Regeling vervallen per 31-08-2023

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Vervoers- en rolstoelvoorzieningen 2021

Geldend van 19-08-2021 t/m 30-08-2023

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Vervoers- en rolstoelvoorzieningen 2021

Besluit van het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden tot vaststelling van beleidsregels Vervoers- en rolstoelvoorzieningen 2021 voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden;

gelezen het voorstel van de afdeling Werk Inkomen en Zorg van 5 augustus 2021,

overwegende dat:

het gewenst is om een beleidsregels vast te stellen over

de uitleg van de volgende wettelijke voorschriften:

de Wijzigingsverordening Wmo 2021;

omdat de beleidsregels een uitwerking zijn van deze verordening;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Vervoers- en rolstoelvoorzieningen 2021

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Vervoers- en rolstoelvoorzieningen 2021

Inleiding

Vervoersvoorzieningen kunnen worden toegekend voor sociaal-recreatief vervoer dat bestemd is ten behoeve van de participatie en zelfredzaamheid van een hulpvrager. Het gaat om vervoer naar bijvoorbeeld een buurtactiviteit, vrienden en familie, ziekenhuis (voor zover niet vergoed via de Zvw), huisarts, een theater, winkels of gewoon een ritje in de buitenlucht.

Een voorziening voor sociaal-recreatief vervoer stelt de hulpvrager in staat zijn zelfredzaamheid te verbeteren of te handhaven, dan wel te participeren in de samenleving.

Sociaal-recreatief vervoer onderscheidt zich van:

  • 1.

    Geïndiceerd vervoer van en naar de dagbesteding: dit vervoer maakt onderdeel uit van de maatwerkvoorziening dagbesteding;

  • 2.

    Vervoer naar werk of in het kader van een traject naar werk of activering op grond van bijvoorbeeld de Werkloosheidswet of Participatiewet. Dit vervoer wordt vergoed door de werkgever of hierin wordt voorzien op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Participatiewet.

Bij het verplaatsen in en om de woning kan een rolstoel in bepaalde gevallen een adequate voorziening zijn.

1. Algemeen gebruikelijk vervoer- en hulpmiddelen

Algemeen gebruikelijke vervoermiddelen

Hierbij gaat het in ieder geval om het openbaar vervoer en een fiets. In bijlage 1 van de beleidsregels Algemeen kader staan nog een groot aantal voorbeelden van algemeen gebruikelijke vervoermiddelen.

Algemeen gebruikelijk bij sociaal-recreatief vervoer is het vervoer van thuiswonende kinderen door ouders, of het vervoer van partners.

Niet in alle gevallen of op alle momenten kan dergelijke algemeen gebruikelijke ondersteuning worden geboden, bijvoorbeeld doordat:

  • 1.

    Degene die het vervoer zou kunnen verzorgen niet beschikbaar is op de tijdstippen van de vervoersbehoefte;

  • 2.

    Degene die het vervoer zou kunnen verzorgen niet beschikt over een eigen vervoermiddel dat geschikt is om de hulpvrager te vervoeren;

  • 3.

    Degene die het vervoer zou kunnen verzorgen niet beschikt over een rijbewijs.

Dit betekent dat in zulke situaties aanvullende ondersteuning noodzakelijk kan zijn.

Of een fietsgerelateerde voorziening algemeen gebruikelijk is, hangt samen met de leeftijd van de hulpvrager. Zo zijn zijwieltjes bij een volwassen persoon niet algemeen gebruikelijk, terwijl een fiets met trapondersteuning niet algemeen gebruikelijk is bij een kind onder de 12 jaar.

Ook kunnen de kosten van bijvoorbeeld het gebruik van een eigen auto niet algemeen gebruikelijk zijn als de auto ook gebruikt moet worden voor afstanden die een ander normaal gesproken per fiets of lopend aflegt.

Algemeen gebruikelijke hulpmiddelen

Er zijn diverse hulpmiddelen die de hulpvrager kunnen helpen bij het zich verplaatsen in of om de woning. Hierbij valt te denken aan een wandelstok, looprek of een rollator. De aanschaf van deze voorzieningen wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Zie verder ook de lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen in bijlage 1 van de beleidsregels Algemeen kader.

