Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning 2021.

Geldend van 20-11-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning 2021.

Burgemeester en wethouders van Middelburg;

besluiten:

tot vaststelling van de volgende Beleidsregel huishoudelijke ondersteuning 2021.

1. Inleiding huishoudelijke ondersteuning

Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ondersteunen gemeenten inwoners bij het zo lang mogelijk zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij. Eén van de maatwerkvoorzieningen die hiervoor kan worden ingezet is de Huishoudelijke ondersteuning (HO). Huishoudelijke ondersteuning kan als maatwerkvoorziening worden ingezet als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden of wanneer er sprake is van een (dreigend) disfunctioneren van het huishouden. Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken. Als dit nodig is kan hieronder ook de verzorging van gezonde, jonge gezinsleden bij uitval van ouders en/of verzorgers horen. Oorzaken van het (dreigende) disfunctioneren van het huishouden zijn een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem.

Het doel van HO is dat een inwoner kan wonen in een schoon en leefbaar huis. Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

De inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, (in gebruik zijnde) slaapkamer(s), keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap.

Voor de bepalen van de individuele indicatie van de maatwerkvoorziening HO maken we gebruik van het meest recente HHM-normenkader, juni 2019. Hierbij is altijd sprake van maatwerk. Met het behulp van het normenkader leveren we hulp volgens moderne normen.

Het normenkader gaat uit van de Basismodule Schoon en Leefbaar Huis. Voor het grootste deel van onze inwoners is deze module voldoende. Als inwoners, als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen, onvoldoende ondersteund worden door het inzetten van de basismodule ‘Schoon en leefbaar huis’ kan één van de volgende aanvullende modules worden ingezet:

• Wasverzorging

• Boodschappen

• Regie en organisatie

• Maaltijden

• Kindzorg

De inzet kan van tijdelijke aard zijn. Bijvoorbeeld omdat er mogelijkheden zijn voor de inwoner om de ondersteuning op termijn anders te organiseren, waardoor er geen inzet op dit resultaat meer nodig is.

HO wordt alleen geboden als er geen andere oplossingen zijn. Activiteiten die door de inwoner zelf kunnen worden uitgevoerd, behoren tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit kan betekenen dat een deel van de HO wordt uitgevoerd door de inwoner en een ander deel geïndiceerde HO is. Een andere vorm van het benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dat betekent dat van de inwoner verwacht mag worden dat er rekening wordt gehouden met de inrichting van de woning en de planning van de werkzaamheden, te denken valt aan het zo ver als mogelijk voorbereiden van de was en het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning.

Uit de eigen verantwoordelijkheid volgt ook dat het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken hulp. Het zoeken van oplossingen voor de omvang van de schoonmaaktaak door type/grootte van de woning behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Dit geldt ook voor het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren). De aanwezigheid van huisdieren is een eigen keuze. Het zoeken van oplossingen voor de omvang van de schoonmaaktaak door de aanwezigheid van huisdieren behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. Extra minuten worden alleen in uitzonderingssituaties toegekend: als het echt duidelijk is dat dit in een specifieke cliëntsituatie beter is, bijvoorbeeld voorkomen van andere problematiek. Het oordeel van de consulent is hierbij doorslaggevend. Overleg over maatwerk zal altijd plaatsvinden met de senior consulent Wmo of juridisch adviseur.

Als HO tijdelijk (korter dan 6 maanden) nodig is, kennen we dit niet toe. Dit kunnen inwoners zelf overbruggen; al dan niet met hulp van het netwerk. Alternatieven zijn particuliere hulp via o.a. Zorgstroom, WVO en Hulpstudent. Het onderhoud van de buitenruimte (ramen, balkon, tuin e.d.) wordt niet tot het huishouden gerekend.

2. Algemene, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen.

Bij het onderzoek naar de noodzaak van HO worden verschillende factoren in overweging genomen, zoals de mogelijkheden om het zelf of met hulp te organiseren. Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de inwoner niet over, maar het helpt de inwoner op weg om het resultaat te behalen. De leefeenheid van de inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor het huishouden. De inwoner is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste (ter zake doende) informatie. Het is aan de inwoner om actief bij te dragen aan het zorgvuldig onderzoek en belangrijke zaken te berde te brengen: ook als de consulent bepaalde informatie mogelijk niet heeft gevraagd.

