Subsidieregeling peuteropvang en VE gemeente Heerenveen

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en VE gemeente Heerenveen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanbieder:

de aanbieder van peuteropvang op locatie(s) die zijn geregistreerd in het LRK;

aanvullende subsidie VE:

subsidie bestemd voor de aanbieder om de meerkosten te dekken voor het aanbod van VE aan doelgroeppeuters;

ASV:

Algemene subsidieverordening Heerenveen 2017;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;

doelgroeppeuter:

een bij de gemeente ingeschreven peuter in de leeftijd van 2 jaar tot de start van de basisschool die op indicatie van de JGZ, vanwege (het risico op) een onderwijsachterstand, in aanmerking komt voor een VE-peuterplaats;

gemeente:

gemeente Heerenveen;

inkomensverklaring:

een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouders in een bepaald belastingjaar;

kinderopvangtoeslag:

tegemoetkoming voor ouders in de kosten van kinderopvang, uitbetaald via de belastingdienst;

koptarief:

het koptarief is subsidie dat via aanbieders wordt toegekend aan ouders om het verschil tussen de kostprijs van de peuteropvang en het landelijk maximum uurtarief te overbruggen;

landelijk maximum uurtarief:

maximum uurtarief dat het ministerie van SZW hanteert voor de kinderopvangtoeslag voor de hele dagopvang;

LRK:

landelijk Register Kinderopvang, het register waarin kinderopvanglocaties zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

ouder:

de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of pleegouder/verzorger van de (doelgroep)peuter;

ouderbijdrage:

de inkomensafhankelijke bijdrage die ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag betalen aan de aanbieder;

overdrachtsformulier:

het formulier dat gebruikt wordt door de aanbieder om informatie over de (doelgroep)peuter, dat is opgenomen in het kindvolgsysteem, over te dragen aan de basisschool;

pedagogische beleidsmedewerker:

een HBO geschoolde medewerkers welke ingezet wordt ten behoeve van de verhoging van de kwaliteit van voorschoolse educatie;

peuter:

bij de gemeente ingeschreven kind in de leeftijd van 2 jaar tot de start van de basisschool;

peuteropvang:

kinderopvang voor kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar oud tot de start van het basisonderwijs met een aanbod van 4 uur per dag gedurende 40 of 41 weken per jaar;

peuterplaats:

plaats in de peuteropvang van één of twee dagen;

registratieoverzicht:

het maandelijks door aanbieders in te dienen overzicht met de informatie zoals opgenomen in de beschikking van het college;

VE:

Voorschoolse Educatie. Aanbod van een VE-programma met als doel om doelgroeppeuters beter voor te bereiden op de basisschool en onderwijsachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen en in te lopen;

VE-jaarbedrag:

een aanvullende subsidie per doelgroeppeuter vanaf 2,5 jaar op een VE-peuterplaats voor de meerkosten van het VE-aanbod;

VE-peuterplaats:

plaats voor een doelgroeppeuter in de peuteropvang met VE;

VE-programma:

een voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Artikel 2. Doel

De subsidie heeft als doel deelname aan de peuteropvang te stimuleren en voldoende aanbod van VE te realiseren. Hiermee worden peuters goed voorbereid op de start in het basisonderwijs.

Artikel 3 De grondslag voor de subsidie

  • 1. De subsidietarieven en -bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de index die wordt gebruikt door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het landelijk maximum uurtarief, tenzij er gegronde redenen voor het college zijn om hiervan af te wijken

  • 2. De grondslag voor de subsidie is het aantal (doelgroep)peuters en het aantal uren dat deze peuters gebruik maken van de peuteropvang.

