Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’ Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3)

Geldend van 12-11-2021 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’ Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3)

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3), in hun vergadering van 12 oktober 2021 het volgende besluit vast:

Openstellingsbesluit ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’ Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3).

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3), hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerden Staten van Limburg Paragraaf 6 “niet-productieve investeringen water” voor de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen van hoofdstuk 2 (hierna te noemen “Paragraaf 6” van deze Verordening) onder volgende nadere regels open te stellen.

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt € 2.585.000,00 (€ 610.000,00 = 50% ELFPO-middelen en € 610.000 = 50% uit provinciale middelen, tezamen met € 1.365.000,00 100% EU).).

  • I.

    Aanvragen voor subsidie kunnen uitsluitend digitaal worden ingediend vanaf 12 november 2021 9.00 uur tot en met 24 december 2021 17:00 uur. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 24 december 2021 om 17:00 uur te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

  • II.

    In de bijlage zijn de nadere regels opgenomen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • III.

    Dit openstellingsbesluit wordt in onderstaande nadere regels aangehaald als “Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water”.

  • IV.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op 12 november 2021 tot einde POP3 periode, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

secretaris

dhr. drs. G.H.E. Derks

Bijlage: Nadere regels ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’

Artikel 1 Begripsomschrijving

Met “Verordening” wordt bedoeld: Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2022 Provincie Limburg (POP3) van 30 maart 2021 (Provinciaal blad 2021, 2374).

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in het landelijk gebied van de Nederlandse provincie Limburg die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water-, en klimaatdoelen, passend binnen het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 en/of het ontwerp Provinciaal waterprogramma Limburg 2022-2027 versie GS 30 maart 2021 www.limburg.nl/onderwerpen/water/provinciaal.

  • 1.

    De subsidiabele activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan één of meer van de volgende doelen:

    • a.

      De verbetering van de waterkwaliteit en de realisatie van de doelen uit de Kader Richtlijn Water (KRW) en de Nitraatrichtlijn, zoals opgenomen in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016 – 2021) vastgesteld door Provinciale Staten op 11 december 2015 en of het ontwerp Provinciaal Waterprogramma Limburg 2022-2027, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 30 maart 2021.

    • b.

      Het tegengaan van wateroverlast en droogte, zoals opgenomen in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016 – 2021, vastgesteld door Provinciale Staten op 11 december 2015 en of het ontwerp Provinciaal Waterprogramma Limburg 2022-2027 vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 30 maart 2021 en zoals opgenomen in het werkplan DHZ 2021-2027 voor Zuid Nederland “Weerbaar tegen watertekort” vastgesteld door GS op 9 maart 2021.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het artikel 2.6.1 van de Verordening: herinrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen met een directe link met de landbouw.

    Aanvragen voor niet-productieve investeringen in het stedelijk gebied (de bebouwde gebieden van steden, dorpen groter dan 30.000 inwoners en bedrijventerreinen komen niet in aanmerking). Het dient bij de projecten te gaan om bovenwettelijke maatregelen.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    provincies;

  • g.

    waterschappen;

  • h.

    gemeenten;

  • i.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Gelet op het gestelde in artikel 2.6.3 van de Verordening zijn de volgende kosten subsidiabel:

  • a.

    de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • c.

    de kosten van aankoop van grond;

  • d.

    de kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • e.

    de kosten van koop van tweedehands installaties en machines tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • f.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • g.

    de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • h.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • i.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • j.

    de kosten van projectmanagement en projectadministratie;

  • k.

    de kosten voor verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • l.

    voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12 lid 3 en 4 van de Verordening.

In aanvulling op artikel 1.12, eerste lid van de Verordening kunnen personeelskosten berekend worden overeenkomstig artikel 1.9 of artikel 1.9a van de Verordening.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1.

    Conform artikel 2.6.4 van de Verordening bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Op grond van artikel 1.3, vierde lid, aanhef en onder g van de Verordening bedraagt de subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 2 minimaal € 400.000,00 en maximaal € 1.365.000,00 per aanvraag.