Als de inwoner één of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn om het huishoudelijk werk te verrichten/over te nemen, komt een inwoner niet in aanmerking voor HO. We spreken dan van 'gebruikelijke hulp' (zie ook Nadere regels Wmo en Jeugd 2021; De nadere regels zijn te vinden op onze website). Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder ondersteuning. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar, omdat ze als leefeenheid samen een huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee iemand op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er huisgenoten binnen de leefeenheid zijn die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien.

Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid. De huurder wordt geacht zijn eigen gehuurde kamer te onderhouden.

Was iemand al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.

Algemene voorzieningen of technische hulpmiddelen

Als algemene voorziening worden de volgende diensten of hulpmiddelen aangemerkt:

Diensten:

• Was- en strijkservice

• Sociale alarmering

• Boodschappenservice

• Maaltijdvoorzieningen

• Klussendienst of vrijwilligers

• Ramenwasservice (buitenzijde)

• Kinderopvang/peuterspeelzaal

Hulpmiddelen

• Verhoging voor de wasmachine

• Droger

• Afwasmachine

• Grijper (om spullen van de grond op te ruimen)

Bij de beoordeling of de inzet van een dienst of een technisch hulpmiddel het probleem kan oplossen wordt naar de aanwezigheid en beschikbaarheid van het hulpmiddel gekeken. Tevens wordt de afweging gemaakt of de inwoner de technische en financiële mogelijkheid heeft om hier in te voorzien.

Particuliere hulp

Inzet van een particuliere hulp wordt gezien als een gerealiseerde eigen oplossing. Wanneer een inwoner al geruime tijd gebruik maakt van particuliere HO en de inwoner meldt zich met de vraag om een persoonsgebonden budget voor de financiering van de huidige hulp, dan zal uit de beoordeling in de indicatiestelling kunnen blijken dat er geen belemmering in het voeren van het huishouden aanwezig is omdat de inwoner een eigen oplossing heeft gerealiseerd.

Anders is het wanneer een persoon jarenlang gebruik maakt van een particuliere hulp en nu merkt dat er om medische redenen extra ondersteuning noodzakelijk is om het huishouden te voeren. Dan kan de gemeente eventueel (aanvullend) compenseren. Wanneer een persoon als gevolg van een terugval van inkomen/een wijziging in de financiële situatie niet langer in staat is de particuliere zorg zelf te bekostigen dan wordt de particuliere HO niet meer als voorliggende oplossing beschouwd.

3. Uitgangspunten

Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening maken we gebruik van het meest recente HHM-normenkader, juni 2019. In de basisuren wordt het lichte en zware schoonmaakwerk verricht (o.a. stofzuigen, afnemen van stof, reinigen van vloeren, sanitair en het verschonen van de bedden). De basisuren kunnen naar eigen inzicht en in overleg met de aanbieder ingezet worden als de inwoner zelf regie heeft over het huishouden. Hierdoor kan de inwoner eigen voorkeuren aangeven en inplannen in overleg met de hulp.

In meerdere gevallen heeft de rechtbank en uiteindelijk ook de CRvB (10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835) het onderzoek -dat door bureau HHM en KPMG Plexus is uitgevoerd- beoordeeld als ‘objectief, onafhankelijk en deugdelijk’. Daarmee voldoet het aan de criteria die eerder door de CRvB zijn gesteld en kan het worden benut voor onderbouwing van de in te zetten omvang van de Huishoudelijke Ondersteuning door een gemeente.

Door uit te gaan van de “gemiddelde cliëntsituatie” en de mogelijkheid van meer of minder inzet kan dit normenkader in iedere gemeente en voor iedere cliënt worden toegepast (aansluitend aan het geldende gemeentelijke beleid).

Bij toepassing van het normenkader maakt de toegang een optelsom van de resultaatgebieden waarbij de inwoner ondersteuning nodig heeft. Zo nodig wordt ‘meer inzet’ opgeteld en ‘minder inzet’ afgetrokken. Het normenkader wordt op de volgende manier geïnterpreteerd:

  • De ondersteuningstijd, zoals in het kader weergegeven bij de gemiddelde cliëntsituatie, betreft volledige professionele overname van alle activiteiten. Dit vormt de basis voor het maatwerk voor de individuele cliënt.

