Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR666457
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR666457/1
Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021
Geldend van 14-12-2021 t/m heden
Intitulé
Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021De raad, het college én de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen,
Ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet,
Gezien het voorstel van het college van , gemeenteblad , nummer ,
b e s l u i t :
Vast te stellen de navolgende Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021:
Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;
- b.
commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften;
- c.
kamer: onderdeel van de commissie, belast met de behandeling van bezwaarschriften.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
-
1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.
-
2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 3a Samenstelling van de commissie
-
1. De commissie bestaat uit drie kamers, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften. Het betreft één Algemene Kamer en twee Kamers voor Sociale Zaken.
-
2. Voor elke kamer wordt vastgesteld welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.
-
3. Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden: een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Awb én ten minste twee andere leden.
-
4. De voorzitter kan geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
-
5. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.
-
6. In de vervanging van de voorzitters en de leden wordt onderling voorzien.
-
7. Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3b Vergoeding van de commissie
De vergoeding voor het bijwonen van zittingen van de commissie bezwaarschriften wordt vastgesteld door het college.
Artikel 4 Secretaris
-
1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.
-
2. Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan. Deze plaatsvervangers behoeven niet in dienst van de gemeente Sittard-Geleen te zijn.
Artikel 5 Zittingsduur
-
1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van maximaal vier jaar. Na afloop van de zittingsperiode kunnen zij één keer voor eenzelfde termijn worden herbenoemd. Het college kan bij uitzondering één termijn van 4 jaar verlengen, mits zij dit voldoende motiveert.
-
2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.
-
3. De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.
Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift
-
1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
-
2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk nadat het bestuursorgaan haar standpunt in een verweerschrift heeft neergelegd in handen van de commissie gesteld.
Artikel 7 Bemiddeling
Het bestuursorgaan en – ter hoorzitting – de commissie onderzoeken of de zaak in der minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De behandelend ambtenaar verricht daartoe de nodige handelingen.
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:
- a.
artikel 2:1, tweede lid (het verzoeken om een schriftelijke machtiging van een gemachtigde);
- b.
artikel 6:6, (wat betreft het aan de indiener stellen van een termijn voor herstel van verzuimen);
- c.
artikel 6:17, (voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie);
- d.
artikel 7:4, tweede lid (het ter inzage leggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken);
- e.
artikel 7:6, vierde lid (het wegens gewichtige redenen niet op de hoogte stellen van het verhandelde buiten elkaars aanwezigheid, indien belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord).
Artikel 9 Vooronderzoek
-
1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.
-
2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.
Artikel 10 Hoorzitting
-
1. De voorzitter van de commissie bepaalt de plaats en het tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.
-
2. De commissie beslist over de toepassing van artikel 7:3 Awb (afzien van hoorplicht). De commissie heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de secretaris. De secretaris maakt hiervan gebruik na raadpleging van de voorzitter.
-
3. Indien de commissie op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet zij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.
Artikel 10a Verkorte procedure
-
1. Er geldt een verkorte procedure voor de volgende zaken:
- a.
Kennelijk niet-ontvankelijke zaken
- b.
Kennelijk ongegronde zaken
- c.
Gegronde zaken waarin volledig aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen en waardoor andere belanghebbenden niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
- a.
-
2. Deze zaken worden niet voor advies aan de commissie bezwaarschriften voorgelegd doch worden in overleg met de secretaris van de commissie door de betreffende afdeling meteen afgehandeld.
Artikel 10b Horen van jeugdigen
-
1. Het horen van jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet, die belanghebbende zijn bij een procedure die voortvloeit uit de Jeugdwet of een procedure op grond van de Wet tijdelijk huisverbod, gebeurt door een deskundige. Dit kan een persoon zijn die geen lid is van de commissie. De voorzitter is bevoegd hiertoe over te gaan.
