Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Oldenzaal 2016

Geldend van 09-12-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Oldenzaal 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal;

gelet op het bepaalde in de Wet taaleis Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen:

Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Oldenzaal 2016

Artikel 1. Begripsbepaling

  • a.

    Belanghebbende: uitkeringsgerechtigde of uitkeringsaanvrager;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal;

  • c.

    Educatie: educatie zoals bedoeld in artikel 7.3.1, lid 1, aanhef en onder b tot en met f van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d.

    ROC: Regionaal Opleidingscentrum van Twente;

  • e.

    Taalplan: plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen. Dit plan geeft aan op welke wijze het gekozen traject binnen een bepaalde en reële termijn leidt tot verbetering van beheersing van de Nederlandse taal.

Artikel 2. Taaltraject

  • 1. Het college kan een persoon een taaltraject als onderdeel van Educatie gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze behoort tot de doelgroep van artikel 18b van de Participatiewet.

  • 2. Een taaltraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      een traject is gebaseerd op een taalplan;

    • b.

      een traject is onderdeel uit van de regionale Educatieve Raamovereenkomst 2015, 2016 en 2017 met het ROC;

    • c.

      op verzoek van de uitkeringsgerechtigde kan op eigen kosten een eigen invulling worden gegeven aan het traject binnen de kaders van de Wet taaleis Participatiewet en het Besluit taaltoets Participatiewet.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die volledig zijn ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.

Artikel 3. Prioritering

Het college houdt bij het aanbieden van een taaltraject de volgende prioritering aan:

  • a.

    belanghebbenden uit de prioritaire doelgroepen ‘jongeren tot 30 jaar’ en ‘ouders met kinderen tot 12 jaar’;

  • b.

    belanghebbenden die niet in Nederland zijn geboren en zich na hun vierde jaar in Nederland hebben gevestigd;

  • c.

    belanghebbenden die niet in een re-integratietraject of inburgeringstraject zitten.

Artikel 4. Taaltoets

  • 1. Het college kan binnen 8 weken na ontvangst van de bijstandsaanvraag en voor het zittende bestand op een nader te bepalen moment een toets bij de belanghebbende afnemen, indien de belanghebbende een van de volgende documenten niet kan overleggen:

    • a.

      een diploma of een inschrijvingsbewijs van een Nederlandstalige middelbare school in Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of Vlaanderen;

    • b.

      rapporten tot en met groep 8 van een basisschool in Nederland;

    • c.

      een diploma van een MBO-, HBO- of universitaire opleiding in Nederland of Vlaanderen;

    • d.

      een diploma van een opleiding Nederlands in het buitenland;

    • e.

      een diploma inburgering op A2-niveau of hoger;

    • f.

      een ander document waaruit blijkt dat de Nederlandse taal op minimaal 1 F voor moedertaalsprekers en A2 voor anderstaligen wordt beheerst;

    • g.

      een eigen verklaring dat de belanghebbende tenminste 8 jaar Nederlandstalig basis- en/of vervolgonderwijs heeft gevolgd. Deze verklaring wordt alleen afgenomen bij belanghebbenden die sinds hun geboorte woonachtig zijn in Nederland of voor hun vierde levensjaar in Nederland zijn gevestigd.

  • 2. Indien de belanghebbende is gestart met een traject in het kader van de Wet inburgering, dan wordt dit beschouwd als voldoende inspanningen van de belanghebbende om de vereiste taalvaardigheden te leren. Het college bewaakt de voortgang.

  • 3. De taaltoets wordt afgenomen door het ROC en voldoet aan het besluit taaltoets Participatiewet.

  • 4. Het ROC legt de doelen en voortgang vast in een taalplan. Het taalplan beschrijft in ieder geval:

    • a.

      de manier waarop de belanghebbende de vereiste taalvaardigheden gaat leren;

    • b.

      de voortgang en inspanningen die van de belanghebbende worden verwacht;

    • c.

      op welke momenten de voortgang en inspanningen worden gemonitord. Dit is minimaal iedere zes maanden.

Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen

  • 1. Als de belanghebbende niet voldoet aan de medewerkingsplicht van het tweede lid van artikel 17 van de Participatiewet, dan geldt het maatregelregime van artikel 18 van de Participatiewet.

  • 2. Belanghebbende wordt na uitkomst van de toets, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, binnen een termijn van 8 weken na het bekend worden van de uitkomst van de toets, door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden dat belanghebbende niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst.

  • 3. Van een verlaging van de bijstand wordt afgezien indien:

    • a.

      belanghebbende zich bereid heeft verklaard taalonderwijs te volgen binnen een maand na de kennisgeving bedoeld in het tweede lid;

    • b.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 4. Als de uitkering van de belanghebbende is verlaagd op grond van artikel 18b Participatiewet en de belanghebbende aantoont weer voldoende inspanningen te verrichten om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, zevende lid, Participatiewet en de verlaging stopzetten.

