeer en beleving van de openbare ruimte. De typering wordt bepaald door het geheel van bebouwing, stedenbouwkundige structuur, het aanwezige openbaar groen, winkels, routes enz. Al deze elementen bij elkaar maken de openbare ruimte. Het benoemen van de typering geeft een praktisch handvat voor de ontwikkeling en instandhouding van het bomenbestand en de boomstructuur.

Voor Eersel kunnen drie typeringen onderscheiden worden, die horen bij de verschillende delen van de dorpen en het buitengebied. Binnen deze deelgebieden is natuurlijk weer onderscheid te maken, maar toch wordt een globaal karakter hieraan toegekend, om zo tot een eenduidige boomstructuur te komen.

De volgende typeringen zijn te onderscheiden:

  • 1.

    historisch

  • 2.

    modern

  • 3.

    landschappelijk

6.1.1. Historisch

In de historische typering verwijzen we naar de oude delen in de dorpen en in het buitengebied. Deze typering is grotendeels gekoppeld aan bebouwing van vóór 1940. Kenmerkend voor deze bebouwing is dat het individuele geschakelde gebouwen zijn, met op markante plaatsen een bijzonder gebouw. In de dorpscentra zijn dat kerken, herenhuizen, pastorieën, boerderijen enz.

Globaal voor de boomstructuur binnen de historische typering geldt dat wegen zijn ingeplant met een laanbeplanting (minimaal één rij aan één zijde van de weg). Op markante plekken, zoals brinken, staat een opvallende solitair of boomgroep, die de potentie heeft om uit te groeien tot een monumentale boom(groep).

De boomsoort hoort in principe inheems en van de 1ste grootte (> 15.00m) te zijn. Hierbij kan gedacht worden aan beuk, eik, linde, iep, kastanje enz. Op sommige locaties komen deze bomen voor als leibomen of gekandelaberde bomen.

Tussen 1940 en 1950 is nagenoeg niets gebouwd of aangelegd, debet daaraan is de Tweede Wereldoorlog.

6.1.2. Modern

De typering van het moderne karakter is globaal de bebouwingszone van 1950 tot heden. Stedenbouwkundig kennen de gebieden een sterk planmatige opzet, waarbij de functionaliteit centraal staat. De gebruiksintensiteit is gemiddeld. Het moderne karakter omvat het grootste oppervlak van de dorpskernen, waaronder ook de bedrijventerreinen vallen.

In de moderne typering is het belangrijk dat groen/ en boomstructuur de woonomgeving leefbaar houdt. Er is veel ruimte gereserveerd voor wegen, voet− en fietspaden en parkeren. Een groot deel van het groen bevindt zich in privé−tuinen, deze zijn echter vaak afgeschermd van de openbare ruimte. Groene pleintjes, speelvelden en routes moeten in deze dorpsgebieden zorgen voor een groen beeld. Bij de soortkeuze en inrichting van het groen is rekening gehouden met het karakter van de wijk (en het daarmee samenhangende tijdsbeeld) en deels met het karakter van het omliggende landschap. Het betreft zowel inheemse als uitheemse boomsoorten van de 1ste

(> 15.00m) tot de 3de grootte (6.00 tot 10.00m), die vooral bestand zijn tegen de stedelijke groeiomstandigheden en een hoge sierwaarde hebben. De bomen staan in een laanbeplanting, groepen en als solitair.

6.1.3. Landschappelijk

Buiten de bebouwde kom ligt het gebied dat in zijn geheel een landschappelijke typering krijgt toegedeeld. De gebruiksintensiteit in het buitengebied is vooral gericht op landbouw, natuur en recreatie. Bebouwing in dit gebied bestaat vooral uit buurtschappen en verspreide agrarische bebouwing. De infrastructuur met de bijbehorende laanbeplanting of singels tussen de verschillende dorpen en buurtschappen evenals de verschillende landschappelijke elementen vallen allemaal onder deze typering. De laanbeplantingen, singels en landschappelijke elementen geven het landschap hun maat en schaal.

Het beheer van het landschappelijke gebied is vooral gericht op gebruiksfuncties en ecologie. De keuze voor de boomsoort behoort inheems (bv. eik, linde, berk enz.) en van de 1ste grootte (> 15.00m) te zijn. De landschappelijke typering binnen de gemeente Eersel levert een afwisselend landschap op en draagt sterk bij aan de woonbeleving in de aanliggende dorpskernen.

6.2. Boomstructuurkaart

Een goede boomstructuur ondersteunt de stedenbouwkundige opzet van de dorpen, uitbreidingen en de landschappelijke omgeving en hun onderlinge samenhang. Hiermee ligt de basis vast voor een stabiele en goed beheerbare boomstructuur.

De boomstructuurkaart (bijlage 5) vat de visie van de gemeente samen op de gewenste boomstructuur voor de lange termijn. In deze kaart zijn de typeringen (historisch, modern of landschappelijk) verweven met de stedenbouwkundige structuur. Deze kaart wordt als daartoe aanleiding is geactualiseerd en vastgesteld door het college.

6.3.Bescherming

Een goede boomstructuur opbouwen en behouden kost lange tot zeer lange tijd. Het is een essentieel onderdeel van een waardevolle, duurzame groenstructuur. Daarom krijgen alle bomen, die deel uitmaken van de boomstructuur de status: beschermwaardige boom, beschermd via de APV (zie bijlage 6, kaart beschermwaardige bomen). Uitgangspunt hierbij is een kapverbod tenzij de boom een acuut gevaar oplevert voor de omgeving of er een zwaarwegend maatschappelijk belang in het geding is.

7. Overige bomen

7.1 Algemeen

De gemeente streeft naar een groene woonomgeving en naar minder, maar wel duidelijke en goed handhaafbare regels. Bomen zijn belangrijke dragers van het groen. De belangrijkste boombeplantingen worden beschermd doordat ze op de bomenstructuurkaart zijn opgenomen en de status monumentale boom of beschermwaardige bomen (als onderdeel van de boomstructuur) hebben. In de APV is bepaald dat voor deze bomen in principe een kapverbod geldt. Vergunningen voor het vellen van beschermde houtopstanden worden met grote terughoudendheid en slechts onder voorwaarden verleend (bv. acuut gevaar of groot maatschappelijk belang en compensatieplicht).

Dit heeft als gevolg dat de meeste bomen, zowel op openbaar als op particulier terrein, geen formele bescherming hebben. Dit zou tot kaalslag in de wijken kunnen leiden. De ervaring leert echter dat het belang van bomen breed wordt gedragen. Inwoners zijn in het algemeen blij met de bomen in hun tuin en zijn er trots op. De gemeente beschouwt de bomen, ook de onbeschermde, als belangrijke en volwaardige onderdelen van de openbare ruimte.

