Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Goirle

Geldend van 09-12-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Goirle

Besluit van de burgemeester van de gemeente Goirle tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Goirle

De burgemeester van de gemeente Goirle;

overwegende dat

het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de toepassing van de bevoegdheid tot het

opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod aan de eigenaar of houder van een

hond die zich hinderlijk of gevaarlijk gedraagt, nieuwe inzichten leiden tot een aanpassing van de criteria om een hond hinderlijk of gevaarlijk te achten,

gelet op

artikelen 4:81, eerste lid, 4:83, 1:3, vierde lid, 5:31 en 5:32, eerste lid, van de Algemene wet

bestuursrecht;

artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet;

artikel 1.10 van het Besluit houders van dieren;

artikel 2:59, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Goirle,

besluit

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Goirle

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. melder: hij die een melding of een aangifte heeft gedaan van een bijtincident;

b. APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Goirle;

c. gevaarlijke hond: de hond als bedoeld in artikel 3.2 eerste of tweede lid;

d. hinderlijke hond: de hond als bedoeld in artikel 3.2 derde lid;

e. bijtincident: de situatie waarbij een hond door te bijten schade heeft aangericht.

artikel 1.2 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op de bevoegdheid om een aanlijngebod of een aanlijnen

muilkorfgebod op te leggen als bedoeld in de APV en de bestuursrechtelijke handhaving van deze

geboden. De burgemeester is door deze beleidsregels niet beperkt in zijn lichte bevelsbevoegdheid uit

artikel 172 derde lid van de Gemeentewet.

Artikel 1.3 Melding of aangifte

Een onderzoek vangt niet eerder aan dan wanneer er een melding of een aangifte is gedaan van een

bijtincident.

Hoofdstuk 2. Onderzoek

Artikel 2.1 Horen

1. De melder wordt benaderd voor een huisbezoek.

2. Tijdens het huisbezoek wordt de melder de gelegenheid gegeven om een feitelijk verslag te

doen van het bijtincident.

3. Tevens wordt verzocht om beeldmateriaal van de schade die het directe gevolg is van het

bijtincident.

4. Indien voor de behandeling van de schade, al dan niet spoedeisende, medische hulp vereist was

kan gevraagd worden om dit aan te tonen.

5. Van het huisbezoek wordt een rapport opgemaakt, waarin wordt opgenomen:

a. het feitelijk verslag uit het tweede lid op schrift gesteld,

b. het beeldmateriaal uit het derde lid,

c. een omschrijving van de aard en omvang van de schade,

d. de naam en het adres van de melder,

e. indien van toepassing: het ras, een beschrijving, het chipnummer en de naam van de hond

die gebeten is,

f. het overige dat de melder, ter onderbouwing van zijn verslag, wenst toe te voegen.

Artikel 2.2 Getuigen

Getuigen worden uitsluitend gehoord als dat naar het oordeel van de burgemeester noodzakelijk is.

Artikel 2.3 Wederhoor

1. De eigenaar of de houder van de hond die gebeten heeft, wordt benaderd voor een huisbezoek.

2. Tijdens het huisbezoek wordt hem de gelegenheid gegeven om een feitelijk verslag te doen van

het bijtincident.

3. Van het huisbezoek wordt een rapport opgemaakt, waarin wordt opgenomen:

a. het feitelijk verslag uit het tweede lid op schrift gesteld,

b. de naam en het adres van de eigenaar of houder van de hond,

c. het ras, een beschrijving, het chipnummer en de naam van de hond die gebeten heeft.

d. het overige dat de melder, ter onderbouwing van zijn verslag, wenst toe te voegen.

Artikel 2.4 Geen wederhoor mogelijk

Indien wederhoor niet mogelijk is, doordat de eigenaar of de houder van de hond die gebeten heeft

niet bekend is, eindigt het onderzoek. De melder wordt hierover geïnformeerd. Het rapport uit artikel

2.1 vijfde lid kan als ondersteunend bewijs dienen bij een ander bijtincident indien in voldoende mate

kan worden vastgesteld dat het dezelfde hond betreft.

Hoofdstuk 3. Beoordeling bijtincident

Artikel 3.1 Letselschade, schade aan een dier of andere materiële schade

1. Indien er sprake is van letselschade of schade aan een ander dier die het directe gevolg is van

een bijtincident, wordt aan de hand van de schadetabel in het vierde lid beoordeeld of er sprake

is van ernstige schade of geringe schade.

