Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR666687
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR666687/1
Regeling vervalt per 01-07-2027
Beleidsregels Terugvordering Tozo gemeente Scherpenzeel
Geldend van 16-12-2021 t/m 30-06-2027 met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2020
Intitulé
Beleidsregels Terugvordering Tozo gemeente ScherpenzeelHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel, gelet op:
- •
artikelen 58 lid 2, 59, 60 en 62f onderdeel b van de Participatiewet;
- •
artikel 16 van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;
- •
titel 4.3 en art. 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht;
en overwegende dat:
- –
de Tozo een bijzondere, tijdelijke regeling is ten behoeve van zelfstandig ondernemers die financieel getroffen zijn door de coronacrisis;
- –
het Tozo-bedrijfskapitaal in de vorm van een rentedragende geldlening wordt verstrekt en daaraan voorwaarden zijn verbonden;
- –
het belangrijk is om de zelfstandige te ondersteunen als dit nodig is, de betalingsverplichtingen te laten nakomen zodra dit vereist en mogelijk is, een betalingsregeling te treffen als dit grotere problemen dan wel faillissement kan voorkomen en het Tozo-bedrijfskapitaal terug te vorderen als niet aan de verplichtingen wordt voldaan;
- –
het bij de definitieve inkomensvaststelling niet altijd doelmatig noch wenselijk is om ‘kruimelbedragen’ aan teveel verstrekte uitkering terug- en in te vorderen;
- –
het wenselijk is om in aanvulling op de ‘Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel’:
- •
uniforme regelgeving voor de terug- en invordering van het Tozo-bedrijfskapitaal vast te leggen en;
- •
een grensbedrag op te nemen waaronder de teveel verstrekte uitkering Tozo-levensonderhoud in beginsel niet wordt terug- en ingevorderd, tenzij nog verrekend kan worden;
- •
besluit:
vast te stellen de Beleidsregels Terugvordering Tozo gemeente Scherpenzeel
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
Annuïteit: het maandelijks te betalen vaste bedrag gedurende de (resterende) looptijd van de lening dat is verschuldigd ter aflossing van die lening en ter voldoening van de daarover verschuldigde rente;
- b.
Aflossingscapaciteit: de door het college vastgestelde financiële ruimte voor de aflossing van een vordering waarbij rekening is gehouden met de in acht te nemen wettelijke beslagvrije voet;
- c.
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
- d.
Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;
- e.
Bedrijfskapitaal: de op grond van Hoofdstuk 3 van de Tozo verstrekte bijstand in de behoefte aan bedrijfskapitaal tot het maximumbedrag van € 10.157,00;
- f.
College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel;
- g.
Lening: de rentedragende lening waarmee het bedrijfskapitaal is verstrekt;
- h.
PW: Participatiewet;
- i.
Tozo: Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers;
- j.
Vordering: een teruggevorderd bedrag aan ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt bedrijfskapitaal dan wel een teruggevorderd bedrag ten gevolge van opzegging van de lening;
- k.
Zelfstandige: de zelfstandige als bedoeld in artikel 1 van de Tozo.
- a.
-
2. Als de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze regeling niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.
Artikel 2. Bevoegdheid tot terugvorderen bedrijfskapitaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van het bedrijfskapitaal op grond van de artikelen 58 lid 2, 59, 60 en 62f onder b PW.
Artikel 3. Opeisbaarheid lening
De lening is direct en volledig opeisbaar wanneer:
- a.
de belanghebbende de betalingsverplichtingen niet nakomt;
- b.
de zelfstandige zijn bedrijf of beroep geheel of gedeeltelijk overdraagt of beëindigt;
- c.
sprake is van surseance van betaling of faillissement van de zelfstandige, van één van de vennoten of leden waarmee het bedrijf of zelfstandig beroep in een samenwerkingsverband wordt uitgeoefend, of van de rechtspersoon;
- d.
er sprake is van curatele van de zelfstandige, of sprake is van onderbewindstelling van het vermogen van de zelfstandige en/of het bedrijf;
- e.
de zelfstandige het bedrijfskapitaal niet besteedt aan de overeengekomen bestemming;
- f.
de zelfstandige komt te overlijden.