7.2. Overlast

De stedenbouwkundige opzet van een wijk bepaalt in belangrijke mate hoeveel ruimte er is voor bomen. Dat geldt zeker ook voor de openbare ruimte. Te veel bomen in verhouding tot de ruimte en de functie van het openbaar gebied leidt op den duur tot problemen als groeistoornissen en overlast. Het verwijderen van bomen kan in zo’n geval nodig zijn en/of door velen gewenst als er ernstige overlast optreedt bijvoorbeeld in de vorm van te veel schaduw, ernstige wortelopdruk, ernstige vervuiling enz.

Gezien het belang van bomen is overlast in een geringe mate geen reden om in te grijpen. Er zal altijd een zekere mate sprake zijn van subjectieve beoordeling van de mate van overlast. Conform jurisprudentie inzake overlast en hinder door bomen dient iedereen een zekere mate van naburig hinder te dulden en te dragen. Enkel in het geval van disproportionele hinder van bomen op openbaar gebied neemt de gemeente maatregelen. In elk geval wordt er niet ingegrepen indien de overlast bestaat uit:

  • normale bladval inclusief val van bloesems;

  • normale vruchtval inclusief zaad- en pluisval;

  • aanwezigheid van enkele vogelnesten of rustplaatsen van vogels;

  • aanwezigheid van vleermuizen;

  • schaduwhinder van korte duur;

  • schaduwhinder in delen van tuinen, erven en op niet bewoonbare bouwwerken;

  • normale, groene of algenaanslag op bestrating, muren, daken enz.

  • normale, tijdelijke overlast door insecten in bomen inclusief honing- en roetdauw.

Bij andere, ernstige vormen van overlast en hinder zullen de eventuele ingrepen afhangen van de ernst van de overlast, de mogelijke oplossingen en de aanwezigheid of de mogelijkheid van compenserend groen. Uiteraard spelen kosten (budgetten en prioriteiten) een rol. Uitgangspunten hierbij zijn:

  • snoei van bomen geniet de voorkeur boven bomen verwijderen;

  • “snoei” in de vorm van toppen of halveren is nooit een optie;

  • kandelaberen en het snoeien van een vrij uitgroeiende boom tot vormboom in principe niet;

  • het streven is altijd gericht op minimaal behoud van de “hoeveelheid boom”. Dit kan ook leiden tot een oplossing waarbij een aantal kleinere bomen, slecht groeiend of overlast gevend, worden vervangen door één of enkele exemplaren van een grotere boomsoort op een gunstigere plek. De impact (beeld, milieu, waardering) van een grote boom is vaak hoger dan die van een aantal kleinere bomen samen.

In overleg met degene die overlast ondervindt en de gemeente zal in deze gevallen gezocht worden naar de meest optimale oplossing.

7.3. Werkzaamheden in de openbare ruimte

In de openbare ruimte moeten met grote regelmaat werkzaamheden verricht worden. Voorbeelden daarvan zijn herbestratingen, vervangingen van riolering, aanleg van kabels en leidingen, de aanleg van extra parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen enz. Deze werkzaamheden zijn belangrijk voor het functioneren van de samenleving. Dit kan echter in het geding komen met de aanwezige ruimtelijke en milieutechnische belangen van de bomen. Deze noodzakelijke werkzaamheden worden zodanig verricht dat zoveel mogelijk bomen behouden blijven. De beheerder geeft aan welke beschermingsmaatregelen hiervoor nodig zijn. Indien behoud van bomen niet mogelijk is, wordt via herplant van nieuwe bomen minimaal gestreefd naar behoud van de “hoeveelheid boom”. De kosten voor de benodigde beschermingsmaatregelen en eventuele herplant komen ten laste van het krediet/ budget van de betreffende, noodzakelijke werkzaamheden.

7.4. Omgevingsvergunning bij nieuw- en verbouw woning of bedrijf.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een nieuwe woning/bedrijf of de verbouw van een bestaande woning/bedrijf gaat de vergunningverlener na of bestaande gemeentelijke bomen (geen monumentale of beschermwaardige bomen want hiervoor geldt sowieso een kapverbod) in de “weg” staan, die eventueel verwijderd zouden moeten worden.

In het geval dat bomen inderdaad in de “weg” staan, wordt nagegaan of de plannen zodanig gewijzigd kunnen worden dat de bomen wel behouden blijven. Mocht blijken dat dit niet mogelijk is, wordt onderzocht of de bewuste boom/ bomen naar elders in de directe omgeving verplant kunnen worden. Als blijkt dat dit eveneens niet mogelijk is (of de kosten zijn onacceptabel hoog), dan wordt een (financiële) herplantplicht opgelegd. De kosten voor het verplanten cq. rooien, herplantplicht en alle andere bijkomende kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer.

8. Regelgeving en handhaving

8.1. Algemeen

In de gemeente Eersel wordt in de APV onderscheid gemaakt tussen bomen binnen de bebouwde kom en bomen buiten de bebouwde kom.

Buiten de bebouwde kom geldt de Boswet met dien verstande dat bomen die opgenomen zijn op de lijst monumentale bomen of op de kaart beschermwaardige bomen (landschappelijke sfeer) extra bescherming als zodanig genieten. De grenzen tussen binnen en buiten de kom volgens de Boswet en de Wegenwet zijn in Eersel gelijk. In het voorjaar van 2013 worden de actualisatie van de betreffende grenzen dertig dagen ter inzage gelegd. Vervolgens wordt in een raadsvoorstel de nieuw vast te stellen wegenlegger voorgelegd aan de raad.

Binnen de bebouwde kom geldt de APV. In bijlage 6 zijn de beschermwaardige bomen opgenomen. In de loop van 2013 wordt de lijst met monumentale bomen vernieuwd. Deze bomen genieten extra bescherming.

8.2. Boswet

De Boswet is van toepassing op houtopstanden buiten de bebouwde kom. De gemeenteraad stelt de begrenzing vast en op grond van artikel 1 lid 5 van de Boswet moet deze goedgekeurd worden door Gedeputeerde Staten. Binnen de vastgestelde grenzen van de bebouwde kom gelden dus niet de bepalingen van de Boswet, maar wel de artikelen van de gemeentelijke APV. Buiten de bebouwde kom gelden de artikelen van zowel de Boswet als de APV. De gemeentelijke herplantplicht mag niet strijdig zijn met de bepalingen uit de Boswet.

De Boswet heeft als enkel doel: “de instandhouding van een bosareaal van een redelijke omvang en hoedanigheid te verzekeren”. De Boswet is niet bedoeld om concrete bosgebieden te beschermen, maar wil het op peil houden van de totale oppervlakte bos in ons land.