2. Al dan niet in afwijking van het eerste lid is letselschade of schade aan een dier met de dood of

invaliditeit tot gevolg altijd ernstige schade.

3. Schade die het gevolg is van een bijtincident, niet zijnde letselschade of schade aan een ander

dier, wordt niet tot ernstige schade gerekend.

4. Schadetabel:

Omschrijving van de schade

Kwalificatie van de schade

1.

Diepe verwonding met spierschade, weefselverlies, schade aan bloedvaten, zenuwen en botten.

 

2.

Diepe verwonding met spierschade, weefselverlies, schade aan

bloedvaten of zenuwen.

Ernstige schade

3.

Diepe verwonding met spierschade of weefselverlies.

 

4.

Diepe verwonding met spierschade.

 

5.

Beet met tandafdrukken door de huid heen.

 

6.

Oppervlakkige verwonding zonder spierschade.

 

7.

Beet met tandafdrukken.

Geringe schade

8.

Beet waarvan een afdruk of blauwe plek zichtbaar is.

 

9.

Beet zonder afdrukken, zonder blauwe plek of zonder schade.

Geen schade

Artikel 3.2 Gevaarlijk of hinderlijk

1. Een hond wordt gevaarlijk geacht indien deze heeft gebeten met ernstige schade, als bedoeld

in het vorig artikel, tot direct gevolg.

2. Een hond die bij meerdere bijtincidenten, binnen drie jaren, letselschade of schade aan een

dier heeft veroorzaakt wordt eveneens gevaarlijk geacht, ongeacht de soort of de omvang van

de schade.

3. Een hond wordt hinderlijk geacht indien deze heeft gebeten met geringe schade tot direct

gevolg of in een situatie als bedoeld in artikel 3.3 tweede lid.

Artikel 3.3 Waarschuwing

1. De eigenaar of de houder van een hond die schade heeft veroorzaakt als bedoeld in artikel 3.1

derde lid krijgt een schriftelijke waarschuwing.

2. In tegenstelling tot het eerste lid wordt een hond die bij meerdere bijtincidenten, binnen drie

jaren, schade heeft veroorzaakt als bedoeld in artikel 3.1 derde lid hinderlijk geacht.

Artikel 3.4 Maatregel

1. De eigenaar of de houder van een gevaarlijke hond wordt geboden er zorg voor te dragen dat

deze hond aangelijnd en gemuilkorfd is als deze zich niet op het eigen terrein van de eigenaar

of de houder bevindt.

2. In de beschikking wordt de eigenaar of de houder uit het eerste lid erop gewezen dat het

aanlijn- en muilkorfgebod in losloopzones onverkort geldt en dat het muilkorfgebod ook op

eigen grond geldt indien ter plaatse niet de maatregelen zijn getroffen die in de APV staan

vermeld.

3. De eigenaar of de houder van een hinderlijke hond wordt geboden er zorg voor te dragen dat

deze hond aangelijnd is als deze zich niet op het eigen terrein van de eigenaar of de houder

bevindt.

4. In de beschikking wordt de eigenaar of de houder uit het derde lid erop gewezen dat dit

aanlijngebod in losloopzones onverkort geldt.

5. Om de maatregel op te kunnen volgen wordt in de beschikking een begunstigingstermijn

genoemd. De duur van de begunstigingstermijn wordt slechts bepaald aan de hand van de tijd

die redelijkerwijs nodig is om een muilkorf en een korte lijn aan te schaffen, althans het middel

dat noodzakelijk is om opvolging te kunnen geven aan het opgelegde gebod uit het eerste of

het derde lid. Indien bekend is dat deze middelen reeds in het bezit zijn van de houder of

eigenaar, wordt er geen begunstigingstermijn gegeven.

Hoofdstuk 4. Intrekken of wijzigen van een maatregel

Artikel 4.1 Intrekken of wijzigen maatregel

1. Een aan de eigenaar of de houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond opgelegde maatregel

kan op verzoek van een belanghebbende worden gewijzigd of ingetrokken.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden toegekend indien de gevaarlijke

hond een risico-assessment heeft ondergaan dat afgenomen is door een professionele

hondengedragsdeskundige en dat het assessment heeft uitgewezen dat er geen onacceptabele

risico’s meer zijn voor mensen en dieren.

