Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het toepassen van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Zutphen 2021 (Beleidsregel Bibob gemeente Zutphen 2021)

Geldend van 21-10-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het toepassen van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Zutphen 2021 (Beleidsregel Bibob gemeente Zutphen 2021)

Ons kenmerk: 162332

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft over het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Alcoholwet, de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het toepassen van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen voor het openbaar bestuur gemeente Zutphen 2021 (Beleidsregel Bibob gemeente Zutphen 2021)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De begripsbepalingen in artikel 1, eerste lid van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen;

    • b.

      Besluit Bibob: het Besluit van 12 april 2003, houdende uitvoering van de wet;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      Bibob-toets: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan, de gemeente, dan wel het Bureau of er sprake is van een situatie als bedoeld in de artikelen 3, 4 en 9 van de wet;

    • e.

      Bibob-vragenformulieren: vragenlijsten waarin vragen op basis van artikel 30 van de wet zijn opgenomen;

    • f.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • g.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om een aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • h.

      gemeente: de gemeente Zutphen;

    • i.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Oost Nederland;

    • j.

      Wabo: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • k.

      wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • l.

      woningcorporatie: een op grond van artikel 19 van de Woningwet toegelaten vereniging of stichting, die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is en in het corporatieregister van de Inspectie Leefomgeving en Transport staat vermeld.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 2 Toepassing beleidsregel

De gemeente en haar bestuursorganen starten op alle terreinen die onder het bereik van de Wet Bibob vallen een Bibob-onderzoek, als bijvoorbeeld op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie;

  • b.

    informatie verkregen van het Bureau;

  • c.

    informatie afkomstig van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, en/ of

  • d.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip),

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Bibob-toets toe op elke aanvraag voor een:

    • a.

      drank- en horecavergunning (artikel 3 Alcoholwet), met uitzondering van aanvragen voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf, als:

      • i.

        sprake is van een nieuwe vestiging van een onderneming;

      • ii.

        sprake is van de overname van een onderneming;

      • iii.

        sprake is van de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf;

      • iv.

        sprake is van een wijziging van een onderneming;

    • b.

      exploitatievergunning openbare inrichting (artikel 2:28 APV), als:

      • i.

        sprake is van een nieuwe vestiging van een onderneming;

      • ii.

        sprake is van de overname van een onderneming;

      • iii.

        sprake is van de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf;

      • iv.

        sprake is van een wijziging van een onderneming;

    • c.

      vergunning seksinrichting (artikel 3:4 APV);

    • d.

      vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39 APV);

    • e.

      evenementenvergunning (artikel 2:25 APV) voor zover het betreft een vechtsportevenement;

    • f.

      door de burgemeester op grond van artikel 2:40a APV aangewezen gebouwen en activiteiten waarvoor een vergunningplicht geldt.

  • 2.

    Het bestuursorgaan past de Bibob-toets toe op een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wabo, als:

    • a.

      de aanvraag valt onder een door het college aangewezen risicobranche, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit besluit, of

    • b.

      de aanvraag ziet op een bouwplan met een bouwsom hoger dan € 500.000,-, of

    • c.

      de aanvraag ziet op een vierde aanvraag binnen twee jaar van dezelfde aanvrager of betrokkene met een bouwsom van meer dan € 50.000,- en minder dan € 500.000,-, of

    • d.

      de aanvraag betrekking heeft op een locatie die gelegen is in een door het college in het kader van deze regeling aangewezen risicogebied.

  • 3.

    Het bestuursorgaan past de Bibob-toets toe op omgevingsvergunningen milieu, als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef onder e. van de Wabo als de aanvraag valt onder een door het college aangewezen risicobranche, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit besluit.

  • 4.

    Het bestuursorgaan past de Bibob-toets toe op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo , voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan past de wet toe bij een onderzoek naar de mogelijkheid tot het intrekken van een al verleende beschikking, als:

  • a.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • b.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche, of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • c.

    er vanuit eigen informatie dan wel uit informatie van één of meer partners al dan niet binnen het samenwerkingsverband RIEC of van het Openbaar Ministerie informatie, als bedoeld in artikel 26 van de wet, aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene door een bestuursorgaan van de gemeente een soortgelijke beschikking is verstrekt;

  • e.

    een melding wijziging vergunninghouder op grond van artikel 2.25 lid 2 Wabo wordt ingediend, als sprake is van een categorie van inrichtingen waar het beleid voor vergunningsaanvragen, zoals bepaald in artikel 3, tweede, derde en vierde lid op van toepassing is.