De uitleenservice via een thuiszorgwinkel is een algemeen gebruikelijke service die aan de orde kan zijn als de hulpvrager slechts incidenteel of tijdelijk een rolstoel nodig heeft.

2. Afbakening met vervoer in het kader van traject, werk of dagbesteding

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan iemand op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) in het kader van zijn werk of opleiding een vervoersvoorziening verstrekken, voor het vervoer tussen werk/scholing en huis.

In aanvulling daarop kan het UWV op verzoek ook een vervoersvoorziening verstrekken voor privégebruik, als dit naar het oordeel van het UWV leidt tot verbetering van de leefomstandigheden. Er moet dan wel een samenhang zijn met de vervoersvoorziening voor woon-werk/scholingverkeer.

Als de vervoersvoorziening op grond van de WIA niet toereikend wordt gevonden voor privégebruik door een persoon, dient deze een aanvullende voorziening via de WIA aan te vragen en zo nodig tegen een afwijzend besluit bezwaar en beroep aan te tekenen.

Ontvangt een hulpvrager ondersteuning bij zijn werk in combinatie met een loonkostensubsidie van de gemeente of bij zijn traject naar werk op grond van de Participatiewet, dan kan daarbij ook een vervoersvoorziening naar het werk of het traject behoren.

Als een hulpvrager met succes een beroep kan doen op een vervoersvoorziening via de Participatiewet, is een aanvullende vervoersvoorziening op grond van de Wmo mogelijk voor sociaal-recreatief vervoer.

Een maatwerkvoorziening voor vervoer naar de locatie waar de ‘Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding’ plaatsvindt, valt niet onder sociaal-recreatief vervoer, maar wordt zo nodig geïndiceerd in combinatie met ‘Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding’. Wel kan een maatwerkvoorziening worden ingezet om zelfstandig naar de dagbesteding te reizen.

3. Algemene voorzieningen

Voor vervoers- en rolstoelvoorzieningen gelden de volgende algemene voorzieningen:

Sociaal-recreatief vervoer

Hiervoor gelden in ieder geval het reguliere openbaar vervoer (tram, metro, bus, trein), maar ook aanvullend openbaar vervoer zoals de haltetaxi en belbus.

Tijdelijk/incidenteel gebruik rolstoel

Hiervoor geldt de mogelijk om een rolstoel te huren of te lenen via bijvoorbeeld een thuiszorgwinkel.

Rolstoelpool

In sommige wijken/dorpen zal mogelijk op termijn gebruik worden gemaakt van een rolstoelpool als algemene voorziening.

4. Indicatie

Indicatie vervoer

Een voorziening voor sociaal-recreatief vervoer kan worden geïndiceerd als een hulpvrager belemmerd wordt in het zich lokaal verplaatsen omdat hij als gevolg van zijn beperkingen:

  • 1.

    Belemmeringen ondervindt in het gebruik van een algemene vervoersvoorziening of de algemeen gebruikelijke of algemene vervoersvoorziening geen of onvoldoende oplossing biedt en

  • 2.

    In de vervoersbehoefte niet of niet volledig kan worden voorzien met algemeen gebruikelijke ondersteuning en

  • 3.

    Zonder een maatwerkvoorziening niet in de vervoersbehoefte kan voorzien.

 

Belemmeringen in het gebruik van algemene vervoersvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld ontstaan omdat:

  • 1.

    Een hulpvrager het openbaar vervoer in verband met zijn beperkingen niet kan bereiken;

  • 2.

    Het openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk is;

  • 3.

    Hij niet in staat is te wachten op het openbaar vervoer;

  • 4.

    Er sprake is van incontinentieproblemen, gedragsproblemen, allergieën of overgevoeligheid voor ziekteverwekkers waardoor geen gebruik kan worden gemaakt van algemene/collectieve vervoersvoorzieningen.

Het kan ook zijn dat een algemene voorziening onvoldoende oplossing biedt omdat bijvoorbeeld:

  • 1.

    De vervoersbehoefte zich richt op korte afstanden;

  • 2.

