Regeling vervallen per 31-08-2023

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Hulp bij het huishouden 2021

Geldend van 19-08-2021 t/m 30-08-2023

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Hulp bij het huishouden 2021

Besluit van het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden tot vaststelling van beleidsregels Hulp bij het huishouden 2021 voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden;

gelezen het voorstel van de afdeling Werk Inkomen en Zorg van 5 augustus 2021,

overwegende dat:

het gewenst is om een beleidsregels vast te stellen over

de uitleg van de volgende wettelijke voorschriften:

de Wijzigingsverordening Wmo 2021;

omdat de beleidsregels een uitwerking zijn van deze verordening;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Hulp bij het huishouden 2021

Inleiding

De maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden kan worden ingezet voor het bereiken van resultaten onder de domeinen ‘Huisvesting en huishouden’ en ‘Zorg voor kinderen’. Hulp bij het huishouden is niet aan de orde als gebruikelijke hulp aanwezig is.

Daarnaast wordt geen voorziening hulp bij het huishouden toegekend:

  • 1.

    Voor een periode korter dan zes maanden, tenzij uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een acute noodsituatie en er geen andere oplossing mogelijk is***;

  • 2.

    Aan inwoners met een jaarinkomen hoger dan 150% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 3.

    Aan inwoners met een vermogen hoger dan 150% van het vrij te laten vermogen van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • 4.

    Zo lang inwoners op de wachtlijst staan voor deze voorziening;

  • 5.

    Aan inwoners die tot een half jaar voor hun melding particuliere hulp hadden.

***Deze regel geldt niet voor inwoners van de gemeenten Kapelle en Reimerswaal. Zij krijgen wel hulp bij het huishouden voor een periode korter dan zes maanden.

Onder hulp bij het huishouden wordt verstaan: het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

Deze activiteiten bestaan uit:

  • 1.

    Huishoudelijke werkzaamheden

  • 2.

    Organisatie van het huishouden

Bij de hulp bij het huishouden onderscheiden we drie maatwerkvoorzieningen in natura:

  • 1.

    Huishoudelijke Hulp met resultaatvolgend budget (HH-N)

  • 2.

    Huishoudelijke Zorg met resultaatvolgend budget (HZ-R)

  • 3.

    Huishoudelijke Zorg/ Individuele begeleiding (HZiB)

1. Gebruikelijke hulp

De activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle personen die tot de leefeenheid behoren. Op het moment dat één of meer personen van de leefeenheid om wat voor reden ook niet meer in staat is/zijn de afgesproken taken te vervullen, dan worden de overige leden van de leefeenheid geacht deze taken over te nemen.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Van iedere volwassene van 21 jaar of ouder wordt verwacht naast een volledige baan of opleiding een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren. Het hebben van een fulltimebaan of het volgen van een voltijdsopleiding staat het leveren van gebruikelijke hulp dus niet in de weg. Het bieden van gebruikelijke hulp gaat verder ook voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.

  • 2.

  • 3.

    Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Op deze gronden kan dus geen bezwaar worden gemaakt tegenover het overnemen van huishoudelijke activiteiten.

  • 1.

    Gezondheidsproblemen van of overbelasting bij de gebruikelijke hulpverlener kunnen ertoe leiden dat redelijkerwijs geconcludeerd moet worden dat de betreffende taken niet door hem/haar uitgevoerd kunnen worden. Een indicatiesteller moet daarom altijd onderzoeken of er sprake is van onevenredige belasting of dreigende overbelasting van een gezinslid. Wanneer overbelasting dreigt, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd of kan er besloten worden een onafhankelijk medisch advies op te vragen.

  • 1.

    Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan het bieden van gebruikelijke hulp in principe niet in de weg staan. Bij (dreigende) overbelasting kan die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

  • 2.

    Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotselinge overlijden van de andere partner/ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

  • 3.

  • 4.