Artikel 5 Integriteitstoets privaatrechtelijke transacties

Het bestuursorgaan/ de gemeente kan de wet toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meer van de onderstaande kenmerken hebben:

  • a.

    behorend tot een als zodanig benoemde risicobranche;

  • b.

    behorend tot een als zodanig benoemd risicogebied;

  • c.

    met de vastgoedtransactie is een bedrag van minimaal € 500.000,- gemoeid;

  • d.

    hoge mate van financiële complexiteit of hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • e.

    de hoogte van de bieding of koopsom is ongebruikelijk vergeleken met de waardering van het vastgoedobject.

Artikel 6 Mededeling Bibob-onderzoek, integriteitsclausule, ontbindende voorwaarde

  • 1.

    Bij de start van de onderhandelingen voor vastgoedtransacties stelt het bestuursorgaan/ de gemeente de betrokkene ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    Als is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er tot het moment dat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond en het bestuursorgaan over de gevolgen van dat onderzoek heeft besloten, geen overeenkomst tot stand, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

  • 3.

    In een vastgoedovereenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen waarin wordt vastgelegd dat op grond van artikel 5a van de wet advies kan worden gevraagd aan het Bureau en dat bij integriteitstwijfels kan worden overgegaan tot opzegging, ontbinding, beëindiging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

Artikel 7 Overheidsopdrachten

  • 1.

    Het bestuursorgaan/ de gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij elke overheidsopdracht in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn of de Aanbestedingswet 2012, voor zover deze valt binnen een krachtens artikel 5 van de wet aangewezen sector.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/ de gemeente voert in ieder geval een Bibob-toets uit als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie;

    • -

      informatie afkomstig van één of meerdere partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • -

      informatie verkregen van het Bureau, en/ of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip),

  • aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan/ de gemeente kan in iedere fase van een aanbesteding voor een overheidsopdracht, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die het bestuursorgaan/ de gemeente van plan is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie het bestuursorgaan/ de gemeente van plan is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan/ de gemeente kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in het eerste lid van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe wordt in de betreffende aanbestede (concept-)overeenkomst(en) een nadere bepaling opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst kan worden ontbonden door het bestuursorgaan/ de gemeente als (alsnog) feiten en omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtnemer bekend zijn geworden die, als deze bekend waren geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. Het bestuursorgaan/ de gemeente kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan als zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate kan worden beperkt door het stellen van nadere uitvoeringsvoorwaarden.

Artikel 8 Uitzonderingen

Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn aanvragen van en transacties met:

  • a.

    overheidsorganisaties;

  • b.

    semi-overheidsorganisaties;

  • c.

    woningcorporaties.

Hoofdstuk 3 Uitvoering Bibob-onderzoek

Artikel 9 Bibob-vragenformulier

  • 1.

    Voor het Bibob-onderzoek maakt het bestuursorgaan/ de gemeente gebruik van de vragenformulieren of vragenlijsten, als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren.

  • 2.

    In de in deze beleidsregel bepaalde gevallen moet de betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, het Bibob-vragenformulier invullen en inleveren. Daarbij moeten ook de documenten worden gevoegd die in dit vragenformulier zijn vermeld en/ of bij de uitreiking van het formulier zijn genoemd.

  • 3.

    Als een betrokkene:

    • a.

      binnen een periode van 12 maanden na een eerdere vastgoedtransactie, waarbij een Bibob-toets is uitgevoerd en uit deze toets geen gronden zijn gebleken voor het niet aangaan van de vastgoedtransactie of voor het opschorten, ontbinden of beëindigen van de rechtshandeling, meerdere vastgoedtransacties met de gemeente aangaat, én

    • b.

      er sprake is van ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere vastgoedtransactie (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners, en dergelijke),

  • kan betrokkene volstaan met een verwijzing naar de al eerder aangegane overeenkomst en het daarbij ingevulde Bibob-formulier.

  • 4.

    Bij gewijzigde omstandigheden moet de betrokkene gegevens verstrekken over die gewijzigde omstandigheden.

Artikel 10 Onderzoek

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek bestaat in eerste instantie uit een eigen onderzoek van het bestuursorgaan/ de gemeente aan de hand van de door de betrokkene verstrekte gegevens, waaronder het in artikel 9 genoemde Bibob-vragenformulier met bijbehorende documenten, alsmede gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan of de gemeente kunnen raadplegen of die anderszins bekend zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/ de gemeente kunnen zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het RIEC.

  • 3.

    Als het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en indicatoren mogelijk wijzen op gevaar, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

  • 4.

    De betrokkene wordt geïnformeerd over een verzoek om advies aan het Bureau.