Artikel 6 Aanvraag

Artikel 7 selectiecriteria

Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 en 1.15a van de Verordening voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de selectiecriteria zoals beschreven in artikel 2.6.5 derde lid van de Verordening en hieronder nader weergegeven. Daarbij is gekozen voor een toepassing van individuele selectiecriteria om daarmee invulling te geven aan de wens om te komen tot integrale projecten die zowel bijdragen aan kwaliteit als aan kwantiteit en aan de onderlinge samenhang daar tussen.

De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

  • a.

    effectiviteit;

  • b.

    haalbaarheid/kans op succes;

  • c.

    efficiëntie;

  • d.

    urgentie.

Artikel 8 Puntenmethodiek en weigeringsgronden

Het puntentotaal per aanvraag wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek, waarbij voor de rangschikking van de subsidieaanvragen zoals bedoeld in artikel 1.15, artikel 15a en artikel 2.6.5 van de Verordening de volgende wegingsfactoren gelden:

  • a.

    voor het criterium effectiviteit genoemd in artikel 7.a. is de wegingsfactor 4;

    voor het criterium haalbaarheid/kans op succes genoemd in artikel 7.b. is de wegingsfactor 2;

    voor het criterium efficiency genoemd in artikel 7.c is de wegingsfactor 2;

    voor het criterium urgentie genoemd in artikel 7.d.. is de wegingsfactor 1.

  • b.

    Het aantal te behalen punten voor het criterium uit:

    artikel 7 sub a bedraagt maximaal 5 (score) x 4 (wegingsfactor) = 20 punten;

    artikel 7 sub b bedraagt maximaal 5 (score) x 2 (wegingsfactor) = 10 punten;

    artikel 7 sub c bedraagt maximaal 5 (score) x 2 (wegingsfactor) = 10 punten;

    artikel 7 sub d bedraagt maximaal 5 (score) x 1 (wegingsfactor) = 5 punten.

  • c.

    Gedeputeerde Staten stellen conform artikel 1.14 van de Verordening een Adviescommissie POP3 Limburg in voor de beoordeling en selectie van de projecten. Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande selectiecriteria en wegingsfactoren.

  • d.

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan zal een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijk scorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

  • e.

    Weigeringsgronden; projecten worden om de volgende redenen geweigerd:

    • -

      Projecten dienen een minimumscore van 27 (=60%) punten te behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Indien er met toepassing van omschreven wegingsfactoren in totaal minder dan 27 (60%) punten wordt behaald, dan wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

    • -

      Projecten dienen op het selectiecriterium genoemd in artikel 7.a, effectiviteit ten minst een score van 1 punt te behalen. Projecten die ‘0’punten scoren worden geweigerd.

    • -

      Een aanvraag dient in de vastgestelde indieningsperiode volledig te worden ingediend. Indien een aanvraag onvolledig is ontvangen in de vastgestelde indieningsperiode en niet getoetst kan worden aan de geldende criteria en voorwaarden wordt de aanvraag geweigerd.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening wordt maximaal 1 keer per projectjaar een voorschot verleend op basis van realisatie.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1.25 van de Verordening worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 10 Uitvoeringstermijn en afronding

De uiterlijke termijn waarbinnen de projecten dienen te zijn afgerond inclusief het indienen van het vaststellingsverzoek is 1 april 2025.

Toelichting Nadere regels ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’

Algemeen: het Limburgse waterbeleid

In de Nederlandse provincie Limburg werken we aan de realisatie van een duurzaam, robuust en ecologisch gezond watersysteem dat kan omgaan met wateroverlast en droogte en dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit. Om deze doelstelling te bereiken zetten we verschillende instrumenten in, waaronder de doorwerking van beleid via onder meer de provinciale verordening en voeren we samen met andere partijen als waterschap, landbouw en natuurorganisaties projecten uit.

