Regeling vervallen per 01-04-2022

Verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-03-2022

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2022

De raad van de gemeente Maassluis,

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 2 november 2021,

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 36b van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de volgende:

Verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2022:

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek om individuele studietoeslag wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Beoordeling

Het college beoordeelt of een persoon tijdens de studie, als gevolg van een structurele medische beperking, geen inkomsten kan verwerven. Het college kan hiertoe een advies inwinnen.

Artikel 3. Individuele studietoeslag

  • 1. Individuele studietoeslag wordt toegekend voor maximaal 12 maanden.

  • 2. Indien een persoon geen recht meer heeft op Wet Studiefinanciering 2000 studiefinanciering of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten eindigt het recht op individuele studietoeslag.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. Een individuele studietoeslag bedraagt per maand:

    • a.

      voor een persoon van 21 jaar en ouder € 300,00;

    • b.

      voor een persoon van 20 jaar € 240,00;

    • c.

      voor een persoon van 19 jaar € 180,00

    • d.

      voor een persoon van 18 jaar € 150,00.

  • 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid kan jaarlijks door het college worden geïndexeerd.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

Artikel 6. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. De verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2015 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. De verordening vervalt van rechtswege met ingang van de datum dat de Wijziging van Participatiewet en de Ziektewet in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (Breed Offensief, nummer 35 394) in werking treedt.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2022

Ondertekening

Maassluis, 16 november 2021

De raad voornoemd,

De griffier,

mr. R. van der Hoek

De voorzitter,

dr. T.J. Haan

Toelichting

Vast te leggen regels in verordening

De Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordening opdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder gevalbetrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag(artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Algemeen

Het college krijgt de mogelijkheid mensen, die als gevolg van een structurele medische beperkingen naast hun studie geen inkomsten kunnen verwerven, een individuele studietoeslag te verstrekken. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5,onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat zij tijdens hun studie, door een structurele medische beperking, niet in staat zijn om inkomsten te verwerven.

Criterium

In de Verordening individuele studietoeslag gemeente Maassluis 2015 staat door een wetswijziging per 1 januari 2020 een onjuist criterium vermeld. De wetgever had met de invoering van de individuele studietoeslag in de Participatiewet als doel jongeren met een medische beperking, die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven. Met het oorspronkelijke wettelijke criterium “niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen” werd dat doel echter niet bereikt. Dat criterium was een te hoge drempel, omdat het aantonen hiervan een complexe procedure was. Het bereik van de regeling bleef hierdoor achter. Uit onderzoek van de Inspectie SZW bleek dat de regeling aangepast moest worden. Het criterium genoemd in artikel 36b PW, lid 1, onderdeel d is om deze reden door de Verzamelwet SZW 2020 geschrapt en reeds gewijzigd naar “door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven. In deze verordening wordt het juiste criterium benoemd.

Vaststellen criterium

Met het wijzigen van het criterium is het college niet meer gehouden om eerst de loonwaarde van de aanvrager vast te stellen. Het college dient op basis van de door de aanvrager aangeleverde bewijsstukken redelijkerwijs vast te kunnen stellen dat hij niet in staat is om naast de studie inkomen te verweven. Dit kan bijvoorbeeld door een bewijsstuk waaruit blijkt dat iemand vanuit de Wajong is gaan studeren of een verklaring van een specialist. Indien uit de aangeleverde bewijsstukken onvoldoende blijkt dat de persoon niet in staat is om inkomen te verwerven, kan het college advies bij bijvoorbeeld het UWV inwinnen.

Doelgroep

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 PW, lid 1, onderdeel a kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat deze tijdens de studie, door een structurele medische beperking, geen inkomsten kan verwerven.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal bij de aanvraag aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Indien de persoon geen recht meer heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming wordt de toeslag beëindigd.

Normbedragen

Vooruitlopend op het wetsvoorstel “Wijziging van Participatiewet en de Ziektewet in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (Breed Offensief) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeenten opgeroepen om de normbedragen genoemd in dit wetsvoorstel te gaan hanteren. De normbedragen zijn afgeleid van de Wajong. De hoogte van de individuele studietoeslag vanaf de leeftijd van 21 jaar wordt vastgesteld op 300 euro netto per maand. Voor studenten jonger dan 21 jaar wordt conform het toepasselijke jeugd-minimumloon een lager bedrag gehanteerd. De onderstaande bedragen worden door de Minister voorgesteld. Deze bedragen worden in deze verordening overgenomen.

Leeftijd in jaren

Verhouding jeugd WML t.o.v. regulier WML

Netto bedragen per maand

21 en ouder

100 %

€ 300,00

20

80 %

€ 240,00

19

60 %

€ 180,00

18

50 %

€ 150,00

Intrekking

Deze verordening regelt dat bij de inwerkintreding van de Wijziging van Participatiewet en de Ziektewet in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (Breed Offensief) deze direct wordt ingetrokken. Met de wetswijziging vervalt namelijk de verordeningsplicht omtrent de individuele studietoeslag.