3. Het intrekken of wijzigen van een maatregel brengt, gelet op artikel 3.2 tweede lid, geen

verandering in het aantal bijtincidenten.

Hoofdstuk 5. Handhaving

Artikel 5.1 Reikwijdte

De bepalingen van dit hoofdstuk hebben alleen betrekking op de bestuursrechtelijke bevoegdheden

van de burgemeester. Ze beperken de opsporingsambtenaren of de buitengewoon

opsporingsambtenaren niet in hun bevoegdheden die zij ontlenen aan het strafprocesrecht.

Artikel 5.2 Muilkorfplicht op eigen terrein

1. Indien een gevaarlijke hond of een hond die is opgeleid voor bewakings-, opsporings- of

verdedigingswerk op het eigen terrein van de eigenaar of de houder verblijft en op dat terrein

niet de maatregelen zijn getroffen die in de APV vermeld staan, wordt een last onder

dwangsom opgelegd.

2. De last bestaat uit zowel het gemuilkorfd houden van de hond op het eigen terrein of de

maatregelen treffen die nodig zijn om aan de vereisten uit de APV te voldoen om de hond

zonder muilkorf op het eigen terrein te laten loslopen.

Artikel 5.3 Niet opvolgen aanlijngebod

1. Indien een hinderlijke hond zich buiten het eigen terrein bevindt en door de eigenaar of de

houder de opgelegde maatregel niet wordt nageleefd, kan een last onder dwangsom worden

opgelegd.

2. De last bestaat uit het naleven van het aanlijngebod als de hond zich buiten het eigen terrein

bevindt.

Artikel 5.4 Niet opvolgen aanlijn- en muilkorfgebod

1. Indien een gevaarlijke hond zich buiten het eigen terrein bevindt en door de eigenaar of de

houder de opgelegde maatregel niet wordt nageleefd, kan een last onder bestuursdwang

worden opgelegd.

2. De last bestaat uit het naleven van het aanlijn- en muilkorfgebod als de hond zich buiten het

eigen terrein bevindt.

3. In de beschikking wordt medegedeeld dat als het aanlijn- en muilkorfgebod niet wordt

nageleefd dat de burgemeester de overtreding kan beëindigen door de hond in beslag te

nemen.

4. In de beschikking wordt tevens medegedeeld dat de kosten van voorbereiding, het transport,

het verblijf, het risico-assessment en de eventuele kosten om de hond te euthanaseren voor

rekening zijn van de overtreder.

Artikel 5.5 Spoedeisende bestuursdwang

1. In geval een aanlijn- en muilkorfgebod niet wordt opgevolgd en dit tevens een direct gevaar

voor mensen of andere dieren oplevert of opgeleverd heeft kan besloten worden dat met

spoedeisende bestuursdwang – dus zonder voorafgaande last – de hinderlijke of gevaarlijke

hond in beslag wordt genomen.

2. Vooraf aan de inbeslagname of, indien dat niet mogelijk was, zo snel mogelijk nadien wordt de

beschikking bekendgemaakt.

3. In de beschikking wordt medegedeeld dat de kosten van het transport, het verblijf, het risicoassessment

en de eventuele kosten om de hond te euthanaseren zullen geschieden voor rekening zijn van de overtreder.

Hoofdstuk 6. Overdracht van eigendom en bestuursdwang

Artikel 6.1 Bijtincident door gevaarlijke hond

Als een hond gevaarlijk wordt geacht op grond van artikel 3.2 eerste of tweede lid en als de bijtende

hond wederom bij een bijtincident is betrokken dan kan de eigenaar gevraagd worden of hij afstand wil

doen van de hond en de eigendom van de hond wil overdragen aan de gemeente Goirle.

Artikel 6.2 Bestuursdwang

Een gevaarlijke hond kan in beslag worden genomen indien

a. een last onder bestuursdwang is opgelegd, als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, en die last niet

binnen de begunstigingstermijn is opgevolgd of

b. er geen herstelsanctie is opgelegd, maar er sprake is van een spoedeisende situatie als

bedoeld in artikel 5.5 eerste lid.

Artikel 6.3 Advisering

1. De inbeslaggenomen gevaarlijke hond wordt onderworpen aan een risico-assessment door een

professionele hondengedragsdeskundige, waarbij het assessment erop is gericht om de

duidelijkheid te verschaffen van de risico’s als de hond teruggeplaatst wordt.