-
2. Bij het horen is in beginsel enkel degene die hoort en de jeugdige die gehoord wordt aanwezig. De jeugdige kan zich echter wel laten bijstaan tijdens het horen.
-
3. Het horen gebeurt nadat de jeugdige op correcte wijze is geïnformeerd over de procedure.
-
4. De deskundige brengt een schriftelijk verslag uit aan de commissie. De jeugdige krijgt voldoende tijd om dit verslag te bestuderen en zijn goedkeuring hieraan te geven. Het verslag van het horen is primair bestemd voor de voorzitter en de leden van de commissie. Indien de jeugdige hiermee akkoord gaat, stelt de commissie de betrokken partijen middels een korte en zakelijke weergave op de hoogte van hetgeen de jeugdige heeft verklaard.
-
5. Artikel 10 en 11 van deze verordening zijn hierop niet van toepassing.
Artikel 10c Pandemie
-
1. In geval van een pandemie is het mogelijk dat wegens overheidsmaatregelen (landelijk of decentraal) geen fysieke hoorzittingen kunnen plaatsvinden. In dergelijke gevallen vinden hoorzittingen zoveel mogelijk digitaal in de vorm van videoconferencing plaats.
-
2. De behandelend secretaris (hierna: secretaris) informeert partijen dat de reeds geplande of nog te plannen hoorzitting in de vorm van videoconferencing plaatsvindt. Daarbij dient in ieder geval het volgende in acht te worden genomen:
- •
Pleitnota’s, kaartmateriaal en foto’s dienen uiterlijk 48 uur voor aanvang van de hoorzitting digitaal aan de secretaris te worden gezonden. De secretaris verspreidt deze aanvullende stukken na ontvangst zo snel mogelijk digitaal onder alle deelnemers aan de hoorzitting.
- •
Als een bezwaarde of derde-belanghebbende er ernstige bezwaren tegen heeft om tijdens de digitale hoorzitting zelf in beeld te komen, deelt hij dat tijdig voorafgaand aan de hoorzitting mede.
- •
De bezwarencommissie kan aanleiding zien om voorafgaand aan de hoorzitting te melden welke onderwerpen of vragen zij daar in elk geval aan de orde wilt stellen.
- •
Tijdens de hoorzitting worden geen pleidooien gehouden.
- •
-
3. Wanneer alle partijen de voorkeur geven aan een schriftelijke behandeling in plaats van een digitale behandeling, dan zal er uitsluitend per e-mail een schriftelijke behandeling plaatsvinden. De commissie zal in dat geval op correcte wijze informatie verstrekken omtrent de te volgen procedure.
-
4. Indien na indiening van het verweerschrift en alle op de zaak betrekking hebbende stukken blijkt dat alle partijen verder horen niet nodig vinden, dan brengt de bezwarencommissie, als zij zich voldoende geïnformeerd acht, op basis van de stukken haar advies uit.
-
5. Indien alle partijen de voorkeur geven aan uitstel tot het tijdstip waarop de bezwarencommissie weer fysieke hoorzittingen houdt, wordt die voorkeur gevolgd mits partijen instemmen met verlenging van de termijn waarbinnen op het bezwaar moet zijn beslist.
Artikel 11 Uitnodiging zitting
-
1. De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.
-
2. Na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.
-
3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt zo spoedig mogelijk aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.
-
4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.
Artikel 12 Quorum
Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.
Artikel 14 Openbaarheid zitting
-
1. De zitting van de commissie is openbaar.
-
2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.
-
3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren.
-
4. De zitting van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats voor wat betreft bezwaarschriften die behandeld worden door de Kamers voor Sociale Zaken.
Artikel 15 Verslaglegging
-
1. Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 Awb bestaat in beginsel uit een digitale geluidsopname, die op verzoek aan de belanghebbende(n) ter beschikking kan worden gesteld.