Artikel 4. Aflossingscapaciteit
De aflossingscapaciteit bedraagt 5% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met 50% van het in aanmerking te nemen inkomen, inclusief vakantiegeld, dat de van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijdt, voor zover op grond van de wettelijk beslagvrije voet geen sprake is van een lagere aflossingscapaciteit.
Hoofdstuk 2: Betalingsverplichting
Artikel 5. Rente- en aflossingsverplichting lening
Het college stelt de maandelijks verschuldigde annuïteit ter aflossing van de lening vast op basis van:
- a.
de hoogte van het verstrekte bedrijfskapitaal;
- b.
de op grond van artikel 14 van de Tozo verschuldigde rente;
- c.
het aantal maanden gelegen tussen de aanvangsdatum van de aflossingsverplichting en de resterende looptijd van de lening.
Artikel 6. Aflossingsverplichting vordering
De vordering (inclusief eventuele bijkomende kosten) wordt afgelost in maandelijkse termijnen, waarvan de hoogte wordt vastgesteld op basis van artikel 4 van deze beleidsregels.
Artikel 7. Voorstel betalingsregeling lening en vordering
-
1. Als een belanghebbende van mening is dat de financiële situatie zodanig is dat de op grond van artikel 5 vastgestelde annuïteit respectievelijk de op grond van artikel 6 vastgestelde maandtermijn in redelijkheid niet kan worden voldaan, kan die een betalingsregeling voorstellen.
-
2. Het college stemt in met een voorgestelde betalingsregeling als:
- a.
wordt afgelost met minimaal een bedrag gelijk aan 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, en
- b.
de lening (inclusief eventuele kosten en verschuldigde rente) alsnog is afgelost binnen 12 maanden na afloop van de oorspronkelijke looptijd van de lening respectievelijk de vordering (inclusief eventuele kosten) alsnog is afgelost binnen 12 maanden na afloop van de oorspronkelijke aflossingsduur op grond van de oorspronkelijk vastgestelde maandtermijnen.
- a.
-
3. Als de in het tweede lid vermelde termijn niet haalbaar blijkt, stemt het college alsnog in met een voorgestelde betalingsregeling als daarmee wordt bereikt dat belanghebbende de lening via minnelijke weg blijft aflossen.
Artikel 8. Wijziging betalingsverplichting lening en vordering
-
1. Het college kan op verzoek van belanghebbende of ambtshalve een eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met wijzigingen in de (financiële) situatie van belanghebbende dan wel dat daarmee wordt bereikt dat belanghebbende de lening of vordering via minnelijke weg blijft aflossen.
-
2. Het college onderzoekt minimaal eens per 12 maanden, en eventueel vaker als signalen daartoe aanleiding geven, de financiële situatie van belanghebbende.
Artikel 9. Uitstel van betaling lening en vordering
-
1. Het college kan op schriftelijk verzoek van belanghebbende, dat onderbouwd moet zijn met bewijsstukken, op grond van de financiële omstandigheden van belanghebbende uitstel van de betalingsverplichting verlenen voor de duur van telkens maximaal 6 maanden met een maximum van in totaal 12 maanden.
-
2. Het college stemt zonder onderzoek in met een verzoek tot uitstel van betaling als aan belanghebbende in de periode van 24 maanden voorafgaand het verzoek niet eerder uitstel van betaling is verleend en het gevraagde uitstel van betaling niet langer duurt dan 3 maanden.
-
3. Het college trekt het besluit tot uitstel van betaling in wanneer:
- a.
op een later tijdstip blijkt dat de zelfstandige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen; en/of
- b.
de gronden voor verlening van het uitstel als bedoeld in het eerste lid zijn komen te vervallen.
- a.
-
4. Het college verleent geen uitstel van betaling als belanghebbende beschikt over in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 PW.
Artikel 10. Niet (meer) voldoen aan betalingsverplichting lening
-
1. Wanneer niet aan betalingsverplichtingen inzake de lening wordt voldaan volgt een aanmaning waarin:
- a.
een betalingstermijn wordt gesteld van 7 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning en;
- b.
waarin wordt gewezen op de verplichting tot betaling van het achterstallige bedrag ineens.