    Fysieke afwezigheid van de huisgenoot belemmert het bieden van gebruikelijke hulp in principe niet. Van ieder (volwassen) mens wordt verwacht een volledige school- of werkweek (inclusief overwerk en reistijden) te kunnen combineren met zijn huishoudelijke taken. Afwezigheid vanwege school- of arbeidsgerelateerde activiteiten kan er wel toe leiden dat de gebruikelijke hulpverlener de uitvoering van de huishoudelijke taken moet plannen op momenten waarop hij/zij wel thuis is. Een uitzondering kan gelden voor personen die vanwege arbeid langdurig van huis zijn (meer dan zeven etmalen), waardoor zij de uitstelbare taken te lang niet kunnen verrichten; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

  • 5.

  • 6.

    Als de hulpvrager een korte, bekende levensverwachting heeft, kan ter ontlasting van de leefeenheid afgeweken worden van de normering van gebruikelijke hulp.

  • 1.

    Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' (“nog nooit gedaan of nooit geleerd”) leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. In voorkomende gevallen kan er een indicatie worden gesteld voor een periode van zes weken voor het aanleren van de huishoudelijke taken en/of het leren organiseren van het huishouden. Als op grond van een hoge leeftijd (als richtlijn wordt tenminste ouder dan 75 jaar gehanteerd) van de gebruikelijke hulpverlener aannemelijk is dat hij/zij dit niet meer in voldoende mate kan leren, kan hierop een uitzondering worden gemaakt.

  • 1.

    Kinderen kunnen naarmate zij ouder worden steeds meer huishoudelijke taken op zich nemen:

  • 1.

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • 2.

    Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

  • 3.

    Kinderen vanaf 13 jaar kunnen naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, dat wil zeggen rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • 4.

    ‘Kinderen’ van 18-21 jaar (net als andere huisgenoten) worden verondersteld de taken van een één-persoonshuishouden te kunnen uitvoeren. De huishoudelijke taken voor een één-persoonshuishouden zijn:

    • 1.

      Schoonhouden van een sanitaire ruimte;

    • 2.

      Keuken en een kamer schoonhouden;

    • 3.

      De eigen was doen;

    • 4.

      Boodschappen doen;

    • 5.

      Maaltijd verzorgen;

    • 6.

      Afwassen en opruimen.

2. Huishoudelijke hulp met resultaatvolgend budget (HH-N)

Huishoudelijke hulp is bedoeld om de hulpvrager te ondersteunen bij het voeren van een gestructureerd huishouden, als de hulpvrager vanwege lichamelijke klachten problemen heeft met het schoon en leefbaar houden van het huis. Daarbij zal het met name gaan om schoonmaakactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn stofzuigen en het schoonmaken van de keuken of de badkamer.

Bij huishoudelijke hulp moet de hulpvrager zelf of een persoon uit zijn netwerk in de directe omgeving in staat zijn tot het voeren van regie. Met het netwerk in de directe omgeving worden personen bedoeld die tot de leefeenheid van de hulpvrager behoren, dus ook woonachtig zijn op hetzelfde adres.

De zorgaanbieder stelt samen met de hulpvrager vast welke en hoeveel ondersteuning noodzakelijk is. De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan wordt zowel door de hulpvrager als de zorgaanbieder ondertekend. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking. De zorgaanbieder zorgt voor een geschikte hulp. De hulpvrager zelf (of een persoon uit het netwerk) maakt vervolgens werkafspraken met de hulp.

3. Huishoudelijke zorg met resultaatvolgend budget (HZ-R)

Huishoudelijke zorg met een resultaatvolgend budget kan bestaan uit de activiteiten zoals genoemd onder paragraaf 2, maar gaat nog verder. De ondersteuning is er ook op gericht om de zorgvrager te ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. De zorgvrager die voor deze maatwerkvoorziening in aanmerking komt, is zelf onvoldoende in staat de regie te voeren over het huishouden.

Ook bij Huishoudelijke Zorg stelt de zorgaanbieder vast welke en hoeveel ondersteuning noodzakelijk is. De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan wordt zowel door de hulpvrager als de zorgaanbieder ondertekend. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking. De zorgaanbieder regelt dat de noodzakelijke activiteiten door een medewerker van de zorgaanbieder worden uitgevoerd. De zorgaanbieder maakt hiervoor in overleg met de hulpvrager een planning.

