Verordening van de raad van de gemeente Nissewaard, houdende algemene regels voor de verstrekking van subsidies (Algemene subsidieverordening Nissewaard 2022)

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Nissewaard, houdende algemene regels voor de verstrekking van subsidies (Algemene subsidieverordening Nissewaard 2022)

De raad van de gemeente Nissewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2021;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Bestuur van 23 november 2021;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Algemene subsidieverordening Nissewaard 2022.

Artikel 1 Reikwijdte van deze verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies waarvoor geen afzonderlijke verordening is vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaren op subsidies die kunnen worden verstrekt zonder grondslag in een wettelijke regeling.

  • 3. Bij subsidieregeling kan van deze verordening worden afgeweken, maar niet van de artikelen 2, 3 en 8, eerste en tweede lid.

Artikel 2 Subsidieregeling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling, aan te duiden als subsidieregeling, bepalen voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2. Een subsidieregeling vermeldt in ieder geval:

    • a.

      voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      op welke wijze betaling of bevoorschotting van subsidie plaatsvindt.

Artikel 3 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling dan wel bij afzonderlijk besluit hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het desbetreffende jaar is vastgesteld en indien blijkt dat op het moment van vaststelling van de begroting het desbetreffende subsidiebudget binnen de begroting lager wordt dan het subsidieplafond;

      en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting van Nissewaard voor het betrokken jaar is vastgesteld.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidieverlening of -vaststelling wordt langs elektronische weg ingediend via www.nissewaard.nl/subsidies:

    • a.

      door een natuurlijke persoon met behulp van DigiD;

    • b.

      door een rechtspersoon met behulp van e-Herkenning.

  • 2. Voor zover voor het aanvragen van subsidie niet is voorgeschreven welke gegevens moeten worden verstrekt, vermeldt een aanvraag in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten.

  • 3. Een rechtspersoon die voor het eerst subsidie vraagt, legt een exemplaar van haar statuten over, een opgaaf van de zittende bestuursleden alsmede een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen.

Artikel 5 Aanvraag- en beslistermijnen jaarsubsidie

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie per kalenderjaar of voor een daarvan afwijkend boekjaar, hierna te noemen jaarsubsidie, wordt ingediend uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Daarop beslissen burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot verlening is ingediend.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een jaarsubsidie wordt ingediend uiterlijk 1 juni na afloop van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft. Daarop beslissen burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot vaststelling is ingediend.

Artikel 6 Aanvraag- en beslistermijnen overige subsidie

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een andere subsidie dan een jaarsubsidie wordt ingediend minimaal vier weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Daarop beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een andere subsidie dan een jaarsubsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken na afloop van de laatste activiteit waarvoor subsidie is verleend. Daarop beslissen burgemeester en wethouders binnen acht weken.

Artikel 7 Weigering van subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie in ieder geval weigeren:

  • a.

    als de activiteit in strijd is met een wettelijke regeling;

  • b.

    als ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of om strafbare feiten te plegen, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur;

  • c.

    als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • d.

    als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is;

  • e.

    als de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op de gemeente Nissewaard of haar inwoners, tenzij de gemeente Nissewaard is aangewezen om activiteiten in een groter gebied te subsidiëren;

  • f.

    als de activiteit niet verenigbaar is met gemeentelijk beleid of niet bijdraagt aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

  • g.

    als de activiteit gericht is op het uitdragen van politieke of levensbeschouwelijke overtuigingen;

  • h.

    als bepaalde groepen van deelname van de activiteit worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;

  • i.

    als de activiteit gericht is op het maken van winst;

  • j.

    als de activiteit reeds is uitgevoerd, of binnen vier weken na indiening van de aanvraag wordt uitgevoerd.

Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      een wijziging van de statuten voor zover het betreft de rechtsvorm van de subsidieontvanger, de persoon van de bestuurder of bestuurders, of het doel van de rechtspersoon.

  • 3. In een subsidieregeling kunnen aan de subsidieontvanger ook verplichtingen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, waaronder verplichtingen:

    • a.

      over de wijze van besturen, om te waarborgen dat de te subsidiëren activiteiten worden verricht dan wel dat daarover rekening en verantwoording wordt afgelegd;

    • b.

      over de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om de te subsidiëren activiteit te verrichten.

Artikel 9 Vermogensvorming en egalisatiereserve

  • 1. In een subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de ontvanger van een jaarsubsidie een egalisatiereserve van ten hoogste tien procent van het subsidiebedrag mag vormen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met de subsidieontvanger bepalen dat de reserve een zeker bedrag niet te boven mag gaan en dat ze slechts binnen een zekere termijn of met een bepaald doel kan worden gebruikt.

Artikel 10 Verrekening, intrekking, wijziging en terugvordering van verleende subsidie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:48, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de in artikel 7 genoemde gevallen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger voor andere activiteiten verstrekte subsidie, voor hetzelfde of voor een ander tijdvak.

  • 3. Een egalisatiereserve, als bedoeld in artikel 9, kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd voor zover de reserve binnen de gestelde termijn niet is gebruikt of gebruikt is voor een ander doel dan waarvoor toestemming is gegeven.

Artikel 11 Verantwoording

  • 1. Subsidies van niet meer dan € 5.000 kunnen ambtshalve worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders kunnen verlangen dat de subsidieontvanger aantoont dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, en dat hij rekening en verantwoording aflegt over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Een aanvraag om vaststelling van een subsidie van meer dan € 5.000 gaat vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 3. Bij een subsidie van meer dan € 50.000 per jaar kunnen burgemeester en wethouders een accountantsverklaring verlangen. Als de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, legt hij deze jaarrekening tevens over.

Artikel 12 Meerjarige subsidieverlening aan een rechtspersoon

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een rechtspersoon een jaarsubsidie als bedoeld in artikel 5 voor meer jaren in een keer verlenen, met een maximum van vier achtereenvolgende jaren.

  • 2. Een jaarsubsidie kan alleen voor meer jaren worden verleend voor zover:

    • a.

      de activiteit een structureel karakter heeft;

    • b.

      de rechtspersoon voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum voor meerjarige subsidie, tenminste drie jaren subsidie ontvangt van burgemeester en wethouders voor dezelfde soort activiteit;

    • c.

      de subsidieaanvrager zich in de periode als bedoeld onder b heeft gehouden aan de verplichtingen en afspraken die aan de subsidie waren verbonden;

    • d.

      de rechtspersoon die subsidie aanvraagt voldoende liquide is, voldoende solvabiliteit heeft en de inkomsten (inclusief subsidie) de kosten structureel dekken;

    • e.

      de rechtspersoon die subsidie aanvraagt niet voornemens is te fuseren of de rechtspersoon op te heffen;

    • f.

      er geen relevante beleidswijzigingen te verwachten zijn; en

    • g.

      er in de meerjarenraming van Nissewaard voldoende middelen geraamd zijn.

  • 3. Voor ieder jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, hierna te noemen jaarschijf, wordt het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 3 toegepast en kan een subsidieplafond worden toegepast.

  • 4. Burgemeester en wethouders bepalen of voor de tweede jaarschijf en eventueel volgende jaarschijven indexering van het verleende subsidiebedrag van toepassing is. Indien van toepassing bedraagt de subsidie voor iedere volgende jaarschijf het subsidiebedrag van het daaraan voorafgaande jaar plus het indexeringspercentage op het desbetreffende subsidiebudget in de voor dat jaar vastgestelde gemeentelijke begroting.

  • 5. Subsidie die voor meer jaren is verleend, wordt jaarlijks per jaarschijf vastgesteld. Op de aanvraag tot vaststelling en de beslistermijn is artikel 5, tweede lid, van toepassing. Zolang de meerjarige verleningsperiode nog niet is geëindigd en een deel van het subsidiebedrag niet is besteed, wordt een egalisatiereserve gevormd als bedoeld in artikel 9.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van hetgeen bepaald is in deze verordening, maar niet van de artikelen 2, 3 en 8, eerste en tweede lid, voor zover de toepassing daarvan gelet op de met deze verordening te dienen doelen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14 Overgangsrecht

  • 1. Met ingang van 1 januari 2022 berusten de volgende subsidieregelingen op artikel 2, eerste lid, van deze verordening:

    • a.

      Subsidieregeling Binnenschoolse Cultuureducatie Nissewaard;

    • b.

      Subsidieregeling Bewonersverenigingen Nissewaard;

    • c.

      Subsidieregeling Wijkgroepen, dorpsverenigingen en dorpshuisstichtingen Nissewaard;

    • d.

      Subsidieregeling Migrantenorganisaties Nissewaard;

    • e.

      Subsidieregeling verenigde initiatieven Nissewaard;

    • f.

      Subsidieregeling Cultuursubsidies Nissewaard;

    • g.

      Subsidieregeling Jeugdsportstimulering Nissewaard;

    • h.

      Subsidieregeling Sportiviteit en Respect Nissewaard;

    • i.

      Subsidieregeling Participatie en Maatschappelijke Ondersteuning Nissewaard 2022;

    • j.

      Subsidieregeling Jeugd en Onderwijsachterstanden Nissewaard 2022;

    • k.

      Tijdelijke subsidieregeling groene daken Nissewaard;

    • l.

      Subsidieregeling Herstelbudget COVID-19 Nissewaard 2021.

  • 2. Voor zover in een subsidieregeling als bedoeld in het eerste lid geen bepaling over bevoorschotting of betaling van de subsidie is opgenomen, geldt de volgende overgangsbepaling:

    • a.

      een subsidie voor een eenmalige activiteit of die lager is dan € 30.000 per jaar wordt in een keer uitbetaald of bevoorschot;

    • b.

      een subsidie van € 30.000 of meer per jaar wordt in vier gelijke delen bevoorschot.

  • 4. Op de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd voor 1 januari 2022 is de Algemene Subsidieverordening Nissewaard van toepassing.

Artikel 15 Intrekking oude regeling

De Algemene Subsidieverordening Nissewaard wordt ingetrokken.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Nissewaard 2022, of als: ASV.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard op 8 december 2021.

de griffier,

S.J.M. Mackaij

de voorzitter,

F. van Oosten

Toelichting

In de nu volgende artikelsgewijze toelichting wordt over artikelen en onderdelen daarvan alleen iets opgemerkt waar dat nodig leek. Hier reeds een opmerking over een ontbrekend artikel: het vertrouwde artikel 1 met een reeks definities ontbreekt. Algemene definities bleken niet nodig te zijn. Een enkele keer wordt iets informeel gedefinieerd waar de term ter sprake komt; zo bijvoorbeeld bij de term ‘subsidieregeling', zie artikel 2, eerste lid.

Artikel 1 Reikwijdte van deze verordening

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is. De ASV is rechtstreeks toepasselijk op de krachtens deze verordening zelf te verstrekken of verstrekte subsidies. Maar er zijn twee andere soorten subsidies mogelijk:

  • subsidies op grond van een andere verordening, zoals die voor gemeentelijke monumenten op grond van de Erfgoedverordening Nissewaard 2016, en

  • subsidies waarvan artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht zegt dat ze zonder grondslag in een wettelijke regeling kunnen worden verleend: als uit de begroting al blijkt wie de beoogde subsidieontvanger is en wat het maximumbedrag is, en incidentele subsidies die voor hooguit vier jaren worden verleend.

In het eerste geval kan de bijzondere verordening de ASV geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaren. In het tweede geval kunnen burgemeester en wethouders dat doen bij de subsidieverlening of, daaraan voorafgaand, in een subsidieregeling.

Artikel 2 Subsidieregeling

Met dit artikel krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om in nadere regels, verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen alsmede de wijze van betalen of bevoorschotten. Op grond van artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen burgemeester en wethouders vooruitlopend op de vaststelling van een verplichting tot betaling van een geldsom een voorschot verlenen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. De wijze waarop dit plaatsvindt, wordt bepaald in de subsidieregeling.

Voor zover burgemeester en wethouders iets wensen te regelen over andere zaken, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren. Te denken valt dan aan (voor zover anders of aanvullend op deze ASV):

  • op welke wijze de subsidie kan worden aangevraagd, inclusief een kostenvergoeding voor e-Herkenning of een te gebruiken formulier;

  • aanvraag- en beslistermijnen;

  • hoe de subsidie wordt berekend, waaronder de berekeningswijze van uurtarieven, of het afwegingskader bij een subsidieplafond (zie ook artikel 3);

  • onder welke voorwaarden subsidie kan worden vastgesteld zonder voorafgaande verlening;

  • op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden;

  • aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger, waaronder randvoorwaarden voor de wijze van besturen of de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Deze verordening is in principe niet geschreven voor steunverlening in het Europese steunprogramma. Als het zich voordoet, zal aan de hand van de eisen van dat programma bepaald moeten worden of een aparte verordening voor dat geval geschreven moet worden (passend bij de daarvoor op de begroting op te nemen bedragen) of dat e.e.a. te passen is onder een daarop toegesneden subsidieregeling.

Artikel 3 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Als burgemeester en wethouders gebruik willen maken van een subsidieplafond (afdeling 4.2.2 van de Algemene wet bestuursrecht), moet bij subsidieaanvragers bekend zijn op welke wijze het beschikbare budget wordt verdeeld. In het eerste lid is bepaald dat dit bij subsidieregeling plaatsvindt, of via een afzonderlijk besluit door burgemeester en wethouders. Indien er een subsidieplafond is, is het wenselijk de wijze van verdeling in de subsidieregeling op te nemen. Ook is het wenselijk dat, indien de hoogte van het plafond niet in de regeling zelf staat, een algemene zin hierover in de subsidieregeling op te nemen. Deze zin kan luiden: Voor subsidies op grond van deze subsidieregeling is een subsidieplafond van toepassing. De hoogte van het subsidieplafond voor het volgende subsidiejaar wordt jaarlijks door burgemeester en wethouders voor aanvang van het volgende subsidiejaar bekendgemaakt in het gemeenteblad.

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).

Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Algemene wet bestuursrecht is voldaan:

  • 1.

    aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd,

  • 2.

    verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting, en

  • 3.

    de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Het tweede lid is een verbijzondering van de tweede voorwaarde zoals hierboven genoemd.

Dit betekent in de praktijk het volgende. De begroting van de gemeente Nissewaard die wordt vastgesteld is opgebouwd uit verschillende budgetten die tezamen de begroting vormen. Als de desbetreffende subsidiebudgetten waarvoor een subsidieplafond geldt, voor een lager bedrag dan het plafond zijn meegenomen in de uiteindelijk vastgestelde begroting, kan het subsidieplafond lager worden vastgesteld. Het subsidieplafond, van het desbetreffende budget, kan dan naar beneden worden bijgesteld tot het niveau van de begrote middelen op het budget.

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 4 Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie digitaal wordt gedaan. Rechtspersonen doen dit via e-Herkenning en natuurlijke personen via DigiD. De Algemene wet bestuursrecht, maar ook de hardheidsclausule in deze verordening, biedt altijd de mogelijkheid af te wijken van deze verplichting. De kosten voor e-Herkenning kunnen in de subsidiebegroting worden opgenomen. Hier kan een vergoeding voor worden verstrekt met een door burgemeester en wethouders te bepalen maximumbedrag.

Voor subsidieaanvragen gelden naast de vereisten van artikel 4 en het eventuele aanvraagformulier, de eisen waaraan elke aanvraag om een beschikking moet voldoen volgens artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat zijn: vermelding van naam en adres van de aanvrager, datum en aanduiding van wat men wenst, terwijl andere relevante gegevens moeten worden vermeld of bijgesloten. Uit de aanvraagformulieren zal natuurlijk blijken dat ook deze gegevens nodig zijn.

In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de (eerste) aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht en, voor zover het persoonsgegevens betreft, uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). Het dekkingsplan (artikel 4, tweede lid) laat zien voor welk deel van de begroting dekking is uit andere middelen dan de aangevraagde subsidie en welke middelen dit betreft (bijvoorbeeld sponsorgeld, eigen bijdragen van inwoners of subsidie van derden).

Als er meer informatie noodzakelijk is om de aanvraag te beoordelen, dan kan hierom specifiek worden gevraagd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een subsidieaanvrager die ondernemer is, of die ook andere activiteiten uitvoert waarmee wel winst kan worden gemaakt. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om stukken teneinde te verifiëren of de geldstromen gescheiden verlopen en andere stukken om te bepalen in hoeverre mogelijk sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

Soms vraagt een rechtspersoon subsidie aan, mede namens andere rechtspersonen, voor gezamenlijke activiteiten. De rechtspersoon die de subsidie aanvraagt (de penvoerder), is dan de partij met wie burgemeester en wethouders de subsidierelatie aangaan. Op deze partij berusten alle rechten en plichten die volgen uit de ASV. De penvoerder dient zelf met de andere rechtspersonen te regelen op welke wijze wordt geborgd dat de penvoerder aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen en vereisten kan voldoen. Indien gewenst kan er wel een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking worden afgesloten, waar alle rechtspersonen waarop de subsidie betrekking heeft, deel van uitmaken. Hierin kunnen nadere afspraken worden uitgewerkt.

Artikel 5 Aanvraag- en beslistermijnen jaarsubsidie

De aanvraagtermijn van subsidies is afhankelijk van de soort subsidie. De meeste subsidies worden per kalenderjaar of schooljaar verstrekt, waarvoor de standaard indieningstermijn geldt (voor 1 juni). De vroege indiening is van belang omdat met deze aanvragen rekening moet kunnen worden gehouden bij het voorbereiden van de begroting; het gaat soms om aanzienlijke bedragen, die én voor de instelling én voor de gemeente van gewicht zijn. Doordat op 1 juni ook de stukken voor de afrekening over het vorige jaar moeten zijn ingeleverd, kunnen de gegevens over jaar n-1 worden betrokken bij de beslissing over jaar n+1.

Naast de aanvraagtermijnen worden in dit artikel ook de beslistermijnen voor burgemeester en wethouders benoemd, dat wil zeggen de termijnen waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidieverlening of -vaststelling. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere subsidies (zie volgend artikel). Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraag- of beslistermijnen die vastgesteld zijn in dit artikel (op grond van artikel 2). Maakt de door de raad vastgestelde begroting het nodig dat minder subsidie kan worden verleend dan genoemd in de eerdere verleningsbeschikking (of zelfs dat in het geheel geen subsidie kan worden gegeven), dan zullen de ‘rectificerende beschikkingen’ zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de begroting moeten worden genomen en aan de betrokkenen worden toegezonden. Op grond van de hardheidsclausule (artikel 13) kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de beslistermijnen zoals opgenomen in de verordening of subsidieregeling. Dit zal in alle gevallen gaan om verlenging van de beslistermijn en zal per situatie moeten worden gemotiveerd.

Is een aanvraag om vaststelling niet tijdig ingediend, dan kunnen burgemeester en wethouders een nieuwe termijn stellen (artikel 4:44, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht). Is de aanvraag niet binnen die nieuwe termijn ingediend, dan kunnen zij de subsidie ambtshalve vaststellen (artikel 4:44, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht). Dit om te voorkomen dat een eenmaal verleende subsidie niet kan worden vastgesteld omdat hiertoe nooit een verzoek wordt ingediend. Vaststelling van de aanvraag zal dan moeten plaatsvinden op basis van bij burgemeester en wethouders beschikbare informatie. Is deze informatie onvoldoende om tot een besluit te kunnen komen, wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht een voorgenomen besluit verstuurd waarin wordt meegedeeld dat burgemeester en wethouders voornemens zijn de subsidie ambtshalve vast te stellen en op welk bedrag (dit kan ook € 0 zijn). In dit voornemen, dat gezien kan worden als aanmaning, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze in te dienen, welke kan bestaan uit het alsnog indienen van de benodigde gegevens om de subsidie vast te kunnen stellen. Mocht er geen reactie komen dan wordt de subsidie vastgesteld op het in de ‘aanmaning’ genoemde bedrag. Indien aan de orde wordt het teveel of ten onrechte bevoorschotte of betaalde bedrag teruggevorderd (zie de toelichting op artikel 10). Indien dit tot een onwenselijke situatie zou leiden, kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule (artikel 13).

Artikel 6 Aanvraag- en beslistermijnen overige subsidie

Andere subsidies dan jaarsubsidies kennen een aanvraagtermijn van vier weken voor de start van de eerste activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit zijn bijvoorbeeld incidentele subsidies, subsidies voor evenementen of projectsubsidies (deze laatste kunnen voor een periode langer dan een jaar worden verleend). Hiervoor geldt ook een afwijkende termijn voor indiening van de vaststellingsaanvraag (acht weken na de laatste gesubsidieerde activiteit). In een subsidieregeling kan een afwijkende termijn worden vastgesteld.

In artikel 7, aanhef en onder j is een weigeringsgrond opgenomen, namelijk dat activiteiten die voorafgaand aan de aanvraag of voor het einde van de beslistermijn van vier weken zijn uitgevoerd, kunnen worden geweigerd. Aan de andere kant kan het voorkomen dat weigering in zo’n geval niet gewenst is, bijvoorbeeld als om goede redenen heel plotseling het idee opkomt om iets op héél korte termijn te organiseren waarvan ook het gemeentebestuur vindt dat dat echt wenselijk is. Dan zijn er twee opties. Soms zal de subsidieregeling al een kortere termijn geven, of wellicht zelfs bepalen dat in bijzondere gevallen een aanvraag-achteraf nog mogelijk is. En ten tweede is een beroep op de hardheidsclausule (artikel 13) mogelijk en kan in een individueel geval worden afgeweken van een aanvraagtermijn, indien daarvoor zwaarwegende redenen zijn.

Zie verder de toelichting op artikel 5; wat daarin bijvoorbeeld staat over de verlenging van de beslistermijnen of over de handelwijze als niet tijdig een aanvraag om vaststelling van de subsidie is ingediend, is van overeenkomstige toepassing bij een overige subsidie.

Artikel 7 Weigering van subsidie

Weigeringsgronden voor subsidies zijn denkbaar op drie niveaus. Allereerst geeft de Algemene wet bestuursrecht in de artikelen 4:25 en 4:35 een aantal altijd geldende weigeringsgronden:

  • overschrijding van het subsidieplafond;

  • de activiteiten zullen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd;

  • het is aannemelijk dat de aanvrager de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet zal nakomen;

  • er zijn gegronde redenen aan te nemen dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen;

  • de aanvrager verstrekt onjuiste of onvolledige gegevens;

  • faillissement, surséance van betaling of schuldsaneringsregeling is aan de orde;

  • voor zover de verlening een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

In de tweede plaats bevat dit artikel weigeringsgronden die in ieder geval toegepast kunnen worden.

Ten derde kunnen subsidieregelingen eigen weigeringsgronden bevatten (geborgd in artikel 2).

Dit artikel bevat een hele reeks weigeringsgronden, die over het algemeen voor zich spreken, maar hier gaat het steeds om facultatieve weigeringsgronden: burgemeester en wethouders kúnnen op deze gronden weigeren, ze zijn er niet toe verplicht. Zo kunnen ze de ernst van de weigeringsgrond afwegen tegen het belang van de subsidiëring. Ook kunnen zij eventueel passende verplichtingen aan de subsidie verbinden, of de subsidie gedeeltelijk weigeren – zo kan maatwerk worden geleverd. Dan een paar opmerkingen over specifieke weigeringsgronden:

  • In onderdeel b is expliciet verwezen naar de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob), waar in artikel 3 en 6 is aangegeven op grond van welke informatie een subsidie kan worden geweigerd.

  • De noodzaak waarin bij onderdeel d sprake is, kan een inhoudelijke noodzaak zijn, bijvoorbeeld als de activiteit niet bijdraagt aan het algemeen belang of er zijn voldoende reeds lopende soortgelijke activiteiten. Er kan ook een financiële noodzaak zijn, bijvoorbeeld als er voldoende middelen zijn uit andere bronnen, zoals een reserve of sponsorbijdragen.

  • Onderdeel e sluit niet uit dat er subsidie wordt verleend aan een subsidieaanvrager, mede ten behoeve van inwoners van andere gemeenten. Naast de uitzondering voor centrumtaken (door de rijksoverheid bepaald, of bijvoorbeeld via een gemeenschappelijke regeling of overeenkomst tussen gemeenten), kan ook worden beargumenteerd dat het belang van bijv. Nissewaardse sportverenigingen dermate groot is voor de gemeente Nissewaard op zich, dat ook subsidie kan worden ontvangen voor leden die niet in Nissewaard woonachtig zijn.

  • Nog een opmerking bij onderdeel h. Als gediscrimineerd wordt bij het verlenen van toegang tot activiteiten, dan is gemeentelijke subsidie niet op haar plaats. Maar sóms is er een goede reden om de toegang tot een gesubsidieerde activiteit te beperken tot sommige groepen (en andere dus uit te sluiten), wanneer daarmee juist die groepen worden bereikt welke bereikt moeten worden; het zal hier vooral gaan om gevallen van ‘passende positieve discriminatie’. Dan is er geen reden om niet te subsidiëren, het tegendeel kan zelfs het geval zijn.

  • Onderdeel j maakt dat het starten van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voordat de aanvraagtermijn van vier weken is verlopen (artikel 6) voor risico is van de subsidieaanvrager. Zie verder de toelichting op artikel 6.

Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:37, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht noemt een aantal verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. De wet staat ook andere verplichtingen toe, die opgenomen kunnen worden in de verordening, subsidieregeling of verleningsbeschikking. Dit vindt zijn grondslag in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Dit artikel bevat enkele specifieke verplichtingen door een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) op te leggen die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan bij het subsidieteam, of bij de inhoudelijk contactpersoon of accountmanager.

In het derde lid wordt burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden bij subsidieregeling verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht). In toenemende mate heeft de gemeente taken, al dan niet in medebewind, om bij te dragen aan oplossingen in complexe situaties. Voorbeelden hiervan zijn het sociaal domein, klimaatverandering en het veiligheidsdomein. De gemeente is hierin niet de enige speler die kan bijdragen aan de gewenste ontwikkelingen; vele maatschappelijke partners dragen hieraan bij, ieder vanuit diens eigen verantwoordelijkheden. Dit vraagt brede maatschappelijke betrokkenheid van die partijen, maar ook extra verantwoordelijkheid om bij te dragen aan oplossingsmogelijkheden waar dat kan. In dat licht, kunnen burgemeester en wethouders extra inspanningen van gesubsidieerde partijen vragen. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als burgemeester en wethouders van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maken, moet dat duidelijk gemotiveerd worden. In het derde lid zijn twee zaken expliciet benoemd:

  • 1.

    de wijze van besturen, om te waarborgen dat de te subsidiëren activiteiten worden verricht dan wel dat daarover rekening en verantwoording wordt afgelegd;

  • 2.

    de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om de te subsidiëren activiteit te verrichten (SROI).

Ad 1: wijze van besturen

De Governance Codes van de verschillende branches zijn leidraad voor een goede kwaliteit van bestuur, toezicht en verantwoording. De toepassing van de Governance Codes is afhankelijk van het type instelling, de grootte ervan, de kwaliteit van personeel en de kwaliteit van de interne beheersing. Niet altijd is een branche-code van toepassing, terwijl de wijze van besturen wel van belang kan zijn voor de mogelijkheid tot goede uitvoering van de activiteit, of de verantwoording daarvan. In dat geval kunnen in de subsidieregeling (en vervolgens in de beschikking) aanvullende verplichtingen worden opgenomen over de wijze van besturen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan:

  • een minimale hoeveelheid bestuursleden en spreiding van verantwoordelijkheden over de verschillende bestuursleden;

  • het tegengaan van belangenverstrengeling, bijvoorbeeld ingeval bestuursleden familiebanden hebben in de eerste of tweede graad of onverenigbare nevenfuncties;

  • gedragscodes en reglementen voor de kwaliteit van besturen en (vrijwillige) medewerkers en voor de kwaliteit van uit te voeren activiteiten.

Ad 2: SROI

De gemeente Nissewaard hecht waarde aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dat kader is SROI onderdeel van het duurzame inkoopbeleid en wordt door de gemeente een SROI- verplichting aan de opdrachtnemer opgelegd met als doel een economisch en sociaal gezondere regio te krijgen. Ten opzichte van inkoop, zijn er bij subsidieverlening wel andere omstandigheden, die het noodzakelijk maken SROI bij subsidieverlening vrijblijvender in te richten. Zo moet er op grond van de Algemene wet bestuursrecht en jurisprudentie terughoudendheid worden betracht om verplichtingen in te zetten die niet bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de subsidie. Ook is bij subsidieverlening sprake van het (mede) bekostigen van maatschappelijk nuttige activiteiten en is er geen sprake van winst. De subsidie bedraagt alleen een aanvulling op die kosten waarvoor op andere wijze door de subsidieontvanger geen dekking te verkrijgen is en alleen voor die activiteiten die bijdragen aan gemeentelijke doelen vanuit een publieke taak.

In de subsidieregeling kan worden aangegeven dat de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om de te subsidiëren activiteit te verrichten wenselijk is, en onder welke omstandigheden of randvoorwaarden. Dit zal slechts bij een beperkt aantal subsidieregelingen het geval zijn. Niet alle activiteiten lenen zich immers hiervoor en de vraag moet in verhouding staan tot de uit te voeren activiteiten en het te verlenen subsidiebedrag. Hierbij moet te allen tijde rekening gehouden worden met de mogelijkheden van de subsidieontvanger. Daarom is het niet wenselijk om bij subsidies onder de € 50.000 de mogelijkheden te bezien voor inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om de te subsidiëren activiteit te verrichten. Bij dergelijke kleine subsidies, worden de mogelijkheden te beperkt geacht. Bij hogere subsidies zal op basis van de bepalingen in de van toepassing zijnde subsidieregeling moeten worden bezien of het aangaan van een gesprek met de subsidieaanvrager over SROI zinvol is. Pas als de mogelijkheden voor inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om de te subsidiëren activiteit te verrichten realistisch worden geacht, kan worden overgegaan tot het opnemen van deze verplichting in de verleningsbeschikking.

De invulling van SROI betreft niet alleen het bieden van arbeidsplaatsen, werkervaringsplaatsen of stageplaatsen voor inwoners van Nissewaard met een uitkering op grond van de Participatiewet. Ook bijvoorbeeld het bieden van plekken ter invulling van de tegenprestatie zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Participatiewet, kan een invulling zijn. Dit zijn slechts voorbeelden; er is vrijheid in overleg tussen subsidieontvanger en gemeente om een andere invulling te kiezen.

Artikel 9 Vermogensvorming en egalisatiereserve

In artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vijfde lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Burgemeester en wethouders kunnen bij een verlenings- of vaststellingsbeschikking voor een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve kan vormen (tweede lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve, met een bepaald maximumbedrag of -percentage. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten of investeringen op te vangen. Burgemeester en wethouders kunnen aan de egalisatiereserve voorwaarden verbinden, zoals de maximale hoogte, de termijn waarbinnen de reserve wordt uitgegeven of het doel waaraan de reserve kan worden besteed. Dit doel moet gerelateerd zijn aan de verleende subsidie, of aan bij de subsidieverlening opgelegde verplichtingen. Te denken valt aan het uitvoeren van extra activiteiten van dezelfde soort, of aan investeringen voor verduurzaming of investeringen die de kwaliteit van de uitvoering verbeteren zoals extra training of vernieuwing van materiaal. Ook kan een reserve worden besteed aan opgelegde verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Als bijvoorbeeld is opgelegd dat uitkeringsgerechtigden worden ingezet bij het uitvoeren van activiteiten, dan kan dit in de beginfase extra begeleidingsuren kosten. Er kan voor worden gekozen de egalisatiereserve hiervoor in te zetten. De maximale hoogte, de bestedingstermijn of het bestedingsdoel wordt door burgemeester en wethouders bepaald na overleg met de subsidieontvanger. Dit om juiste en tijdige besteding te bevorderen. Uiteindelijk is het wel een eenzijdig besluit van burgemeester en wethouders, al kunnen in een uitvoeringsovereenkomst wel nadere afspraken over de besteding van de egalisatiereserve worden gemaakt.

Artikel 10 Verrekening, intrekking, wijziging en terugvordering van verleende subsidie

De Algemene wet bestuursrecht geeft in de artikelen 4:48 – 4:51 een in beginsel gesloten stelsel van wijzigings- en intrekkingsgronden. In het eerste lid van artikel 10 is opgenomen dat de weigeringsgronden in artikel 7, eveneens aanleiding kunnen zijn voor het intrekken of wijzigen van verleende, maar nog niet vastgestelde, subsidie. Dit zijn de volgende gronden:

  • als de activiteit in strijd is met een wettelijke regeling;

  • als ernstig gevaar bestaat dat de subsidie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of om strafbare feiten te plegen, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur;

  • als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is;

  • als de activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op de gemeente Nissewaard of haar inwoners, tenzij de gemeente Nissewaard is aangewezen om activiteiten in een groter gebied te subsidiëren;

  • als de activiteit niet verenigbaar is met gemeentelijk beleid of niet bijdraagt aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

  • als de activiteit gericht is op het uitdragen van politieke of levensbeschouwelijke overtuigingen;

  • als bepaalde groepen van deelname van de activiteit worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;

  • als de activiteit gericht is op het maken van winst;

  • als de activiteit reeds is uitgevoerd, of binnen vier weken na indiening van de aanvraag wordt uitgevoerd.

Het intrekkings- of wijzigingsbesluit leidt mogelijk tot teveel of ten onrechte uitbetaalde subsidie. Het bedrag dat meer is betaald dan het bedrag waarop op grond van het intrekkings- of wijzigingsbesluit recht bestaat, is onverschuldigd betaald. Artikel 4:57, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht maakt het mogelijk onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terug te vorderen. Artikel 4:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot verrekening met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak. In het tweede lid van artikel 10 wordt deze bevoegdheid uitgebreid naar andere activiteiten van dezelfde subsidieontvanger in hetzelfde of een ander tijdvak. Alhoewel terugvordering boekhoudkundig de voorkeur heeft, kunnen er omstandigheden zijn waarbij alleen verrekening leidt tot voldoende zekerheid over het terugontvangen van hetgeen onverschuldigd is betaald.

Een situatie die regelmatig voorkomt, is dat bij de subsidievaststelling blijkt dat niet alle activiteiten zijn verricht of dat de activiteiten wel zijn verricht, maar niet het gehele subsidiebedrag nodig was. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn omdat de kosten lager bleken of omdat inkomsten uit andere bronnen hoger uitvielen. Er is bevoorschot ter hoogte van de subsidieverlening, maar een deel van de subsidie is dus niet uitgegeven. In dat geval leidt een lagere vaststelling ertoe dat een deel van het subsidiebedrag onverschuldigd is betaald, waarna het onverschuldigd betaalde bedrag kan worden teruggevorderd of verrekend. Terugvordering of verrekening is in dit geval de norm, al kan gekozen worden tot het vormen van een egalisatiereserve (artikel 9).

Artikel 11 Verantwoording

Subsidies tot en met € 5.000 kunnen op basis van vertrouwen worden verstrekt; er hoeft dan niet standaard om verantwoording te worden gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 8). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft.

In het tweede lid is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie boven € 5.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden en deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring, andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kunnen burgemeester en wethouders in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording.

Als een subsidie hoger is dan € 50.000 kunnen burgemeester en wethouders tevens een accountantsverklaring verlangen, alsmede een jaarrekening als de subsidieontvanger daartoe verplicht is (derde lid). Bij subsidieregeling of anders in de verleningsbeschikking dient duidelijkheid te worden gegeven in hoeverre de verplichting tot het aanleveren van een accountantsverklaring is opgelegd.

De wijze van verantwoording wordt in een subsidieregeling aan de subsidieontvanger bekend gemaakt. Is dit niet het geval of is er geen subsidieregeling, dan hoort dit opgenomen te worden in de verleningsbeschikking.

Bij de vaststelling kan blijken dat het uiteindelijke bedrag lager uitvalt dan wat reeds aan voorschotten is betaald. Artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10, tweede lid, voorzien dan in de mogelijkheid van terugvordering of verrekening.

Artikel 12 Meerjarige subsidieverlening aan rechtspersonen

Op grond van artikel 4:32 van de Algemene wet bestuursrecht kan een subsidie voor een bepaalde periode worden verleend. Dit kan dus ook meerjarig zijn, voor zover dit niet is voor onbepaalde tijd. In het eerste lid van dit artikel wordt de periode begrensd tot maximaal vier jaar, oftewel dezelfde periode als een collegeperiode, al hoeft de ingangstermijn niet gelijk te vallen met de start van een nieuw college. Ook kan er gekozen worden voor meerjarige subsidie voor twee of drie jaar. Er is gekozen om alleen aan rechtspersonen meerjarige subsidieverlening mogelijk te maken.

In het tweede lid wordt een verdere begrenzing aangegeven. Meerjarige subsidieverlening is alleen mogelijk voor activiteiten die structureel plaatsvinden. Ook moet de rechtspersoon al drie jaar subsidie ontvangen. Dus als een rechtspersoon subsidie voor meer jaren aanvraagt vanaf 2023, moet deze al voor de jaren 2020, 2021 en 2022 subsidie hebben ontvangen voor dezelfde activiteiten. Deze lange periode is nodig omdat bij de beoordeling van de meerjarige subsidieaanvraag voor 2023, de vaststelling over 2020 en 2021 kan worden betrokken, maar nog niet over 2022. Dit jaar loopt immers nog. Wenselijk is op basis van tenminste twee vaststellings-beschikkingen te kunnen beoordelen of de rechtspersoon zich aan alle afspraken en verplichtingen heeft gehouden. Onder d wordt de voorwaarde uitgesproken dat de subsidieaanvrager een financieel gezonde organisatie is. Dit is het geval indien de organisatie in staat is om aan diens kortlopende betaalverplichtingen te voldoen (voldoende liquiditeit), de rechtspersoon op voldoende zekere basis is gefinancierd (voldoende solvabiliteit) en indien de inkomsten (inclusief subsidie) de kosten structureel dekken. De bepalingen onder e en f zijn bedoeld om het risico op tussentijdse aanpassing te beperken doordat omstandigheden wijzigen, zoals wijziging bij de rechtspersoon of beleidswijzigingen op landelijk of lokaal niveau.

Artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht geeft de mogelijkheid nadere afspraken te maken over een periode binnen de subsidieverlening, bijvoorbeeld in een (jaarlijkse) uitvoeringsovereenkomst. Een meerjarige subsidieperiode kan bij verlening wellicht niet geheel worden overzien. Ook is gewenst gedurende de subsidieperiode activiteiten en prioriteiten te kunnen bijstellen als de omstandigheden daarom vragen. Daarom is de verleningsbeschikking voor een meerjarige subsidie wellicht minder gedetailleerd. Het maken van nadere afspraken gedurende de subsidieperiode, bijvoorbeeld voor iedere jaarschijf, maakt flexibiliteit mogelijk. Het is geen verplichting, dus bij subsidies waar nadere afspraken niet noodzakelijk zijn, kan de verleningsbeschikking volstaan.

Omdat meerjarige subsidies per definitie (deels) worden verleend terwijl de begroting voor dat jaar nog niet is vastgesteld, stelt het derde lid dat het begrotingsvoorbehoud uit artikel 3 op iedere jaarschijf van toepassing is. Dus voor ieder jaar binnen de meerjarige subsidie kan aanpassing plaatsvinden op basis van een te beperkte begroting of een subsidieplafond.

De raad bepaalt jaarlijks de indexering. Burgemeester en wethouders bepalen of indexering van de verleende subsidie voor de volgende jaren van toepassing is. Dit kan in de verleningsbeschikking of, indien de verleningsbeschikking hierover geen uitspraak doet, op een later moment. Het indexeringspercentage is maximaal het percentage waarmee de desbetreffende budgetten op kostensoort subsidies in de jaarlijkse gemeentelijke begroting worden verhoogd, zodat er door indexering op subsidies geen nadeel in de begroting kan ontstaan. Het subsidiebedrag voor jaar 2 wordt dan het subsidiebedrag van jaar 1 opgeplust met het indexpercentage uit de gemeentelijke begroting voor jaar 2. Voor jaar 3 geldt het subsidiebedrag van jaar 2 opgeplust met het indexpercentage uit de gemeentelijke begroting voor jaar 3.

Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is het verplicht jaarlijks de verleende subsidie vast te stellen (vijfde lid). Alhoewel de subsidie dus voor meer jaren wordt verleend, vindt na iedere jaarschijf een aparte formele vaststelling plaats. Wel dient bij meerjarige subsidie flexibeler om te worden gegaan met budget dat niet is gebruikt in het afgelopen jaar. Meerjarige subsidie maakt immers vrijheid van het inzetten van de subsidie groter, mits de subsidieontvanger blijft voldoen aan de gemaakte afspraken. Norm is bij meerjarige subsidie dat uit het niet bestede subsidiebedrag een egalisatiereserve kan worden gevormd, zolang de verleningsperiode nog niet is geëindigd, conform artikel 9. Indien na afloop van de gehele meerjarige verleningstermijn blijkt dan niet alle verleende subsidie is ingezet, wordt uiteraard wel teruggevorderd of verrekend.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een bepaling in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 14 Overgangsrecht

In de subsidieregelingen die onder het overgangsrecht vallen, wordt soms verwezen naar artikelen in de ASV. Het betreft dan de artikelnummers in de vorige ASV, die met artikel 15 wordt ingetrokken. De verwijzingen komen uiteraard niet overeen met de artikelnummers in deze ASV. Uit de tekst in de subsidieregelingen valt wel op te maken welke inhoudelijke artikelen worden bedoeld.