    Er sprake is van bestemmingen waar het openbaar vervoer geen oplossing voor is;

  • 3.

    Er sprake is van een reisbehoefte op tijdstippen waarop het openbaar vervoer niet rijdt.

Het vervoersprobleem moet tot gevolg hebben dat de hulpvrager hierdoor niet op een aanvaardbaar niveau zelfredzaam kan zijn of kan participeren. Er kan hierbij sprake zijn van:

  • 1.

    Een belemmering bij het voeren van een huishouding, omdat de hulpvrager niet in staat is om bijvoorbeeld boodschappen te doen of om zijn kind naar school te brengen en er geen adequate alternatieven zijn;

  • 2.

    Het niet kunnen bereiken van de voorzieningen in zijn directe leefomgeving, zoals een winkelcentrum, een NS-station, het ziekenhuis, de huisarts, de tandarts;

  • 3.

    Belemmeringen om andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan, omdat hij zich bijvoorbeeld niet kan verplaatsen naar een buurthuis, het sportcomplex, de vereniging, het zwembad of zijn familie en vrienden of niet de gelegenheid heeft een praatje te maken op straat.

Indicatie rolstoel

Een maatwerkvoorziening voor een rolstoel kan aan de orde zijn als er sprake is van belemmeringen in het zich verplaatsen in en om de woning, die niet afdoende opgelost kunnen worden met een algemeen gebruikelijke of algemene voorziening.

Bij verplaatsingen om de woning gaat het om verplaatsingen in de directe omgeving van de eigen woning. Dat wil zeggen om het huis, naar de buren of bestemmingen in de wijk die op loopafstand liggen.

Ook kan een rolstoel worden gebruikt voor het zich verplaatsen op de plek van bestemming, zoals een winkelcentrum of een park waarbij de hulpvrager zichzelf kan voortbewegen of kan worden geduwd door een ander. In hoeverre een rolstoel aan de orde kan zijn voor het zich verplaatsen op de plek van bestemming, is vooral afhankelijk van de vraag in hoeverre dit bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid of participatie.

5. Reikwijdte maatwerkvoorziening vervoer

Een hulpvrager kan een maatwerkvoorziening voor sociaal-recreatief vervoer krijgen voor zijn lokale vervoersbehoefte. Hieronder wordt verstaan het vervoer binnen het gebied van ± 15 tot 30 kilometer rondom het adres waar de persoon zijn hoofdverblijf heeft. Het bovenregionaal vervoer is een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en hiervoor kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van het vervoerssysteem Valys.

Bij de maatwerkvoorziening wordt uitgegaan van een maximum van 2.000 kilometer per jaar. Op individuele gronden kan van dit maximum worden afgeweken. Daarbij wordt overwogen:

  • 1.

    De mate waarin de hulpvrager is aangewezen op de maatwerkvoorziening;

  • 2.

    De reden waarom de vervoersbehoefte afwijkt van het maximum, zoals bezoek aan een partner die in een verpleeghuis verblijf of frequent bezoek aan een ziekenhuis.

6. Selectie vervoersvoorzieningen

  • 1.

    a. Collectief vervoer: Regiotaxi

Indien het collectief vervoerssysteem, de Regiotaxi Oosterschelde, de hulpvrager voldoende compenseert in zijn belemmeringen op vervoersgebied, ligt hierbij het primaat.

Eventueel kan de Regiotaxi gecombineerd worden met een vervoersvoorziening voor de korte afstand, zoals een fietsvoorziening of een scootmobiel.

Pas als de Regiotaxi, al dan niet in combinatie met een vervoersvoorziening voor de korte afstand, de belemmeringen die een persoon op sociaal- recreatief vervoersgebied heeft onvoldoende compenseert, kan een andere vervoersvoorziening meer aangewezen zijn.

De vervoerspas geeft recht op toegang tot en gebruik van de Regiotaxi voor het vervoer van deur tot deur (de voordeur aan de straat of voor de ingang van de woning/wooncomplex). Zo nodig biedt de chauffeur ondersteuning bij het verplaatsen naar het vervoermiddel en bij het in- en uitstappen.