  • 3. Het college subsidieert de volgende bedragen aan de aanbieder:

    • a.

      voor een peuter op een peuterplaats van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 4 of 8 uur per week gedurende 40 of 41 weken per jaar maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over deze uren;

    • b.

      per doelgroeppeuter met een leeftijd tussen 2 en 2,5 jaar op een VE-peuterplaats van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: minimaal 8 uren en maximaal 16 uren per week gedurende 40 of 41 weken per jaar maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over 8 uren per week;

    • c.

      per doelgroeppeuter met een leeftijd van tenminste 2,5 jaar tot de start van de basisschool op een VE-peuterplaats van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 16 uren per week gedurende 40 of 41 weken per jaar maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage; de ouderbijdrage wordt over 8 uur per week in rekening gebracht;

    • d.

      per doelgroeppeuter met een leeftijd van tenminste 2,5 jaar tot de start van de basisschool op een VE-peuterplaats van ouders met recht op kinderopvangtoeslag: 8 uren per week gedurende 40 of 41 weken per jaar maal het landelijk maximum uurtarief; ouders nemen aanvullend nog tenminste 8 uren per week gedurende 40 of 41 weken per jaar af, waarover zij kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen;

    • e.

      een koptarief per uur over alle uren van (doelgroep)peuters op (VE)peuterplaatsen in de peuteropvang, dat wil zeggen alleen voor peuters die maximaal 4 uur per dag en 40 of 41 weken per jaar gebruik maken van kinderopvang;

    • f.

      per doelgroeppeuter van tenminste 2,5 jaar tot de start van de basisschool op een VE-peuterplaats een aanvullende subsidie, om de meerkosten van het VE-aanbod te kunnen dekken, in de vorm van een VE-jaarbedrag; indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar deelneemt, wordt het VE-jaarbedrag naar rato verstrekt. Voor het VE-jaarbedrag wordt een minimum van twee doelgroeppeuters per aanbieder gehanteerd;

    • g.

      per doelgroeppeuter van tenminste 2,5 jaar tot de start van de basisschool op een VE-peuterplaats op 1 januari: een aanvullende subsidie voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker VE voor netto 10 uren per jaar. Deze inzet wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette uren en niet in contracturen. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met afwezigheid door vakantie-, verlof- en feestdagen.

  • 4. De aanbieder hanteert voor de ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag de ‘VNG-adviestabel ouderbijdragen peuteropvang’ van het betreffende jaar.

  • 5. Het koptarief is alleen beschikbaar voor (doelgroep)peuters als de ouderbijdrage is gebaseerd op het landelijk maximum uurtarief of op de ‘Vereniging voor Nederlandse Gemeentenadviestabel ouderbijdrage peuteropvang’.

  • 6. De aanbieder int zelf de ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

  • 1. De gemeente keert de subsidie maandelijks achteraf uit aan de aanbieder.

  • 2. De aanbieder stuurt daarvoor maandelijks het registratieoverzicht aan de gemeente.

  • 3. De aanbieder houdt een jaaroverzicht bij van eventuele mutaties die zich voordoen nadat de registratieoverzichten bij de gemeente zijn ingediend (mutatieoverzicht). Dit mutatieoverzicht wordt samen met het vaststellingsverzoek bedoeld in artikel 9 van deze subsidieregeling ingediend bij de gemeente. De mutaties worden verrekend met de reeds op basis van de registratieoverzichten uitgekeerde subsidie.

  • 4. De subsidie wordt definitief vastgesteld op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde uren van peuters op (VE-)peuterplaatsen en de daadwerkelijk gefactureerde ouderbijdragen.

  • 5. Er worden geen subsidievoorschotten uitgekeerd.

Artikel 5. Verplichtingen aanbieder

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanbieders die:

  • a.

    binnen de peuteropvang werken met een kind- of ontwikkelvolgsysteem;

  • b.

    geen bestuursrechtelijke handhavingsprocedure hebben lopen voor het kinderopvangaanbod in de gemeente;

  • c.

    ervoor zorgen dat ouders worden gestimuleerd om tenminste 8 uren (twee dagen) per week gebruik te maken van de peuteropvang;

  • d.

    samenwerken met het basisonderwijs zodat een doorgaande (leer)lijn met het basisonderwijs ontstaat;

  • e.

    zorgen voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom naar het basisonderwijs en daarbij gebruik maakt van een overdrachtsformulier;

  • f.

