Regeling vervallen per 28-02-2022

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling Niet-Productieve Investeringen water, Zeeland 2021

Geldend van 01-12-2021 t/m 27-02-2022

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling Niet-Productieve Investeringen water, Zeeland 2021

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 9 november 2021, kenmerk 102243, tot openstelling van de regeling als bedoeld in Hoofdstuk 1 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 houdende POP3 Openstelling Niet-Productieve Investeringen Water, Zeeland 2021.

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • Gelet op artikel 1.3 van Hoofstuk 1 en paragraaf 6 van Hoofdstuk 2 van Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 – 2022 (POP3) Zeeland.

Besluiten:

  • I.

    Open te stellen de regeling ‘Niet-Productieve Investeringen Water, Zeeland 2021’ voor de periode van 1 december 2021, 09.00 uur, tot en met 28 februari 2022, 17.00 uur.

  • II.

    Vast te stellen dat het subsidiebudget € 1.400.000,- bedraagt en dat dit bedrag volledig bestaat uit ELFPO middelen.

  • III.

    Vast te stellen dat de ELFPO middelen met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld moeten worden.

  • IV.

    De volgende regels nader vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op de begripsbepalingen zoals genoemd in artikel 1.1 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2022 Zeeland wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Chemische waterkwaliteit: de chemische waterkwaliteit is gericht op het behalen van de richtwaarden uit het 'Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009' (BKMW 2009) https://wetten.overheid.nl/BWBR0027061/2017-01-01 en de ministeriële regeling monitoring KRW ( MR,2009) https://wetten.overheid.nl/BWBR0027502/2015-11-19 die leiden tot een goede chemische toestand van oppervlaktewateren;

  • b.

    Ecologische waterkwaliteit: de ecologische doelen van de waterkwaliteit zijn gericht op het bereiken van een bepaalde samenstelling van (oever)planten en dieren in het water, de bijbehorende milieukwaliteit en de inrichting en het beheer. Nutriënten zoals fosfor en stikstof maken deel uit van de ecologische waterkwaliteit;

  • c.

    GGOR: De grondwaterstand en het oppervlaktewaterpeil worden afgestemd op de gebiedsfuncties op de waterfunctiekaart van de provincie Zeeland. Het waterschap werkt dit uit in een Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), als bouwsteen voor een nieuw te effectueren peilbesluit;

  • d.

    Niet-Productieve Investeringen (NPI): Investeringen die niet mogen leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming. Een investering moet om als NPI aangemerkt te kunnen worden dus primair gericht zijn op het behalen van de agro,-milieu,- klimaatdoelstellingen, waarbij eventuele productieve elementen slechts “bijvangst” zijn. Indieners dienen bij indiening expliciet te onderbouwen dat de investeringen bovenwettelijke taken betreffen;

  • e.

    Omgevingsplan Zeeland 2018: Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het plan is integraal. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    Planherziening Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Europese Kaderrichtlijn Water 2016-2021 en Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR): In deze planherziening omschrijft de Provincie Zeeland de doelen en (op hoofdlijnen)de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water, voor de periode 2016-2021; de planherziening en het bijbehorende bijlagenrapport met factsheets zijn beide te vinden op: https://www.zeeland.nl/water/waterbeleid;

  • g.

    Verordening: Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 – 2022 (POP3) Zeeland;

  • h.

    WB21: Naar aanleiding van een aantal natte jaren met veel neerslag is ingezet op het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied (Waterbeheer 21ste eeuw). Het waterschap voert maatregelen uit en draagt zorg dat uiterlijk in 2027 wordt voldaan aan de in de omgevingsverordening gestelde wateroverlastnormen (WB21 normering). Bij uitvoering van maatregelen door het waterschap geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden versterkt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van Zeeland die betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend versterkt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid, die een directe link met de landbouw hebben.

Artikel 3 Cofinanciering

De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het regelen van de verplichte bijdrage aan nationale overheidsmiddelen.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling wordt alleen verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur-en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten;

  • 2.

    De minimale subsidie bedraagt € 250.000,-;

  • 3.

    De te verstrekken subsidies mogen het subsidieplafond niet overschrijden.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      De kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • b.

      De kosten van de koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      De kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • d.

      De kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • e.