Als blijkt dat de hulpvrager is aangewezen op noodzakelijke begeleiding bij zijn vervoer, kan hij gratis een begeleider meenemen. Aanspraak op begeleiding bij het vervoer kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als er een aanzienlijke kans is dat er ten behoeve van de hulpvrager tijdens de reis medische of verzorgende handelingen verricht moeten worden, vanwege de jeugdige leeftijd van het kind of omdat er sprake is van ernstige gedragsproblemen waarop sturing vereist is tijdens de rit.

Voor het vervoer met de Regiotaxi wordt per rit een starttarief betaald en een bedrag per kilometer. De tarieven komen overeen met de tarieven van het reguliere openbaar vervoer. Met deze tarieven kan maximaal 2.000 kilometer per jaar worden afgelegd met de Regiotaxi. Als het kilometerbudget wordt overschreden, moeten hogere tarieven worden betaald.

Meer informatie over de regels en voorwaarden van het gebruik van de Regiotaxi is terug te vinden op de website www.regiotaxi-oosterschelde.nl.

  • 1.

    b. Vervoer per eigen vervoermiddel

Een indicatie voor vervoer per eigen vervoermiddel kan betrekking hebben op:

  • 1.

    Een met spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

  • 2.

    Een open of gesloten gehandicaptenvoertuig;

  • 3.

    Een al dan niet aangepaste personenauto;

  • 4.

    Aanpassingen aan de personenauto.

Met spierkracht voortbewogen vervoermiddel

Als een hulpvrager zijn vervoersbehoefte geheel of gedeeltelijk kan invullen per fiets en het gebruik van een gewone fiets, al dan niet met elektrische trapondersteuning of in de vorm van een tandem, niet mogelijk is, kan een maatwerkvoorziening in bruikleen worden verstrekt voor het gebruik van een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel. Een dergelijke maatwerkvoorziening is dus ook mogelijk als een hulpvrager gebruik maakt of kan maken van het openbaar vervoer of in combinatie met een maatwerkvoorziening voor de lange afstand, zoals de Regiotaxi.

De maatwerkvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    De aanpassing van of een aangepaste versie van een aankoppelfiets, fietsaanhanger of fietszitje ten behoeve van een kind met een beperking (een aankoppelfiets is een kinderfiets die bestaande uit één wiel met een stang gekoppeld wordt aan de zadelpen van de fiets van de volwassene);

  • 2.

    De plaatsing van zijwielen, aanpassing stuur, een speciaal zadel of aanpassing bij een aankoppelfiets;

  • 3.

    De verstrekking van een drie- of vierwielfiets, rolstoelfiets of handbike (een handbike wordt gekoppeld aan de handbewogen rolstoel waardoor met armkracht zelfstandig ‘gefietst’ kan worden en een rolstoelfiets is een fiets waar een rolstoel op geplaatst wordt);

  • 4.

    De verstrekking van een fiets met trapondersteuning aan een kind, jonger dan 12 jaar.

Open of gesloten gehandicaptenvoertuig

Bij een open gehandicaptenvoertuig kan het gaan om bijvoorbeeld een scootmobiel, een pendel of driewielbromscooter. Het open gehandicaptenvoertuig is bestemd als vervoersvoorziening voor de korte en middellange afstanden, wanneer de Regiotaxi hiervoor geen oplossing biedt.

Bij een gesloten gehandicaptenvoertuig gaat het om bijvoorbeeld een overdekte scootmobiel, een Canta, of Arola.

Een gesloten gehandicaptenvoertuig is slechts aan de orde als een persoon voor de korte of middellange afstanden aangewezen is op gesloten vervoer en de hulpvrager met de Regiotaxi niet kan worden gecompenseerd.

Voor het gebruik van een open gehandicaptenvoertuig is het noodzakelijk dat de hulpvrager de beschikking heeft over een adequate stallingsruimte, dan wel dat deze kan worden gerealiseerd. De hulpvrager is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor een geschikte stallingsruimte.