4. Huishoudelijke zorg/ Individuele begeleiding (HZiB) 

Huishoudelijke zorg met een + voor een aantal praktische ondersteuningsvragen die niet vallen onder huishoudelijke zorg, maar onder Individuele Begeleiding (BT/BTS). Om een indicatie BT of BTS uit te stellen of te voorkomen kan de medewerker HZ-R deze praktische ondersteuning erbij doen.

De plus boven op de Huishoudelijke Zorg kan bestaan uit:

  • 1.

    Praktische hulpverlening;

  • 2.

    Hulp aan huis, daadwerkelijk meehelpen ‘rommel’ opruimen;

  • 3.

    Begeleiding gedurende een paar maanden tot een jaar, zo nodig langer, gericht op herstel van het (gezins)systeem, bieden van structuur;

  • 4.

    Begeleiding geleverd door dezelfde hulpverlener; een hulpverlener die andere deskundigen consulteert en betrekt;

  • 5.

    Hulp bij lichte administratieve taken;

  • 6.

    Aansturing tot zelfzorg;

  • 7.

    Hulp bij opbouwen netwerk.

Het gaat dus om praktische zaken en niet om het voeren van ondersteunende of begeleidingsgesprekken. Voor deze extra begeleidingstaken ontvangt de zorgaanbieder een uur extra inzet per week.

De bouwsteen HZiB kan niet afgegeven worden samen met een bouwsteen BT, BTS, HHN of HZR. De zorgaanbieder geeft op het ondersteuningsplan aan dat HZiB noodzakelijk is. Hierbij worden de doelen aangegeven die betrekking hebben op de extra begeleidingstaken en specifieke aandachtspunten. Het Wmo loket van de gemeente bepaalt of deze taken/doelen passen binnen de kaders voor HZiB, of dat de taken/doelen passen binnen de bouwsteen HZ-R, of dat er aanvullend toch een volledige indicatie BT of BTS nodig is.

5. Formuleren van het te bereiken resultaat

Kader schoon en leefbaar huis

Een maatwerkvoorziening wordt toegekend wanneer er geen andere oplossing is voor de ondervonden problemen bij het schoonhouden van de woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijk van de hulpvrager om de huishoudelijke (deel) taken waartoe hij in staat is ook uit te voeren en mee te werken aan een efficiënte uitvoering van huishoudelijke taken. Concreet: als de hulpvrager in staat is de was voor te bereiden, wordt van hem verwacht dat hij dat ook doet. Ook mag worden verwacht dat met de inrichting van de woning rekening wordt gehouden met een efficiënte uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden. Het kan dus betekenen dat een deel van het huishouden door de hulpvrager wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

Is de hulpvrager al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is alleen het feit dat zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van de beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen, of dat de zelf ingekochte ondersteuning niet meer voldoende is.

Tijdens het gesprek met de klant worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Als sprake is van gebruikelijke hulp biedt de gemeente in de regel geen ondersteuning.

Onderzocht wordt of de betrokkene op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk het gewenste resultaat kan bereiken. Er wordt ook gekeken of er algemene of voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Pas wanneer gebruikelijke hulp, de eigen mogelijkheden en algemene voorzieningen niet of onvoldoende van toepassing zijn, wordt onderzocht in welke mate het gemeentelijk aanbod in ondersteuning kan voorzien. Als er bijvoorbeeld een was- en strijkservice beschikbaar is waarmee de hulpvrager het gewenste resultaat kan behalen, hoeft de gemeente niet te ondersteunen. Datzelfde geldt voor een maaltijdvoorziening of een boodschappenservice. Ook als de hulpvrager voldoende mensen om zich heen heeft die huishoudelijke taken kunnen overnemen, hoeft er minder of niet ondersteund te worden.

Het resultaat van de ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en leefbaar huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van schone primaire gebruiksruimtes: woonkamer, als slaapkamer in gebruik zijnde kamer(s), keuken, toilet, badkamer en gang, trap. Deze ruimtes hoeven niet iedere week volledig schoon te worden gemaakt. Het betekent wel dat de vertrekken periodiek schoon worden gemaakt zodat het huis schoon is en niet vervuilen kan. Het betekent ook dat er ondersteuning kan plaatsvinden bij het verzorgen van de was wanneer er geen andere oplossingen zijn. Wanneer de hulpvrager in staat wordt geacht de regie te voeren over het huishouden, wordt verwacht dat er ook per week keuzes worden gemaakt met betrekking tot de uit te voeren taken.

De maatwerkvoorziening kán bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1.

    Schoonmaken van de woning;

  • 2.

    De was;

  • 3.

    Maaltijdvoorziening (brood en/of warm);

  • 4.

    Zorg voor kinderen;

  • 5.

    Boodschappen;

  • 6.

    Regievoering.

  • 7.

Schoonmaken van de woning

Bij het schoonmaken van de woning krijgt de hulpvrager ondersteuning die gericht is op het periodiek schoonmaken van de woning. Samen met de zorgaanbieder van keuze stemt de hulpvrager af welke huishoudelijke taken door hem zelf kunnen worden opgepakt (of door het netwerk etc.) en welke activiteiten de zorgaanbieder uit moet voeren. Het type woning en de grootte van de woning is alleen daar van invloed als het gaat om de primaire gebruiksruimtes. In een groot huis met diverse niet in gebruik zijnde kamers wordt niet extra schoongemaakt.

Het hebben van huisdieren is een keuze van de hulpvrager. In deze situaties wordt verwacht dat de hulpvrager zelf voor deze huisdieren kan zorgen. Huisdieren zijn dan ook niet van invloed op de frequentie van de uit te voeren taken.

Activiteiten die niet onder het resultaat van een schoon en leefbaar huis vallen, zijn onder andere:

  • 1.

    Tuinonderhoud;

  • 2.

    Opruimen van schuur en zolder;

  • 3.

    Ramen aan de buitenkant;

  • 4.

    Verzorging van huisdieren;

  • 5.

    Vervuiling door huisdieren;

  • 6.

    Opruimen van het huishouden terwijl men hier wel toe in staat is.

De wasverzorging

Bij wasverzorging gaat het concreet om het wassen, drogen, vouwen en opbergen (of onderdelen hiervan) van kleding en linnengoed. Verwacht mag worden dat de hulpvrager beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, is het de verantwoordelijkheid van de hulpvrager deze aan te schaffen. Ook wordt van de hulpvrager verwacht dat de ondersteuning waar mogelijk tot een minimum wordt beperkt, bijvoorbeeld door een wasdroger te kunnen gebruiken of kleding aan te schaffen die niet gestreken hoeft te worden. De aanbieder en de hulpvrager bepalen samen hoe binnen de kaders de concrete ondersteuning vorm krijgt.

Maaltijdvoorziening/boodschappen

Onder maaltijdverzorging wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd en het opwarmen van de warme maaltijd. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig één keer per dag de broodmaaltijden worden bereid en klaargezet en één keer per dag een warme maaltijd wordt opgewarmd en klaargezet. In incidentele gevallen kan ook het doen van boodschappen een onderdeel zijn van de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden.

Zorgen voor kinderen

Thuis zorgen voor kinderen onder de zes jaar: het zorgen voor kinderen is een taak van ouders en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door hun beperkingen niet of minder in staat zijn voor hun kinderen te zorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van) de verzorging van de kinderen. Uitgangspunt hierbij is dat bij uitval van één van de ouders de taken door de andere ouder worden overgenomen. Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met vijf jaar. Voor kinderen is een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal een algemeen gebruikelijke voorziening. De ondersteuning is van korte duur om zo ouders de mogelijkheid te bieden taken te herschikken en in een oplossing te voorzien. Een maatwerkvoorziening voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. Concrete ondersteuning kan bestaan uit wassen, aankleden, eten geven en luiers verschonen.