Hoofdstuk 4 Besluitvorming

Artikel 11 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan besluit om een aanvraag om een beschikking buiten behandeling te laten bij weigering van betrokkene om het in artikel 9 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken.

  • 2.

    Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in, als het Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing over intrekking van de beschikking, bij weigering van de betrokkene om het in artikel 9 bedoelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens volledig te verstrekken, waarbij de weigering overeenkomstig artikel 4 van de wet wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 3.

    De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld het gebrek in de verstrekking van gegevens te herstellen volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing als de betrokkene weigert aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau in het geval, als bedoeld in artikel 12, vierde lid van de wet.

  • 5.

    Als volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet, gaat het bestuursorgaan over tot:

    • a.

      een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking;

    • b.

      een besluit tot intrekking van een beschikking.

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan, voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar, bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 7.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of tot intrekking van een beschikking, als volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van een vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet. Een negatief besluit op de aanvraag of intrekking vindt slechts plaats als deze evenredig is met, in het geval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

  • 8.

    Voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de wet, en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet, dan wel op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet, stelt het de betrokkene in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 12 Privaatrechtelijke transactie

  • 1.

    Het bestuursorgaan besluit om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 2.

    Het bestuursorgaan besluit om een overeenkomst voor een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden, of een rechtshandeling voor een vastgoedtransactie te beëindigen, als een Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing tot opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling voor een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek gevraagde gegevens niet volledig verstrekt. Voordat het bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in dit lid, krijgt de betrokkene de gelegenheid om de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 3.

    Als volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat voor het aangaan van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfel ten aanzien van de betrokkene, gaat het bestuursorgaan/ de gemeente:

    • a.

      geen vastgoedtransactie aan;

    • b.

      over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling voor een vastgoedtransactie.

  • 4.

    Als het bestuursorgaan van plan is op grond van de wet tot een van de beslissingen als vermeld in het derde lid, onder a. en b. over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 13 Overheidsopdracht

  • 1.

    Het bestuursorgaan besluit om geen overheidsopdracht te gunnen als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene in de gelegenheid is gesteld de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 2.

    Het bestuursorgaan besluit om een overeenkomst voor een overheidsopdracht op te schorten of te ontbinden, als onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing voor ontbinding van een overeenkomst voor een overheidsopdracht en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek gevraagde gegevens niet volledig verstrekt. Voordat het bestuursorgaan een besluit neemt als bedoeld in dit lid, krijgt de betrokkene de gelegenheid om de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 3.

    Als volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet gaat het bestuursorgaan/ de gemeente:

    • a.

      niet over tot het gunnen of aangaan van een overheidsopdracht, waarbij informatie uit het Bibob-onderzoek dient als versterking van een of meer uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012;

    • b.

      over tot de ontbinding van een overeenkomst waarbij een overheidsopdracht is verstrekt.

  • 4.

    Als het bestuursorgaan van plan is op grond van de wet tot een van de beslissingen als vermeld in het derde lid, onder a. en b. over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking oude regeling

De Beleidsregel Wet Bibob Zutphen 2013, zoals vastgesteld bij besluit van 27 augustus 2013, wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bibob gemeente Zutphen 2021.

Ondertekening

Aldus besloten op 28 september 2021.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

De burgemeester,

Bijlage 1. Risicobranches

Als risicobranche, als bedoeld in deze beleidsregel, worden aangewezen:

  • a.

    afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven; afvalrecyclingbedrijven;

  • b.

    autohandelbedrijven (verkoop en verhuur), autodemontage- en sloopbedrijven;

  • c.

    bedrijven in bodemsanering;

  • d.

    belwinkels;

  • e.

    duurzaamheidsprojecten, zoals zonneparken en windmolenparken;

  • f.

    geldwisselkantoren;

  • g.

    horeca-inrichtingen;

  • h.

    kamerverhuurbedrijven, hotels en logiesbedrijven;

  • i.

    kapsalons;

  • j.

    niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • k.

    religieuze instellingen;

  • l.

    seksinrichtingen, escortbedrijven, coffeeshops, shisha-lounges en speelgelegenheden;

  • m.

    sportscholen;

  • n.

    vuurwerkbranche;

  • o.

    wellnesbranche, zoals beautysalons, nagelstudio’s, zonnebankstudio’s, massagesalons;

  • p.

    zaken, verenigingen en/ of bedrijven die verband houden met motorclubs (outlaw motorcycle gangs) en daaraan gerelateerde clubs;

  • q.

    zorgaanbieders (bijv. zorgbureaus en PGB-bureaus).

Toelichting

Algemene toelichting

1.Aanleiding herziening beleidsregel Bibob

Het Bibob beleid van de gemeente Zutphen is in 2013 voor de laatste keer herzien. Met deze herziening wil het college en de burgemeester van de gemeente Zutphen nog beter voorkomen dat het ongewild criminaliteit faciliteert bij vergunningverlening, het aangaan van vastgoedtransacties, het verlenen van subsidies en het gunnen van overheidsopdrachten. De Beleidsregel Bibob gemeente Zutphen 2021 (hierna: de beleidsregel) maakt het mogelijk dat er in een groter aantal gevallen Bibob-onderzoek wordt verricht.

Door het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Oost Nederland (hierna: RIEC) is in 2018 een ondermijningsbeeld opgesteld voor de gemeente Zutphen. Daaruit blijkt dat de gemeente Zutphen te kampen heeft met vormen van ondermijnende criminaliteit, zoals handel in en productie van drugs, witwassen, mensenhandel en fraude. We willen dergelijke vormen van ondermijnende criminaliteit tegengaan en voorkomen dat we deze strafbare feiten faciliteren. Om dat laatste te bereiken, maken we in deze beleidsregel mogelijk dat we de Wet Bibob vaker en op meer verschillende terreinen kunnen inzetten. De Wet Bibob maakt een uitgebreid onderzoek naar de achtergrond van de betrokkene en zijn zakelijke omgeving mogelijk, op basis waarvan kan worden besloten al dan niet een vergunning te verlenen of een privaatrechtelijke transactie aan te gaan. Zo beschermen we niet alleen de integriteit van het gemeentebestuur, maar ook de belangen van bonafide ondernemers. Deze ondernemers hebben tenslotte een achterstand op een concurrent die zich niet aan de regels houdt en bijvoorbeeld zijn onderneming financiert met vermogen dat is verkregen uit strafbare feiten als witwassen of drugshandel.

Het uitgangspunt voorheen was dat er standaard een Bibob-onderzoek werd gestart bij een horecabedrijf, prostitutiebedrijf of een coffeeshop, vechtsportevenement en voor milieuvergunningen voor vuurwerkbedrijven, grondbedrijven, afvalverwerkingsbedrijven en recyclingbedrijven. Daarnaast kon incidenteel, in geval van signalen die wijzen op een gevaar dat de vergunning kan worden gebruikt voor criminele activiteiten dan wel het witwassen van crimineel geld, een Bibob-onderzoek worden gestart bij aanvragen voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In de praktijk is gebleken dat dit uitgangspunt aangepast moet worden. Sommige vormen van (ondermijnende) criminaliteit blijven mogelijk buiten beeld omdat zich zonder tenminste enige vorm van onderzoek niet altijd indicatoren voordoen en zonder indicatoren geen onderzoek kan plaatsvinden. Voor de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden nu duidelijke criteria vastgelegd voor het uitvoeren van de Bibob-toets.

Daarnaast is een aantal processen, waarvoor toepassing van de Wet Bibob wel relevant is of kan zijn, nog helemaal niet benoemd in het Bibob-beleid. Er doen zich situaties voor dat een Bibob-toets plaatsvindt aan het eind van het proces bij vergunningverlening, terwijl eerder in het proces al beslissingen worden genomen waar meer investeringen mee gemoeid zijn (vastgoedtransacties, omgevingsvergunning bouwen). Het is niet wenselijk dat pas in de laatste fase van besluiten mogelijk naar voren komt dat er ernstige twijfels zijn bij de integriteit van de betrokkene(n). Bovendien betekent het dat de investeringen in sommige gevallen bij de Bibob-toetsing buiten beeld blijven, omdat aan het eind van het proces de betrokkene bij de (horeca)vergunning soms een ander is dan de eigenaar van het vastgoed. Met de aanpassing van de beleidsregel wordt het mogelijk om in deze gevallen eerder actief te toetsen op integriteit van de aanvrager/ wederpartij. Daarmee wordt voorkomen dat bepaalde betrokkenen of grote investeringen buiten het onderzoek blijven. Bovendien kan daarmee mogelijk worden voorkomen dat pas in de laatste fase van het proces naar voren komt dat er sprake is van integriteitsproblemen met de betrokken partij.

2.Betrokken belangen

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt in een groter aantal gevallen een Bibob-onderzoek gestart. Zo wordt nog beter voorkomen dat het gemeentebestuur/ de gemeente criminaliteit faciliteert en wordt de concurrentiepositie van de bonafide ondernemer beter beschermd, binnen de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt. Er moet uiteraard een balans zijn met de overige belangen die de gemeente behartigt, zoals het faciliteren van ondernemers, het tegengaan van overbodige regeldruk en het mogelijk maken van investeringen in de gemeente. Tegenover de frequentere toepassing van de Wet Bibob, wordt het Bibob-vragenformulier (het document waarmee de betrokkene wordt verzocht inzage te geven in de financiering en de zeggenschapsstructuur van de onderneming) daarom vereenvoudigd en ondernemersvriendelijker opgesteld. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het streven de bestuurlijke lasten voor ondernemers en inwoners zo laag mogelijk te houden. Tevens merken we dat de bestaande formulieren veel vragen oproepen, waardoor er relatief veel tijd gaat zitten in het beantwoorden en verduidelijken van vragen, het opvragen van de juiste informatie en het compleet maken van de aanvraag. De informatie waarnaar wordt gevraagd is door bonafide ondernemers met een deugdelijke administratie relatief eenvoudig te overleggen. Zij zullen het Bibob-onderzoek dan ook doorgaans snel kunnen doorlopen. Doordat het formulier overzichtelijker is qua opbouw en vraagstelling, kan ook de beoordeling sneller plaats vinden. Tijdwinst kan verder geboekt worden door, bij het niet aanleveren van de gevraagde informatie, sneller te besluiten tot buiten behandeling stellen van de aanvraag.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in deze beleidsregel gehanteerde begrippen omschreven.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 2Toepassing beleidsregel

De Wet Bibob is van toepassing op in de wet aangewezen vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten in de sectoren bouw, ICT en milieu. In deze beleidsregel wordt een aantal besluiten of handelingen genoemd waarvoor een Bibob-toets in alle gevallen wordt uitgevoerd. Er blijft dan nog een groot aantal situaties over waarvoor niet standaard een Bibob-toets wordt uitgevoerd.

Aangezien de gemeente Zutphen geen zaken wenst te doen met malafide partijen, is het wenselijk dat in gevallen waarop er signalen zijn dat de betrokkene niet integer is, dan wel dat er mogelijk sprake is van een schijnconstructie, een Bibob-onderzoek kan worden gestart. Dit artikel biedt een kapstok voor beschikkingen, subsidies, vastgoedtransacties of overheidsopdrachten die verder in deze beleidsregel niet vermeld worden, maar waarbij er wel dergelijke signalen zijn.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

Samen met artikel 4 verschaft dit artikel duidelijkheid over de vraag op welke vergunningen het bestuursorgaan de wet toepast en wat de aanleiding is voor de start van een Bibob-onderzoek. Daarin zijn twee uitersten te onderscheiden. Bij sommige vergunningen wordt bij iedere aanvraag een Bibob-onderzoek gestart. Dat is bijvoorbeeld het geval als de ervaring leert dat de branche waarop de vergunning betrekking heeft vatbaar is voor criminaliteit.

Bij iedere aanvraag om een vergunning voor een horeca inrichting, seksinrichting en vechtsportevenement wordt een Bibob-onderzoek gestart (artikel 3, eerste lid). Hierin was al in de vorige beleidsregel voorzien. Toegevoegd is dat in voorkomende gevallen ook de vergunning voor het exploiteren van een speelgelegenheid onder deze bepaling is gebracht (het gaat hierbij overigens niet om inrichtingen in de zin van de Wet op de kansspelen). Tevens is hieraan toegevoegd dat een Bibob-toets plaats vindt als er een vergunningplicht door de burgemeester is ingesteld op basis van artikel 2:40a APV (tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat). Als besloten wordt tot een vergunningplicht voor een bepaalde branche, omdat in die branche sprake is van ondermijnende criminaliteit, dan start het bestuursorgaan bij iedere aanvraag voor een dergelijke vergunning een Bibob-onderzoek.

In de toepassing van de Wet Bibob bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen wordt een wijziging aangebracht. Er blijven nu mogelijk vormen van criminaliteit buiten beeld, omdat een Bibob-toets pas wordt uitgevoerd als er concrete aanwijzingen zijn dat er sprake is van een risico in de zin van de Wet Bibob. Echter, sommige indicatoren komen pas naar boven uit de gegevens die worden aangeleverd tijdens een Bibob-toets. Het bestaande beleid biedt daarom onvoldoende houvast voor de toepassing van de Wet Bibob op de omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen. Het is echter niet wenselijk en niet proportioneel om iedere aanvraag te onderzoeken. Daarom is er voor gekozen het toepassen van de Bibob-toets te baseren op de bouwsom en de branche waarop de verbouwing betrekking heeft. In die gevallen dat er grote bedragen geïnvesteerd worden en als het gaat om specifiek genoemde branches die gevoelig zijn voor criminele invloeden wordt een Bibob-toets toegepast. De vermelde bouwsom (exclusief BTW) wordt door de gemeente berekend. Op deze wijze ontstaat duidelijkheid over de gevallen waarin een Bibob-toets wordt gevraagd en wordt deze risicogericht toegepast.

De Bibob-toets was op basis van het bestaande beleid al van toepassing op een aantal nader genoemde categorieën van de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets, te weten afvalverwerkingsbedrijven, recyclingbedrijven, vuurwerkhandel en grondbedrijven. Deze zijn nu opgenomen in de lijst met risicobranches, waar in het tweede lid van artikel 3 naar wordt verwezen.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

Verder is het mogelijk om een Bibob-toets uit te voeren op al verleende vergunningen, waarbij een vergunning kan worden ingetrokken als blijkt dat er sprake is van een gevaar als bedoeld in de Wet Bibob. In artikel 4 wordt beschreven in welke situaties het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek start. Daarnaast wordt een Bibob-toets uitgevoerd als een verleende omgevingsvergunning, waarop het Bibob-beleid van toepassing is, op een andere naam wordt gesteld. Een omgevingsvergunning is zaakgebonden en overdraagbaar. Voor de integriteitsbeoordeling is het van belang om de perso(o)n(en) voor wiens verantwoordelijkheid de bedrijfsactiviteiten worden verricht te toetsen. Met deze bepaling kan niet door overname van een bestaand bedrijf de Bibob-toets worden ontlopen.

Artikel 5 Integriteitstoets privaatrechtelijke transacties

Als een bestuursorgaan/ gemeente privaatrechtelijk handelt, zoals bij een vastgoedtransactie, geldt in beginsel als uitgangspunt dat er contractvrijheid heerst. Dat wil zeggen dat het partijen in beginsel vrij staat om met elkaar overeen te komen wat zij willen, behoudens uiteraard ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan/ de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Met dit artikel geeft het bestuursorgaan/ de gemeente aan op welke wijze de Wet Bibob bij privaatrechtelijke transacties wordt toegepast. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel hiermee te maken krijgen.

Voorts acht het bestuursorgaan/ de gemeente het van belang om met deze beleidsregel van tevoren kenbaar te maken dat zij het uitermate van belang vindt dat zijn eventuele contractpartijen en zakenrelaties integer handelen en dat daarover geen twijfels mogen bestaan of ontstaan. De achtergrond hiervan is dat in civiele zaken, zoals bij vastgoedtransacties, niet alleen zuiver taalkundig de bepalingen van een overeenkomst van belang zijn maar eveneens van belang is wat partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en wat zij ten aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten. In dat kader maakt het bestuursorgaan/ de gemeente in deze beleidsregel van meet af aan helder dat zij uitsluitend zaken wil doen met partijen waarover geen integriteitstwijfels bestaan.

Of er sprake is van integriteitstwijfels, op grond waarvan het bestuursorgaan kan afzien van het aangaan van een overeenkomst en/ of de onderhandelingen daarover in de precontractuele fase kan afbreken, dat onderzoekt het bestuursorgaan in beginsel zelf. Het bestuursorgaan maakt daarbij gebruik van openbare bronnen en informatie van haar ketenpartners. Dat is het eigen onderzoek van het bestuursorgaan. Daaruit mag in ieder geval niet blijken dat een potentiële contractpartij en/ of haar directie en/ of de aan haar gelieerde ondernemingen een misdrijf hebben gepleegd en/ of daarvan verdacht worden.

Evenmin mag er sprake zijn van een sterke verwevenheid en/ of samenwerking tussen de potentiële contractpartij en derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden. Het is in dat kader niet nodig dat de contractpartij zelf formeel als verdachte is aangemerkt om integriteitstwijfels aan te nemen.

Kortom, feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de potentiële contractpartij, haar directie en/ of de aan haar gelieerde ondernemingen verdacht worden van een strafbaar feit en/ of sterk verweven zijn met derden (al dan niet via samenwerking en/ of een zakelijk samenwerkingsverband), die zelf verdacht worden van een strafbaar feit of daarvoor veroordeeld zijn, leveren integriteitstwijfels op. Het bestuursorgaan/ de gemeente kan op grond daarvan afzien van het aangaan van een overeenkomst en/ of de onderhandelingen daarover beëindigen zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te nemen. In dat geval hoeft het bestuursorgaan/ de gemeente het Landelijk Bureau Bibob niet om advies te vragen.

Als de resultaten van het eigen onderzoek van het bestuursorgaan aanleiding daartoe geven, kan het bestuursorgaan – als zij dat wenst – een uitgebreidere screening uitvoeren. Zo kan het bestuursorgaan/ de gemeente het Landelijk Bureau Bibob om een advies vragen.

Op grond van artikel 5a Wet Bibob kan een rechtspersoon met een overheidstaak het Landelijk Bureau Bibob om advies vragen over een partij met wie een vastgoedtransactie is of wordt aangegaan:

  • 1.

    voordat een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie;

  • 2.

    in het geval dat bij een vastgoedtransactie is bedongen dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd als zich één van de onderstaande situaties zoals omschreven in artikel 9, derde lid Wet Bibob, voor doet:

    • -

      gevaar dat de vastgoedtransactie mede wordt gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • -

      gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten worden gepleegd, of;

    • -

      de ernst van de feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

In deze beleidsregel gaat het alleen om gemeentelijke vastgoedtransacties die vallen onder het bereik van de Wet Bibob. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder o. van de Wet Bibob zijn dit overeenkomsten of andere rechtshandelingen met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • a.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht (bijvoorbeeld gronduitgifte in erfpacht, opstalrechten, appartementsrechten of combinaties hiervan);

  • b.

    huur of verhuur;

  • c.

    het verlenen van een gebruiksrecht;

  • d.

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft het bestuursorgaan op grond van artikel 30 Wet Bibob de mogelijkheid om de partij vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen, etc.

Daartoe is het formulier ‘Bibob en vastgoedtransacties’ ontwikkeld dat door de partij moet worden ingevuld.

In dit artikel wordt beschreven in welke gevallen het Bibob-formulier moet worden ingevuld.

Artikel 6 Mededeling Bibob-onderzoek, integriteitsclausule, ontbindende voorwaarde

Het is belangrijk dat het bestuursorgaan van meet af aan een voorbehoud maakt dat het Landelijk Bureau om advies kan worden gevraagd en dat, wanneer zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, derde lid Wet Bibob voordoet, van de vastgoedtransactie kan worden afgezien. Het bestuursorgaan moet de wederpartij ook melden dat een integriteitsonderzoek naar de toekomstige contractpartner kan worden gedaan.

Na de precontractuele fase wordt in de praktijk veelal een schriftelijke (koop)overeenkomst gesloten. In dit kader geldt artikel 5a, onderdeel b. Wet Bibob. Dit betekent, om een beroep te kunnen doen op de Wet Bibob, dat een beding onderdeel van de overeenkomst moet uitmaken, waarin is bepaald dat de overeenkomst kan worden opgeschort of ontbonden dan wel de rechtshandeling kan worden beëindigd als zich een van de situaties, als bedoeld in artikel 9, derde lid Wet Bibob, voordoet.

Het is voor de kenbaarheid belangrijk dat de gemeente van tevoren duidelijk maakt aan de hand van welke criteria zij bepaalt of het Bibob-instrumentarium wordt ingezet. Dit betekent dat partijen in de overeenkomsten moeten vastleggen welke gevallen aanleiding kunnen en mogen geven om over te gaan tot een integriteitsonderzoek van het Landelijk Bureau. Als in een overeenkomst niets wordt geregeld over de toepassing van de Wet Bibob en/ of integriteit, kan het bestuursorgaan niet stellen dat de wederpartij een contractuele verplichting niet is nagekomen en/ of heeft geschonden.

Artikel 7 Overheidsopdrachten

In de Aanbestedingswet 2012, maar ook in beleidstukken en regelingen hieromtrent, zijn waarborgen opgenomen om te voorkomen dat de rechtspersoon met een overheidstaak, zoals de gemeente, ongewild criminele activiteiten faciliteert. Zo zijn in de Aanbestedingswet 2012 uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria voor gegadigden opgenomen.

In artikel 4.1 van het Inkoop- en aanbestedingsbeleid Zutphen is opgenomen: ‘De gemeente contracteert enkel met integere ondernemers. De gemeente wil enkel zaken doen met integere ondernemers die zich niet bezighouden met criminele of illegale praktijken. Een toetsing van de integriteit van ondernemers is bij inkoop (en aanbesteding) in beginsel mogelijk, bijvoorbeeld door de toepassing van uitsluitingsgronden of het hanteren van de ‘Gedragsverklaring Aanbestedenof toetsing in het kader van de W et Bibob .

Een Bibob-toets kan slechts gelden als een versterking van de criteria zoals opgenomen in de wetten, beleidsstukken en regelingen omtrent aanbestedingen. Het geeft geen zelfstandige weigeringsgrond. Als ultimum remedium kan de Bibob-toets signaal gestuurd worden toegepast.

Hoofdstuk 3 Uitvoering Bibob-onderzoek

Artikel 9 Bibob-vragnformulier

Dit artikel beschrijft de gegevens die betrokkene aan moet leveren voor de Bibob-toets. Dit gebeurt aan de hand van het Bibob-vragenformulier, dat is opgesteld op basis van de Regeling Bibob-formulieren. In dit formulier worden ook diverse bijlagen en bewijsstukken gevraagd. Dit artikel bevat ook een regeling om, bij ongewijzigde omstandigheden, niet steeds dezelfde gegevens aan te hoeven leveren wanneer meer overeenkomsten binnen een jaar met dezelfde partij worden aangegaan.

Artikel 10 Onderzoek

Dit artikel beschrijft het proces van het Bibob-onderzoek. Aan de hand van een vragenformulier wordt betrokkene verzocht om diverse gegevens en informatie aan te leveren. Het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/ houder van de vergunning aangereikte informatie/ documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan, door aanvrager/ houder overgelegde documenten of informatie.

Tijdens het eigen onderzoek kunnen zo nodig de volgende stappen worden gezet:

  • -

    het bestuursorgaan of de gemeente kan open en gesloten bronnen raadplegen zoals de Kamer van Koophandel, het Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens;

  • -

    het bestuursorgaan of de gemeente kan betrokkene uitnodigen voor een gesprek;

  • -

    het bestuursorgaan of de gemeente kan gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als er nadien vragen blijven bestaan of er zijn signalen van ‘ernstig gevaar’, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, dan wordt advies gevraagd aan het Bureau.

Het bestuursorgaan/ de gemeente kan afwijken van bovenstaande werkwijze als de omstandigheden van het geval hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Besluitvorming

Artikel 11 Beschikking

Dit artikel en de volgende artikelen in dit hoofdstuk beschrijven wat het gevolg is van het niet of niet volledig aanleveren van de gevraagde gegevens. De consequentie van het niet of niet volledig aanleveren van gegevens is dat er geen beoordeling plaats kan vinden en dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Als het gaat om procedures die gestart zijn voor bestaande vergunningen leidt de weigering gegevens aan te leveren tot intrekking van de beschikking. Dit wordt gelijkgesteld met een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet Bibob.

Als uit de inhoudelijke beoordeling geconcludeerd wordt dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet Bibob leidt dit tot het weigeren dan wel intrekken van de beschikking. Weigering of intrekking van de beschikking is ook aan de orde als voor het verkrijgen van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Daarbij moet worden gedacht aan het plegen van valsheid in geschrifte bij de aanvraag, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld het bedreigen of omkopen van een ambtenaar.

Artikel 12 Privaatrechtelijke transactie

Waar bij vergunningen het uitgangspunt is dat deze verleend moeten worden, tenzij er sprake is van een weigeringsgrond in een wettelijke regeling, gelden bij vastgoedtransacties de beginselen van partijautonomie en contractsvrijheid. Vanwege die contractsvrijheid hoeft de uitkomst van het Bibob-onderzoek niet bepalend te zijn voor de vraag of de vastgoedtransactie al dan niet wordt aangegaan. Onderhandelingen kunnen ook worden afgebroken als er geen sprake is van een ernstig gevaar. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als:

  • -

    in de fase van het eigen onderzoek voldoende feiten boven tafel komen die duiden op een integriteitsrisico;

  • -

    de betrokkene weigert om een Bibob-vragenlijst (volledig) in te vullen of weigert aanvullende vragen van het Bureau te beantwoorden;

  • -

    niet alle gevraagde gegevens en bescheiden verstrekt, of

  • -

    het Bureau concludeert dat sprake is van geen of een mindere mate van gevaar, maar er naar het oordeel van het bestuursorgaan (de gemeente) wel een integriteitsrisico bestaat.

Onder een integriteitsrisico wordt in ieder geval verstaan dat er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot (ernstige) strafbare feiten die niet of niet volledig worden meegewogen in een Bibob-onderzoek, maar wel een gevaar vormen voor de reputatie van de gemeente als de vastgoedtransactie wordt aangegaan.

Artikel 13 Overheidsopdracht

Dit artikel beschrijft de gevolgen van het niet aanleveren van gevraagde gegevens, of wanneer uit de inhoudelijke beoordeling geconcludeerd wordt dat sprake is van een ernstig gevaar bij overheidsopdrachten. Zie verder de toelichting bij artikel 7.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.