Artikel 1 van de Boswet bepaalt dat de Boswet niet van toepassing is op:

  • houtopstanden op erven en in tuinen;

  • andere houtopstanden dan op erven en in tuinen binnen een bebouwde kom als bedoeld in lid 5 (vastgestelde bebouwde kom) ;

  • wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen. Indien de populieren of wilgen geknot zijn geldt dit niet, dit om knotbomen beter te kunnen beschermen;

  • Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg;

  • vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

  • fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • kweekgoed.

De Boswet is ook niet van toepassing op een houtopstand kleiner dan 10 are (1000 m²) die een zelfstandige eenheid vormt of een rijbeplanting van 20 bomen of minder.

Iemand die het voornemen heeft om een houtopstand die onder de Boswet valt te vellen, is verplicht dit minstens een maand van te voren, maar niet langer dan een jaar, te melden bij Dienst Regelingen in Den Haag. Bovendien geldt de herplantplicht, wat betekent dat het perceel, of een ander perceel van vergelijkbare grootte binnen drie jaar ingeplant of natuurlijk verjongd dient te zijn.

8.3. APV

Binnen de bebouwde kom geldt de APV. In bijlage 4 is Afdeling 4.3 ‘Het bewaren van houtopstanden’ van de APV opgenomen. Deze Afdeling 4.3 APV is gebaseerd op het algemene model van de Bomenstichting, de huidige APV en de modelverordening van de VNG.

8.3.1. Toetsingskader beoordeling omgevingsvergunningen

In de APV worden verschillende toetsingscriteria voor verlening en weigering van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand vermeld. Deze criteria en de toepassing daarvan behoren helder en transparant te zijn. Bovendien dient de procedure voldoende bij burgers bekend te zijn.

Op basis van de criteria wordt het belang voor het behoud van de boom afgewogen tegen het belang de boom te vellen. Met behulp van het toetsingskader kan de verlening dan wel weigering van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand op een consequente en op basis van te voren vastgestelde motieven onderbouwd worden.

In de APV worden de volgende weigeringsgronden genoemd:

  • natuurwaarden. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • de houtopstand een schuil- of broedplaats biedt aan fauna;

    • de houtopstand foerageergelegenheid (voedsel) biedt aan fauna;

    • de houtopstand een belangrijke zaadbron is voor een autochtoon ras (genetische waarde);

    • de houtopstand huisvesting biedt aan beschermde flora;

    • de houtopstand op zichzelf natuurwaarde heeft (onderdeel van een bos of gemeentelijke en/of landelijke verbindingszone) en aan die natuurwaarde afbreuk wordt gedaan wanneer de houtopstand wordt geveld.

  • landschappelijke waarden. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, bepaald door; bodemgesteldheid, waterhuishouding, cultuurhistorie e.d. (lanen, restant bosje, houtwal, solitaire boom) of

    • de houtopstand onderdeel is van een belangrijke verbinding (verkeersgroen).

  • waarden van dorpsschoon. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • de houtopstand een onderdeel is van een beschermd dorpsgezicht;

    • de houtopstand een onderdeel is van een rijksmonument of een gemeentelijk monument;

    • de houtopstand bijzonder en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort);

    • de houtopstand karakteristiek is voor een straat/wijk;

    • de houtopstand onderdeel is van het straat-/laanbeeld;

    • de houtopstand karakteristiek is voor de plek (ensemblewaarde);

    • de houtopstand een onderdeel is van een groenbeleidsplan, beeldkwaliteitsplan, groenbeheerplan, structuurplan of een andere planologische maatregel;

    • de houtopstand bijzonder en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort).

  • Beeldbepalende bomen. Hiervan is sprake als:

    • De houtopstand het woongenot op buurt- of straatniveau vergroot.

  • cultuurhistorische waarden. Hiervan is in ieder geval sprake als:

    • de houtopstand aangegeven is op de lijst van monumentale bomen;

    • de houtopstand een rol speelt in de geschiedenis van de omgeving;

    • de houtopstand een herdenkingsboom is (gepland ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis (bijv. geboorte prins/prinses, huwelijk of jubileum).

  • Waarden voor recreatie en leefbaarheid. Er wordt gekeken naar:

    • de conditie van houtopstand;

    • de stabiliteit / breukvastheid (wortelstelsel/stam/kroon) van de houtopstand;

    • de houtopstand een onlosmakelijk onderdeel van het geheel vormt (stabiliteit bijv. ineen gegroeide kronen);

    • de houtopstand een waarde heeft voor de recreatie.

Voor de landelijke en gemeentelijke monumentale bomen en de beschermwaardige bomen wordt geen omgevingsvergunning verleend, tenzij instandhouding een zwaar maatschappelijk belang belemmert of om boomdeskundig gestaafde veiligheidsredenen niet langer verantwoord is. Indien er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke belangen, waarbij alternatieven uitputtend onderzocht zijn, of wanneer instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade, kan door het college een vergunning verleend worden.

8.3.2. Herplantplicht

Bij de herplantplicht is compensatie voor verlies van waarde en kwaliteit van de gekapte boom uitgangspunt. Een (financiёle) herplantplicht kan opgelegd worden als bijzonder voorschrift bij een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Dit kan zowel bij gemeentelijke als particuliere bomen.

Als een boom of houtopstand illegaal wordt gekapt of te rigoreus gesnoeid, ernstig beschadigd of ontsierd, wordt eveneens een herplantplicht opgelegd. Bovendien zal wanneer zich zoiets voordoet, de gemeente aangifte doen bij de politie en zo mogelijk de schade op de dader verhalen.

Als er ter plaatse geen mogelijkheden voor herplant bestaan, bijvoorbeeld doordat de ruimte te beperkt is, kan er een financiële herplantplicht worden opgelegd. Voor snelgroeiende bomen (bv. populieren en elzen) geldt een financiële herplantplicht van € 250,00 en voor langzaamgroeiende bomen (bv. beuken en eiken) € 500,00. De financiële compensatie wordt over gemaakt naar de gemeente. De reden voor het onderscheid in langzaamgroeiende en snelgroeiende bomen is het feit dat het duurder is een langzaamgroeiende boom te compenseren vanwege het feit dat deze pas na langere tijd zijn uiteindelijke grootte bereikt.

8.3.3. Financiёle herplantplicht

De compensatiebedragen voor herplantplichtige bomen mogen slechts worden gebruikt ten behoeve van de uitbreiding en handhaving van de in de gemeente bestaande houtopstanden.