Artikel 6. Budgetplafond

De taaltrajecten voor de Wet taaleis worden door de gemeente kosteloos aangeboden binnen de kaders van de regionale Educatieve Raamovereenkomst 2015, 2016 en 2017 met het ROC.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Oldenzaal 2016.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2016.

Ondertekening

Vastgesteld op 25 januari 2016,

het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

de burgemeester

Toelichting (behorende bij het besluit tot vaststelling van de beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Oldenzaal)

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. Met de Wet taaleis krijgen gemeenten de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen vaak een basiskennis van de Nederlandse taal. Voor de arbeidsparticipatie is het daarom van wezenlijk belang dat men zich in voldoende mate kan uitdrukken in de Nederlandse taal (mondeling en schriftelijk). Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan maatschappelijke participatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Behoeft geen nadere uitleg

Artikel 2. Taaltraject

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 3. Prioritering

De handreiking Wet Taaleis biedt de mogelijkheid om in een onderzoeksplan aan te geven welke groepen uit het zittende bestand eerst en welke groepen later worden gescreend voor de taaleis. Prioritering biedt de mogelijkheid om gericht actie te ondernemen naar groepen die baat hebben bij het leveren van een taalinspanning. Tevens kan de prioriteitstelling ingezet worden om binnen de ruimte van het educatiebudget taaltoetsen en taaltrajecten aan te bieden.

Artikel 4. Taaltoets

Als een belanghebbende bij de aanvraag van de uitkering niet kan bewijzen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een taaltoets af.

Het is niet de bedoeling van de wetgever dat een belanghebbende op basis van de Wet inburgering én op basis van de Wet taaleis twee afzonderlijke taaltrajecten doorloopt. Daarom

beschouwt het college een taaltraject in het kader van de Wet inburgering, als voldoende inspanning van de belanghebbende, zoals bedoeld in de taaleis van de Participatiewet (Wet taaleis). Wel monitort het college de voortgang die de belanghebbende maakt. De taaltoets kan hiertoe als nulmeting dienen.

Als de belanghebbende niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden, dan kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering op grond van artikel 18b Participatiewet.

De toets die het college laat afnemen door het ROC om te beoordelen of de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende door de belanghebbende beheerst worden, voldoet aan de regels die in het Besluit taaltoets Participatiewet zijn vastgelegd. Voor de niet-inburgeraars worden de afspraken over het taaltraject in een taalplan opgenomen, inclusief de redelijke en reële termijn waarin de verbetering van de Nederlandse taal dient plaats te vinden. Indien de belanghebbende geen gebruik wenst te maken van het door het ROC aangeboden taalplan, dient deze zelf zorg te dragen voor een taalplan dat voldoet aan de bepalingen van de Wet taaleis participatiewet en het Besluit taaleis Participatiewet.

Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen

Als de uitkomst van de toets onvoldoende is, moet het college de belanghebbende binnen 8 weken na de uitkomst van de toets, schriftelijk op de hoogte brengen van het redelijk vermoeden dat de belanghebbende niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst. Vanaf deze schriftelijke kennisgeving vindt in beginsel de verlaging van de uitkering plaats, tenzij de belanghebbende zich bereid verklaart binnen een maand vanaf de kennisgeving, te starten met een taaltraject, of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Bij de beoordeling of de verwijtbaarheid volledig ontbreekt als bedoeld in artikel 18b, zesde lid, Participatiewet, kunnen in ieder geval de volgende omstandigheden mee spelen:

  • -

    de belanghebbende is ontheven of vrijgesteld voor zijn inburgeringsplicht en deze omstandigheden zijn nog onverkort van toepassing;

  • -

    de belanghebbende heeft ondanks voldoende inspanningen, (nog) niet het vereiste taalniveau bereikt

  • -

    de belanghebbende was vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat om te voldoen aan de inspanningsverplichting.

  • -

    Indien de belanghebbende weigert mee te werken aan toetsing, een taalplan of een taaltraject, dan wordt dat gezien als het niet willen meewerken aan de re-integratieverplichting van de Participatiewet. De belanghebbende zal dan sancties worden opgelegd in dat kader.

Artikel 6. Budgetplafond

De kaders betreffen de financiële kaders, maar ook de inhoudelijke onderwijskundige kaders van het raamcontract Educatie. Dat houdt in dat de aangeboden trajecten in het kader staan van taalniveau 2F (niveau startkwalificatie) en gericht op re-integratie of maatschappelijke activering.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 8. Citeertitel

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 9.

Behoeft geen nadere uitleg.