  • De indicatie is in minuten per week/jaar.

  • De hulp verdeelt zelf de uit te voeren werkzaamheden en de beschikbaar gestelde minuten per week, in overleg met de inwoner. Zo worden uiteindelijk alle activiteiten uit het ondersteuningsplan met de overeengekomen frequentie uitgevoerd (dus ook de activiteiten die niet iedere week hoeven te worden uitgevoerd).

  • Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd. Het betreft dus geen instructietijd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. In ieder huishouden, in iedere situatie, is sprake van net weer wat andere verdelingen van activiteiten en van de tijd die dit kost.

  • In het normenkader is naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie met de cliënt en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen.

  • De geïndiceerde uren zijn daadwerkelijke uren: 2 uur indicatie betekent 2 uur hulp, inclusief de indirecte tijd. De hulp neemt pauze in eigen tijd; pauze is geen onderdeel van de indirecte tijd.

  • De totale tijd die conform het normenkader beschikbaar wordt gesteld, zien wij als het jaarlijks aantal minuten/uren dat is te besteden ten behoeve van de te bereiken resultaten. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze totaaltijd toereikend is om te doen wat nodig is in de gemiddelde cliëntsituatie. Voorwaarde hiervoor is daarom dat goed onderzoek is gedaan naar de individuele situatie van de cliënt (keukentafelgesprek).

  • Met dit normenkader kan een verantwoord niveau van een schoon, opgeruimd en georganiseerd huishouden worden gerealiseerd. Persoonlijke opvattingen van cliënten of hulpen kunnen soms anders zijn dan waarop dit normenkader is gebaseerd. In die gevallen is het normenkader leidend, omdat deze op basis van onderzoek bij en met vele cliënten en in afstemming met diverse deskundigen tot stand is gekomen.

  • We gaan uit van de gemiddelde cliëntsituatie:

    • Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

    • Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

    • Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

    • De cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

    • De cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

    • Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

    • Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

    • De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra

    • omvangrijk.

  • Niet iedere cliënt past in deze omschrijving van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen. Deze staan in het normenkader als ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd. De aanwezigheid van deze kenmerken leidt niet automatisch tot meer inzet. Het is steeds de vraag of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is. Consulenten zijn deskundige professionals en in staat om te beoordelen of er extra maatwerk moet worden toegepast: hun oordeel is doorslaggevend bij de vraag of er extra inzet nodig is. Bij afwijking van de standaardmodule zal de consulent altijd overleggen met de senior consulent Wmo of juridisch adviseur.

  • Als tijdens het onderzoek blijkt dat er meer uren ondersteuning nodig zijn dan de basismodule, kan er een aanvullende module ingezet worden. Dit kan alleen nadat er zorgvuldig onderzoek is gedaan en er een objectiveerbare (medische) beperking is vastgesteld. Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen. Met objectiveerbaar bedoelen we dat er sprake is van een ‘duidelijke situatie’, bijvoorbeeld als een arts een beperking heeft vastgesteld of als de consulent waarneemt dat iemand rolstoelgebonden is (en het aannemelijk is dat er daardoor sprake is van extra vervuiling die extra inzet van tijd nodig maakt). Bij de beoordeling van extra inzet kijken we altijd naar de beperking: niet elke aantoonbare beperking leidt niet tot extra inzet (bijvoorbeeld: hartfalen leidt meestal niet tot meer inzet voor schoonmaak van toilet). Als de inwoner van mening is dat hij een aandoening heeft die tot meer inzet zou moeten leiden is het aan de inwoner om (medische) gegevens c.q. een doktersverklaring aan te leveren ter onderbouwing. Bij twijfel vragen we een medisch advies.

  • Er wordt/worden geen extra module(s) ingezet als de inwoner de belemmeringen kan wegnemen door de inzet van voorliggende voorzieningen, een algemeen gebruikelijk hulpmiddel kan aanschaffen, het kan oplossen binnen het netwerk of zelf dingen kan aanpassen (bijvoorbeeld minder beeldjes of meubels).