Deze gelden worden gebruikt om:

  • de herplantplicht elders (inclusief groeiplaatsverbetering) in de gemeente op openbaar terrein op een zinvolle wijze te realiseren;

  • incidentele beheermaatregelen bij monumentale en beschermwaardige bomen. De beheermaatregelen vallen nadrukkelijk niet onder het regulier onderhoud en zijn bedoeld voor bv. verankering, aanbrengen drains, groeiplaatsverbetering enz.;

  • particuliere eigenaren van monumentale bomen in bijzondere gevallen een bijdrage te geven voor het onderhoud en beheer van de betreffende boom.

De kostenpost ‘financiёle herplantplicht’ (onderdeel van ‘beheer bomen binnen en buiten de kom’) wordt op de volgende manieren gevuld:

  • herplantplicht omzetten in een (vaste) waarde, indien niet zinvol herplant kan worden;

  • rood voor groenregelingen bij bouwplannen binnen de bebouwde kom, waarbij bomen en groen moeten wijken. Hierbij:

    • de boomwaarde als leidraad berekenen bij individuele gevallen,

    • een percentage van de economische waardevermeerdering van het perceel of plangebied verrekenen;

  • schadeclaims bij schade aan gemeentelijke bomen en illegale kap van gemeentelijke bomen.

    • voor snelgroeiende bomen (bv. populieren en elzen) € 250,00

    • voor langzaamgroeiende bomen (bv. beuken en eiken) € 500,00.

De claims worden jaarlijks geïndexeerd en vloeien geheel naar de kostenpost ‘financiёle herplantplicht’;

  • eventuele sponsoring door bedrijven en instellingen.

8.4. Zorgplicht

Het Burgerlijk Wetboek (artikel 6:162) beschrijft de zorgplicht voor eigenaren van bomen. De zorgplicht houdt in, dat de eigenaar regelmatig onderhoud moet plegen en de veiligheid van de bomen regelmatig moet controleren. De gemeente moet maatregelen nemen als er een veiligheidsrisico is. Maatregelen zijn bijvoorbeeld extra onderzoek, technische onderhoudsmaatregelen of verwijdering van de boom.

De zorgplicht heeft alles te maken met vakmatig beheer en onderhoud, maar is tevens gebaseerd op morele, juridische en verzekeringstechnische principes die beogen burgers te beschermen. De zorgplicht heeft tot doel ongelukken te voorkomen en, in het geval er toch iets gebeurt, te kunnen bepalen wie aansprakelijk is. Iedere boomeigenaar is zorgplichtig.

De gemeente heeft op grond van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek risicoaansprakelijkheid voor schade die een gemeentelijke boom toebrengt aan personen en goederen. Dit houdt in dat degene die schade lijdt, niet hoeft aan te tonen dat de beheerder nalatig is geweest. Wanneer de gemeente kan aantonen de boom goed te hebben onderhouden, voldoende en tijdig onderzoek te hebben gedaan naar de veiligheid en eventueel benodigde maatregelen om de veiligheid te garanderen heeft uitgevoerd, dan kan zij niet aansprakelijk gehouden worden voor de schade. Er is dan sprake van overmacht.

De wetgever eist van de boomeigenaar dat de zorgplicht wordt uitgevoerd via een reproduceerbare en controleerbare systematiek. Registratie van de verzamelde gegevens is van groot belang. De eis is niet dat iedere boom veilig is, maar dat het risico voor gevaarzetting onderzocht wordt en dat vervolgens maatregelen worden genomen als er gevaarzetting is. De standplaats van een boom, ouderdom of toestand van de boom zijn risicofactoren. Zo hebben bomen langs een drukke weg en oude bomen een intensievere controle nodig.

Bomen jonger dan 20 jaar hebben geen regelmatige controle nodig, de verwachting is dat zij vanwege hun leeftijd geen gevaar vormen. Monumentale bomen, bomen langs drukke wegen of in het centrum van Eersel dienen jaarlijks gecontroleerd te worden. De bomen langs de andere wegen, in woongebieden en bedrijventerreinen moeten om de drie jaar gecontroleerd worden. Alle overige bomen binnen de bebouwde kom worden om de vijf jaar gecontroleerd. Solitaire bomen in het landschap, singels en bomen in houtwallen hoeven niet gecontroleerd te worden. In het geval deze bomen door ouderdom, blikseminslag, storm of andere oorzaken omvallen veroorzaken zij geen schade aan mensen en/of goederen.

Soort/ locatie boom

Frequentie VTA

Monumentale Bomen

Jaarlijks

Attentiebomen

Jaarlijks

Bomen langs drukke wegen

Jaarlijks

Bomen centrum Eersel

Jaarlijks

Bomen langs overige wegen

Om de 3 jaar

Bomen in woongebieden

Om de 3 jaar

Bomen bij bedrijventerreinen

Om de 3 jaar

Overige bomen in bebouwde kom

Om de 5 jaar

Solitaire bomen, singels, houtwallen buitengebied

n.v.t.

Tabel 2. freqentie VTA

Op de frequentiekaart VTA (bijlage 8) is de situering van de verschillende categorieën bomen met hun frequentie aangegeven.

Om aan de zorgplicht te voldoen moet aan de volgende eisen voldaan worden:

  • regelmatig onderhoud;

  • het bijhouden van onderhoudsrapportages;

  • het regelmatig houden van boomveiligheidscontroles (VTA, Virtual Tree Assessment) met bovenstaande frequentie.

Hierdoor wordt bereikt:

  • een acceptabel veiligheidsniveau rondom bomen in de bebouwde omgeving en langs drukke wegen;

  • dat de kans op letsel en schade vermindert.

8.5. Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet voorziet in de bescherming van plant- en diersoorten, zowel binnen als buiten de beschermde natuurgebieden. De wet gaat uit van het “nee, tenzij” beginsel. Dit houdt in dat alle handelingen ten nadele van beschermde soorten verboden zijn.

De velling van een boom kan een verboden handeling zijn, bijvoorbeeld wanneer de boom een verblijfplaats vormt voor vleermuizen of plaats biedt aan broedende vogels.

Voor algemene soorten (zogenaamde tabel 1 soorten) geldt een vrijstelling bij het kappen van een boom. Voor de minder algemene soorten (tabel 2 en 3- en vogelsoorten) is een ontheffing van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (minEL&I) nodig. Indien de aannemer, die de boom daadwerkelijk kapt, beschikt over een door minEL&I goedgekeurde gedragscode “ruimtelijke ontwikkeling” kan in sommige situaties ook op plaatsen gewerkt worden waar mogelijk de strenger beschermde soorten (tabel 2 en 3- en vogelsoorten) voorkomen. De meeste particulieren die zelf een boom kappen of ingehuurde hoveniers beschikken echter niet over deze goedgekeurde gedragscode. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de LNV brochure “Buiten aan het werk” of de website: www.hetlnvloket@nl.