-
2. Indien er sprake is van omstandigheden die daartoe aanleiding geven kan de commissie toezending van de digitale geluidsopname weigeren. In dat geval wordt een schriftelijk verslag verstrekt. Op de schriftelijke verslaglegging zijn lid 4 tot en met 8 van toepassing.
-
3. De secretaris maakt een schriftelijk verslag van hetgeen is besproken indien
- a.
een belanghebbende of diens gemachtigde geen toestemming heeft gegeven voor het maken van een geluidsopname;
- b.
een belanghebbende of diens gemachtigde hierom verzoekt;
- c.
het verwerend orgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming of;
- d.
een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.
Ook hier zijn voor de schriftelijke verslaglegging lid 4 tot en met 8 van toepassing.
- a.
-
4. Het schriftelijke verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.
-
5. Het schriftelijke verslag houdt een korte zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter hoorzitting is voorgevallen.
-
6. Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het schriftelijke verslag hiervan melding.
-
7. Het schriftelijke verslag verwijst naar de op de hoorzitting overgelegde bescheiden, die aan het schriftelijke verslag kunnen worden gehecht.
-
8. Het schriftelijke verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
Artikel 15A Telefonisch horen
-
1. Telefonisch horen in het kader van de voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten kan alleen plaatsvinden indien:
- a.
er geen derde belanghebbenden bij de beslissing op bezwaar zijn;
- b.
vaststaat dat bezwaarmaker geen bezwaar heeft tegen telefonisch horen;
- c.
minimaal 24 uur voorafgaand aan het telefonisch horen hiertoe een afspraak wordt gemaakt, tenzij bezwaarmaker heeft aangegeven dat hij eerder gehoord mag worden;
- d.
na afloop van het telefonisch horen door de secretaris een verslag van het horen wordt gemaakt dat aan bezwaarmaker wordt gezonden.
- a.
-
2. De voorzitter beslist of er uiteindelijk telefonisch wordt gehoord.
-
3. Voor het telefonisch horen is vereist dat er ten minste twee leden, onder wie in elk geval de voorzitter, aanwezig zijn. Bij afwezigheid van de voorzitter is het vereist, dat twee leden aanwezig zijn, waarbij een lid fungeert als plaatsvervangend voorzitter.
Artikel 16 Nader onderzoek
-
1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek laten houden.
-
2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.
-
3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.
-
4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Raadkamer en advies
-
1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.
-
2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.
-
3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
-
4. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.
-
5. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging
-
1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag conform artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.
-
2. Indien de termijn van twaalf (12) weken conform artikel 7:10 lid 1 Awb ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verdaagt het verwerend orgaan tijdig de beslissing.
-
3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.
Artikel 19 Intrekking oude regeling
De Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2016 wordt ingetrokken.
Artikel 20 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021.
Ondertekening
De burgemeester,
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 5 oktober 2021,
mr. J.Th.C.M. Verheijen,
burgemeester
mr. G.J.C. Kusters,
gemeentesecretaris
Aldus besloten door de raad der gemeente Sittard-Geleen in zijn vergadering van 7 oktober 2021,
De griffier
drs. J. Vis
De voorzitter
mr. J.Th.C.M. Verheijen
Artikelsgewijze toelichting op de verordening commissie bezwaarschriften
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
Artikel 1 Begripsbepaling
In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.
De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken. Over deze zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is er voor gekozen om deze in elk geval uit te zonderen.
Artikel 3a Samenstelling van de commissie
De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:
- 1.
De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb)
- 2.
De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb)
De zaken die de commissie bezwaarschriften in behandeling neemt, worden – met het oog op een efficiënte afhandeling van bezwaarschriften – over drie kamers verdeeld: één Algemene Kamer en twee Kamers voor Sociale Zaken. Per 1 januari 2020 maken de Personele Zaken hiervan geen onderdeel meer uit. Dit houdt verband met de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) die 1 januari 2020 ingaat en regelt dat ambtenaren zoveel mogelijk dezelfde rechten en plichten krijgen als werknemers in het bedrijfsleven.
