Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening toeristenbelasting 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 30-12-2022

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2022

De raad van de gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2021;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit: vast te stellen de volgende verordening: ‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2022’.

Artikel 1. Begripsomschrijving

a. vakantieonderkomens woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

b. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

c. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen merendeels ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

d. vaste jaarplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

e. vaste seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte op een kampeerterrein, dat is gehuurd van de exploitant van het kampeerterrein, bestemd voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

f. volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

g. woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

h. particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

i. particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

j. seizoen: 1 april tot en met 31 oktober.

k. jaar: 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

4. De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten, dan wel ter beschikking staande terreinen kan ter zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

b. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

c. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

d. op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

1. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, dat zij verblijf houden.

2. In afwijking van het eerste lid kan, op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige, de belasting voor het houden van verblijf op vaste jaarplaatsen en (vaste) seizoenplaatsen op een kampeerterrein door dezelfde persoon of personen naar vaste bedragen per standplaats worden geheven zoals weergegeven in artikel 6, lid 2.

Artikel 6. Belastingtarief

1. Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,55.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief:

  • a. (Vaste) seizoenplaats € 274,-

  • b. Vaste jaarplaats € 311,-

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven, of bij wege van afgegeven gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 9. Voorlopige aanslag

1. Op basis van de laatste aangifte (voorgaande belastingjaar) wordt een voorlopige aanslag opgelegd voor het lopende belastingjaar. Indien blijkt dat het aantal losse overnachting de 100 niet overstijgt wordt geen voorlopige aanslag opgelegd, maar wordt enkel na aangifte van het werkelijk aantal overnachtingen een definitieve aanslag opgelegd.

2. Een voorlopige aanslag kan met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, door een of meer voorlopige aanslagen worden aangevuld.

3. De voorlopige aanslagen worden met de definitieve aanslag verrekend.

Artikel 10. Aanslaggrens

1.Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

2.Bij directe afgifte van een schriftelijke kennisgeving is lid 1 niet van toepassing.

Artikel 11. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid driemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid, of de termijnen die de invorderingsambtenaar vaststelt.

4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een direct afgegeven kennisgeving terstond betaald worden.

5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van deze belasting.

Artikel 14. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet.

Artikel 15. Aangifteplicht

1. De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, te verzoeken tot een uitnodiging tot het doen van aangifte.

2. De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en middels ambtshalve aanslag op te leggen.

Artikel 16. Registratieplicht

1. De belastingplichtige is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

2. De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

  • a. naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

  • b. aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

  • c. datum van aankomst en datum van vertrek;

  • d. het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

3. De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de vaste tarieven van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In deze gevallen is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.

Artikel 17. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

1. De ‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2021’ van 14 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening toeristenbelasting 2022’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2021.

De voorzitter, ir. J.N. Rozendaal

De griffier, mr. D.H.A.A. Kassing.