In het broedseizoen, grofweg van half maart tot half juli, mogen sowieso geen bomen geveld worden om zo verstoring van broedende vogels te voorkomen.

Verder is op bepaalde plaatsen meer attentie geboden. Dit geldt met name bij werkzaamheden in de bijzondere groengebieden, EHS-gebieden, Natura 2000-gebieden, in de omgeving waar via quick scans natuurwaarden zijn geconstateerd (opgenomen in de gemeentelijke natuurwaardenkaart), monumentale bomen en andere bomen met holtes waar mogelijk vleermuizen of vogels in verblijven. Zo zijn vaste rust- en verblijfsplaatsen van spechten, uilen en roofvogels jaarrond beschermd en is bij een mogelijke velling een ontheffing vereist.

Het kappen/ vellen van een deel of een hele bomenlaan, zowel in als buiten de bebouwde kom, kan van invloed zijn op trekroutes van vleermuizen. In dat geval is eveneens een ontheffing nodig. Bij twijfelgevallen is het nodig het advies van een deskundig ecoloog in te winnen. Bij de aanvraag van een ontheffing is dit noodzakelijk.

Voor de handelwijze bij de aanwezigheid van beschermde soorten flora en fauna kan het overzicht in bijlage 9 geraadpleegd worden.

9. Beheer en onderhoud

9.1. Doelen en taken van het boombeheer

9.1.1. Doelen

Het boombeheer moet er voor zorgen dat het bomenbestand veilig, gezond en mooi is. Een veilig bomenbestand is een bomenbestand met stabiele bomen die geen risico vormen voor de openbare veiligheid. Een gezond bomenbestand heeft voldoende biodiversiteit en bevat geen ziektes die dodelijk zijn voor bomen of die hun stabiliteit aantasten. Een mooi bomenbestand is een bomenbestand dat regelmatig wordt gesnoeid zodat de bomen goede kronen kunnen ontwikkelen. Het zorgt ervoor dat de openbare ruimte meer sfeer krijgt.

9.1.2. Taken

Het beheer houdt zich voornamelijk bezig met inspectie, snoei, groeiplaatsverbetering en het zo veel mogelijk voorkomen en verhelpen van overlastsituaties. Bij de gemeente is veel kennis van bomen aanwezig. De bewoners kunnen van deze deskundigheid gebruik maken. In sommige gevallen gaat het om zulke specialistische kennis, zoals het verplanten van grote bomen, dat deze bij de gemeente onvoldoende aanwezig is. In dat geval wordt gebruik gemaakt van externe deskundigen. Ook bij zeer arbeidsintensieve werkzaamheden zoals de boominspecties wordt eveneens gebruik gemaakt van externen.

De gemeente is verantwoordelijk voor haar bomen. Ze moet deze bomen zo verzorgen dat letsel en schade en verspreiding van ziektes en plagen zoals bloedingsziekte bij kastanjes en de eikenprocessierups zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Burgerlijk Wetboek, de Plantenziektewet en relevante jurisprudentie geven aan dat de gemeente hiertoe verplicht is. In de praktijk komt dit neer op het regelmatig inspecteren van het gemeentelijk bomenbestand en het zorgvuldig uitvoeren van onderhoud. Het is van belang dat dit op papier wordt vastgelegd. Hierdoor wordt het mogelijk om achteraf, in het geval van schadezaken, de zorg aan te tonen. Bovendien komt een zorgvuldige administratie de werkplanning en daardoor de bomen ten goede.

Het hele bomenbestand moet regelmatig geïnspecteerd worden op uiterlijke gebreken. Zie ook paragraaf 8.4. Zorgplicht. De zogenaamde attentiebomen, waarvan een lijst wordt bijgehouden, worden eenmaal per jaar bekeken. Bij twijfel worden de bomen nader onderzocht met specialistische apparatuur. Soms zijn maatregelen, zoals het snoeien of het verwijderen van de boom, nodig om de veiligheid te kunnen blijven waarborgen. Deze maatregelen dienen binnen een vastgestelde termijn te worden uitgevoerd.

Bij de uitvoer van werkzaamheden aan bomen dient rekening gehouden te worden met de Flora- en Faunawet. Voor handelwijze bij het eventueel voorkomen van beschermde soorten flora en fauna zie de geïntegreerde leidraad Flora- en Faunawet vastgesteld door het college.

9.2. Beheersysteem en -planning

De beheerplanning wordt in grote mate bepaald door de uitkomsten van de visuele inspecties. Om een goede inschatting te kunnen maken van de benodigde onderhoudswerkzaamheden en de daarbij horende capaciteit moet de achterstand in het huidige boomonderhoud eerst weggewerkt zijn. Op het moment dat alle bomen (of in ieder geval het overgrote deel) ‘op’ beeld zijn is een goede jaarlijkse planning te maken.

De gegevens van bomen, die in beheer bij de gemeente zijn en de VTA’s zijn opgenomen in het beheersysteem (SSC) en digitree (het digitale logboek met de gegevens van de VTA’s). Deze twee systemen zijn gemakkelijk naast elkaar te gebruiken.

In deze systemen moeten naast de algemene boomkenmerken, de resultaten van de boominspecties, zoals de vitaliteit, de waarde van de boom voor de omgeving en de te nemen onderhoudsmaatregelen in het beheersysteem worden gedocumenteerd. Bij eventuele aansprakelijkheidstelling kan de gemeente als boombeheerder aantonen dat aan de zorgplicht is voldaan door de boominspecties en de onderhoudswerkzaamheden te overleggen.

De beide digitale bestanden worden actueel gehouden door de regelmatige inspecties en het documenteren van uitgevoerde werkzaamheden.

De werkzaamheden kunnen met een goede planning nog beter worden afgestemd op de juiste seizoenen. Bovendien wordt door een planmatig beheer achterstallig onderhoud voorkomen. De bomen worden hierdoor veiliger, mooier en goedkoper in het onderhoud en veroorzaken minder overlast.

9.3. Vervanging en aanvulling bomenbestand

Uitgangspunt is bomen zo lang mogelijk te handhaven. Daarbij dient aangetekend te worden dat veel bomen niet hun maximale leeftijd bereiken. Voor deze tijd worden ze gekapt omdat ze een gevaar vormen of teveel overlast veroorzaken. Daarnaast worden bomen gerooid, omdat ze ziek zijn, niet vitaal zijn of hun functie niet langer vervullen, al dan niet ingegeven door het ontbreken van de juiste groeiomstandigheden.

Vanzelfsprekend is dat ook bij vervanging van bomen de APV van toepassing is. Dit betekent dat een omgevingsvergunning vereist kan zijn. Als een hele bomenrij of bomenstructuur of een monumentale boom vervangen moet worden, wint de gemeente advies in bij een onafhankelijk boomdeskundige over de noodzaak van vervanging.

Bomen worden niet automatisch vervangen door een nieuwe boom. Dit wordt per geval bekeken. Daarbij wordt rekening gehouden met de resterende levensduur van de omringende bomen en de beschikbare ruimte. De boomsoort en de groeiplaats worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Meer randvoorwaarden voor het planten van bomen zijn in paragraaf 4.6 ‘Richtlijnen voor ontwerp en inrichting’ al aan de orde gekomen. Deze zijn ook hier van toepassing.

In de APV wordt dunnen omschreven als periodiek noodzakelijke vellingen binnen een houtopstand, ter bevordering van de leefbaarheid van de overblijvende houtopstanden, waarbij het natuurlijk verloop van het desbetreffende milieu in stand blijft. Met andere woorden bij dunnen wordt gericht gekozen voor bomen die een goede kwaliteit en vitaliteit hebben. Deze bomen worden gespaard. De slechte bomen worden weggehaald om meer ruimte te creëren voor de goede bomen. Dunnen is een steeds terugkerende maatregel die er voor zorgt dat de houtopstand in stand gehouden wordt en zijn bestaande oppervlakte behoudt. Daarom worden er bij dunningen geen bomen herplant. Dunningen vinden alleen plaats op basis van een door het college vastgelegd en goedgekeurd beheerplan, zodat het duidelijk is dat verwijdering van bomen alleen bedoeld is om de houtopstand kwalitatief te verbeteren.

9.4. Bomenbeheerplan

In het bomenbeleidsplan wordt de vraag beantwoord wat de gemeente wil met de bomen. In het bomenbeheerplan wordt invulling gegeven aan de doelstellingen betreffende het beheer in het beleidsplan, m.a.w. hoe doen we het beheer aan de bomen. Het beheerplan moet praktisch zijn ingestoken en rekening houden met de opbouw, toestand, gewenste onderhoudsniveau, financiёle mogelijkheden en de geografie van de gemeente.

Het beheerplan is gebaseerd op de aanwezige, goede inventarisatie van alle straat-, laan- en individuele parkbomen. Deze gegevens geven inzicht in de opbouw van het bestand en de onderhoudstoestand. Het beheerplan beschrijft de wijze waarop de bomen gedurende een periode van 5 jaar onderhouden worden. Omdat er een meerjarige maatregelenplanning in opgenomen is, kan ook de begroting hieraan gekoppeld worden. Na vaststelling van het bomenbeleidsplan wordt gestart met het opstellen van het bomenbeheerplan.

9.5. Bestrijding overlast, ziekten en plagen

9.5.1. Overlast

Tegenover het algemeen belang van bomen staat de overlast die inwoners van bomen kunnen ondervinden. Vooral dicht bij huis worden bomen door velen als lastig ervaren en neemt de tolerantie snel af.

Enige overlast door schaduw, blad- of vruchtval, wortelgroei of ongedierte zal er altijd blijven bestaan. Maar ernstige overlast kan voorkomen worden door goede keuzes te maken bij het ontwerpen en inrichten van de openbare ruimte. Richtlijnen hiervoor zijn in paragraaf 4.6. ‘Richtlijnen voor ontwerp en inrichting’ al aan de orde gekomen. Veel van de klachten hebben te maken met:

  • wortelopdruk bij verharding;

  • honingdauw en roetdauw;

  • schaduwwerking en belemmering uitzicht;

  • bladval;

  • angst voor omwaaien of vallende takken;

  • allergie voor stuifmeel;

  • vallende zaden en vruchten;

  • eikenprocessierups;

  • derving van inkomsten;

  • overige klachten.

Bij iedere klacht zal de gemeente samen met de bewoners zoeken naar een oplossing. In sommige gevallen zal de overlastsituatie verholpen kunnen worden of zal na uitleg de overlast als minder ernstig ervaren worden. In enkele gevallen is velling van de boom de enige oplossing.

De opdruk van de verharding door boomwortels is een belangrijk knelpunt, dat gevaarlijke situaties kan opleveren voor de weggebruikers. De medewerkers van de buitendienst zijn jaarlijks veel tijd kwijt aan het herstellen van deze bestrating. Hiermee wordt dit probleem alleen voor de korte termijn opgelost. Bovendien worden de bomen bij deze werkzaamheden nogal eens beschadigd. Dit kan op termijn ernstige gevolgen hebben voor de stabiliteit van de bomen.

Nu hebben bomen van nature niet de neiging om met hun wortels dicht onder de oppervlakte te groeien. Als ze dit doen, zijn er problemen bij hun ondergrondse groeiplaats. Het kan zijn dat deze te nat is of dat de grond zo verdicht is dat de boom er niet doorheen kan groeien met zijn wortels.

Mogelijke duurzame oplossingen zijn:

  • omvormen van het voet- of fietspad tot plantstrook door het verplaatsen of opheffen van het voet- of fietspad. Soms is het ook mogelijk om het wegprofiel te versmallen;

  • gebruikmaken van een combinatie van geogrid, losgeweven geotextiel en een (grof) puincunet;

  • het overbruggen van de wortelzone met een dragende constructie;

  • het vellen van de bomen, alleen als er echt geen andere oplossing is.

Soms blijft de gebruikelijke methode van ‘pappen en nat houden’ de enige mogelijkheid. De gemeente houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen binnen het vakgebied dat zich richt op standplaatsverbetering. De gemeente bekijkt eerst alle mogelijke oplossingen voordat het vellen van de bomen aan de orde zal komen. Hierbij zal ook een kosten/batenanalyse gemaakt moeten worden, zodat een goede afweging gemaakt kan worden tussen een duurzame oplossing of het vellen en het, al dan niet op dezelfde plek, vervangen van de boom.

9.5.2. Ziekten

Ziektes worden zo veel mogelijk passief bestreden. Wanneer geconstateerd wordt dat bomen met een ziekte zijn aangetast wordt eerst nagegaan hoe groot de aantasting is. Sommige ziekten hebben slechts een geringe invloed op de conditie van de bomen. In dat geval worden dan ook geen maatregelen getroffen. Andere ziekten kunnen zeer besmettelijk zijn en vereisen dat er snel actie wordt ondernomen. In sommige gevallen kan dan een rigoureuze snoeibeurt de boom nog redden. Als dit niet meer mogelijk is zal de boom verwijderd en vernietigd worden.