Via het instrument van subsidiëring, stimuleren we partijen om de doelen van ons waterbeleid te realiseren. In ons ontwerp waterprogramma 2022-2027; versie vastgesteld door GS op 30 maart 2021 hebben we aangegeven het subsidie instrument POP3 in te zetten ter verbetering van de grond- en oppervlaktewater kwaliteit en de kwaliteit van de bodem. Dit in combinatie met het herstel van het watersysteem en het nemen van klimaatadaptieve maatregelen tegen droogte en wateroverlast.

Deze doelen zijn in de komende jaren urgent in het landelijk gebied van Limburg. De periode 2022-2027 is de laatste periode waarin maatregelen moeten worden genomen om de Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen te halen. In Limburg is al veel gebeurd op het gebied van de Kaderrichtlijn Water doelen, maar vooral op het vlak van de waterkwaliteit en met name Nutriënten en bestrijdingsmiddelen stagneert de vooruitgang.

De recente zware wateroverlast in het Limburgse heuvelland en rond Roermond van juni en juli 2021 en de droge zomers van 2018, 2019 en 2020 hebben laten zien dat de opgaven van klimaatadaptatie -van het tegengaan van droogte en wateroverlast- in het landelijk gebied steeds urgenter worden. Juist hier wordt de ruimte gezocht om water op te vangen en vast te houden.

Deze openstelling POP3 richt zich dan ook op het landelijke gebied, met name op grondeigenaren in samenwerkingsverbanden, en op grondeigenaren in samenwerkingsverbanden met andere partijen, zoals waterschap, gemeenten of derden, om met behulp van de POP3 openstelling ‘niet productieve investeringen water’ maatregelen te nemen die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen, En die bijdragen aan de doelen van waterkwaliteit, specifiek die van de Kaderrichtlijn water (KRW) en de Nitraatrichtlijn en het tegengaan van wateroverlast en droogte passend binnen het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 en/of het ontwerp Provinciaal Waterprogramma Limburg 2022-2027(vrsie GS 30 maart 2021) en/of het DHZ werkplan van de regio Zuid Nederland: ‘Weerbaar tegen droogte’.

Deze plannen en programma’s zijn beschikbaar op de internetpagina van de provincie Limburg onder Beleid/waterbeleid. https://www.limburg.nl/onderwerpen/water/provinciaal/.

Het monitoren van de resultaten van de projecten is belangrijk in de beleidscyclus van de provincie Limburg, daarom zal er in de subsidiebeschikkingen een rapportage verplichting worden opgenomen waar naast de financiële voortgang ook de inhoudelijk voortgang wordt gerapporteerd. (zie ook artikel 1.17 van de Verordening).

Openstelling POP 3

De provinciale POP 3 Verordening betreft een Europees kader voor plattelandsontwikkeling. Deze Verordening is gebaseerd op de zogenoemde transitieperiode van POP3, waarbij, in afwachting van de uitwerking van het nieuwe Europese landbouwbeleid (GLB) de vorige POP3 Verordening met twee jaar is verlengd.

Om tot subsidiëring van projecten over te kunnen gaan maakt de provincie gebruik van openstellingsbesluiten. Het openstellingsbesluit ‘Paragraaf 6 niet-productieve investeringen water’ (Non productief nationale doelen) is één van de openstellingsbesluiten, op basis waarvan POP3-middelen kunnen worden aangevraagd. De provinciale subsidieverordening is te vinden op:

https://www.limburg.nl/loket/subsidies/actuele-subsidies/subsidieregelingen-0/@1837/subsidieverordening/

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bestaat uit een samenvoeging van een (50%) Europese bijdrage uit het plattelandsfonds (ELFPO) van € 610.000,00 met een (50%) cofinanciering van de Provincie Limburg van € 610.000,00 gecombineerd met een 100% bijdrage uit het Europese plattelandsfonds (ELFPO) van € 1.365.000. Deze laatste wordt gecontrafinancierd door het Waterschap Limburg middels de inzet van een aantal projecten.

Niet productieve investeringen

Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben. Het gaat bij niet-productieve investeringen bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de water kwalitatieve en water kwantitatieve aspecten van de Limburgse watersystemen om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen van het Provinciaal Waterbeleid. Investeringen die ten goede komen aan het productieproces van een bedrijf komen niet in aanmerking. Hiervoor zijn andere subsidieregelingen beschikbaar.

Bovenwettelijke maatregelen

Het dient bij de projecten te gaan om bovenwettelijke maatregelen. Dat wil zeggen dat maatregelen die al verplicht genomen moeten worden vanuit de geldende wet- of regelgeving niet voor subsidie in aanmerking komen.

Toepassingsgebied

De openstelling is gericht op investeringen in het landelijk gebied van de Nederlandse provincie Limburg die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water-, en klimaatdoelen, zoals vastgelegd in genoemd provinciaal waterbeleid. Een projectaanvraag moet een directe relatie met het landbouwkundig grondgebruik hebben. Aanvragen voor niet-productieve investeringen in het stedelijk gebied (de bebouwde gebieden van steden, dorpen groter dan 30.000 inwoners en bedrijventerreinen) komen daarom niet in aanmerking.

Realisatietermijn

Projecten dienen op korte termijn gerealiseerd te worden. De uiterlijke termijn waarbinnen de projecten dienen te zijn afgerond inclusief het indienen van het vaststellingsverzoek is 1 april 2025

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd. De criteria waarop de aanvragen worden beoordeeld, staan beschreven in artikel 7 en 8 van de Nadere regels en de toelichting bij dat artikel.

Beginnen met een project

Kosten zijn alleen subsidiabel als zij zijn gemaakt nadat de subsidieaanvraag is ingediend. Kosten die vóór de aanvraag zijn gemaakt, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het aanvragen of ontvangen van subsidie - uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit. Voorbereidingskosten die gemaakt zijn binnen een jaar voordat subsidie is aangevraagd, komen wel voor subsidie in aanmerking. De voorbereidingskosten kunnen alleen bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs, kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied of kosten van haalbaarheidsstudies, die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan ten aanzien van de subsidieaanvraag en ook geen reguliere werkzaamheden betreffen. De ervaring wijst uit dat veel initiatiefnemers met de start van hun project wachten totdat de beschikking ontvangen is. Dat hoeft niet. Kosten zoals opgenomen onder artikel 4 zijn subsidiabel vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beschikking geeft zekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen. In de subsidieverleningsbeschikking wordt de termijn vermeld waarbinnen het project uiterlijk afgerond dient te zijn en tevens het verzoek tot vaststelling ingediend moet zijn.

Aanbestedingen

Als een gemeente of waterschap betrokken is bij het samenwerkingsverband kan de aanbestedingswet van toepassing zijn. Bij betaalverzoeken wordt gecontroleerd of de aanbestedingswet is nageleefd. Het niet naleven hiervan leidt tot een korting op de subsidie. De hoogte van de korting is afhankelijk van de overtreding.

Aanvrager (artikel 3)

Gezien de gewenste grootte van de projecten, is te verwachten dat er projecten worden ingediend door samenwerkingsverbanden van partijen. Daarbij gelden extra voorwaarden. We verwijzen hiervoor naar artikel 1.6 van de Verordening.

Subsidiabele kosten (artikel 4)

Er is voor gekozen om de verschillende mogelijke kostenposten uit de Verordening subsidiabel te stellen. Daarbij geldt voor de personeelskosten dat middels vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten berekend kunnen worden overeenkomstig artikel 1.9 of 1.9a van de Verordening. Daarbij kan het totaal aan overige kosten worden berekend door de totale directe personeelskosten te vermenigvuldigen met 40%.

Dit om de berekening van de personeelskosten bij de projecten te vereenvoudigen.

Op de provinciale POP3-website is dit verder uitgelegd met voorbeelden (https://www.limburg.nl/loket/subsidies/actuele-subsidies/subsidieregelingen-0/@1837/subsidieverordening/).