      De kosten van haalbaarheidsstudies;

    • f.

      Niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW;

    • g.

      Personeelskosten (zowel op grond van artikel 1.9 als 1.9a van de Verordening);

    • h.

      Kosten van derden.

  • 2.

    In afwijking van eerste lid komen voorbereidingskosten ook voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van personeelskosten, indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 3.

    Totale kosten anders dan personeelskosten op grond van artikel 1.12b (vereenvoudigde kostenopties).

  • 4.

    Andere kosten dan vermeld in artikel 6 lid 1, lid 2, en lid 3 zijn niet subsidiabel

Artikel 7 Beoordelingscriteria

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 lid 1 sub a en artikel 1.15a van de Verordening de volgende criteria:

1. Mate van Effectiviteit

Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De investeringen dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen:

  • a.

    die opgenomen zijn in de planherziening Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Europese Kaderrichtlijn Water 2016-2021 en Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR).

  • b.

    die vastgesteld zijn in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.3 Waterkwaliteit. Maatregelen die bijdragen aan een goede kwaliteit van alle regionale wateren ecologisch en chemisch.

  • c.

    die vastgesteld zijn in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.3 Waterkwantiteit. Het gaat hierbij om maatregelen die bijdragen aan een “Gewenst grond en oppervlaktewater Regime (GGOR)”.

  • d.

    die vastgesteld zijn in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 6.5 klimaatadaptatie, hemelwater, gericht op WB21-normering. Het gaat hierbij om maatregelen die bijdragen aan Waterbeheer 21ste eeuw (WB-21) doelstellingen

De bijdrage die aanvragers moeten indienen wordt als volgt gekwantificeerd:

  • 0 punten: geen bijdrage. Het project draagt niet bij aan bovenstaande doelen.

  • 1 punt: geringe bijdrage. Het project draagt in geringe mate bij aan bovenstaande doelen, namelijk door een bijdrage aan slechts één doel.

  • 2 punten: matige bijdrage. Het project draagt matig bij aan bovenstaande doelen als het aan twee doelen bijdraagt met de nadruk op waterkwantiteit.

  • 3 punten: voldoende bijdrage. Het project draagt in voldoende mate bij aan bovenstaande doelen als het aan twee doelen bijdraagt met de nadruk op waterkwaliteit.

  • 4 punten: goede bijdrage. De bijdrage van het project aan bovenstaande doelen is goed als het project aan drie doelen bijdraagt zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht.

  • 5 punten: zeer goede bijdrage. Een project scoort zeer goed op bovenstaande doelen als het project aan alle doelen in grote mate bijdraagt, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht.

De aanvrager dient in zijn onderbouwing inzichtelijk, zowel woordelijk als geografisch, te maken in welke mate wordt bijgedragen aan bovengenoemde doelen, en wel als volgt:

  • Op kaart aangegeven waar welke maatregelen worden uitgevoerd; en waarop tevens is aangegeven de ligging van het gebied waarbinnen de maatregel effect heeft.

  • Voor het desbetreffende gebied: een inschatting van de omvang van de problematiek en het verwachte effect van de maatregelen voor de landbouw.

  • Als de maatregelen ook bijdragen aan KRW-doelen:

    • Een vermelding van de lengte van het traject waarlangs de watergang verbreed en/of natuurvriendelijk ingericht wordt, verifieerbaar op de kaart;

    • Een vermelding van de extra oppervlakte aan verbrede en/of natuurvriendelijke oever die met de maatregelen wordt gerealiseerd, verifieerbaar op de kaart.

2. Haalbaarheid / kans op succes

  • Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • In projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

  • Hoe realistisch is het projectplan;

  • Zijn relevante partijen voldoende bij de uitvoering van het plan betrokken;

  • Kent het project een realistische planning, opzet en begroting;

  • Mate waarin het project al is voorbereid/snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van de benodigde grond, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

Score:

  • 0 punten: geen van genoemde aspecten scoort voldoende

  • 1 punt: één van genoemde aspecten scoort voldoende

  • 2 punten: twee van genoemde aspecten scoren voldoende

  • 3 punten: drie van genoemde aspecten scoren voldoende

  • 4 punten: vier van genoemde aspecten scoren voldoende

  • 5 punten: vijf van genoemde aspecten scoren voldoende

3. Efficiëntie

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

De efficiëntie wordt bepaald door de redelijkheid van de projectkosten. Daarbij zal worden beoordeeld worden in hoeverre:

  • a.