  • De grootte van het huis, of de aanwezigheid van dieren is geen reden om een extra module in te zetten: het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanvrager om zelf oplossingen te zoeken voor de gevolgen hiervan op de schoonmaaktaak.

We passen de volgende beleidsuitgangspunten toe

  • Definitie van het resultaat: Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van inwoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • De afbakening van de ruimtes waarop de voorziening betrekking heeft: De inwoner moet gebruik kunnen maken van de elementaire leefruimten: een schone woonkamer, (in gebruik zijnde) slaapkamer(s), keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap. De inrichting en bewerkelijkheid van de woning kan maken dat er meer inzet nodig is om de woning schoon te houden. Bijvoorbeeld door ouderdom van de woning, staat van onderhoud, hoogte van plafonds, tocht en stof.

  • De grootte van het huis is geen aanleiding om meer hulp toe te kennen. We nemen alleen de ruimten mee die intensief in gebruik zijn. Ook de aanwezigheid van veel meubels, beeldjes/fotolijstjes of huisdieren etc. is geen reden om meer hulp toe te kennen. In basis is dit een eigen keuze, hier kan alleen van afgeweken worden als het persoonskenmerken betreft (bijvoorbeeld als het huisdier een functie heeft ten aanzien van participatie). Bij afwijking van de standaardmodule zal de consulent altijd overleggen met de senior consulent Wmo of juridisch adviseur.

  • De afbakening van activiteiten die niet onder de voorziening vallen: Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, het opruimen van schuur/garage, wassen van de auto of schoonmaken van de stoep etc.) vallen buiten de gemeentelijke compensatieplicht op grond van voorliggende voorzieningen en maken dus geen onderdeel uit van HO.

  • De normering van de voorziening: HO wordt geïndiceerd in minuten/uren, de indicatiestelling voor HO wordt gedaan door de gemeente. Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening HO maken we gebruik van het HHM-normenkader. Dit normenkader geldt als richtlijn. Het daadwerkelijk aantal toe te kennen minuten/uren HO wordt afgestemd op de individuele situatie en is maatwerk.

  • De mogelijkheid om voor bijzondere situaties af te wijken van het normenkader: Wanneer inwoners als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de Basismodule Schoon en Leefbaar Huis, kunnen aanvullende maatwerkmodules ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding.

Werkwijze

Tijdens een gesprek wordt onderzocht of de inwoner op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk het gewenste resultaat, een schoon en leefbaar huis, kan behalen. Met de inwoner wordt besproken welke beperkingen hij ondervindt in het schoon en leefbaar houden van zijn woning. Hierbij wordt gekeken naar hoe de inwoner denkt dat hier invulling aan kan worden gegeven.

Vervolgens wordt, nadat een aanvraag is ingediend, een beschikking afgegeven, waarin wordt aangegeven welk resultaat moet worden behaald en welke tijd hiervoor beschikbaar is. Het toegekende resultaat en de benodigde tijd (te bepalen door het college) worden door de zorgaanbieder uitgevoerd in samenspraak met de inwoner.

De aanbieder stemt met zijn klant af welke taken met welke frequentie worden uitgevoerd voor het realiseren van een schoon en leefbaar huis.

4. Resultaten

Basismodule: Resultaat Schoon en Leefbaar Huis

Het resultaat van de ondersteuning is dat de bewoner beschikt over een schoon en leefbaar huis. Het omvat het lichte en zware schoonmaakwerk. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van inwoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Dit betekent dat inwoners gebruik moeten kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap (Trap: alleen als de genoemde ruimten zich niet op de begane grond bevinden). De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van schoon te realiseren, volgens de moderne normen van hygiëne.

Indien een inwoner eigen regie heeft, mag van hem/haar worden verwacht dat de werkzaamheden worden geprioriteerd en in afstemming met de aanbieder keuzes worden gemaakt. Indien de inwoner de lichte huishoudelijke taken zelf kan, al dan niet met hulp van het netwerk, wordt vanwege eigen mogelijkheden cliënt en/of netwerk 15 minuten in mindering gebracht op de basis-cliëntsituatie (volledige overname: 125 minuten per week).