Organiseren van het huishouden/ regievoering

De ondersteuning in de vorm van regievoering wordt ingezet wanneer de hulpvrager niet tot zelfregie en planning van activiteiten in staat is. Behalve dat de organisatie wordt overgenomen, heeft de hulp meer dan bij HH-R een signalerende, aansturende en regievoerende taak. Het ondersteunen bij of overnemen van regie kan nodig zijn als van de hulpvrager niet meer verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijvoorbeeld bij dementie of een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat laatste kan zich uiten in vervuiling, verwaarlozing of ontreddering; van zichzelf of van huisgenoten.

6. Omvang indicatie

Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden stelt de zorgaanbieder samen met de hulpvrager (en diens ondersteunend netwerk) vast welke en hoeveel ondersteuning noodzakelijk is middels een gesprek met de cliënt. De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan wordt zowel door de hulpvrager als de zorgaanbieder ondertekend. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk de zogenaamde plusvariant in te zetten. De plusvariant is een financiële compensatie voor zorgaanbieders in bijzondere situaties. Er is sprake van een bijzondere situatie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    · Er zijn verschillende hulpverleners of instanties betrokken;

  • 2.

    · Er is structurele afstemming en monitoring nodig tussen de verschillende hulpverleners;

  • 3.

    · Er is zeer veel individuele ondersteuning nodig;

  • 4.

    · De ‘normale’ ondersteuning is aantoonbaar niet voldoende. De zorgaanbieder dient dit te motiveren en aan te geven wat de risico’s zijn als de extra ondersteuning niet wordt geboden.

7. Keuze tussen aanbieders

De hulpvrager kan bij zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening dienstverlening zijn voorkeur aangeven voor de aanbieder van wie hij de ondersteuning wenst te ontvangen.

Indien de hulpvrager, ook na rappel, geen voorkeur aangeeft of wil geven, zal de klantmanager die de aanvraag in behandeling neemt een aanbieder selecteren die op basis van het onderzoek het best aansluit bij de hulpvrager en zijn ondersteuningsbehoefte.

8. Ingangsdatum ondersteuning

Uitgangspunt is dat de ingangsdatum van de ondersteuning ligt op of na de datum waarop de aanvraag voor ondersteuning is beslist. Hierop zijn een aantal uitzonderingen mogelijk:

  • 1.

    · Wanneer er sprake is van spoedeisende ondersteuning (artikel 2.3.3 Wmo 2015);

  • 2.

    · Wanneer de ondersteuning wordt geïndiceerd zonder dat er sprake is van een schriftelijke aanvraag;

  • 3.

    · Wanneer er wordt voldaan aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden:

    • 1.

      1) Het is niet aan de hulpvrager te verwijten dat het indicatiebesluit niet eerder kon worden genomen;

    • 2.

      2) De feiten zijn niet aan twijfel onderhevig en dusdanig duidelijk dat met zekerheid of daaraan grenzende waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de hulpvrager ook in het verleden op ondersteuning was aangewezen;

    • 3.

      3) De aanvraag betreft een verzoek om voortzetting van een eerder gelijkwaardig indicatiebesluit.

9. Indicatieduur ondersteuning in natura/ sturen op resultaat

Een indicatie voor ondersteuning in natura kan voor onbepaalde tijd worden afgegeven. Door middel van tussentijdse onderzoeken wordt de situatie van de hulpvrager geëvalueerd en de ingezette voorziening waar mogelijk afgeschaald of beëindigd. Bij hulpvragers met ontwikkelingsperspectief sturen we actief op resultaat. Bij het opstellen van een ondersteuningsplan worden doelen en resultaten afgesproken. Hierop wordt actief gemonitord, in contact met cliënt en zorgaanbieder. Al bij aanvang van de indicatie wordt de hulpvrager gewezen op mogelijk afschaling en waar mogelijk worden direct bij aanvang van de indicatie afspraken gemaakt over afschaling of beëindiging.

Een indicatie wordt voor een bepaalde periode afgegeven wanneer er wijzigingen van één van de volgende factoren worden verwacht:

  • 1.

    a. Wijzigingen van de beperkingen van de hulpvrager; Wanneer er sprake is van een situatie waarbij de verwachting bestaat dat er verbetering mogelijk is in de eigen kracht of door inzet van gebruikelijke hulp, mantelzorg of algemene voorzieningen, zal de indicatieduur worden bepaald door de termijn waarbinnen deze verbeteringen verwacht worden. Tussentijds zal worden geëvalueerd of de gestelde doelen volgens planning worden behaald.

  • 2.

    b. Wijzigingen in de woonomstandigheden en de samenstelling van het huishouden van de hulpvrager; De woonomstandigheden en samenstelling van het huishouden van de hulpvrager zijn eveneens van invloed op de indicatieduur. Als er bijvoorbeeld sprake is van kinderen in het gezin, zullen deze mogelijkerwijs naarmate zij ouder worden meer gebruikelijke hulp kunnen verlenen. Ook kan het zijn dat na een beperkte ondersteuning van het gezin, bijvoorbeeld bij het anders organiseren van het huishouden of het aanleren van bepaalde vaardigheden, minder ondersteuning nodig is, omdat gezinsleden meer gebruikelijke ondersteuning kunnen bieden.

  • 3.

    c. Wijzigingen van de aard van de voorziening die is geïndiceerd. Als een maatwerkvoorziening bijvoorbeeld wordt toegekend voor het aanleren van vaardigheden, dan zal de voorziening worden beëindigd (of afgeschaald) op het moment dat de vaardigheden in voldoende mate zijn aangeleerd.

Als sprake is van een wijziging van lopende indicaties, kan, afhankelijk van aard en omvang van de wijziging, een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

10. Indicatieduur ondersteuning in de vorm van een pgb

Een indicatie voor ondersteuning in de vorm van een pgb wordt voor een bepaalde tijd afgegeven. Wanneer een hulpvrager na afloop van de indicatieperiode opnieuw in aanmerking wil komen voor ondersteuning in de vorm van een pgb, zal een ondersteuningsplan/evaluatieplan gevraagd worden. Hierin dient beschreven te worden welke activiteiten er uitgevoerd zijn om de doelen te behalen, op welke momenten de hulpvrager

ondersteuning heeft gehad en hoe die ondersteuning eruit heeft gezien.

Als sprake is van een wijziging van lopende indicaties, zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen, afhankelijk van de aard en omvang van de wijziging in de indicatie.

11. Uitvoering indicatie

Zodra de klantmanager heeft besloten dat er een indicatie voor een maatwerkvoorziening dienstverlening is, wordt via het Samenwerkingsverband Welzijnszorg Oosterschelderegio (SWVO) de geselecteerde aanbieder verzocht om een ondersteuningsplan aan te leveren.

De zorgaanbieder moet vervolgens contact opnemen met de hulpvrager om afspraken met hem te maken over de wijze waarop de noodzakelijke ondersteuning zal worden ingezet.

Deze afspraken worden vastgelegd in een ondersteuningsplan, dat door de zorgaanbieder en de hulpvrager wordt ondertekend.

12. Wijziging in de indicatie

Wijzigingen in de persoonlijke situatie van de hulpvrager kunnen leiden tot het aanpassen van de ondersteuning. Wijzigingen in de omvang en de vorm van de ingezette ondersteuning binnen dezelfde maatwerkvoorziening kunnen door de zorgaanbieder zelf zonder tussenkomst van Gemeenschappelijke regeling de Bevelanden worden uitgevoerd. Voorop blijft staan dat de hulpvrager voldoende ondersteuning krijgt voor het bereiken van het beoogde resultaat. Als een wijziging niet binnen de toegekende maatwerkvoorziening kan worden gerealiseerd, moet een nieuwe melding worden gedaan. Als uit het onderzoek blijkt dat door wijzigingen in de persoonlijke situatie een andere maatwerkvoorziening noodzakelijk is, dan dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend.

13. Inwerkingtreding, citeertitel en intrekking oude beleidsregels

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2021.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2021 - Hulp bij het huishouden van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden.

Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2018 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden in de vergadering van 19 augustus 2021.

Namens deze,

Margo Mulder en Patrick van den Beemt

Voorzitter AB, Directeur GR de Bevelanden