    zorgen voor een ‘warme’ overdracht van doelgroeppeuters aan het basisonderwijs, bestaande uit een overdrachtsgesprek tussen aanbieder, basisschool en ouders;

  • g.

    ouders betrekken en ondersteunen bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen in de thuissituatie;

  • h.

    actief gebruik maken van de Verwijsindex Fryslân;

  • i.

    samenwerken met de GGD en het Team Jeugd en Gezin van de gemeente;

  • j.

    meewerken aan het verder ontwikkelen en verbeteren van het aanbod peuteropvang, VE en eventueel aanverwante onderwerpen;

  • k.

    meewerken aan de wijze van invulling van de verplichting tot het inzetten van een pedagogisch beleidsmedewerker en hoe daarmee de kwaliteit van de voorschoolse educatie wordt bevorderd;

  • l.

    aangesloten zijn bij en deelnemen aan de gemeentelijke overlegstructuur;

  • m.

    voorrang geven aan doelgroeppeuters bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen (VE-)peuterplaatsen;

  • n.

    peuters die woonachtig zijn in de gemeente voorrang geven bij plaatsing op beschikbaar gekomen (VE-)peuterplaatsen.

Artikel 6. Specifieke uitvoeringsregels

  • a.

    Voor het bepalen van de hoogte van de ouderbijdrage worden, voor het bepalen van de hoogte van het gezinsinkomen, de meest recente Inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij een éénoudergezin van de ouder. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing.

  • b.

    Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op subsidie zodra het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders worden door de aanbieder verplicht per ommegaande te melden dat zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • c.

    Als een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie van de geldende VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang vallen, kan een aanbieder de ouderbijdrage herzien op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of de meest recente Inkomensverklaring.

  • d.

    Aanbieder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door de gemeente aangewezen instanties.

  • e.

    Voor kinderen die niet (direct) uitstromen naar het reguliere basisonderwijs is verlenging van de plaatsing na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar mogelijk; hiertoe dient een verzoek tot verlenging bij het college te worden ingediend.

  • f.

    Aanbieder beschikt (voor de peuters waarvoor subsidie wordt ontvangen) over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

    • een door de ouder(s) ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouder(s);

    • naam, geboortedatum en BSN van de peuter waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • eventueel een ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvang-toeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • indien het gaat om een doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VE van JGZ.

Artikel 7. Aanvraag subsidie

  • 1. De aanvraag dient uiterlijk te zijn ontvangen op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanbieder maakt voor het aanvragen van subsidie gebruik van het aanvraagformulier bedoeld in artikel 6 van de ASV en vult het format in van het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3. De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal (doelgroep)peuters en de te factureren ouderbijdragen.

  • 4. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente vastgesteld format. Aanvragen worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst. Voor het bepalen van de volgorde van binnenkomst geldt het tijdstip waarop de aanvraag compleet is. Als twee of meer aanvragen op hetzelfde tijdstip compleet zijn ingediend, wordt de onderlinge volgorde bepaald door loting.

Artikel 8. Beslistermijn

Het college beslist, in overeenstemming met artikel 8 lid 1 van de ASV, op aanvragen bedoeld in artikel 7 uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9. Aanvraag vaststelling subsidie

  • 1. De aanbieder die meer dan € 7.500,- subsidie ontvangt dient, uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt, de aanvraag voor vaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat de volgende informatie:

    • a)

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. In het inhoudelijk verslag worden alle voor vaststelling van de subsidie relevante wijzigingen vermeld die zich voordeden na indiening van de registratieoverzichten. In de beschikking van het College worden eventueel nadere instructies opgenomen;

    • b)

      bij een subsidiering van meer dan € 50.000,- een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze regeling voor zover de toepassing daarvan kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen of groepen van gevallen.

Artikel 11. Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: subsidieregeling peuteropvang en VE gemeente Heerenveen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2021.

Burgemeester en wethouders van Heerenveen.

De gemeentesecretaris,

de heer J. van Leeuwestijn

De burgemeester,

de heer T.J. van der Zwan