Bij de basismodule worden alleen de ruimten meegenomen die intensief in gebruik zijn. Voor overige ruimten, die af en toe worden gebruikt, (zoals, wasruimte, logeerkamer, zolder, kantoor etc.) wordt 5 minuten toegekend. Een logeerkamer die incidenteel wordt beslapen kan door de logee weer schoon worden opgeleverd en hiervoor wordt geen (extra) HO toegekend. Ook de aanwezigheid van veel meubels, beeldjes/fotolijstjes of huisdieren etc. is geen reden om meer hulp toe te kennen. In basis is dit een eigen keuze. De inwoner wordt geacht in eerste instantie zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten, door bijvoorbeeld de inrichting aan te passen. Hier kan alleen van afgeweken worden als het persoonskenmerken betreft (bijvoorbeeld als het huisdier een functie heeft ten aanzien van participatie). Bij afwijking van de standaardmodule zal de consulent altijd overleggen met de senior consulent Wmo of juridisch adviseur.

Als er extra goed of extra vaak moet worden schoongemaakt door beperkingen van de cliënt kennen we dit toe als enige extra inzet als dit kan gebeuren in de vorm van extra tijd tijdens het geplande (wekelijkse) bezoek. Dit is maximaal 30 minuten. Als het nodig is om een extra keer (per week) te komen kennen we maximaal 60 minuten per week extra toe. Dit is bijvoorbeeld het geval als een toilet vanwege incontinentie vaker dan 1 keer per week moet worden schoon gemaakt. Als het alleen gaat om (snel) schoonmaken van het toilet, is 60 minuten uiteraard te veel. Als er meer dingen moeten gebeuren om het huis schoon en leefbaar te houden komt het maximum van 60 minuten in beeld.

Uitgangspunt blijft ondersteuning op maat, waarbij het de deskundigheid van de consulent is om te bepalen hoe veel er daadwerkelijk nodig is.

De geïndiceerde uren zijn daadwerkelijke uren: 2 uur indicatie betekent 2 uur hulp. Hierbij is rekening gehouden met indirecte tijd (tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie tussen inwoner en hulp en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen). De hulp neemt pauze in eigen tijd; pauze is dus geen onderdeel van de indirecte tijd.

Resultaat Wasverzorging (extra module)

Van de inwoner verwachten we dat hij voor het verzorgen van de was zoveel mogelijk gebruik maakt van voorliggende voorzieningen. Indien dit niet mogelijk is kan het resultaat wasverzorging worden ingezet. Het gaat hierbij om het wassen, drogen en in uitzonderlijke situaties strijken van bovenkleding. En/of indien noodzakelijk om het wassen en drogen voor bed- en linnengoed.

Het doel van dit resultaat is dat de persoon beschikt over schone kleding en schoon bedden- en linnengoed. Het gaat hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. De verzorging van de was, zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied, omvat het behandelen van vlekken, het wassen, het drogen en vouwen van de was en het terugleggen van kleding en beddengoed in de kast. De uiteindelijke invulling hiervan is aan de klant in overleg met de aanbieder. De inwoner dient met de aanbieder te bespreken hoe de uren op de meest effectieve manier ingezet kunnen worden en welke werkzaamheden de inwoner eventueel zelf nog kan doen (voorsorteren, vouwen etc.).

Verwacht mag worden dat de bewoner beschikt over een wasmachine en droger. Als deze er niet is/zijn, valt de aanschaf onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager. We verwachten ook dat een inwoner wasmachine en droger op ooghoogte plaatst (of laat plaatsen) als hij daardoor zelf de wasverzorging kan doen. Daarnaast verwachten we dat de inwoner al het mogelijke doet om het ontstaan van extra was te beperken, bijvoorbeeld door de aanschaf van strijkvrije kleding en het gebruiken van incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten. Deze opsomming is niet limitatief. Dat betekent dat er ook andere dingen gevraagd kunnen worden, ter voorkoming van extra was. Strijken wordt alleen ingezet bij bovenkleding en als er een noodzaak voor is; hiervan kan sprake zijn bij werkkleding. Bedden- en linnengoed wordt nooit gestreken.

