Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit 2021

Geldend van 01-01-2024 t/m 06-02-2024

Intitulé

Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit 2021

Het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad op d.d. 22 september heeft vastgesteld:

Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit 2021

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd adviescommissie Omgevingskwaliteit;

- goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

- Welstandsnota: welstandsnota “De toetsing gestuurd” van de gemeente Eindhoven;

- wet: de Omgevingswet.

Paragraaf 2 Adviestaak

Artikel 2 Taak en werkzaamheden

1. De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in ieder geval begrepen het geven van informatie over de werkzaamheden van de commissie.

2. Ter uitvoering van haar taak:

a. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

1°. een rijksmonumentenactiviteitmet betrekking tot een monument;

2°. een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

3°. een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

4°. een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit, hieronder valt in ieder geval een omgevingsplanactiviteit voor het bouwen of slopen van bouwwerken;

b. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

c. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief de omgevingsvisie, het omgevingsplan, de maatwerkregels als bedoeld in artikel 4.6 van de wet en de Welstandsnota;

d. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

e. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging over erfgoed, te weten:

1e. bij elke omgevingsplanactiviteit waarbij cultuurhistorische waarden zijn betrokken die op de cultuurhistorische waardenkaart of het omgevingsplan zijn aangegeven;

2°. voor vaststelling of wijziging van de cultuurhistorische waardenkaart, met uitzondering van de archeologische verwachtingsgebieden;

3°. indien uit een rapport waarin de archeologische waarden van een terrein is vastgesteld, blijkt dat het een archeologisch monument betreft dat resten van een bouwwerk bevat. De commissie adviseert over de inpassing van een archeologisch monument. Tot archeologische monumenten behoren: kerken, kloosters, kastelen en hoeven;

f. adviseert de commissie over de uitvoering van het beleid inzake de openbare ruimte;

g. informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

h. voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

i. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over:

1°. het stellen van maatwerkvoorschriften en beeldkwaliteitsplannen in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de bescherming van cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

2°. stedenbouwkundige plannen en visies voor de fysieke leefomgeving;

j. adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte.

Paragraaf 3 Aanwijzen van besluiten waarover verplicht advies wordt gevraagd

Artikel 3 Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊tot en met 3 ̊, en onder b.

Paragraaf 4 Samenstelling en inrichting

Artikel 4 Samenstelling

1. De commissie bestaat uit een lid-voorzitter, tenminste vijf en ten hoogste zeven vakdeskundige leden en één burgerlid. De raad kan daarnaast maximaaltwee plaatsvervangers benoemen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

2. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

3. In afwijking van het tweede lid kan maximaal éénburgerlid worden benoemd. Hij of zij wordt benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

4. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

5. De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: architectuur, stedenbouw, woonkwaliteit, duurzaamheid, architectuurhistorie, cultuurhistorie, bouwhistorie, archeologie, erfgoed, openbare ruimte, restauratie en landschap.

6. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur en zijn geen lid van de gemeenteraad.

7. Leden zijn naast hun specifieke deskundigheid vaardig om een bijdrage te leveren aan een samenhangende afweging bij de beoordeling van de omgevingskwaliteit. Er is voldoende kennis van de ruimtelijke opbouw en de kwaliteiten van de gemeente Eindhoven.

Artikel 5 Benoeming

1. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogstedriejaar worden benoemd.

2. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste drie jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

3. Afgetreden leden zijntwee jaar na hun aftreden weer benoembaar.

4. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangers worden in functie benoemd door de raad.

5. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6 Ondersteuning van de commissie

1. De commissie heeft een ambtelijke secretaris.

2. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

3. De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

4. De secretaris noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

Paragraaf 5 Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7 Adviestermijn

1. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

2. In geval burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de commissie advies uit binnen een termijn van vier weken.

Artikel 8 Beraadslaging en standpuntbepaling

1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig voorafgaand aan de vergadering bekendgemaakt op de internetsite van de gemeente Eindhoven. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

2. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen.

3. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

4. Over de uit te brengen adviezen wordt enkel besloten in aanwezigheid van ten minste drie leden of twee leden bij een subcommissie. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

5. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

6. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9 Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.

Artikel 10 Adviseurs

1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

2. De commissie kan zich doen bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11 Verwerking van het advies

1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

2. Burgemeester en wethouders kan gemotiveerd afwijken van een advies van de commissie. In geval burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie

Paragraaf 6 Werkwijze

Artikel 12 Reglement van orde

1. Burgemeester en wethouders stellen de werkwijze van de commissie binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

2. In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

a. de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen a tot en met j.;

b. de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder h;

c. de wijze en tijdstip waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

d. het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

e. de notulering en dossiervorming;

f. de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

g. de instelling van subcommissies;

h. dat de voorzitter de pers te woord staat bij persvragen;

i. de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;

j. de selectie en voordracht van kandidaat-leden.

3. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door burgemeester en wethouders vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad.

Artikel 13 Relatie met de supervisor en andere adviseurs

1. Bij het aanstellen van een supervisor of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie, dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

2. De volgende werkafspraken over de afstemming tussen de commissie en supervisoren gelden:

1. Ontwikkelingen in een supervisiegebied worden eerst ter beoordeling voorgelegd aan de supervisor en daarna aan de commissie;

2. Supervisoren worden eens per kwartaal door de voorzitter van de commissie uitgenodigd om de bestaande en toekomstige ruimtelijke plannen in supervisiegebieden te bespreken met de commissie.

3. Een supervisor adviseert niet over erfgoedontwikkelingen, de advisering hierover vindt plaats door de erfgoedleden van de commissie.

Artikel 14 Vergoeding

1. De commissieleden ontvangen een reiskostenvergoeding voor de kosten voor het gebruik van:

a. het openbaar vervoer eerste klas; of

b. een eigen auto ter hoogte van het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

2. Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie ontvangen de commissieleden een vergoeding van € 100,00 bruto per uur per zitting (exclusief voorbereidingstijd).

3. Betaling en declaratie van onkosten van commissieleden geschiedt op gelijke wijze als bepaald in artikel 7 van de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019.

Paragraaf 7 Jaarverslag

Artikel 15 Jaarverslag

1. De commissie brengt jaarlijks verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

a. de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

b. de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

c. op welke wijze toepassing is gegeven aan de algemene, gebiedsgerichte en objectgerichte criteria uit de Welstandsnota;

d. de werkwijze van de commissie;

e. de aard van de beoordeelde plannen.

Paragraaf 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Overgangsrecht

Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de commissie wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening 2010 bedoelde commissie te zijn

Artikel 17 Vervallen en intrekken oude regeling

1. De regels met betrekking tot de commissie ruimtelijke kwaliteit in de artikelen 9.1 en 9.3 t/m 9.10 van de Bouwverordening gemeente Eindhoven vervallen.

2. DeVerordening commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt ingetrokken

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Adviescommissie Omgevingskwaliteit Eindhoven.

Eindhoven, 22 september 2021

De raad van de gemeente Eindhoven,

,burgemeester

,griffier

Ondertekening