    De begroting (uren en tarieven) zich reëel verhoudt tot de geplande prestatie,

  • b.

    De gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed wordt,

  • c.

    Efficiënt gebruik wordt gemaakt van beschikbare bronnen (kennis, kunde, middelen).

Score:

  • 0 punten: kosten zijn ondoelmatig en beschikbare bronnen worden niet benut

  • 1 punt: kosten zijn onvoldoende doelmatig en beschikbare bronnen worden onvoldoende benut

  • 2 punten: kosten zijn matig doelmatig en beschikbare bronnen worden matig benut

  • 3 punten: kosten zijn voldoende doelmatig en beschikbare bronnen worden voldoende benut

  • 4 punten: kosten zijn goed doelmatig en beschikbare bronnen worden goed benut

  • 5 punten: kosten zijn zeer doelmatig en beschikbare bronnen worden zeer goed benut

4. Urgentie

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

  • 0 punten indien er sprake is van een opgave die op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft, dat wil zeggen na 2027;

  • 1 punt op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas op langere termijn aanpak hoeft, dat wil zeggen tussen 2026 en 2027;

  • 2 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden, dat wil zeggen in 2025

  • 3 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen op korte termijn aangepakt moet worden, dat wil zeggen in 2024

  • 4 punten op basis van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijke opgave die op grond van die plannen snel aangepakt moet worden, dat wil zeggen in 2023

  • 5 punten indien er sprake is van een op grond van in het openstellingsbesluit weergegeven provinciale plannen noodzakelijk opgave, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden, dat wil zeggen z.s.m., doch uiterlijk 2022.

Artikel 8 Wegingsfactoren en rangschikking

  • 1.

    Na sluiting van de openstellingstermijn worden alle aanvragen beoordeeld op basis van de beoordelingscriteria uit artikel 7 gerangschikt naar score. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek:

    • a.

      Het criterium als bedoeld in artikel 7 het eerste lid (Mate van effectiviteit), heeft een wegingsfactor 4;

    • b.

      Het criterium als bedoeld in artikel 7 het tweede lid (Haalbaarheid / Kans op succes), heeft een wegingsfactor 2;

    • c.

      Het criterium als bedoeld in artikel 7 het derde lid (Efficiency), heeft een wegingsfactor 2;

    • d.

      Het criterium als bedoeld in artikel 7 het vierde lid (Urgentie), heeft een wegingsfactor 1;

  • 2.

    Maximaal kunnen 45 punten behaald worden. Een aanvraag komt voor subsidie in aanmerking indien deze minimaal 60% van het maximaal te behalen punten scoort, dus 27 punten.

Artikel 9 Rangschikking bij gelijke score en onvoldoende budget

Indien het beschikbare subsidieplafond ontoereikend is voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten die gelijk scoren, vindt in aanvulling op artikel 8 rangschikking op de volgende wijze plaats. Ingeval van gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op het hoogste onderscheidende criterium, dus in de volgorde 7.1 (Mate van Effectiviteit), 7.3 (Efficiëntie), 7.2 (Haalbaarheid / Kans op succes), 7.4 (urgentie). Hoewel Efficiëntie een gelijke wegingsfactor kent als Haalbaarheid, prevaleert in de rangschikking het belang van Efficiëntie boven Haalbaarheid. Als ook dit geen onderscheid oplevert, vindt de keuze plaats door middel van loting.

Artikel 10 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 8 van deze openstelling een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    De te verstrekken subsidie van het project lager is dan € 250.000;

  • b.

    Het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend in artikel 7, lager is dan 27;

  • c.

    Indien de activiteit bedoeld is om aan een wettelijke verplichting te voldoen.

Artikel 12 Citeerregel en inwerkingtreding

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Openstellingsbesluit Niet-Productieve Investeringen Water, Zeeland 2021’ en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin hij wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten Zeeland van 9 november 2021.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Bijlage 1 Toelichting bij het Openstellingsbesluit

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen. De investeringen moeten tevens een directe relatie hebben met de landbouw. Deze relatie moet in de subsidieaanvraag worden toegelicht.