Als er sprake is van een gezonde huisgenoot valt dit vrijwel altijd onder gebruikelijke zorg; dan biedt de gemeente geen ondersteuning.

Tabel 4 van het normenkader (Het normenkader is te vinden op onze website: bijlage 3 van de Nadere regels Wmo en Jeugd 2021. Een uitgebreide versie is te vinden op de website van HHM) bevat een overzicht van de activiteiten die uitgevoerd kunnen worden voor het bereiken van de resultaten ‘wasverzorging’.

Resultaat Boodschappen (extra module)

Iedereen moet beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Tot de goederen voor primaire levensbehoeften worden boodschappen gerekend die nodig zijn voor dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks worden gebruikt. Grotere inkopen, zoals kleding en duurzame goederen zoals (huishoudelijke) apparaten, vallen hier niet onder. De Wmo is aanvullend op de eigen mogelijkheden en heeft uitsluitend een taak als boodschappen- en/of maaltijdenservices ontoereikend zijn.

Resultaat Regie en organisatie (extra module)

De bewoner moet zelf regie over het huishouden kunnen hebben om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Hiervoor heeft hij regelvermogen nodig, moet hij besluitvaardig kunnen zijn en initiatief kunnen nemen. Indien de inwoner moeite heeft met regie houden en planning van de werkzaamheden, zelfstandig, of met behulp van het netwerk, kan er ondersteuning worden geboden.

Er dient per individu een inschatting gemaakt te worden of er in alle redelijkheid kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het doen van het huishouden nog is te trainen. Er zijn geen weegfactoren voor het resultaatgebied ‘regie en organisatie’ geformuleerd. Wel zijn er beïnvloedende factoren, zoals de leerbaarheid van een inwoner. Hoe sneller de activiteiten zijn aangeleerd, hoe sneller de ondersteuning eindigt. Het gaat bij het resultaatgebied ‘regie en organisatie’ om 2 categorieën:

Categorie 1 Het aanleren (en samen uitvoeren) van activiteiten gericht op de resultaten:

• ‘schoon en leefbaar huis’

• ‘schone was’

• ‘maaltijden’

Deze categorie ondersteuning wordt ingezet bij inwoners die leerbaar zijn, zoals mensen met een (recente) lichamelijke beperking of mensen die de activiteiten nooit hebben aangeleerd maar deze moeten gaan uitvoeren door het wegvallen van een partner of gezinslid. Het gaat om tijdelijke ondersteuning (maximaal 6 weken), waarbij aansluiting wordt gezocht bij het onderzoek van Bureau HHM.

Categorie 2 Structureel adviseren, organiseren (en samen uitvoeren) van activiteiten gericht op de resultaten:

• ‘schoon en leefbaar huis’

• ‘schone was’

• ‘maaltijden’

Dit betreft inwoners die beperkter leerbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege psychiatrische of cognitieve problemen als dementie, niet aangeboren hersenletsel (NAH), of een licht verstandelijke beperking (LVB). De ondersteuning is structureel noodzakelijk. Bij deze categorie wordt conform het normenkader 26 uur per jaar (30 minuten per week) toegekend.

Resultaat Maaltijdverzorging (extra module)

Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig één keer per dag de broodmaaltijd(en) wordt bereid en klaargezet en één keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en/of klaargezet.

In het onderzoek wordt gekeken of voorliggende voorzieningen, zoals kant-en-klaar-maaltijden van de supermarkt, mee-eten bij een verzorgingshuis, maaltijdbezorging aan huis etc. oplossingen bieden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Indien een persoon niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende tot de noodzakelijke oplossing leiden, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien.

Als er een huisgenoot aanwezig is om de maaltijd klaar te zetten/op te warmen is dit voorliggend en hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Ook wanneer de inwoner op eigen kracht (met één van de kinderen, buren of kennissen) hulp kan realiseren is dit voorliggend op een maatwerkvoorziening.

------------------------------------------------------------------------------------------

Broodmaaltijden: tafel dekken, eten en drinken klaarzetten (1 maaltijd op tafel, 1 maaltijd in de koelkast), afruimen, afwassen of vaatwasser inruimen/uitruimen.