- a.
-
2. Als belanghebbende naar aanleiding van de aanmaning niet alsnog betaalt, wordt een tweede aanmaning verzonden met de in het voorgaande lid vermelde mededelingen.
-
3. Als belanghebbende ook na de tweede aanmaning niet betaalt, wordt de lening conform artikel 3 onder a van deze beleidsregels opgezegd en wordt het resterende saldo, inclusief verschuldigde rente, teruggevorderd.
-
4. Voor een aanmaning verstuurd op grond van dit artikel wordt in afwijking van artikel 4:113 Awb geen vergoeding in rekening gebracht bij belanghebbende.
-
5. Er wordt geen wettelijke rente in rekening gebracht over de achterstallige betaling.
Artikel 11. Niet (meer) voldoen aan de betalingsverplichting vordering
-
1. Als na opzegging en terugvordering van de lening:
- a.
de vordering niet binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van het opzeggingsbesluit geheel is terugbetaald, of;
- b.
niet binnen een termijn van zes weken na bekendmaking van het opzeggingsbesluit een betalingsregeling is getroffen, of;
- c.
een getroffen betalingsregeling niet (meer) wordt nagekomen, wordt er een aanmaning verstuurd.
- a.
-
2. In de aanmaning wordt:
- a.
een betalingstermijn gesteld van 7 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aanmaning, en;
- b.
gewezen op de verplichting tot betaling van het achterstallige bedrag ineens, en;
- c.
vermeld dat bij niet tijdige betaling incassomaatregelen kunnen worden getroffen om betaling af te dwingen; de kosten van deze maatregelen komen voor rekening van de schuldenaar.
- a.
-
3. Wordt naar aanleiding van de aanmaningen niet betaald, dan vordert het college de vordering in bij dwangbevel als bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de PW.
-
4. De kosten van het dwangbevel worden vastgesteld conform artikel 4:120, tweede lid van de Awb.
-
5. Er wordt door het college geen wettelijke rente in rekening gebracht over de achterstallige betaling.
-
6. De in rekening gebrachte vergoeding voor de aanmaning en de kosten van het dwangbevel worden eveneens bij dwangbevel ingevorderd.
-
7. De invordering bij dwangbevel kan worden overgedragen aan de deurwaarder waarbij de kosten van de deurwaarder en de door de deurwaarder eventueel in rekening te brengen rente voor rekening komen van degene waarop de betalingsverplichting rust.
Hoofdstuk 3: Afzien van invordering en kwijtschelding (restant) vordering
Artikel 12. Begrip “volledig aan zijn betalingsverplichtingen hebben voldaan”
Een belanghebbende heeft volledig aan zijn betalingsverplichting voldaan als bedoeld in dit hoofdstuk, als tot aan het moment van beoordeling en gedurende de van toepassing zijnde periode:
- a.
conform de vastgestelde aflossingscapaciteit is betaald, of;
- b.
conform de vastgestelde betalingsverplichting is betaald, of;
- c.
conform een overeengekomen betalingsregeling is betaald,
waarbij in alle gevallen sprake moet zijn geweest van betaling van een maandbedrag van minimaal 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 13. Uitstel aflossingsverplichtingen schort termijnen niet op
Een door het college op grond van deze beleidsregels verleend uitstel van betalingsverplichtingen inzake de aflossing van de vordering telt niet mee bij de bepaling van de termijnen als vermeld in dit hoofdstuk.
Artikel 14. Bij vermogen geen afzien van invordering of kwijtschelding
Het college ziet niet af van (verdere) invordering en gaat evenmin over tot (gehele of gedeeltelijke) kwijtschelding van de vordering als bedoeld in dit hoofdstuk als belanghebbende beschikt over in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 PW.
Artikel 15. Afzien (verdere) invordering van de vordering
-
1. Het college ziet in individuele situaties af van (verdere) invordering en gaat over tot administratieve afboeking wanneer:
- a.
de (restant) vordering een bedrag van € 300,00 niet te boven gaat, en
- b.
voor zover geen verrekening met een uitkering mogelijk is, en
- c.
het treffen van (verdere) invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is.