Het openstellingsbesluit vormt samen met de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) 2014-2022 Zeeland het kader waaraan aanvragen om subsidie moeten voldoen.

Het onderhavige besluit betreft de openstelling van een subsidieregeling met betrekking tot Hoofdstuk 2 paragraaf 6 van de verordening, niet-productieve investeringen water. Subsidiëring is mogelijk voor projecten op het gebied van waterkwantiteit en waterkwaliteit, zie de beoordelingscriteria.

Algemeen

Een goede kwaliteit en kwantiteit van oppervlakte water en grondwater is voor landbouw, natuur en alle inwoners en toeristen van groot belang.

Waterkwaliteit

Schoon en ecologisch gezond water ontstaat niet vanzelf. Het water in Zeeland moet uiterlijk in 2027 voldoen aan de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water. De ecologische doelen zijn gericht op het bereiken van een bepaalde samenstelling van (oever)planten en dieren in het water (hierbij valt te denken aan vispassages), de bijbehorende milieukwaliteit en de inrichting en het beheer. De chemische waterkwaliteit is gericht op het behalen van de richtwaarden die leiden tot een goede chemische toestand van oppervlaktewateren. Bijvoorbeeld door emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen.

Via de volgende link is een overzicht van de KRW waterlichamen te vinden: https://zldgwb.zeeland.nl/geoloket/?Viewer=Kaderrichtlijn

Waterkwantiteit

De beschikbaarheid van voldoende (grond)water in kwantitatieve en kwalitatieve zin, is van groot belang voor een vitaal Zeeland. Zoet water is ook een belangrijke productiefactor voor de bedrijfsvoering en -ontwikkelingsmogelijkheden. De klimaatverandering geeft in toenemende mate een extra dimensie aan het waterbeheer. Met het ontstaan van extremere weerspatronen neemt de behoefte aan bescherming tegen zowel wateroverlast als watertekort toe. De stijgende zeespiegel en wisselende rivierafvoeren vragen om een nieuwe kijk op watervoorzieningen, vooral op langere termijn.

De grondwaterstand en het oppervlaktewaterpeil worden afgestemd op de gebiedsfuncties op de waterfunctiekaart (Kaart 8 van het Omgevingsplan zeeland 2018: Waterfunctiekaart). Het waterschap werkt dit uit in een Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR), als bouwsteen voor een nieuw te effectueren peilbesluit.

Hemelwater

Naar aanleiding van een aantal natte jaren met veel neerslag is ingezet op het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied (Waterbeheer 21ste eeuw). De toename van extreme regenbuien als gevolg van de klimaatverandering wordt daarbij betrokken. Het waterschap voert maatregelen uit en draagt zorg dat uiterlijk in 2027 wordt voldaan aan de in de omgevingsverordening gestelde wateroverlastnormen (WB21 normering). Bij uitvoering van maatregelen door het waterschap geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt. Daarnaast stemmen Provincie en waterschap nader af welke prioritering wordt aangehouden bij het op orde brengen van het beheergebied overeenkomstig de normen. Voorbeelden zijn waterbergende maatregelen, maatregelen die het bestaande waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, maatregelen gericht op vasthouden en afvoeren van water.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Projecten dienen een direct verband met landbouwactiviteiten te hebben. Dit verband moet expliciet beschreven worden in de subsidieaanvraag.

Artikel 4 Doelgroep

De doelgroep is een verenging van artikel 2.6.2. van de verordening. Voor indieners van een samenwerkingsverband verwijzen we naar artikel 1.6 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma plus (POP3+) 2014-2022 Zeeland.

Artikel 5 Subsidiehoogte

Om projecten van enige omvang te verkrijgen is ten aanzien van het subsidiebedrag een minimumgrens opgenomen € 250.000. De te verstrekken subsidies mogen het beschikbare subsidiebudget van € 1.400.000,- aan ELFPO middelen niet overschrijden.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.6.3 lid 1 en 2 van de Verordening wordt er geen subsidie verstrekt voor:

  • De kosten van tweedehands installaties;

  • De kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • Afschrijvingskosten

  • De kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware.