De twee Kamers voor Sociale Zaken behandelen de bezwaarschriften tegen persoonsgerichte besluiten in het kader van met name de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet Inburgering (WI), de Jeugdwet en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Sittard-Geleen. Bezwaarschriften over besluiten leerlingenvervoer worden gecategoriseerd bij de Kamers Sociale Zaken. Temeer nu aan dergelijke besluiten vaak medische of gelijksoortige deskundige adviezen ten grondslag liggen (vergelijkbaar aan Wmo), de hoorzittingen in beginsel geen openbaar karakter hebben en in den lande zaken leerlingenvervoer worden behandeld door vergelijkbare kamers.
De Algemene Kamer behandelt de overige bezwaarschriften, tegen meer zaakgerichte besluiten (bijvoorbeeld bouw- en verkeersbesluiten). De Algemene Kamer behandelt daarmee een grotere diversiteit aan onderwerpen.
Door de bepaling in het vijfde lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan.
De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.
Op 22 juli 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan inzake het ontslag door het college van leden van een bezwaarschriftencommissie, aanleiding was een vertrouwensbreuk (gepubliceerd in JB 2009, 216). Met name in de uitspraak van de Rechtbank, minder in die van de Afdeling, wordt ingegaan op de bevoegdheid van het college om leden van de bezwaarschriftencommissie te ontslaan wegens een vertrouwensbreuk. De commissie heeft als adviseur in zekere mate een onafhankelijke rol ten opzichte van het college en daarom dient aan de commissie ruimte te worden gelaten om op verantwoorde wijze invulling aan haar onderzoeksbevoegdheden te geven. Het college mag daarom niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuurorgaan onwelgevallig standpunt. Tegelijkertijd is de commissie een adviserend orgaan en ligt de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing op het bezwaar bij het bestuursorgaan. In verband hiermee achtte de Rechtbank en ook de Afdeling het ontoelaatbaar dat de commissie het initiatief nam tot een bemiddelingspoging door een derde, terwijl verweerder al had laten blijken niets te voelen voor een dergelijke oplossing. Het feit dat de commissieleden voor een periode van vier jaar worden benoemd doet niet ter zake; indien sprake is van een vertrouwensbreuk is ontslag mogelijk.
Artikel 3b Vergoeding van de commissie
Door deze bepaling delegeert de raad het vaststellen van de vergoeding voor het bijwonen van zittingen van de commissie bezwaarschriften aan het college.
Artikel 4 Secretaris
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Dit zijn in eerste instantie medewerkers die in dienst zijn bij de gemeente Sittard-Geleen. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan ook gebruik worden gemaakt van extern ingehuurde secretarissen.
Artikel 5 Zittingsduur
Door deze bepaling is het niet zo dat op één moment de hele commissie opstapt; door natuurlijk verloop zal dit meer gespreid zijn. De formulering van het eerste lid is zo gekozen dat de zittingsduur per lid / voorzitter maximaal 8 jaar kan bedragen. Het college kan van dit artikellid gemotiveerd afwijken.
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift
Dit artikel spreekt voor zich.
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:
- a.
Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).
- b.
De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):
- 1.
De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).
- 2.
De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).
- 3.
De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).
- 4.
Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11)
- 5.
Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).
- 1.
- c.
De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):
- 1.
Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).
- 2.
Doorzendplicht (artikel 6:15).
- 1.
Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.
Het is noodzakelijk om naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325).
Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is ook mogelijk. Wel is het zo dat het bestuursorgaan deze weg expliciet moet openstellen (artikel 2:15 Awb).
Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om een apart e-mail adres in te richten voor de ontvangst van bezwaarschriften.
Indien een bezwaarde per e-mail een bezwaarschrift heeft ingediend terwijl het bestuursorgaan deze mogelijkheid niet heeft toegestaan, zoals in Sittard-Geleen het geval is, dient het bestuursorgaan de verzender op de hoogte te brengen dat deze manier niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.
Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen.
De in artikel 7:13, tweede lid, Awb bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot twaalf weken met een verdagingsmogelijkheid van zes weken (artikel 7:10 Awb).
Artikel 7 Bemiddeling
Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Veel voorkomende vormen zijn pre-mediation, waarbij mediationvaardigheden worden ingezet bij geschillenbeslechting of mediation.
Bij pre-mediation wordt vaak na ontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.
Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplossing gezocht worden waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst vastgelegd.
Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.
De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.
Artikel 2:1, tweede lid
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Toelichting:
Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken. In de praktijk wordt hier als volgt invulling aan gegeven.
Juridisch kader
- -
In de bezwaarprocedure kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Het bestuursorgaan kan daarbij van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen, op grond van het bepaalde in artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb).
- -
Ingevolge artikel 8 van de Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021 wordt de bevoegdheid uit artikel 2:1, tweede lid, van de Awb voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.
Van elke gemachtigde kan c.q. moet een machtiging worden verlangd, met uitzondering van de volgende categorieën gemachtigden:
- 1.
Advocaten.
- 2.
Beschermingsbewindvoerders. Het overleggen van de uitspraak van de rechtbank dat de bewindvoerder is aangewezen door de rechtbank is in beginsel voldoende.
- 3.
Medewerkers van een rechtsbijstandsverzekeraar, mits een kopie van het aan de bezwaarmaker(s) geadresseerde bestreden besluit bij het bezwaarschrift overgelegd wordt.
- 4.
Medewerkers die werkzaam zijn voor een juridisch adviesbureau, mits een kopie van het aan de bezwaarmaker(s) geadresseerde bestreden besluit bij het bezwaarschrift overgelegd wordt.
Indien er sprake is van een als gemachtigde optredende medewerker van een rechtsbijstandsverzekeraar of medewerker van een juridisch adviesbureau, dan geldt dat bij concrete twijfel over de vertegenwoordigingsbevoegdheid alsnog een machtiging gevraagd wordt. Deze machtiging dient dan aan de volgende vereisten te voldoen:
- -
De machtiging is voldoende specifiek;
- -
De grenzen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid blijken duidelijk uit de machtiging en zijn daarmee voldoende bepaalbaar;
- -
De machtiging is niet ouder dan één jaar op het moment van indiening.
Hieruit vloeit voort dat ook doorlopende machtigingen geaccepteerd worden, mits voldaan wordt aan de hiervoor opgesomde vereisten.
Daarbij zij opgemerkt dat niet getwijfeld hoeft te worden aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een gemachtigde die optreedt vanuit een rechtsbijstandverzekeraar of een juridisch adviesbureau, wanneer bij het bezwaarschrift het aan de bezwaarmaker(s) geadresseerde bestreden besluit wordt gevoegd. Uitgangspunt is namelijk dat de gemachtigde hierover niet kan beschikken als de belanghebbende zich niet tot hem gewend zou hebben. Bij een particulier wordt altijd naar een machtiging gevraagd.
Artikel 6:6
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Toelichting:
De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Uit jurisprudentie over belastingen valt af te leiden dat na het bieden van een hersteltermijn, bij of na afloop van die termijn ook nog gerappelleerd dient te worden.
Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.
Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.
Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 6:17
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.
Toelichting:
Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.
Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196). Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).
Artikel 7:4, tweede lid
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
Toelichting:
Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19).
Artikel 7:6, vierde lid
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].
Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
Toelichting
In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.
Artikel 9 Vooronderzoek
Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.
Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo’n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Artikel 10 Hoorzitting
Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 8 van deze verordening.
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
- a.
het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;
- b.
het bezwaar kennelijk ongegrond is;
- c.
de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
- d.
aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Ad d.
Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.