Klimaatveranderingen brengen nieuwe ziektes en plagen naar Nederland. De gevolgen van deze nieuwe ziekten, zoals de bloedingsziekte, op lange termijn zijn nog onbekend. De gemeente houdt de publicaties hierover scherp in de gaten.

9.5.3. Plagen

In Eersel worden plagen nauwelijks bestreden. Uitzondering hierop is de bestrijding van de eikenprocessierups. Dit vindt plaats vanuit het oogpunt van volksgezondheid. De overige plagen worden niet bestreden omdat de kosten van bestrijding niet opwegen tegen de schade en de geringe overlast.

10. Organisatie

10.1. Boomexpertise

Om een duurzaam, veilig en mooi bomenbestand te krijgen en te behouden is veel boomkennis nodig. Deze kennis kan zowel intern als extern aanwezig zijn. Het is echter van belang dat de gemeente als regisseur voldoende kennis in huis heeft. Daarnaast is voor een efficiënt en effectief bomenbeheer en bomenbeleid een goede communicatie en afstemming binnen de gemeentelijke afdelingen van belang. Zonder deugdelijke afstemming gaan veel initiatieven en kostbare tijd verloren.

10.1.1 Intern

Om een goed bomenbeheer te kunnen uitvoeren is het een vereiste dat de gemeente voldoende eigen boomexpertise in de organisatie heeft. De gemeente is het aanspreekpunt voor interne en externe vragen op het gebied van bomen. Om een bestek te kunnen beoordelen, een aanbesteding in goede banen te leiden en om werkzaamheden te kunnen beoordelen is boomkennis eveneens nodig.

Het is daarnaast belangrijk om over een aantal goed opgeleide en uitgeruste medewerkers in de buitendienst te beschikken, die vele ad hoc werkzaamheden, die niet tot de reguliere onderhoudsmaatregelen behoren, aan bomen binnen de gemeente uitvoeren. Deskundigheid in het veld betekent ook dat bijvoorbeeld boomziekten snel gesignaleerd worden. Een adequaat optreden is beslissend voor behoud dan wel kap.

De deskundigheid van het eigen personeel moet dan ook op peil gehouden worden. Er dient voldoende aandacht te zijn voor arbo-regels en veiligheidseisen bij velling, boomverzorging en werken in boomkronen. Regelmatig moet gecontroleerd worden of er onder de medewerkers behoefte is aan nascholing. Hierbij moet gedacht worden aan cursussen op het gebied van boomverzorging, ziekten en plaagbestrijding, communicatie en boombiologie.

Extra aandacht moet geschonken worden aan de wettelijke zorgplicht. Het is daarom belangrijk dat intern voldoende kennis aanwezig is om de conditie en vitaliteit van bomen te kunnen beoordelen. Dit is ook belangrijk om na te kunnen gaan of nader aanvullend onderzoek wel of niet nodig is.

10.1.2. Extern

Veel boomwerkzaamheden in Eersel worden uitbesteed aan derden. De regie over deze werkzaamheden moet echter in handen blijven van de gemeente. Belangrijk is dat boomverzorging, ook de ogenschijnlijk eenvoudige klussen, worden uitgevoerd door deskundige boomverzorgers. Dit kunnen gecertificeerde European Tree Workers zijn, maar ook boomverzorgers die gecertificeerd zijn als gediplomeerd boomverzorger door een van de agrarische opleidingscentra.

In Eersel worden professionele boomverzorgers en deskundigen ingehuurd om de VTA’s (visual tree assessments) uit te voeren en de reguliere bomensnoei te verzorgen. Daarnaast worden zij ingehuurd omdat zij beschikken over specialistische kennis en apparatuur.

10.2. Organisatie

Bomen horen niet alleen bij de groenbeheerder op de agenda te staan, maar bij iedere bestuurder en ambtenaar die bezig is met de openbare ruimte. Door het opstellen van dit bomenbeleidsplan wordt hiervoor draagvlak gecreëerd. Het beleidsplan zet het beleid en een aantal afspraken, ten aanzien van de bomen helder neer. Door de richtlijnen voor ontwerp en inrichting te volgen vindt afstemming plaats met de andere disciplines binnen de gemeente.

11. Communicatie en voorlichting

Het bomenbeleidsplan is een breed plan, waarin vele aspecten en onderwerpen ten aanzien van bomen besproken worden. Om een zo groot mogelijk draagvlak voor dit beleidsstuk te creëren zijn alle relevante vakdisciplines zoals: ruimte, vergunningen, civiel- en cultuurtechniek, verkeer, stedenbouw enz. geraadpleegd.

Tijdens een presentatie in het najaar van 2012 is een algemene toelichting gegeven over dit plan. Voor deze presentatie zijn alle inwoners van Eersel wel of niet verenigd in dorpsraden, natuurverenigingen, het b(iodiversiteits)-team, enz. uitgenodigd. Na deze presentatie is er gelegenheid geweest om op- en aanmerkingen te plaatsen. Deze opmerkingen zijn zoveel mogelijk verwerkt in dit beleidstuk.

Na vaststelling van het bomenbeleidsplan blijft een goede communicatie tussen de vakdisciplines (intern) en de bewoners van Eersel (extern) nodig.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en plannen vereisen een goede en vroegtijdige afstemming tussen de verschillende gemeentelijke disciplines. Daarnaast zal regelmatige en betrouwbare informatie aan inwoners over het gemeentelijke bomenbeleid een positieve invloed hebben op de houding van bewoners ten opzichte van bomen en groen.

11.1. Interne communicatie

In dit onderliggende bomenbeleidsplan zijn de kaders en randvoorwaarden verwoord voor een goede bomenstructuur en een gezond bomenbestand. Om dit beleid te effectueren is het nodig dat de gemeenteraad dit bomenbeleidsplan vaststelt.

Groen en met name bomen kunnen niet los gezien worden van de stedenbouwkundige opzet en de civiele inrichting (verkeer, kabels en leidingen, openbare verlichting enz.) bij een nieuwbouwproject of een herinrichting. Een goede onderlinge communicatie en het vroegtijdig betrekken van alle relevante afdelingen in een ontwikkelproces is daarom van essentieel belang om tot breed gedragen en goed afgestemde projecten te komen.

In hoofdstuk 3 (bomen en ontwerp openbare ruimte) en hoofdstuk 4 (bomen en inrichting openbare ruimte) staan handreikingen hoe om te gaan met bomen in de openbare ruimte: de randvoorwaarden, ontwerp- en inrichtingseisen, boombeschermingsmaatregelen bij uitvoer van werkzaamheden, kwaliteitseisen van plantmateriaal enz. Deze hoofdstukken kunnen aan derden, zoals ontwerpers, groenbeheerders, aannemers en projectontwikkelaars, worden gestuurd als voorwaarde bij de uitvoering van werkzaamheden of bij het ontwerp en inrichting van de openbare ruimte.

