Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht

Geldend van 22-11-2021 t/m heden

Intitulé

Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht

De Burgemeester van gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 4, derde lid, van de Verordening horeca gemeente Utrecht;

Overwegende dat de burgemeester bepaalde soorten horecabedrijven kan aanwijzen waarvoor het verbod niet geldt om een horecabedrijf te exploiteren zonder exploitatievergunning;

Besluit vast te stellen het Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht.

Artikel 1 Aanwijzing

De burgemeester wijst voor de gehele gemeente Utrecht de volgende soorten horecabedrijven aan waarvoor het verbod niet geldt om een horecabedrijf te exploiteren zonder exploitatievergunning:

  • 1. Horecabedrijven mét een vergunning op grond van de Alcoholwet en zonder een terras.

  • 2. Lunchrooms, ijssalons, koffiebars en (horeca)bedrijven en/of locaties met maximaal twee automaten. Er wordt geen alcoholhoudende drank geschonken en er is geen terras bij het bedrijf. De (horeca)bedrijven en/of locaties houden zich aan de (sluitingstijden van de) Winkeltijdenwet en Winkeltijdenverordening Utrecht 2015.

  • 3. Horecabedrijven binnenin een overdekt winkelcentrum.

  • 4. Supermarkten waar dranken of etenswaren voor directe consumptie worden verkocht.

  • 5. Additionele horeca bij:

    • a.

      gemeentelijk buurtcentrum

    • b.

      kinderboerderijen en educatieve tuinen

    • c.

      congrescentra en musea

    • d.

      tuincentra

    • e.

      kantoorkantines/bedrijfsrestaurants

    • f.

      zorginstellingen

    • g.

      onderwijsinstellingen

    • h.

      uitvaartcentra

    • i.

      sportinstellingen

    • j.

      sport- en fitnessscholen, alleen voor verkoop van sportdranken

    • k.

      indoorspeeltuinen

  • 6. Winkels met ondersteunende horeca.

  • 7. Tijdelijk verblijf accommodaties (short stay) in gebouwen met een woonbestemming die aantoonbaar bestonden of aanwezig waren voor of op 1 januari 2018.

Artikel 2 Uitzonderingen

De aanwijzing onder artikel 1 geldt niet voor:

  • 1.

    Horecabedrijven die zich vestigen op locaties waar eerder een exploitatievergunning is ingetrokken of een horecabedrijf is gesloten door de burgemeester.

  • 2.

    Horecabedrijven waarvan de leidinggevende(n) vermeld stond(en) op een exploitatievergunning die door de burgemeester is ingetrokken of geweigerd.

  • 3.

    Locaties waarvoor een aanvraag om een exploitatievergunning is ingediend voor een (horeca)bedrijf van andere aard.

  • 4.

    Horecabedrijven waarvan de leidinggevende(n) evident van slecht levensgedrag is/zijn.

  • 5.

    Door de burgemeester nader aangewezen gebieden.

  • 6.

    Een horecabedrijf waarvan de burgemeester bij besluit bepaalt dat de vergunningplicht wel geldt.

Artikel 3 Intrekking

Het Besluit wijziging regelgeving horecabedrijven van 3 februari 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 4 Overgangsbepaling

De wijziging in artikel 1, lid 2, voor horecabedrijven/locaties met maximaal twee automaten treedt drie maanden na bekendmaking van dit besluit in werking.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit heet Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van gemeente Utrecht op 15 november 2021.

De burgemeester,

Sharon A.M. Dijksma

Bezwaarclausule

Vindt u dit besluit om bepaalde reden onjuist? Dan kunt u bezwaar maken.

U kunt uw bezwaar digitaal indienen. Daarvoor kunt u alleen gebruik maken van het door de gemeente beschikbaar gestelde digitale formulier. Dit vindt u op www.utrecht.nl/bezwaar. U kunt het bezwaar niet per e-mail insturen.

Maakt u liever per brief bezwaar, dan kunt u uw bezwaarschrift sturen aan de burgemeester van Utrecht.

Het adres is:

Postbus 16200

3500 CE Utrecht

Zorg ervoor dat u het bezwaarschrift indient binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit. Daarmee voorkomt u dat ik uw bezwaarschrift niet meer kan behandelen.

In het bezwaarschrift neemt u in ieder geval op:

  • uw naam, adres, datum en handtekening; graag ook het telefoonnummer waarop u overdag te bereiken bent;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift is gericht; vermeld hierbij de datum van bekendmaking van dat besluit of stuur een kopie van het besluit mee;

  • de reden waarom u vindt dat het besluit onjuist is;

  • een volmacht, als u het bezwaarschrift namens iemand anders indient.

Als er sprake is van een spoedeisende situatie kunt u daarnaast een voorlopige voorziening vragen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden Nederland, sector bestuursrecht, postbus 16005, 3500 DA Utrecht. Voor het in behandeling nemen van zo’n verzoek betaalt u griffierecht.

Toelichting op Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht

Inleiding

Het Aanwijzingsbesluit exploitatievergunningvrije horeca gemeente Utrecht (hierna: het Aanwijzingsbesluit) heeft als doel de lastendruk voor exploitanten van een horecabedrijf (ondernemers) te verminderen en tegelijkertijd de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid en het milieu te beschermen en de woon- en leefsituatie van omwonenden te behouden. De Verordening horeca gemeente Utrecht (hierna: Verordening horeca) geeft in artikel 4, derde lid, de burgemeester de bevoegdheid om soorten bedrijven aan te wijzen, in de gehele gemeente of een deel daarvan, waarvoor de exploitatievergunningplicht niet geldt.

De lijst met exploitatievergunningvrije horecabedrijven is geen statische lijst. Activiteiten binnen een horecabedrijf kunnen wijzigen en de bijbehorende benamingen van verschillende soorten bedrijven kunnen veranderen. Daarmee verandert ook de bezoeker van het horecabedrijf met de bijbehorende risico’s van exploitatie van een horecabedrijf. Om deze redenen kan het noodzakelijk zijn om de lijst met soorten horecabedrijven met enige regelmaat te wijzigen.

Voor horecabedrijven die niet in de opsomming onder artikel 1 zijn genoemd en/of horecabedrijven die niet voldoen aan de voorwaarden geldt het verbod van artikel 4, eerste lid, van de Verordening horeca onverkort; voor deze horecabedrijven geldt een exploitatievergunningplicht.

De burgemeester wil bij die horecabedrijven, de horecabedrijven die niet onder de uitzondering van artikel 1 vallen, voldoende grip houden op de ondernemers, leidinggevenden en bezoekers, en dat gaat het eenvoudigst met het beoordelen van een aanvraag om een vergunning. De voornaamste reden hiervoor is dat bij deze horecabedrijven vaker overtredingen worden geconstateerd en er eerder sprake is van overlast voor de omgeving, dan bij horecabedrijven die wel voorkomen in de lijst.

Ondernemers en zijn personeel dienen zich te houden aan de verplichtingen uit de Verordening horeca, los van de vraag of voor een horecabedrijf een exploitatievergunning nodig is. Door de exploitatie mag de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed. Gebeurt dit toch, dan kan handhavend worden opgetreden, mede aan de hand van de Handhavingsstrategie horeca. In het uiterste geval kan de burgemeester bepalen dat wel een exploitatievergunning aangevraagd moet worden, zodat voorschriften aan de exploitatie van het horecabedrijf verbonden kunnen worden.

Artikel 1 Aanwijzing

De Verordening horeca heeft tot doel om de openbare orde, de veiligheid van personen of goederen, de zedelijkheid, de gezondheid, het milieu en de woon- en leefsituatie van omwonenden te beschermen. Bij een aantal horecabedrijven is dit minder noodzakelijk vanwege de wijze van exploitatie van het specifieke horecabedrijf. In die gevallen geldt het verbod om te exploiteren zonder vergunning niet.

Coffeeshops en shishalounges vallen hier niet onder, deze horecabedrijven zijn daarom ook niet opgesomd onder artikel 1.

Lid 1

Voor horecabedrijven die vallen onder lid 1 is gezocht naar een goede balans tussen het verminderen van administratieve lasten voor deze horecabedrijven – er wordt geen exploitatievergunning meer gevraagd – en de belangen uit de Verordening horeca voldoende te beschermen. Bij dit soort horecabedrijven is het risico op aantasting van de belangen die de Verordening Horeca beoogt te beschermen klein. Er wordt alcoholhoudende drank geschonken, maar de Alcoholwetvergunning biedt voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden bij ontoelaatbare overlast. Dat er geen terras aanwezig mag zijn (in welke vorm dan ook) helpt ook bij het tegenaan van overlast. Daarnaast moeten deze horecabedrijven zich houden aan de overige bepalingen van de Verordening Horeca. Ook moeten deze horecabedrijven voldoen aan formele eisen, zoals inschrijving in de Kamer van Koophandel. Horecabedrijven met terras moeten een exploitatievergunning hebben, zodat bij het verlenen van een vergunning aan de Beleidsregel terrassen kan worden getoetst.

Lid 2

De onder lid 2 genoemde bedrijven, en (horeca)bedrijven/locaties met maximaal twee automaten of ijskasten voor de verkoop en/of verstrekking van etenswaren en/of dranken, leveren in de regel geen overlast op voor de omgeving. Deze bedrijven moeten zich houden aan sluitingstijden op grond van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening Utrecht 2015 (hierna: Winkeltijdenverordening).

Om te voorkomen dat horecabedrijven stellen dat zij één van de genoemde horecabedrijven zijn, wordt voor de uitleg van de soorten horecabedrijven aansluiting gezocht bij wat algemeen gebruikelijk is wat onder deze horecabedrijven wordt verstaan. Zo wordt bijvoorbeeld in een lunchroom het eten ter plaatse genuttigd en is deze niet in de avond geopend en wordt in een koffiebar geen volledige maaltijd geserveerd. De horecabedrijven genoemd in lid 2 hebben een exploitatievergunning nodig als zij een terras hebben of zich niet houden aan de (sluitings)tijden van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening.

Sinds 2009 wordt de vaste gedragslijn gehanteerd dat bedrijven/locaties met maximaal twee automaten voor eten en/of drinken geen exploitatievergunning nodig hebben. In deze bedrijven wordt geen alcoholhoudende drank geschonken. Dit neemt niet weg dat er wel sprake is van een horecabedrijf als bedoeld in de Verordening Horeca. De gedragslijn wil ook niet zeggen dat er geen sprake is of kan zijn van overlast.

In de praktijk komt het bijvoorbeeld voor dat horecabedrijven zich profileren als een ‘stichting’ voor dagopvang, terwijl zij de hele nacht geopend zijn en overlast veroorzaken. Voor dit soort bedrijven is deze regel opgenomen.

Om overlast in de nacht tegen te gaan is de eis van het naleven van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening expliciet opgenomen. Als een horecabedrijf onder lid 2 langer open wil zijn dan de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening toestaan, dan moet een exploitatievergunning aangevraagd worden.

Lid 3

Voor horecabedrijven die in een overdekt winkelcentrum zijn gelegen geldt geen exploitatievergunningplicht. Dit soort bedrijven houden zich (in de regel) aan de sluitingstijden op grond van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening. Hierdoor, en vanwege de ligging, is er minder risico dat de woon- en leefsituatie op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, mede gelet op de te verwachten bezoekers en de activiteiten van het horecabedrijf.

Een horecabedrijf valt onder deze categorie als het bedrijf voor bezoekers alleen te bereiken is via de ingang(en) van het overdekte winkelcentrum. Een horecabedrijf aan de rand van een winkelcentrum, dat direct toegankelijk is vanuit de openbare ruimte, dat wil zeggen buiten de ingang van het winkelcentrum om, valt niet onder uitzondering en heeft dus een exploitatievergunning nodig.

Lid 5

Additionele horeca is een activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Dit houdt in dat de horeca ten dienste staat van de hoofdactiviteit. Juridisch-planologisch gezien valt dit gebruik niet onder een afzonderlijke functie 'horeca', maar wordt het gebruik gerekend tot de bestemming van de hoofdfunctie. Dat geldt bijvoorbeeld voor sociaal-culturele, culturele, maatschappelijke en sport- en recreatieve doeleinden in kantines, bij buurtcentra, scholen en sportverenigingen, maar ook voor horecavoorzieningen bij musea en bedrijfskantines.

Onder de categorieën valt ook een naar aard vergelijkbaar geval van additionele horeca als die niet expliciet benoemd is. Het is aan de burgemeester om daar bij twijfel uitsluitsel over te geven. Om te bepalen wanneer er sprake is van additionele horeca geldt onder andere als kader dat:

  • De uitstraling van de horeca passend is bij de hoofdfunctie. Dit betekent dat de horeca bij de hoofdfunctie hoort en geopend is tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie.

  • De horecagelegenheid ondergeschikt is aan en aanvullend is op de hoofdfunctie. De horeca ondersteunt de hoofdfunctie. Er is duidelijk sprake zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie, onder andere qua vloeroppervlak, inzet van personeel en onderdeel van de begroting.

  • De horeca niet zelfstandig mag worden uitgeoefend of toegankelijk mag zijn, los van de hoofdfunctie. Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie en is er geen sprake van additionele horeca.

In het geldende Ontwikkelingskader Horeca Utrecht zijn aanvullende voorwaarden gesteld om te beoordelen of sprake is van additionele horeca. Hier moet aan voldaan worden.

Lid 5, sub a

Gemeentelijke buurtcentra hebben een maatschappelijke functie, waarbij de horeca-activiteiten een additioneel karakter hebben. Meestal wordt koffie en thee geschonken ter ondersteuning van andere activiteiten die in het buurtcentrum plaatsvinden. Voor het schenken van alcoholhoudende drank kan onder voorwaarden een tijdelijke ontheffing op grond van artikel 35 Alcoholwet worden aangevraagd.

Lid 5, sub b

Kinderboerderijen en educatieve tuinen hebben vaak een maatschappelijke functie. De horeca-activiteit is daaraan ondergeschikt en ondersteunt deze functie. Is dit niet het geval dan moet een exploitatievergunning worden aangevraagd.

Lid 5, sub h

Onder uitvaartcentra wordt onder andere verstaan een uitvaartonderneming, een begraafplaats, een crematorium of een soortgelijk bedrijf. De horeca-activiteit ondersteunt de hoofdactiviteit.

Lid 5, sub i

Sportinstellingen zoals gemeentelijke zwembaden en gymzalen hebben een maatschappelijke functie. De horeca-activiteit is daaraan ondergeschikt en ondersteunt deze functie. Is dit niet het geval dan moet een exploitatievergunning worden aangevraagd.

Lid 5, sub j

Sport- en fitnessscholen zijn alleen exploitatievergunningvrij als sportdranken worden verkocht ter ondersteuning van de hoofdactiviteit. Een restaurant, café of soortgelijke horeca-activiteit binnen de sport- of fitnessschool valt hier niet onder.

Lid 6

Voor winkels (detailhandel) met ondersteunende horeca geldt geen exploitatievergunningplicht. Om te bepalen wanneer sprake is van ondersteunende horeca geldt onder andere als kader dat:

  • Maximaal 40% (bij bedrijven tot 250 m2) of maximaal 30% (bij bedrijven vanaf 250 m2 tot 1000 m2) van het netto vloeroppervlak van de winkel wordt gebruikt voor ondersteunende horeca.

  • Bij winkels boven de 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak kan ondersteunende horeca worden toegestaan op maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.

De horecaruimte uitsluitend bereikbaar is via de ingang van de winkel, waarbij het horecagedeelte in de winkel een aaneengesloten gedeelte is.

De winkel geopend is volgens de regels van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening.

Geen reclame voor het horecagedeelte gemaakt mag worden.

De winkel en de horeca-activiteit door dezelfde ondernemer wordt geëxploiteerd.

In het geldende Ontwikkelingskader Horeca Utrecht staan de (overige) voorwaarden omschreven om te bepalen of sprake is van ondersteunende horeca. Hier moet aan voldaan worden.

Lid 7

Het Beleid tijdelijk verblijf (short stay) en bijstelling hotels is op 19 december 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is bepaald dat de gemeente geen vergunning verleent voor short stay verblijf op woonbestemmingen, tenzij het gaat om short stay accommodaties die al voor 1 januari 2018 aantoonbaar als zodanig gebruikt werden.

Ook gelden andere specifieke voorwaarden die zijn opgenomen in de Beleidsregels tijdelijk verblijf (short stay) gemeente Utrecht. In dit beleid is onder andere bepaald dat aanbieders van bestaande short stay accommodaties op woonbestemmingen gedurende één jaar – vanaf 1 april 2020, wanneer de beleidsregels in werking treden - de gelegenheid krijgen om, voor maximaal 5 jaar, een tijdelijke omgevingsvergunning aan te vragen voor afwijking van het gebruik van het bestemmingsplan.

De exploitant moet onder andere aan de hand van huurcontracten, gebruiksovereenkomsten en bankafschriften kunnen aantonen dat de woonruimte al voor 1 januari 2018 tot aan de aanvraag om omgevingsvergunning onafgebroken in gebruik is geweest als short stay accommodatie. Overigens betekent exploitatievergunningvrij niet dat short stay bedrijven niet aan andere regels moeten voldoen. Zo hebben deze bedrijven bijvoorbeeld een onttrekkingsvergunning nodig op grond van de Huisvestingsverordening.

Artikel 2 Uitzonderingen

Het exploitatievergunningvrij maken van een groot aantal soorten horecabedrijven heeft als positief gevolg dat de administratieve lasten van ondernemers worden verlicht. Een exploitatievergunning is niet meer verplicht. Keerzijde kan zijn dat deze horecabedrijven de woon– en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op nadelige wijze kunnen beïnvloeden. Ook blijkt uit meerdere voorbeelden uit de praktijk dat bedrijven en personen die niet binnen Utrecht gewenst zijn gebruik maken van de mogelijkheid om zonder exploitatievergunning een horecabedrijf te exploiteren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om criminele activiteiten, veelvoorkomende overlast of slecht levensgedrag. Om deze (negatieve) gevolgen te ondervangen zijn vijf uitzonderingen gemaakt op de aanwijzing van exploitatievergunningvrije soorten horecabedrijven.

Lid 1

Het kan zijn dat de exploitatievergunning van een bedrijf wordt ingetrokken, bijvoorbeeld wegens drugshandel, geweldsincidenten of overlast. Na intrekking van de vergunning zou in principe op dezelfde locatie een exploitatievergunningvrij horecabedrijf geopend kunnen worden door dezelfde ondernemer of door een stroman van die ondernemer. Dit is zeer onwenselijk aangezien dat leidt tot een onaanvaardbare druk op de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf, de vergunning is niet voor niets ingetrokken.

Lid 2

Met de uitzondering onder lid 1 wordt niet ondervangen dat de betrokken ondernemer op een andere locatie een exploitatievergunningvrij horecabedrijf kan starten. Dat is een onwenselijke situatie, omdat de leidinggevende verantwoordelijk is voor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf. Daarnaast ervaren omwonenden het als onwenselijk/gevaarlijk wanneer een ondernemer na sluiting van zijn horecabedrijf gelijk weer een ander horecabedrijf kan openen. Om die reden geldt voor (nieuwe) horecabedrijven van die leidinggevende(n) altijd een exploitatievergunningplicht.

Lid 3

Deze uitzondering voorkomt dat exploitanten die al een aanvraag hebben ingediend voor een exploitatievergunning, bijvoorbeeld voor een café, alvast opengaan onder de noemer van een ander soort horecabedrijf, bijvoorbeeld een lunchroom, totdat de vergunning wordt verleend. Dit leidt tot een onevenredige inzet van de gemeentelijke capaciteit om, voorafgaand aan vergunningverlening exploitatievergunningvrije horecabedrijven te controleren en onderzoek te doen naar de aard van het bedrijf. Daarnaast leidt dit soort misleidende situaties tot onrust in de omgeving van het horecabedrijf, helemaal wanneer die omgeving tegen de vestiging van het horecabedrijf is. Dit is onwenselijk. Om die reden is bepaald dat wanneer een exploitatievergunning is aangevraagd voor een ander soort horecabedrijf, datzelfde bedrijf niet onder de noemer van een exploitatievergunningvrij horecabedrijf kan starten.

Lid 4

Personen waarvan bekend is dat zij van ‘slecht levensgedrag’ zijn worden geweerd uit de horeca in gemeente Utrecht. Dat wordt gedaan om tot een ‘schone’ horecabranche te komen. Zo is het niet mogelijk om met vergunning een horecabedrijf te exploiteren als de burgemeester ambtshalve bekend is met slecht levensgedrag. Dit geldt onverkort voor een exploitatievergunningvrij horecabedrijf.

Lid 5

In de gemeente kunnen gebieden worden aangewezen waar het niet wenselijk is om bedrijven exploitatievergunningvrij te laten openen. Ook kan het wenselijk zijn om individuele bedrijven al dan niet tijdelijk een exploitatievergunningplicht op te leggen. Bijvoorbeeld als dat in het belang is van de woon- en leefsituatie, vanwege het levensgedrag of de betrokken personen bij het horecabedrijf. Juist in kwetsbare gebieden is een toets aan de Verordening Horeca gewenst voorafgaand aan de exploitatie van een horecabedrijf.

Lid 6

Als de nadelige invloed van een horecabedrijf te groot wordt dan kan de burgemeester beslissen dat voor een horecabedrijf de vergunningplicht wel geldt. De burgemeester kan op die manier voorschriften verbinden aan de vergunning om de belangen van de (woon)omgeving te beschermen.

Artikel 4 Overgangsbepaling

Met de inwerkingtreding van dit besluit geldt voor (horeca)bedrijven en/of locaties met maximaal twee automaten, die niet voldoen aan de vereisten uit artikel 1, lid 2, dat zij een exploitatievergunning moeten aanvragen. Om de betreffende (horeca)bedrijven voldoende tijd te geven om de bedrijfsvoering aan te passen of een exploitatievergunning aan te vragen is, mede gelet op de rechtszekerheid, een overgangsbepaling opgenomen. Het overgangsrecht is specifiek opgenomen voor dit soort horecabedrijven, zodat zij bij inwerkingtreding van dit besluit niet direct in overtreding zijn van de regels.