De bevoegdheid om van het horen af te zien ligt bij de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3. De commissie heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de secretaris via het mandaatbesluit. De secretaris maakt hiervan gebruik na raadpleging van de voorzitter.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 10A Verkorte procedure
In dit artikel zijn zaken weergegeven waarvan over de uitkomst redelijkerwijs geen twijfel bestaat; deze kunnen efficiënt en versneld worden afgehandeld.
Uitgangspunt is hierbij het gestelde in artikel 7:3 Awb. Daarin wordt onder meer gesteld dat van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, als het bezwaar kennelijk ongegrond is of als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad. In geval van twijfel zal de zaak altijd aan de commissie ter advisering worden voorgelegd.
Artikel 10B Horen van jeugdigen
Per 1 januari 2015 zijn de gemeenten belast met de jeugdzorg. De Jeugdwet is daartoe aangepast. Dit betekent, dat minderjarigen betrokken kunnen zijn bij een bezwaarschrift tegen een besluit van ons college dat gebaseerd is op de Jeugdwet. Daarnaast kunnen minderjarigen betrokken zijn bij een procedure op grond van de Wet tijdelijk huisverbod.
Artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt, dat bestuursorganen verplicht zijn een kind te horen in alle zaken die hem aangaan en wel op een wijze die in overeenstemming is met zijn leeftijd en rijpheid. Het horen van een minderjarige of een jeugdige vergt namelijk een speciale expertise, gesprekstechniek en deskundigheid. Het kan namelijk voorkomen dat de belangen van de minderjarige of de jeugdige niet parallel lopen met die van hun ouders of wettelijk vertegenwoordigers.
Daarom is geregeld, dat de minderjarige van twaalf jaar en ouder voorafgaand aan de hoorzitting apart wordt gehoord door een deskundige. Deze is gespecialiseerd in het horen van jeugdigen onder moeilijke persoonlijke omstandigheden.
De minderjarige jonger dan twaalf jaar wordt alleen gehoord als die in staat kan worden geacht tot redelijke waardering van zijn belangen. Met deze werkwijze wordt de lijn die rechtbanken in jeugdzaken bij het horen toepassen, gevolgd. In zo’n procedure is er dus sprake van twee keer horen, te weten het horen van de minderjarige of de jeugdige en het horen van de ouders of wettelijk vertegenwoordigers als belanghebbenden.
In het kader van hoor en wederhoor dient de bezwaarcommissie de overige belanghebbenden op de hoogte te stellen van hetgeen de jeugdige heeft verklaard. Een korte en zakelijke weergave volstaat.
Artikel 11 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.
Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen
De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.
Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij artikel 8).
Artikel 7:4
- 1.
Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.
- 2.
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
- 3.
Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.
- 4.
Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
- 5.
Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.
- 6.
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.
- 7.
Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.
- 8.
Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.
Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43). In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).
Artikel 7:8
Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.
Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).”
Artikel 12 Quorum
Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5).
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.
Artikel 14 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.
In de onderhavige verordeningbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Het betreft hier met name het taakveld van de Algemene Kamer.
Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
In het vierde lid is de bepaling opgenomen dat de zittingen van de Kamers voor Sociale Zaken achter gesloten deuren plaatsvinden.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.
Artikel 15 Verslaglegging
Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb bestaat in de regel uit een digitale geluidsopname, die op verzoek aan de belanghebbende(n) ter beschikking kan worden gesteld. De secretaris maakt een separate, schriftelijke samenvatting van het besprokene, wanneer een belanghebbende of diens gemachtigde geen toestemming heeft gegeven voor het maken van een geluidsopname, een belanghebbende of diens gemachtigde hierom verzoekt, het verwerend orgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming, dan wel dat een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure. Hoe dit separate, schriftelijke verslag eruit ziet, staat omschreven in de leden 4 tot en met 8. Aan het begin van de hoorzitting wordt expliciet gevraagd of er toestemming wordt verleend voor de digitale geluidsopname, ook aan de vertegenwoordiger(s) van het bestuursorgaan.