Daarnaast zal de hulpvrager moeten beschikken over de rijgeschiktheid en rijvaardigheid als beginnend bestuurder. Eventueel kan de hulpvrager in aanmerking komen voor aanvullende lessen voor het op een aanvaardbaar niveau brengen van de rijgeschiktheid en rijvaardigheid. Als blijkt dat een hulpvrager desondanks onvoldoende rijgeschikt en rijvaardig blijft, wordt een gehandicaptenvoertuig niet geïndiceerd.

Ook nadat het gehandicaptenvoertuig is verstrekt, kan het noodzakelijk zijn de rijvaardigheid opnieuw te onderzoeken. Blijkt dat die rijvaardigheid niet langer aanwezig is, dan wordt de indicatie voor het gehandicaptenvoertuig ingetrokken en moet de hulpvrager deze voorziening inleveren.

(Aangepaste) personenauto of brommobiel

Uitsluitend wanneer de Regiotaxi of een combinatie van vervoersvoorzieningen geen adequate oplossing biedt voor het vervoersprobleem en in de vastgestelde vervoersbehoefte alleen door middel van een eigen personenauto (of brommobiel) kan worden voorzien, kan een maatwerkvoorziening hiervoor aan de orde zijn De hulpvrager moet aantonen dat de personenauto of brommobiel in zijn situatie niet algemeen gebruikelijk is.

De hulpvrager moet dan wel beschikken over de rijgeschiktheid en rijvaardigheid voor een dergelijk vervoermiddel en beschikken over een geldig rijbewijs. Voor een brommobiel is dat een geldig bromfietsrijbewijs.

Als vervoer per personenauto voor een hulpvrager noodzakelijk is, kan hij eveneens in aanmerking komen voor aanpassing van de personenauto. Dit kan een in bruikleen verstrekte personenauto betreffen, maar ook de eigen personenauto die voor hem algemeen gebruikelijk is.

De aanpassing van een auto is niet algemeen gebruikelijk.

De autoaanpassing kan bestaan uit:

  • 1.

    Een volledige vergoeding voor de aanpassing van de eigen personenauto, mits de personenauto nog geen vijf jaar oud is; in sommige gevallen is ook bij een oudere auto een aanpassing mogelijk, afhankelijk van de soort aanpassing, de meeneembaarheid daarvan en de kilometerstand (uitgangspunt is dat boven een kilometerstand van 80.000 kilometer geen aanpassing wordt gedaan);

  • 2.

    Een aanpassing van de in bruikleen verstrekte personenauto;

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget in de meerkosten van een personenauto in specifieke uitvoering. De meerkosten worden berekend als het verschil tussen een personenauto (merk, type) die voor een persoon als meest doelmatig wordt geacht en de prijs van deze personenauto in specifieke uitvoering.

Een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing is maximaal éénmaal per zeven jaar mogelijk.

7. Selectie rolstoelvoorzieningen

Er zijn diverse typen rolstoelen te verkrijgen.

Bij de selectie van het type rolstoel wordt gekeken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    · Hoe vaak en voor welk doel wordt de rolstoel gebruikt;

  • 2.

    · De fysieke mogelijkheden van de hulpvrager om een rolstoel zelf voort te bewegen;

  • 3.

    · Of de hulpvrager de rolstoel zelf moet kunnen voortbewegen of dat het volstaat als een ander de rolstoel voortbeweegt;

  • 4.

    · Of, als een elektrische rolstoel is aangewezen, de hulpvrager in staat is om deze te besturen.

Geprobeerd wordt om een hulpvrager, binnen zijn fysieke mogelijkheden en indien dit past binnen de medische behandeling, fysieke spierkracht te laten gebruiken om de conditie zoveel mogelijk op peil te houden.

Indien nodig, worden er door de leverancier individuele aanpassingen aangebracht aan de rolstoel.

8. Stallingsruimte elektrische rolstoel

Voor het gebruik van een elektrische rolstoel is het noodzakelijk dat de hulpvrager de beschikking heeft over een adequate stallingsruimte, dan wel dat deze kan worden gerealiseerd.