Financiële onder- en bovengrens (artikel 5)

Voor aanvragen geldt een ondergrens van € 400.000,00 subsidie. Hiermee wordt gestimuleerd dat aanvragen een groter gebied betreffen. Een gebiedsgerichte aanpak verhoogt de effectiviteit en samenhang van maatregelen. Er geldt een maximum van € 1.365.000,00 subsidie waardoor het mogelijk wordt gemaakt dat er meerdere projecten kunnen worden gehonoreerd. De bovengrens is gebaseerd op het maximale deelplafond van de openstelling

Maatregelen

Maatregelen dragen het liefst zowel bij aan de waterkwaliteit als aan het tegengaan van wateroverlast en droogte. Maatregelen worden bij voorkeur gebiedsgericht genomen, zodat ze het grootste effect hebben. Maatregelen hebben een directe relatie met de landbouw en dragen daardoor bij aan de waterkwaliteit en/of -kwantiteit in het landelijk gebied en de verbetering van het watersysteem voor de landbouw en andere gebruiksfuncties in het landelijk gebied. Maar ook maatregelen die in het landelijk gebied worden genomen en die (ook) bijdragen aan het verbeteren van het stedelijk gebied komen in aanmerking, bijvoorbeeld door het vasthouden van water op landbouwpercelen zodat het niet voor wateroverlast in steden en dorpen zorgt.

Bij maatregelen gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn kan onder andere worden gedacht aan:

  • -

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • -

    de aanleg van helofytenfilters;

  • -

    het nemen van maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren;

  • -

    de aanleg van vispassages;

  • -

    het vispasseerbaar maken van poldergemalen;

  • -

    het vergroten van het oppervlaktewater;

  • -

    beekherstel en andere hydromorfologische maatregelen;

  • -

    het verminderen van nitraat en gewasbeschermingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater.

Bij maatregelen gericht op klimaatbestendigheid; het tegengaan van wateroverlast en droogte, wordt o.a. gedacht aan:

  • -

    het herstel van de sponswerking van het landschap door het vergroten van het waterbergend vermogen van gronden;

  • -

    herstel van de natuurlijke veerkracht van watersystemen via brongerichte maatregelen als het vasthouden en bergen van het neerslagwater, een aanpak in de haarvaten;

  • -

    maatregelen als (boeren-)buffers, groenstroken en infiltratie om het water vast te houden op plateaus en hellingen en te laten infiltreren in de bodem;

  • -

    de realisatie van een beekdalbrede herinrichting van natuurlijke waterlopen;

  • -

    het afkoppelen van neerslagafvoer van de riolering;

  • -

    het bevorderen van permanent grasland op hellende gebieden;

  • -

    aanleg natuurvriendelijke oevers;

  • -

    moeras- en broekbosontwikkeling;

  • -

    landbouwstructuurverbetering, het plaatsen of verwijderen van stuwen met het opzetten van het peil voorafgaand aan een periode van droogte;

  • -

    het verhogen van de grondwaterstand, het verbredenof verondiepen van waterlopen.

Aanvraag (artikel 6)

Conform artikel 1.3, vierde lid, onderdeel h, van de Verordening zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel f, van de Verordening het op de website https://www.limburg.nl/loket/subsidies/actuele-subsidies/subsidieregelingen-0/@1837/subsidieverordening/, beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.

Bij de aanvraag dienen diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden:

  • projectplan, zie format op website (verplicht);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken van (indien van toepassing);

  • samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing). Zie hiervoor artikel 1.6 van de Verordening;

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • vergunningen (indien van toepassing);

  • verklaring van de belastingdienst inzake niet-verrekenbare dan wel niet compensabele btw (indien van toepassing);

  • overzicht van de inkomsten en/of besparingen als gevolg van de uitvoering van het project (indien van toepassing);

  • verkenning naar mogelijke omgevingseffecten of de aanvraag van de vergunning (indien van toepassing);

  • documenten aanbesteding (indien van toepassing).

Voor meer uitleg wordt verwezen naar het Handboek voor POP3-subsidieaanvragers (te vinden op de provinciale website en de website van het Regiebureau POP3: https://www.netwerkplatteland.nl/documenten/publicaties/2018/06/04/handboek-voor-pop3subsidieaanvragers).