2. Indien uit het risico-assessment blijkt dat de hond niet zonder onacceptabele risico’s

teruggeplaatst kan worden, kan de eigendom van de hond overgedragen worden aan een ander

of kan de hond geëuthanaseerd worden.

Artikel 6.4 Teruggeven, weggeven, euthanaseren

1. In beginsel wordt het advies van de hondengedragsdeskundige die het risico-assessment heeft

afgenomen opgevolgd.

2. Indien opvolging van het advies zou inhouden dat de hond aan de eigenaar of de houder

teruggegeven wordt, maar er concrete aanwijzingen zijn waaruit afgeleid kan worden dat dit

een onacceptabele onrust veroorzaakt in de directe omgeving van het verblijfadres van de

houder of eigenaar, wordt het advies niet opgevolgd.

3. Als de gevaarlijke hond veelvuldig op een ander adres verblijft dan op het verblijfadres van de

eigenaar of de houder, dan geldt het tweede lid ook ten aanzien van de directe omgeving van

dat andere adres.

4. De teruggave van een gevaarlijke hond verandert niet dat de hond als gevaarlijk wordt

beschouwd.

5. Een gevaarlijke hond wordt uitsluitend weggegeven:

a. als uit het risico-assessment is gebleken dat het gedrag van de hond nog ten

goede is bij te stellen en

b. aan een ander die zelf aantoonbaar bekwaam is om de bijstelling in het gedrag te

bewerkstelligen.

6. De persoon uit het vijfde lid aanhef en onderdeel b krijgt een aanlijn- en muilkorfgebod

opgelegd.

7. Een gevaarlijke hond die niet teruggegeven kan worden en die niet herplaatst kan worden

onder de criteria uit het vijfde lid wordt geëuthanaseerd.

Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1 Overgangsbepalingen

1. Honden die gevaarlijk of hinderlijk zijn verklaard, voordat deze beleidsregels bekendgemaakt

werden, blijven beschouwd worden als hinderlijke of gevaarlijke honden.

2. Beschikkingen waarmee een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd,

voordat deze beleidsregels bekendgemaakt werden, blijven onverkort van kracht.

3. Herstelsancties die zijn opgelegd, voordat deze beleidsregels bekendgemaakt werden, blijven

onverkort van kracht.

4. Eerder gegeven waarschuwingen worden beschouwd als waarschuwingen in de zin van artikel

3.3 eerste lid.

4. Voor het intrekken van een eerder opgelegde maatregel geldt de mogelijkheid van artikel 4.1

van deze beleidsregels.

Artikel 7.2 Slotbepalingen

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke

honden gemeente Goirle”.

2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Goirle op 26 november 2021,

Mark van Stappershoef

Bijlagen toelichtingen

Toelichting bij artikel 2.1 Het is van belang dat de melder geïnformeerd wordt dat het huisbezoek

uitsluitend ten doel heeft om het bestuursrechtelijk onderzoek te starten. Het eventueel verhalen van

schade door de benadeelde op de hondeneigenaar is een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen een

schuldeiser en een schuldenaar; de gemeente Goirle is daarin geen partij.

Toelichting bij artikel 2.4 Bovenstaande betekent niet dat het onderzoek altijd eindigt als er geen

wederhoor mogelijk is; Alleen wanneer wederhoor onmogelijk is, doordat de eigenaar of houder

onbekend is eindigt het onderzoek. Indien de eigenaar of houder geen medewerking verleent aan

wederhoor, dan kan het bijtincident alsnog beoordeeld worden.

Toelichting bij artikel 3.3 De eigenaar of houder van de hond wordt schriftelijk medegedeeld wat de

bevoegdheden zijn van de burgemeester bij bijtincidenten. Een waarschuwing is geen voorwaarde voor

het toepassen van de sanctiebevoegdheid; alleen het aantal bijtincidenten is hiervoor van belang.

Daarom is een dergelijke waarschuwing geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en

dus niet appellabel.

Toelichting bij artikel 4.1 Het verzoek betreft een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 derde lid Awb.

Toelichting bij artikel 5.3 Als een aanlijngebod is opgelegd en dat gebod wordt niet opgevolgd, kan

een bevoegde (buitengewoon) opsporingsambtenaar een boete uitschrijven. Het ligt voor de hand dat

ten eerste van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Indien beboeten de eigenaar of houder er niet

toe aanzet om de overtreding niet meer te begaan, kan een last onder dwangsom [afdeling 5.3.2 Awb]

uitkomst bieden. Voor een last onder bestuursdwang – waarbij de uitvoering van de bestuursdwang

bestaat uit de inbeslagname van de hond – wordt niet gekozen, omdat dit artikel uitsluitend ziet op

een hinderlijke hond en niet op een gevaarlijke hond.

