Beleidsregels giften participatiewet AA en Hunze

Geldend van 21-10-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels giften participatiewet AA en Hunze

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering 12 oktober 2021, gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 17, 31, tweede lid, onderdeel l en m, van de Participatiewet,

BESLUIT:

Vast te stellen, de volgende beleidsregels:

BELEIDSREGELS GIFTEN PARTICIPATIEWET AA EN HUNZE

Artikel 1 Begrippen

  • 1.1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 1.2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      gift: een betaling van geld of schenking in natura uit vrijgevigheid door een natuurlijke persoon of door een instelling waarbij geen sprake is van een tegenprestatie, wederdienst of verplichtend karakter;

    • c.

      de wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Vrijlating van giften

  • 2.1. Giften worden niet tot de middelen gerekend (hierna: vrijgelaten) tot een bedrag van € 1.200,- per kalenderjaar per alleenstaande of gezin. Het maakt daarbij geen verschil of de gift in natura wordt gegeven of uit geld bestaat. Ook maakt het geen verschil of de gift eenmalig of periodiek wordt verstrekt.

  • 2.2. De waarde van giften in natura wordt zo nodig bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer of hiervoor wordt de NIBUD-prijzengids gevolgd.

  • 2.3. Voor giften tot de maximale vrijlating bestaat geen meldingsplicht.

  • 2.4. Voor giften, zowel eenmalige giften als het totaal van periodieke giften, boven de maximum vrij- lating geldt een meldingsplicht.

Artikel 3 Giften voor bijzondere kosten

  • 3.1. Giften hoger dan het in artikel 2 lid 1 genoemde maximum worden vrijgelaten, wanneer deze worden verstrekt:

    • a.

      voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden;

    • b.

      voor noodzakelijke kosten dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten, voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd;

    • c.

      door werkgevers voor werknemers voor zover deze onbelast zijn;

    • d.

      door de Voedselbank, kledingbank, weggeefwinkel, Stichting Leergeld, Jeugdfonds Sport en Cultuur en dergelijke charitatieve instellingen.

  • 3.2. Voor giften genoemd onder d bestaat geen meldingsplicht.

  • 3.3. Giften die worden vrijgelaten onder lid 1 tellen niet mee voor het maximum genoemd in artikel 2 lid 1.

Artikel 4 Periodieke en eenmalige giften hoger dan het maximum

  • 4.1. Giften met een periodiek karakter worden voor het meerdere boven de maximum vrijlating in aanmerking genomen als inkomen.

  • 4.2. Giften met een eenmalig karakter worden voor het meerdere boven de maximum vrijlating in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 5 Giften voor schulden

  • 5.1. Een gift die wordt verstrekt ter delging van een problematische schuld, ontstaan in een periode voor aanvang van de bijstandsverlening, wordt vrijgelaten.

  • 5.2. Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een aantoonbare terugbetalingsverplichting rust op deze schulden, waarvan de termijn is overschreden.

Artikel 6 Citeerartikel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels giften gemeente Aa en Hunze.

Artikel 7 Ingangsdatum

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag van publicatie.

Ondertekening

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Aa en Hunze,

mevrouw M. Schulte

Loco-secretaris

de heer A.W. Hiemstra

burgemeester

Toelichting

Algemeen 

Deze beleidsregel geeft aan hoe giften moeten worden beoordeeld.

Giften 

Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen (anders dan de organisaties bedoeld in artikel 3, lid 1 onder d) en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat particulier en georganiseerd initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd.

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover dat in combinatie met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is. Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. In beginsel is de belanghebbende verplicht giften te melden. Uit oogpunt van beperking van de administratieve lasten is in de beleidsregels aan- gegeven wanneer de melding achterwege kan blijven.

Voor de hoogte van de maximale vrijlating is aangesloten bij de landelijke norm van € 1.200. Dit bedrag komt overeen met het bedrag uit de motie van de leden J. Van Dijk (SP), Bruins (CU), Renkema (GL) en G. van Dijk (PvdA), die op 25 februari door de Tweede Kamer is aangenomen.

De beleidsregels maken helder welke giften worden vrijgelaten. In het kader van de Participatiewet betekent dit dat zij ‘niet tot de middelen worden gerekend’. Het omgekeerde is niet het geval. Van de giften die binnen het kader van dit model niet vallen onder de giften die vrijgelaten worden, mag niet automatisch worden aangenomen dat deze wel een middel zijn dat in aanmerking moet worden genomen. Het college zal ten aanzien van deze giften altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift niettemin uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Schuldhulpverlening en giften 

Deze beleidsregels hebben betrekking op een vrijlating onder de Participatiewet. Voor belanghebbenden met een bijstandsuitkering die ook in een schuldhulptraject zitten, geldt een algemene vrijlating niet voor zover het de schuldregeling betreft. Naast de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is er landelijke wet- en regelgeving (zoals de Faillissementswet) die regels stelt voor schuldregelingen. De gemeentelijke schuldhulpverlening heeft een verantwoordelijkheid naar zowel de inwoner met problematische schulden (de schuldenaar) als naar de schuldeiser. De inwoner heeft recht op een goede schuldhulpverlening en de schuldeiser heeft recht op een zo groot mogelijke vereffening van zijn vordering. Vaak krijgt een schuldeiser een klein percentage van zijn vordering terug. Daar staat voor de schuldenaar, na 3 jaar op een minimum geleefd te hebben, een schone lei tegenover. Na aftrek van vaste lasten en andere noodzakelijke uitgaven, gaat al het inkomen van de schuldenaar naar de aflossing. Het begrip inkomen is in dit verband breed want vrijwel alles wat de inwoner ontvangt aan geld en goederen valt hieronder. Alleen inkomsten zoals kinderbijslag worden vrijgelaten. De gemeentelijke schuldhulp bekijkt altijd per individueel geval welk gevolg een gift heeft voor de schuldregeling. Verjaardagcadeautjes en dergelijke worden vrijgelaten. Ook giften die bedoeld zijn om bijvoorbeeld een kapotte wasmachine te vervangen, zullen niet snel als extra inkomen worden gezien. Wanneer een schuldenaar een bedrag in geld of een duur gebruiksgoed ontvangt, wordt altijd individueel beoordeeld welke invloed dit heeft op de aflossingscapaciteit.

Artikelsgewijs 

Artikel 1 

In dit artikel zijn begripsbepalingen opgenomen. Een gift is alleen een gift wanneer daar geen wederdienst of tegenprestatie tegenover staat. Ook mag er geen sprake zijn van een verplichting van de gever ten opzichte van de ontvanger of andersom.

Artikel 2 

Dit artikel benoemt een maximumbedrag dat wordt vrijgelaten wanneer een belanghebbende een gift ontvangt. Het maakt daarbij niet uit waarvoor de gift is gegeven, dit kan een tas boodschappen zijn, de contributie voor een sportvereniging of nieuwe schoenen voor de kinderen. Hiermee wordt een manier gekozen die zo weinig mogelijk administratief belastend is.

De vrijlating geldt per kalenderjaar en per huishouden en kan niet meegenomen worden naar een volgend kalenderjaar. Dit wel toestaan zou kunnen leiden tot hoge vrijlatingen ineens, hetgeen niet in overeenstemming is met het principe van de bijstand als vangnet bij het ontbreken van eigen mogelijkheden.

Het maximumbedrag is gekozen omdat het een redelijk bedrag op jaarbasis is en zowel voor de inwoners als voor uitvoerende medewerkers gemakkelijk hanteerbaar is. Er zijn meerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waarin beleid dat voorziet in een vrijlating giften tot de bijstandsnorm op jaarbasis redelijk wordt geacht. Bijvoorbeeld zaaknummer 09/5310 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1994. Keuze voor een rond bedrag dat voor iedereen geldt maakt uitvoering en handhaving van de beleids- regels des te eenvoudiger.

Bovendien heeft de Tweede Kamer op 25 februari 2021 een motie aangenomen, waarin wordt opgeroepen tot een landelijke vrijstelling van giften voor mensen in de bijstand ter hoogte van

€ 1.200 (Motie van het lid Jasper van Dijk cs.).

Tot het maximumbedrag bestaat er geen meldingsplicht. Komt de gift binnen een kalenderjaar boven het maximumbedrag, dan is de belanghebbende wel verplicht dit te melden aan de gemeente.

Artikel 3 

Wanneer de gift hoger is dan het maximumbedrag, dan dient het college te beoordelen of het meerdere wel als middel in aanmerking wordt genomen.

Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is, worden niet gerekend tot de middelen waarmee bij de bijstand rekening wordt gehouden. Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand een tot een bepaald bedrag de kosten vergoedt en de gift hoger is. Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de medische kosten uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk.

Als de gift bestemd is voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan wel ter vrije besteding is, geldt dit artikel niet.

Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoed- bonnen of een bedrag met de kerst etc. Verstrekkingen van de voedselbank, speelgoedbank en de kledingbank worden niet als middel aangemerkt. Wanneer de gift hoger is of wordt dan het maximum, bestaat er een meldingsplicht met uitzondering van giften zoals een voedselpakket van de Voedselbank of een laptop van Stichting Leergeld.

Artikel 4 

Giften die hoger zijn dan het maximum en niet vallen onder artikel 2 worden als middelen in aanmerking genomen. Is de gift periodiek dan wordt het meerdere als inkomen gezien en maandelijks op de uitkering in mindering gebracht. Een eenmalige gift boven het maximum wordt tot het vermogen gerekend. Wanneer de belanghebbende daardoor boven het vrij te laten vermogen komt, zal er eerst ingeteerd moeten worden.

Artikel 5 

De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen, worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen. Het artikel geldt alleen voor schulden die voor aanvang van de bijstandsverlening zijn gemaakt. Tijdens de bijstand gemaakte schulden aflossen met een gift, zou feitelijk betekenen dat de belanghebbende een suppletie boven de bijstandsnorm krijgt waardoor hij/zij in een financieel betere positie komt, dan een belanghebbende die tijdens de bijstand geen schulden maakt. De gemeente zou hiermee de indruk kunnen wekken aan inkomenspolitiek te doen.