Selectiecriteria (artikel 7)

Effectiviteit

De effectiviteit van de activiteit wordt beoordeeld op de in het openstellingsbesluit gespecificeerde doelstellingen op het gebied van waterkwaliteit en water kwantiteit. Daarbij wordt in samenhang gekeken in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn water en de Nitraatrichtlijn zoals beschreven in het Provinciaal waterplan 2016-2021 en het ontwerp Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 en in hoeverre de activiteiten bijdragen aan het tegengaan van wateroverlast en droogte volgens het Provinciaal waterplan en ontwerp-waterprogramma (versie GS 30 maart 2021)en het werkplan DHZ van de regio Zuid Nederland ‘Weerbaar tegen droogte’. Hierbij wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen.

Haalbaarheid/kans op succes

Of een project haalbaar respectievelijk kansrijk is, zal worden beoordeeld aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en aan de hand van de situatie in het veld / het (aantoonbare) draagvlak voor het project. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • -

    in het projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider’;

  • -

    hoe realistisch is het projectplan;

  • -

    zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken;

  • -

    kent het project een realistische planning, opzet en begroting;

  • -

    mate waarin het project al is voorbereid / snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

Urgentie

De urgentie van de activiteit wordt beoordeeld aan de hand van de snelheid waarmee invulling wordt gegeven aan de doelstellingen en aan de urgentie van de doelstellingen. Voor de Kaderrichtlijn Water is het van belang dat maatregelen vóór 2027 worden genomen en maatregelen zo snel mogelijk tot resultaten leiden. Voor de maatregelen in het kader van de droogtebestrijding geldt dat deze bij voorkeur gericht zijn op de aanpak van verdrogingsgevoelige (natuur-) gebieden zoals opgenomen in de Limburgse watersysteem analyse (LIWA) en maatregelen zoals opgenomen in het DHZ werkplan ‘Weerbaar tegen droogte’. Voor de maatregelen die wateroverlast tegengaan geldt dat deze liefst op korte termijn bijdragen aan deze doelstelling, met name in gebieden die gevoelig zijn voor wateroverlast.

Efficiëntie

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

Puntenmethodiek en weigeringsgronden (artikel 8)

Bij de toekenning van de punten wordt de volgende verdeling gehanteerd:

Bij effectiviteit gaat het om de bijdrage aan de doelstellingen zoals genoemd in artikel 2. Hiervoor worden de volgende punten gegeven.

Géén of een zeer geringe bijdrage

0 punten

Een geringe bijdrage

1 punt

Een matige bijdrage

2 punten

Een voldoende bijdrage

3 punten

Een goede bijdrage

4 punten

Een zeer goede bijdrage

5 punten

De haalbaarheid/kans op succes van de activiteit wordt op basis van het projectplan en aan de hand van de situatie in het veld beoordeeld. Hiervoor worden de volgende punten gegeven:

Géén of een zeer geringe haalbaarheid

0 punten

Een geringe haalbaarheid

1 punt

Een matige haalbaarheid

2 punten

Een voldoende haalbaarheid

3 punten

Een goede haalbaarheid

4 punten

Een zeer goede haalbaarheid

5 punten

De urgentie wordt beoordeeld op basis van de urgentie van de KRW en het DHZ werkplan Weerbaar tegen droogte en de Limburgse Watersysteem analyse. Hiervoor worden de volgende punten gegeven:

De activiteit leidt er toe dat de doelstellingen worden gehaald:

Niet of op zeer lange termijn

0 punten

Op lange termijn

1 punt

Op afzienbare termijn

2 punten

Op relatief korte termijn

3 punten

Op korte termijn

4 punten

Onmiddellijk

5 punten

De efficiëntie wordt beoordeeld door te bepalen of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Hiervoor worden de volgende punten gegeven:

Géén of een zeer geringe efficiëntie

0 punten

Een geringe efficiëntie

1 punt

Een matige efficiëntie

2 punten

Een voldoende efficiëntie

3 punten

Een goede efficiëntie

4 punten

Een zeer goede efficiëntie

5 punten

Bevoorschotting (artikel 9)

De aanvrager mag maximaal 1 keer per projectjaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen, is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.