Binnen de gemeente moeten de monumentale bomen en hun bijzondere status onder de aandacht worden gebracht. Hiervoor worden de monumentale bomen in de toekomst aangegeven op Stroomlijn. Stroomlijn is het gemeentelijke digitale systeem waar alle relevante aspecten van de openbare ruimte op terug te vinden zijn.

De volgende stukken worden op intranet en internet geplaatst:

  • het Bomenbeleidsplan;

  • bomenstructuurkaart Eersel;

  • Lijst monumentale bomen van gemeente Eersel (wanneer deze volledig is)

  • Kaart beschermwaardige bomen van gemeente Eersel

  • APV

11.2. Externe communicatie

11.2.1.Monumentale bomen en bewoners

Een oude, mooie monumentale boom, vinden de meeste inwoners van Eersel prachtig en moet volgens hen ook behouden blijven. Echter uitsluitend regels en procedures bieden geen garantie dat monumentale bomen daadwerkelijk worden beschermd. Essentieel is de bewustwording dat monumentale bomen bijzondere elementen zijn in onze leefomgeving. Op het moment dat de lijst monumentale bomen is vastgesteld kan iedere inwoner van Eersel via een link op de gemeentelijke website de locatie, boomsoort, reden waarom de boom monumentaal is, bijzondere kenmerken enz. van de betreffende bomen vinden.

11.2.2.Bomen en bewoners

Bewoners vinden in het algemeen groen en bomen in hun leefomgeving belangrijk en hebben dan ook waardering voor het groen- en boombeheer. Er zijn echter ook inwoners die minder waardering voor bomen en het bijbehorende boombeheer hebben. Dit heeft vooral te maken met de overlast, zoals wortelopdruk, schaduwwerking en honingdauw, die de bomen veroorzaken. Vooral in de nieuwbouwwijken van de jaren 70 en 80 is te weinig rekening gehouden met de ruimte die een boom nodig heeft en de mogelijke conflicten met andere beleidsterreinen in de ruimtelijke ordening.

Het gemeentelijk bomenbeleid zal, mits voldoende gecommuniceerd, een positieve invloed hebben op de houding van bewoners. Het beleidsplan geeft aan dat over een aantal zaken is nagedacht, dat er een afweging heeft plaatsgevonden tussen verschillende belangen.

Door natuureducatie en voorlichting door organisaties zoals het b-team, IVN en de Woudloper wordt het draagvlak voor bomen en groen vergroot. Door bomen als onderdeel van het leefgebied van vogels en andere dieren voor te stellen, zal het belang van bomen beter onderkend worden.

Regelmatige voorlichting in de Hint en/of gemeentelijke website over snoeiwerkzaamheden aan bomen, eikenprocessierups en veiligheidscontroles (VTA’s) zorgt ervoor dat bewoners het gevoel krijgen serieus genomen te worden. Dit wordt versterkt door het adequaat reageren op klachten en meldingen, die binnenkomen bij het meldpunt. Extra of seizoengebonden werkzaamheden, zoals de plaatsing van bladbakken in de herfst, kunnen zo ook goed aangekondigd worden.

Tot slot wordt in tabel 3 aangegeven op welke wijze er naar bewoners toe gecommuniceerd wordt over omgevingsvergunningen en voorgenomen werkzaamheden van enige omvang.

Communicatie - publicatie

Periode/termijn

Verstrekte en geweigerde omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand

۔ verplicht eenmaal publiceren in de Hint

۔ gemeentelijke website

Binnen 6 weken bezwaarschrift indienen

Klachten en meldingen

- telefonisch of

- via e-mail of

- huisbezoek afhankelijk van klacht/ melding

Binnen 5 werkdagen

Herinrichting van de straat of wijk

۔ bewonersbrief, meestal met mogelijkheid voor inspraak

۔ dorpsraad

۔ bewonersbijeenkomsten

Afhankelijk van inspraakmogelijkheid

Bestrijding eikenprocessierups

۔ gemeentelijke website, informatie over (preventieve) bestrijding

Voor de start van de overlast

Grootschalige snoeiwerkzaam- heden in straat en wijk

۔ gemeentelijke website

1 week van te voren

Boomcontroles

۔ gemeentelijke website

1 week van te voren

Wegnemen wortelopdruk

۔ gemeentelijke website

- brief aanwonenden

1 week van te voren

Groenrenovaties

۔ publicatie in de Hint

۔ gemeentelijke website

۔ inloopavonden

- brief aanwonenden

Afhankelijk van inspraakmogelijkheid

Eigenaars monumentale boom

۔ brief over rechten en plichten t.a.v. monumentale boom

Na opstellen lijst monumentale bomen

Tabel 3 Communicatie naar bewoners

In bijlage 11 zijn een aantal actiepunten opgenomen, die een vervolg vormen voor dit bomenbeleidsplan.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2013.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Bomenbeleidsplan gemeente Eersel.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 2 april 2013

De raad van de gemeente Eersel

de griffier, de heer H.J. Broekman

de voorzitter, mevrouw J.A.M. Thijs-Rademakers

12. Literatuurlijst

Boeken en rapporten:

  • Landschapsontwikkelingsplan Gemeente Eersel, vastgesteld op 15 mei 2007

  • Groenstructuurplan Gemeente Eersel, vastgesteld op 29 januari 1999

  • Bomennota Gemeente Eersel, HAS Kennis Transfer, 2005

  • Bomenplan Gemeente Bergeijk, HAS Kennis Transfer, 2007

  • Integrale leidraad Gedragscodes Flora- en faunawet, Gemeente Eersel, 2012

  • Bomenkapbeleid Gemeente Bergeijk ‘Op weg naar verdere bescherming en vereenvoudiging’ HAS Kennis Transfer, 2010

  • Bomen en Wet, Mr. B. M. Visser, 6e druk 2009

  • Beleidskader Beeldkwaliteitsplan Eersel, vastgesteld op 31 mei 2012-07-26

  • Kwaliteit Gemeentelijk Bomenbeleid 2005-2009, Bomenstichting, 2010

Internet:

  • Gemeente Gennep; Kapbeleid 2008 ‘Minder regels, meer bescherming’, 2008

  • Gemeente Wijk bij Duurstede; Bomenbeleidsplan 2009

  • Gemeente Maarsen; Bomenbeleid 2010- 2020 ‘Bomen in Beeld’, 2010

  • Het Vitamine G-onderzoek; Prof. dr. P. Groenewegen, dr. R. Verhey, dr. J. Maas, www.loketgezondleven.nl

13. Bijlagen 1 tot en met 11 zijn apart bijgevoegd.