Artikel 7:7 Algemene wet bestuursrecht luidt: “Van het horen wordt een verslag gemaakt.”. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld, maar zijn verder uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen. Het bepaalde in het vierde lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Vermeld wordt wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
In jurisprudentie (o.a. ECLI:NL:RBSHE:2007:AZ5922 en ECLI:NL:RBMNE:2018:2917) wordt wanneer geen gehoor is gegeven aan uitsluitend digitale audio-opnames van een hoorzitting in de bezwaarfase, een (zorgvuldigheids)gebrek op dit punt gepasseerd als de belanghebbende niet in zijn belangen is geschaad. Essentieel is daarbij, dat de belanghebbende de beschikking krijgt over de geluidsopnamen, zodat hij kan nagaan of er rekening is gehouden met hetgeen naar voren is gebracht, en in de beslissing op bezwaar voldoende rekening wordt gehouden met hetgeen tijdens de hoorzitting aan de orde is gekomen. Alle bezwaren en standpunten, ook die tijdens de hoorzitting naar voren zijn gebracht, worden meegenomen in het advies.
Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het separate, schriftelijke verslag van de zitting indien voorhanden uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Wanneer het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb bestaat uit een digitale geluidsopname wordt deze op verzoek aan de belanghebbende(n) ter beschikking gesteld.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).
Omdat de verslaglegging van de hoorzitting nu in beginsel digitaal gebeurt, wordt in het advies opgenomen:
- •
De namen van de aanwezigen en de hoedanigheid waarin zij de hoorzitting hebben bijgewoond.
- •
Indien op grond van artikel 7:3 van de Awb is afgezien van het horen van belanghebbende(n) wordt dat gemotiveerd vermeld in het advies van de commissie.
- •
Indien een hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit met opgave van redenen in het advies vermeld.
- •
De op de hoorzitting overgelegde bescheiden.
- •
Volgens artikel 7:13, zesde lid, van de Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie. De geluidsopname van de hoorzitting wordt in het digitale archief van de gemeente opgeslagen. Het advies van de commissie wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan.
Artikel 15A Telefonisch horen
Voor telefonisch horen wordt instemming van bezwaarmaker gevraagd. Telefonisch horen is niet mogelijk als er derde belanghebbenden bij de beslissing op bezwaar zijn. De voorzitter beslist uiteindelijk of er telefonisch wordt gehoord. Van het telefonisch horen wordt een verslag gemaakt en toegezonden aan de belanghebbende. Dit artikel is toegevoegd na jurisprudentie op dit punt.
Het bestuursorgaan moet gehoor geven aan de wens van de belanghebbende om telefonisch te worden gehoord, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van het bestuursorgaan zich hiertegen zouden verzetten (ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ4537 en ECLI:NL:GHARL:2014:7471). Telefonische hoorzitting komt onder omstandigheden voor vergoeding in aanmerking (ECLI:NL:HR2012:BW7081).
Artikel 16 Nader onderzoek
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden.
In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 17 Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 14.
De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het tweede lid is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).
In 2002 is de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures in werking getreden. Deze wet bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in de artikelen 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van het bestuursorgaan dat indien de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, de beslissing op het bezwaar tijdig wordt verdaagd met ten hoogste 6 weken op grond van artikel 7:3, lid 3 Awb.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Afronding van de procedure
In artikel 7:11 (bezwaarschrift) Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.
Omdat in het verleden bestuursorganen nogal eens bij de beslissing op bezwaarschriften louter toetsten op rechtmatigheid is in het eerste lid van art 7:11 vastgelegd dat het om een heroverweging gaat. Dat betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.
De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.
Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.
Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.
In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.
Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.
Artikel 19 Intrekking oude regeling
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 20 Inwerkingtreding
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad).
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften gemeente Sittard-Geleen 2021.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl