Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Castricum 2022

Geldend van 20-11-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Castricum 2022

De raad van de gemeente Castricum:

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2021;

gezien het advies van de commissie van 28 oktober 2021;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Castricum 2022

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    jaar: een kalenderjaar;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • e.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'precariobelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare

    dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden

    een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet,

    dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of

    beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    wegwijzers of soortgelijke voorwerpen aangebracht of geplaatst, voor zover deze

    voorwerpen uitsluitend een openbaar belang dienen en een verkeersaanduiding

    bevatten;

  • d.

    plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, puilijsten, goot- of kroonlijsten en

    dergelijke, niet meer dan 0,30 meter buiten de rooilijn uitstekend;

  • e.

    een daartoe door of namens burgemeester en wethouders aangewezen standplaats

    tijdens de weekmarkt;

  • f.

    het hebben van luifels, zonneschermen en markiezen;

  • g.

    motorrijtuigen en andere rij- of voertuigen waarvoor belasting verschuldigd is in gevolge

    de motorrijtuigenbelastingwet;

  • h.

    kermisattracties gedurende de kermisdagen te Castricum voor welke, door middel van

    inschrijving bepaalde, staangelden worden voldaan;

  • i.

    spandoeken en kramen ten behoeve van activiteiten gericht op ideologische of andere

    niet-commerciële doeleinden;

  • j.

    overige voorwerpen ten behoeve van activiteiten gericht op ideologische en/of

    niet-commerciële doeleinden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingtijdvak kan aan de belastingplichtige van een voorlopig gevorderd bedrag worden kennisgegeven tot ten hoogste het bedrag waarop het gevorderde bedrag over dat belastingtijdvak vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan €10,00.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag betaald worden binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting Castricum 2021 wordt ingetrokken met ingang van de artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening precariobelasting Castricum 2022'.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van donderdag 11 november 2021.

Mevrouw R. Slootweg MSc

griffier

De heer drs. A. Mans

voorzitter

Tarieventabel behorend bij de Verordening precariobelasting Castricum 2022

Tarief €

I

Het recht bedraagt per m² bij het in beslag nemen tot en met 15 m²:

a.

voor een dag

€ 0,30

b.

voor een week

€ 2,15

c.

voor een maand

€ 9,35

d.

voor een jaar

€ 95,40

II

Het recht bedraagt voor elke in beslag genomen m² boven het getal van 15:

a.

voor een dag

€ 0,05

b.

voor een week

€ 0,35

c.

voor een maand

€ 1,60

d.

voor een jaar

€ 18,00

In afwijking hiervan bedraagt het recht:

III

voor het exploiteren van een circus of een soortgelijk evenement per dag bij het in beslag nemen van:

-

minder dan 1.000 m²

€ 96,30

-

1.000 m² t/m 2.500 m²

€ 160,70

-

2.501 m² t/m 5.000 m²

€ 321,90

-

meer dan 5.000 m²

€ 644,20

IV

voor het hebben van reclameborden per m² of gedeelte daarvan:

a.

per maand

€ 14,10

b.

per jaar

€ 144,40

Aldus besloten in de raadsvergadering van donderdag 11 november 2021.

Mevrouw R. Slootweg MSc

griffier

De heer drs. A. Mans

voorzitter