- a.
-
2. Bij een (restant) vordering van € 300,00 en meer, kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten om van (verdere) invordering af te zien en tot administratieve afboeking over te gaan, als:
- a.
incasso van de vordering gedurende vijf jaar onmogelijk is gebleken, en
- b.
het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment nog betalingen zal gaan verrichten.
- a.
Artikel 16. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting vordering
Het college kan op verzoek van belanghebbende of ambtshalve van (verdere) invordering afzien als:
- a.
gedurende 90 al dan niet aaneengesloten maanden volledig aan de betalingsverplichtingen is voldaan, of;
- b.
gedurende 90 al dan niet aaneengesloten maanden niet volledig aan de betalingsverplichtingen is voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de eventueel daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog is betaald, of;
- c.
een bedrag, overeenkomend met ten minste 75% van de restsom, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, in één keer wordt betaald waarbij de betalingstermijn van zes weken als bedoeld in artikel 4:87 Awb moet zijn verstreken en reeds is aangevangen met aflossing conform de vastgestelde aflossingsverplichtingen, of;
- d.
gedurende 90 maanden geen betalingen zijn verricht en niet aannemelijk is dat die binnen afzienbare tijd weer verricht zullen worden;
Artikel 17. Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling
-
1. Op grond van artikel 58, tweede lid, onder b, van de PW en artikel 3, eerste lid, onder a van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) kan het college de vordering kwijtschelden als:
- a.
redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende de schuld niet binnen afzienbare tijd zal kunnen afbetalen en;
- b.
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder kwijtschelding van de Tozo-vordering niet tot stand zal komen en;
- c.
de vordering van het college ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
- a.
-
2. Het college trekt het besluit om mee te werken aan een schuldregeling in als:
- a.
niet binnen 12 maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;
- b.
de belanghebbende de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks waarschuwingen blijft schenden of;
- c.
op een later tijdstip blijkt dat onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en op basis van de juiste of volledige gegevens een ander besluit zou zijn genomen.
- a.
Artikel 18. Kwijtschelding gedupeerden toeslagenaffaire
Het college scheldt de vordering kwijt als de belanghebbende door de Belastingdienst wordt aangemerkt als gedupeerde in de toeslagenaffaire en op grond van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag een bedrag aan compensatie ontvangt.
Artikel 19. Kruimelbedrag terug- en invordering uitkering levensonderhoud
-
1. Indien op basis van de definitieve inkomensvaststelling over een Tozo-periode sprake is van teveel verstrekte uitkering voor de kosten van levensonderhoud van € 50,00 of minder, wordt niet overgegaan tot terug- en invordering.
-
2. Het voorgaande lid is niet van toepassing als sprake is van teveel betaalde bijstand ten gevolge van schending van de inlichtingenplicht dan wel dat nog verrekening mogelijk is met een bestaande aanspraak op bijstand.
Hoofstuk 4: Slotbepalingen
Artikel 20. Hardheidsclausule
Het college kan, onverminderd artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van deze beleidsregels, als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.
Artikel 21. Inwerkingtreding en duur beleidsregels
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 maart 2020.
-
2. Deze beleidsregels vervallen op 1 juli 2027 met dien verstande dat deze beleidsregels, zoals ze luiden op 30 juni 2027, van toepassing blijven op de belanghebbende die op grond van de Tozo een bedrijfskapitaal toegekend heeft gekregen waarbij op 1 juli 2027 nog terug te betalen bedragen resteren.
Artikel 22. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Terugvordering Tozo gemeente Scherpenzeel.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2021,
R. Ter Horst
Gemeentesecretaris
H.E. Van Dijk-van Ommering
Loco-burgemeester
TOELICHTING
Artikel 1. Begripsbepalingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2. Bevoegdheid tot terugvorderen bedrijfskapitaal
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3. Opeisbaarheid lening
De in dit artikel vermelde gronden voor opzegging van de lening vloeien voort uit de Tozo-regeling.