9. Pgb voor vervoer

  • 1.

    a. Regiotaxi

Zoals eerder aangegeven, wordt bij mogelijke vervoersvoorzieningen altijd voorrang gegeven aan het gebruik van de Regiotaxi (primaat). Dit betekent ook dat in principe niet gekozen kan worden voor een pgb als de Regiotaxi als geschikte voorziening wordt aangemerkt.

In bepaalde situaties kan hierop een uitzondering worden gemaakt, als de Regiotaxi in de individuele situatie geen geschikte vervoersvoorziening is, bijvoorbeeld als heel veel wordt gereisd of als het gaat om een gezin met meerdere (kleine) kinderen.

Onder de volgende voorwaarden kan dan een pgb worden toegekend:

  • 1.

    De hulpvrager moet het pgb gebruiken voor de aanschaf van een gehandicaptenvoertuig of de aanpassing van de eigen personenauto of brommobiel;

  • 2.

    De hulpvrager ziet voor vijf jaar af van het gebruik van de Regiotaxi.

De hoogte van het pgb wordt dan afgeleid van de gemiddelde vervoerskosten van een reiziger met de Regiotaxi (de jaarlijkse kosten gedeeld door het aantal gebruikers) op de Bevelanden.

  • 1.

    b. Vergoeding eigen vervoermiddel

Een pgb voor vervoer per eigen vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de kosten die de gemeente kwijt zou zijn voor het betreffende vervoermiddel over de technische afschrijvingsduur van het vervoermiddel.

De technische afschrijvingsduur voor een fietsgerelateerde voorziening of een open of gesloten gehandicaptenvoertuig wordt hierbij gesteld op zeven jaar. De technische afschrijvingsduur voor een (aanpassing van) een brommobiel of personenauto wordt gesteld op zeven jaar.

Bij een vervoermiddel voor kinderen wordt niet uitgegaan van de technische afschrijvingsduur, maar van de verwachte periode dat het kind, dat nog in de groei is, gebruik zal maken van de vervoersvoorziening. Dat kan betekenen dat de afschrijvingsduur wordt beperkt tot een veel kortere periode, omdat een kind bijvoorbeeld al na een jaar uit de voorziening is gegroeid. Hierbij zal dan ook de afweging worden gemaakt of een pgb voor de huur van een voorziening een betere oplossing is.

  • 1.

    c. Vervoer per taxi/eigen auto

Indien vervoer via collectief vervoer niet mogelijk is, dan kan de hulpvrager in aanmerking komen voor een pgb voor de taxikosten of het gebruik van een eigen auto. Het pgb wordt afgestemd op de hoogte van de te verwachte kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte van de hulpvrager, met een maximum vervoersafstand van 2.000 kilometer.

Voor het vaststellen van het pgb voor taxikosten wordt uitgegaan van de tarieven die door de lokale taxi-ondernemingen worden gehanteerd. Het tarief mag niet hoger zijn dan het wettelijke maximumtarief.

Het pgb voor het gebruik van de eigen auto wordt gebaseerd op de NIBUD norm per kilometer voor een compacte/kleine middenklasse auto. Dit bedrag is terug te vinden in de tabel ‘autokosten per maand’.

10. Pgb voor rolstoel

Als een hulpvrager ervoor kiest de rolstoel zelf aan te schaffen met een pgb, wordt de hoogte van het pgb vastgesteld op basis van de kosten die de gemeente verschuldigd zou zijn voor de rolstoel als maatwerkvoorziening gedurende de gemiddelde technische afschrijvingsduur van de rolstoel. De gemiddelde technische afschrijvingsduur wordt voor een volwassene vastgesteld op zeven jaar. Voor kinderen wordt niet uitgegaan van de technische afschrijvingsduur maar van de te verwachten gebruiksduur van de betreffende rolstoel, omdat een kind nog groeit en er daardoor binnen een kortere termijn dan de technische afschrijvingsduur een nieuwe rolstoel nodig kan zijn.

11. Inwerkingtreding, citeertitel en intrekking oude beleidsregels

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2021.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2021 - Vervoers- en rolstoelvoorzieningen van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden.

Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2018 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden in de vergadering van 19 augustus 2021.

Namens deze,

Margo Mulder en Patrick van den Beemt

Voorzitter DB, Directeur GR de Bevelanden