20 minuten per dag per huishouden, of zoveel minder indien inwoner netwerk heeft of eigen mogelijkheden

Warme maaltijd: maaltijd opwarmen, tafel dekken, eten en drinken klaarzetten, afruimen, afwassen of vaatwasser in/uitruimen.

20 minuten per dag per huishouden, of zoveel minder indien inwoner netwerk heeft of eigen mogelijkheden.

------------------------------------------------------------------------------------------

Voor het bereiden van maaltijden (= koken) wordt geen voorziening op basis van de wet verstrekt. De reden hiervoor is dat er voldoende algemeen toegankelijke voorzieningen beschikbaar zijn.

Voor het resultaat ‘maaltijden’ is alleen de weegfactor ‘de aanwezigheid van een vaatwasser’ van toepassing. Dit bepaalt of in het huishouden de vaatwasser moet worden in- en uitgeruimd, of dat er moet worden afgewassen. Als inwoner ondersteund moet worden bij het feitelijke eten en/of drinken valt deze hulp onder de Zorgverzekeringswet.

Indicaties worden voor maximaal een jaar ingezet.

Resultaat Kindzorg (extra module)

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder(s) en/of verzorger(s). Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen en/of ziekte (tijdelijk) niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren.

Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouder(s)/verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo.

Uitgangspunten bij de zorg voor kinderen

Zorg voor de kinderen omvat het:

• wassen,

• douchen,

• aankleden,

• verschonen van luiers,

• het voeden van baby's.

Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de inwoner op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?

Hieronder wordt aangegeven wat verwacht kan worden van gezonde kinderen in een bepaalde leeftijdsfase in relatie tot zorg.

Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen;

  • zijn tot 4 jaar niet zindelijk;

  • hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

  • hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging;

  • zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeel ook;

  • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en naar hun activiteiten gaan;

  • hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week.

Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging;

  • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week;

  • hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.

Kinderen van 18 tot en met 22 jaar :

Kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen:

  • het schoon houden van sanitaire ruimte en één kamer;

  • de was doen voor 1 persoon;

  • boodschappen doen voor 1 persoon;

  • de maaltijden verzorgen;

  • afwassen en opruimen.

Indien nodig en mogelijk kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun activiteiten behoren.

De zorg door kinderen en jong-volwassenen wordt in mindering gebracht op de indicatie voor het gezin. Het betreft te allen tijde maatwerk.

Kinderen van 23 jaar en ouder: Van hen wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke activiteiten kunnen overnemen.

Normtijden Kindzorg:

Voor kinderen tot 5 jaar geldt:

Naar bed brengen: 10 minuten per keer per kind

Uit bed halen: 10 minuten per keer per kind

Wassen en kleden: 30 minuten per kind

Eten/en of drinken geven: 20 minuten broodmaaltijd/25 minuten warme maaltijd

Babyvoeding (fles geven): 20 minuten per keer per kind

Luier verschonen: 10 minuten per keer per kind

Naar school/kinderdagverblijf/

peuterspeelzaal brengen: 15 minuten per keer per gezin

Bovenstaande tijden gelden tot een maximum van 40 uur per week voor een maximum van 3 maanden en zoveel korter indien mogelijk.

Bron: CIZ normtijden 2006

Persoonsgebonden budget Huishoudelijke Ondersteuning

In het gesprek met inwoner wordt een indicatie gesteld voor een maatwerkvoorziening in de vorm van HO. Bij de keuze van inwoner voor HO in de vorm van een Persoonsgebonden budget (pgb) worden in het ondersteuningsplan de activiteiten beschreven welke inwoner of zijn sociale netwerk zelf kan uitvoeren en welke activiteiten ondersteuning behoeven.

Op basis van dit ondersteuningsplan wordt door de gemeente het aantal uren en minuten HO bepaald op basis van het normenkader HHM. Deze opgebouwde tijd wordt naar boven afgerond naar een veelvoud van een kwartier tot een maximum van 40 uur per week.

Ondertekening

Middelburg 16 november 2021.

Het college van burgemeester en wethouders van Middelburg,

De secretaris, De burgemeester,

mr. A. van den Brink mr. H.M. Bergmann