Artikel 7 Beoordelingscriteria

Conform artikel 1.15 lid 1 sub a en artikel 1.15a van de verordening worden de aanvragen beoordeeld aan de hand van een viertal selectiecriteria. De selectie van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’.

Artikel 8 Wegingsfactoren

Conform artikel 1.15a lid 3 heeft Gedeputeerde Staten per selectiecriterium een wegingsfactor van 1, 2, 3, of 4 vastgesteld. In dit artikel van het openstellingsbesluit worden de gewichten aan de verschillende criteria toegekend.

Aan het criterium ‘mate van effectiviteit’ wordt de hoogste wegingsfactor (vier) toegekend. De effectiefste activiteiten dragen het meeste bij aan de beleidsdoelen. Daarna volgt het criterium Efficiëntie (wegingsfactor twee). Het belang van dit criterium zit hem in de doelmatige besteding van beschikbaar budget. Het criterium Haalbaarheid kent tevens de wegingsfactor twee, om het belang van de realisatiekans te onderstrepen. Het criterium urgentie kent de laagste score (wegingsfactor één).

Het aantal punten van een aanvraag wordt bepaald door per selectiecriterium de score te vermenigvuldigen met de aangegeven weging van het criterium en alle zo verkregen punten op te tellen.

Artikel 9 Rangschikking bij gelijke score en onvoldoende budget

Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (27 punten) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. In het beschikbare subsidieplafond ontoereikend dan gaan projecten met de hoogste scores voor.

In het geval er meerdere aanvragen op dezelfde plaats gerangschikt worden en vanwege het bereiken subsidieplafond niet al deze aanvragen kunnen worden gehonoreerd, wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘mate van effectiviteit’. Indien de aanvragen even hoog scoren op het criterium ‘mate van effectiviteit’, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag met de hoogste score op het criterium ‘efficiëntie’. Scoren de aanvragen ook op dit criterium even hoog, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag die het hoogst scoort op het criterium ‘haalbaarheid’. Scoren de aanvragen ook op dit criterium even hoog, dan wordt prioriteit gegeven aan de aanvraag die het hoogst scoort op het criterium ‘urgentie’. Scoren de aanvragen ook op dit punt even hoog, dan beslist het lot welke aanvraag wordt gehonoreerd.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor bovenwettelijke activiteiten. In het Programmadocument POP3 is in het maatregelfiche ‘niet-productieve investeringen water’ opgenomen dat geen investeringen worden ondersteund om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen. Omdat deze zin voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in de notificatie POP3 deze passage scherper geformuleerd, namelijk:

"Voor deze submaatregel is de investering er op gericht verder te gaan dan de eisen die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water of 2e nota duurzame gewasbescherming, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ Schelde 2016-2021.”

De samenvatting maatregelprogramma kent de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1

Communautaire waterbeschermingswetgeving. Dit betreft het implementeren van de Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.

Hoofdstuk 2

Overige basismaatregelen. Dit betreft onder andere maatregelen die op basis van generiek beleid worden genomen, gericht op een duurzaam en efficiënt watergebruik, puntbronnen, diffuse bronnen, waterbeweging en hydromorfologie, directe lozing van stoffen in grondwater, prioritaire stoffen en ter voorkoming van calamiteiten.

Hoofdstuk 3

Aanvullende maatregelen, met onderscheid naar:

  • Gebiedsgerichte maatregelen, die te herleiden zijn naar een specifieke locatie, op grond van artikel 11, lid 4 van de KRW.

  • Extra maatregelen, waarmee wordt gedoeld op maatregelen op grond van artikel 11, lid 5 van de KRW.

Hoofdstuk 4

Maatregelen voor specifieke knelpunten. Hieronder worden onder andere verstaan de aanpak van gewasbeschermingsmiddelen, nutriënten en aanpak van knelpunten in de inrichting van een watersysteem.

Van deze maatregelen komen alleen de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 voor POP3 subsidie in aanmerking. Hoofdstuk 1 en 2 zijn maatregelen die direct voortvloeien uit de EU-richtlijnen en zijn ‘wettelijk verplicht’. Ook activiteiten die op grond van een bijvoorbeeld de keur van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In de toetsing van aanvragen in het kader van de Uitvoeringsregeling POP3 zal hiermee rekening worden gehouden.