Toelichting bij artikel 5.4 Als een aanlijn- en muilkorf gebod is opgelegd en die geboden worden niet

opgevolgd, kan een bevoegde (buitengewoon) opsporingsambtenaar een boete uitschrijven. Het is

geheel afhankelijk van de casuïstiek of het voor de hand ligt om ten eerste alleen van die bevoegdheid

gebruik te maken; dit dient per casus gewogen te worden. Bij het niet opvolgen van een aanlijn- en

muilkorfgebod wordt expliciet geen last onder dwangsom opgelegd, vanwege de beperkende werking

die ervan uitgaat. Op grond van artikel 5:6 Awb is het niet toegestaan om een last onder

bestuursdwang op te leggen als er al een last onder dwangsom is opgelegd. Spoedeisende

bestuursdwang [artikel 5:31 Awb] is alleen toegestaan als er een bevoegdheid is tot het opleggen van

een last onder bestuursdwang. Een last onder dwangsom zou die bevoegdheid wegnemen.

Toelichting bij artikel 5.5 Deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 5:31 Awb.

Toelichting bij artikel 6.1 Het aanbod van de gemeente Goirle en de aanvaarding daarvan door de

eigenaar brengt een overeenkomst tot stand in de zin van artikel 6:217 eerste lid BW; op grond van

artikel 6:213 eerste lid BW is de overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling. Een rechtshandeling is

in een aantal situaties vernietigbaar [artikel 3:44 eerste lid BW]. De eigenaar van de hond dient, ter

voorkoming van een vernietiging, voorafgaand aan de aanvaarding van het aanbod erop gewezen te

worden dat de hond geëuthanaseerd zal worden. Vanaf het moment dat de gemeente Goirle eigenaar

is kan zij zelf beslissen wat ze met haar eigendom doet, mits dit niet in strijd is met het recht [artikel

5:1 BW]. Op grond van artikel 1.10 aanhef en sub e Besluit houders van dieren kan een dier worden

gedood vanwege niet te corrigeren gedragskenmerken. Een beslissing van de gemeente Goirle om een

hond te euthanaseren is geen besluit in de zin van de Awb en dus niet appellabel.

Toelichting bij artikel 6.2 De bevoegdheid uit sub a. wordt ontleend aan artikel 5:21 aanhef en sub b

Awb. De bevoegdheid uit sub b. wordt ontleend aan artikel 5:31 Awb. In dit artikel staat dat als een

besluit niet meer voorafgaand genomen kan worden, dat het besluit dan zo spoedig mogelijk

naderhand – na de inbeslagname – wordt bekendgemaakt.

Toelichting bij artikel 6.3 Het risico-assessment is erop gericht om te kunnen beoordelen of de hond

teruggegeven kan worden. De advisering draagt bij aan een keuze voor een feitelijke handeling en niet

tot een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid Awb. Op grond van artikel 3:1 tweede lid Awb is

afdeling 3.3 Awb van toepassing. De professionele hondengedragsdeskundige is de adviseur als

bedoeld in artikel 3:5 eerste lid Awb.

Toelichting bij artikel 6.4 Het risico-assessment is erop gericht om te kunnen beoordelen of de hond

teruggegeven kan worden. Als teruggave niet binnen dertien weken mogelijk is, kan de hond verkocht

worden [5:30 eerste lid Awb]. Uitgangspunt is dat verkoop van een gevaarlijke hond nooit mogelijk is.

Daardoor is het, op grond van artikel 5:30 vijfde lid Awb, mogelijk om de hond weg te geven of te

euthanaseren. Een gevaarlijke hond wordt niet altijd en niet aan een ieder weggegeven; het vijfde lid

geeft de minimale vereisten. Indien een hond wordt weggegeven, dan wordt daarbij ook direct een

aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd. Voor het doden van een dier geldt dat voldaan moet worden aan

de wettelijke voorwaarden; op grond van artikel 1.10 aanhef en sub e Besluit houders van dieren kan

een dier worden gedood vanwege niet te corrigeren gedragskenmerken.