Artikel 4. Aflossingscapaciteit
In beginsel kan voor aflossing van de lening respectievelijk de vordering al het inkomen worden aangewend dat meer bedraagt dan de wettelijke beslagvrije voet. Dat acht het college niet wenselijk daar dat voor langere tijd de financiële speelruimte van belanghebbenden te ingrijpend beperkt. In verband daarmee is gekozen voor een aflossingscapaciteit van 5% van de op de huishoudsituatie toepasselijke bijstandsnorm, vermeerderd met 50% van het eventuele inkomen dat die bijstandsnorm overschrijdt. Hiermee wordt ook aangesloten bij de gehanteerde aflossingscapaciteit inzake reguliere vorderingen zoals vastgelegd in de Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel.
Artikel 5. Rente- en aflossingsverplichting lening
Het college acht het om kenbaarheids- en administratieve redenen niet wenselijk dat bij de aflossing van leningen, het maandelijks te betalen bedrag telkens wijzigt door de steeds lager wordende renteverplichting over het alsdan resterende saldo van de lening (in dat geval zou sprake zijn van een lineaire aflossing). Daarom is gekozen voor een annuïtaire aflossingswijze waarbij het te betalen maandbedrag gelijk blijft maar de samenstelling ervan (aflossingscomponent en rentecomponent) in de loop van de tijd verschuift.
Artikel 6. Aflossingsverplichting vordering
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 7. Voorstel betalingsregeling lening en vordering
Het uitgangspunt is dat de aflossingscapaciteit volledig wordt aangewend ter aflossing van de lening of de vordering. Het kan echter voorkomen dat een belanghebbende structureel een lager maandbedrag wil voldoen, eventueel zonder dat de financiële situatie daartoe direct aanleiding geeft. Belanghebbende wordt de mogelijkheid geboden om in dat geval zelf met een voorstel voor een betalingsregeling te komen, die echter wel aan de beschreven voorwaarden moet voldoen. Daarbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de aflossingscapaciteit en is de aanleiding van het verzoek niet relevant.
De voorwaarde dat altijd minimaal 5% van de op de huishoudsituatie toepasselijke bijstandsnorm moet worden aangewend ter aflossing vloeit rechtstreeks voort uit de Wet wijziging beslagvrije voet die per 1 januari 2021 in werking is getreden. Daarin is bepaald dat altijd minimaal dit percentage van de toepasselijke bijstandsnorm moet worden aangewend ter aflossing van schulden. Bovendien is een termijn van 12 maanden opgenomen waarbinnen alsnog de lening dan wel de vordering moet zijn afgelost. Door het samenspel van beide voorwaarden wordt voorkomen dat voorstellen met onredelijk lage aflossingsbedragen worden gedaan, met onredelijk lange aflossingstermijnen tot gevolg.
Als de financiële situatie zodanig is dat aan die voorwaarden in alle redelijkheid niet kan worden voldaan, dan heeft het college de mogelijkheid om alsnog met het voorstel in te stemmen als daarmee op minnelijke wijze afgelost blijft worden. Dit ter voorkoming van het treffen van invorderingsmaatregelen met bijkomende kosten en procedures die met name de debiteur zouden treffen.
Artikel 8 Wijziging betalingsverplichting lening en vordering
Het uitgangspunt is dat de aflossingscapaciteit maximaal wordt aangewend ter aflossing van de lening of vordering. Als de financiële situatie daar aanleiding toe geeft kan het college echter zelf dan wel op verzoek van belanghebbende een eerder vastgestelde betalingsverplichting wijzigen. De nieuwe betalingsverplichting wordt (in afwijking van een voorgestelde betalingsregeling) in beginsel vastgesteld op basis van de gewijzigde omstandigheden en de daardoor gewijzigde aflossingscapaciteit. Er wordt in ieder geval minimaal eens per 12 maanden onderzoek gedaan naar de financiële situatie van belanghebbende(n). Ook kan het college, indien een signaal wordt ontvangen van het Inlichtingenbureau, naar aanleiding daarvan een onderzoek instellen.
In alle gevallen bestaat het onderzoek onder andere uit het opvragen van relevante gegevens waaruit de actuele inkomsten en de vermogenspositie blijken. In dat kader kunnen bijvoorbeeld worden opgevraagd (niet uitputtend, afhankelijk van de specifieke situatie en voor zover noodzakelijk in het kader van het onderzoek):
- •
uitkeringsspecificaties (van sociale zekerheidsuitkeringen, pensioenen, lijfrenten, loonspecificaties en dergelijke) en/of gegevens uit de bedrijfsboekhouding waaruit inkomsten blijken
- •
bankafschriften;
- •
een actuele Woz-beschikking van de woning;
- •
documenten samenhangend met de afwikkeling van een eventuele echtscheiding (met name inzake de verdeling van de voormalige huwelijkse boedel, alimentatieverplichtingen etc.);
- •
documenten samenhangend met een eventuele aanspraak op een nalatenschap;
- •
een overzicht van vaste lasten met bewijsstukken;
- •
een overzicht van schulden en bijbehorende aflossingsverplichtingen met bewijsstukken.
Daarnaast wordt ook onderzoek verricht in de systemen die de gemeente ter beschikking staan (onder andere BRP, Suwinet).
Artikel 9. Uitstel van betaling lening en vordering
Het kan incidenteel voorkomen dat een belanghebbende tijdelijk over onvoldoende financiële middelen beschikt om aan de aflossingsverplichting te voldoen. In die situatie kan om uitstel van betaling worden gevraagd. Uitstel kan gedurende de gehele aflossingsperiode worden aangevraagd en wordt per keer toegekend voor 1 tot maximaal 6 maanden waarbij gedurende de gehele aflossingsperiode uitstel gedurende maximaal 12 maanden mogelijk is. Die termijnen zijn gesteld daar het om incidentele situaties moet gaan. Als langer uitstel nodig zou zijn, lijkt sprake van een meer structureel betalingsprobleem en ligt aanpassing van de betalingsverplichting meer in de rede.
Uitstel voor maximaal 3 maanden per keer kan zonder nadere onderbouwing worden toegekend. Langer uitstel (tot maximaal 6 maanden per keer) is mogelijk als daartoe een gemotiveerd verzoek wordt gedaan. Daarbij is het niet noodzakelijk dat een sluitende financiële onderbouwing wordt aangeleverd. Dat kan in redelijkheid van ondernemers niet worden verlangd daar in veel situaties sprake is wisselende omzet en dus inkomsten per maand en omdat de definitieve vaststelling van het inkomen nu eenmaal pas na afloop van het boekjaar mogelijk is. Het is aan de betreffende gespreksvoerder om in de individuele situatie te beoordelen in hoeverre de motivering van het verzoek voldoende grond is voor het verlenen van een langer uitstel dan 3 maanden.
Uitstel is niet aan de orde als belanghebbende over vrij beschikbaar vermogen beschikt als bedoeld in artikel 34 PW. Dat vermogen kan immers worden aangewend om aan de aflossingsverplichting te voldoen.
Artikel 10. Niet (meer) voldoen aan betalingsverplichting lening
Als na beide aanmaningen alsnog niet wordt betaald, wordt normaliter een dwangbevel uitgevaardigd. In het dwangbevel worden de kosten van de aanmaning vermeld, die dan dus feitelijk pas in rekening worden gebracht (zie artikel 4:122 lid 2 Awb). In geval van een lening wordt echter niet aan een dwangbevel toegekomen. Bij het uitblijven van een betaling, ondanks twee aanmaningen, wordt de lening opgezegd en wordt het verstrekte bedrijfskapitaal ineens en volledig teruggevorderd. Er wordt dan dus niet toegekomen aan een dwangbevel waarmee de aanmaningkosten opgelegd zouden kunnen worden.
Als niet wordt voldaan aan de aflossingsverplichting, kan wettelijke rente in rekening worden gebracht over de achterstallige betaling vanaf het moment van verzuim. In de Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel is in artikel 29 lid 2 echter bepaald dat als het (restant) van de vordering minder bedraagt dan € 35.000,00 er geen wettelijke rente in rekening wordt gebracht. Nu sprake is van een lening tot maximaal € 10.157,00 is er voor gekozen om hierbij aansluiting te zoeken en in deze situatie geen wettelijke rente in rekening te brengen.
Artikel 11. Niet (meer) voldoen aan de betalingsverplichting vordering
Met deze wijze van invordering wordt aangesloten bij de gebruikelijk werkwijze zoals opgenomen in de Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel.
Artikel 12. Begrip “volledig aan zijn betalingsverplichtingen hebben voldaan”
Met deze bepaling wordt duidelijkheid gecreëerd wanneer aan een betalingsverplichting is voldaan zodat discussies daarover uitgesloten worden, zeker als sprake is geweest van gewijzigde aflossingsverplichtingen.
Artikel 13. Uitstel aflossingsverplichtingen schort termijnen niet op
Ter voorkoming van onduidelijkheden hierover is expliciet bepaald dat verleend uitstel van betalingsverplichtingen niet meetelt bij de bepaling van de termijnen als vermeld in dit hoofdstuk. In het verleden is meermaals de discussie gevoerd dat er gedurende het uitstel geen of verminderde aflossingsmogelijkheden zijn geweest en dat dat dus ‘naar vermogen’ is afgelost. Dat zou ook geen recht doen aan degenen die wel alle termijnen hebben voldaan en nimmer om uitstel hebben verzocht.
Artikel 14. Bij vermogen geen afzien van invordering of kwijtschelding van de vordering
Als belanghebbende over vrij beschikbaar vermogen beschikt als bedoeld in artikel 34 PW is er geen aanleiding om af te zien van (verdere) invordering of gehele dan wel gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in dit hoofdstuk. Dat vermogen kan immers worden aangewend om de lening dan wel de vordering geheel te voldoen.
Artikel 15. Afzien (verdere) invordering van de vordering
Met de bepalingen in dit artikel is aansluiting gezocht bij de bepalingen van artikel 36 Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel.
Artikel 16. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting vordering
Met de bepalingen in dit artikel is aansluiting gezocht bij de bepalingen van artikel 39 Beleidsregels Participatiewet 2021 gemeente Scherpenzeel.
Artikel 17. Kwijtschelding van de vordering in verband met een schuldregeling
Er wordt medewerking verleend om te voorkomen dat de vordering van het college in de weg staat aan een schuldregeling waardoor belanghebbende ernstig kan worden benadeeld.
Artikel 18. Kwijtschelding gedupeerden toeslagenaffaire
De in dit artikel genoemde regeling heeft officieel het “Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling” d.d. 18 maart 2021 (gepubliceerd in de Staatscourant 2021-14691 d.d. 19 maart 2021). Inmiddels staat dit bekend als ‘De Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag”. Op grond van dit besluit kunnen gedupeerden in aanmerking komen voor eenmalige forfaitaire bedragen als tegemoetkoming in de geleden schade.
Artikel 19. Kruimelbedrag terug- en invordering uitkering levensonderhoud
In het licht van de doelstelling van de Tozo (ondersteuning van ondernemers in crisistijd), de wens om in dat kader de ondernemers zo min mogelijk administratief te belasten en omwille van doelmatigheidsredenen is het niet wenselijk om over te gaan tot terug- en invordering van kruimelbedragen. In verband daarmee is een grensbedrag van € 50,00 opgenomen. Als het terug- en in te vorderen bedrag € 50,00 of minder bedraagt wordt geen herzienings-, terug- en invorderingsbesluit genomen.
Bedragen hoger dan € 50,00 worden zo veel mogelijk wel volledig terug- en ingevorderd, er is dus geen sprake van een verkapte franchise.
Het grensbedrag wordt niet gehanteerd als sprake is van schending van de inlichtingenplicht die heeft geleid tot een herziening en een terug- en in te vorderen bedrag aan uitkering. Overtreding van die verplichting mag immers niet tot voordeel leiden.
Het grensbedrag wordt evenmin gehanteerd als belanghebbende nog recht heeft op bijstand of nog aanspraak heeft op een na te betalen bedrag aan bijstand. Dan kan immers nog worden verrekend.
Artikel 20. Hardheidsclausule
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 21. Inwerkingtreding en duur beleidsregels
Met dit artikel is beoogd om aan te sluiten bij de duur dat de Tozo-regeling van kracht is.
Artikel 22. Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl