Nadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2021

Geldend van 19-10-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2021

Intitulé

Nadere regels en beleidsregels Jeugdhulp 2021

Het college van burgemeester en wethouders van De Bilt;

Gelezen het voorstel d.d. 14 september 2021 nr.313560 met als onderwerp: Vaststellen beleids- en nadere regels Jeugdhulp 2017 en Wmo 2017;

Gelet op de Jeugdwet 2015 en de Verordening Jeugdhulp De Bilt 2021;

Besluit:

Vast te stellen de Beleids- en nadere regels Jeugdhulp 2021.

1. Inleiding

1.1 Jeugdwet

De Jeugdwet 2015 is een wet die ervoor moet zorgen dat alle kinderen en jongeren gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor alle jeugdhulp:

  • Het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;

  • Zorgen voor voldoende kwalitatief en kwantitatief aanbod van jeugdhulp;

  • Het adviseren over en het inzetten van jeugdhulp;

  • Het adviseren van professionals met zorgen over een kind, bijvoorbeeld docenten, sporttrainers en jongerenwerkers;

  • Het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen;

  • Het indienen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming als een kinderbeschermingsmaatregel nodig is of lijkt te zijn;

  • Het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kinderen en jongeren;

  • Zorgen voor een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen;

  • Zorgen voor maatregelen om kindermishandeling te voorkomen.

De rechter beslist of jeugdbescherming of jeugdreclassering ingezet moet worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

1.2 Lokale beleidskaders

  • Transformatieagenda 2018 /2019. Passende hulp voor het kind: Dichtbij, Op tijd, Afgestemd. Regio Zuidoost Utrecht (2018);

  • De Biltse Aanpak in het Sociaal Domein (oktober 2020);

  • Jong van hart, hart voor Jong-Integraal jeugdbeleid gemeente De Bilt 2021-2024 (februari 2021).

1.3 Verordening Jeugdhulp gemeente De Bilt 2021

De Verordening Jeugdhulp 2015 gemeente De Bilt geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze verordening is per 1 januari 2021 gewijzigd en vastgesteld door de gemeenteraad op 28-01-2021.

Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet nadere regels te stellen. Deze verordening maakt hier gebruik vanen regelt onder meer welke voorzieningen beschikbaar zijn en hoe de toegang tot deze voorzieningen georganiseerd is.

1.4 Beleidsregels

De Jeugdwet en de Verordening leggen een aantal bevoegdheden bij het college. De Nadere regels en de Beleidsregels Jeugdhulp kunnen worden gezien als een verlengstuk van de Verordening Jeugdhulp 2021.

De Nadere regels zijn een uitwerking van bepalingen die in de verordening Jeugd staan. Voorbeelden zijn de maximale vergoedingen voor bepaalde voorzieningen en pgb-tarieven.

In de Beleidsregels verduidelijkt het college hoe in de uitvoering met een bevoegdheid zal worden omgegaan. In de Beleidsregels kunnen ook begrippen uit de Verordening worden uitgelegd.

De Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): “Een bestuursorgaan kan Beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid”.

1.5 Delegatie toegangstaken aan het CJG van MENS De Bilt

Het college van de Gemeente de Bilt heeft de volgende gemeentelijke taken in de toegang tot jeugdhulp gedelegeerd aan MENS De Bilt (het CJG):

  • Het behandelen van aanvragen van jeugdigen voor jeugdhulp;

  • Het doen van onderzoek om de hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s) te verhelderen;

  • Het indiceren van individuele voorzieningen ten behoeve van de toegang tot specialistische Jeugdhulp.

Het besluiten tot toekenning van individuele voorzieningen in Zorg in Natura en pgb is een verantwoordelijkheid van de gemeente.

Daarnaast zijn taken van het CJG:

  • Verstrekken van informatie en advies met betrekking tot opvoeden en opgroeien;

  • Het bieden van ambulante ondersteuning met onder andere het doel doorverwijzing naar een Jeugdhulpvoorziening te voorkomen;

  • Het informeren in het kader van bezwaar en beroep.

Het besluiten op bezwaar is een verantwoordelijkheid van de gemeente die zich laat adviseren door de onafhankelijke Adviescommissie bezwaarschriften.

2. Eigen kracht en eigen mogelijkheden

2.1 Zelf op zoek naar oplossingen

Jeugdigen met vragen en zorgen bij het opgroeien en ouders met vragen en zorgen over opvoeding kunnen doorgaans terecht bij hun eigen sociaal netwerk. Zelfredzaamheid is het uitgangspunt.

In de gemeente De Bilt wordt gewerkt aan een samenleving waarin inwoners een beroep kunnen op doen op elkaar, op hun eigen sociaal netwerk, op vrijwilligers en op professionals voor kortdurende hulp en ondersteuning. Het streven is opvoeden binnen de gemeente te normaliseren, zodat voor ouders het praten over de dynamiek van opvoeden en elkaar hierin helpen normaal wordt.

2.2 Laagdrempelige voorzieningen

Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen met hun hulpvragen soms ook goed een beroep doen op laagdrempelige voorzieningen. Professionals van bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg, scholen en de kinderopvang en vrijwilligers van welzijnsorganisaties kunnen een helpende hand bieden bij opvoed- en opgroeivragen. Voor deze zogeheten vrij toegankelijke voorzieningen (zie hoofdstuk 5) is geen indicatie nodig.

2.3 Passende ondersteuning vanuit de gemeente als het echt nodig is

De gemeente is samen met maatschappelijke partners verantwoordelijk voor passende ondersteuning waar dit echt noodzakelijk is. Alleen voor inwoners die niet zelfredzaam zijn of met hulp van anderen (mantelzorgers, buren en/of sociaal netwerk) niet in staat zijn invulling te geven aan hun leven, biedt de gemeente de noodzakelijke ondersteuning. Deze ondersteuning gaat uit van een sober, doelmatig en passend aanbod.

3. Melding

3.1 Melding van een hulpvraag bij het CJG

Een jeugdige en/of ouder(s) kunnen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) De Bilt terecht met vragen en zorgen over opvoeding, ontwikkeling, geestelijke gezondheid of veiligheid. Dat kan op de volgende manieren:

  • Telefonisch;

  • Per E-mail;

  • Via het inloopspreekuur;

  • Via contacten met een huisarts-CJG-er of een school-CJG-er.

Het CJG streeft ernaar een vraag zo snel mogelijk te beantwoorden. Soms is een eenmalige advies of andere informatieverstrekking voldoende. In die gevallen is er geen sprake van een melding en is er geen nader onderzoek nodig.

Als het CJG de hulpvraag niet direct kan beantwoorden is verdere hulpvraagverheldering in de vorm van een onderzoek nodig (zie hoofdstuk 4). Het CJG wijst dan een CJG-medewerker aan het gezin toe die het onderzoek gaat uitvoeren vanuit het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook wijst het CJG de jeugdige en/of ouder(s) op twee mogelijkheden:

  • a.

    De mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning;

  • b.

    De mogelijkheid om binnen drie weken een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

3.2 Spoedeisende situaties

In spoedeisende gevallen kan het CJG direct na de melding een tijdelijke individuele voorziening toewijzen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

4. Onderzoek

4.1 Uitgangspunt ‘Sterk aan de poort’

In opdracht van de gemeente is het CJG ‘sterk aan de poort’. Het CJG organiseert een proces van vraagverheldering en het maken van keuzes gemaakt voor de inzet van het eigen sociaal netwerk, het organiseren van lichte ondersteuning en/of het inzetten van (specialistische) individuele voorzieningen. Het CJG is een professioneel en zakelijk team dat goed onderscheid weet te maken tussen problematiek met een eenvoudige oplossing en ernstige problematiek met een oplossing op maat. Verdere uitgangspunten zijn:

  • Alle inspanningen voor hulpvragende jeugdigen en/of ouder(s) zijn gericht op het gezond en veilig opgroeien en zich zo goed mogelijk ontwikkelen van jeugdigen;

  • Jeugdigen en/of ouder(s) hebben zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven en het oplossen van hun problemen;

  • Eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen, ouders en hun sociaal netwerk worden zoveel mogelijk ingezet (eigen kracht);

  • Maatwerk: niet meer én niet minder ondersteuning organiseren dan noodzakelijk is;

  • Oog voor de menselijke maat: heldere voorlichting, duidelijke aanspreekpunten, zo kort mogelijke procedures;

  • Rekening houden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouder(s).

4.2 Hulpvraagverheldering

Samen met het gezin verheldert de CJG-medewerker in één of meer gesprekken de hulpvraag. Daartoe kunnen diverse instrumenten worden ingezet zoals vragenlijsten, stroomschema’s en handreikingen.

4.3 Voorlichting over procedure

Het CJG bespreekt tijdens het onderzoek met de jeugdige en/of zijn ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen:

  • a.

    De gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Daarbij kunnen er ook gegevens en bescheiden voor het onderzoek nodig zijn, aan te leveren door de jeugdige en/of ouder(s) (bijvoorbeeld om de identiteit vast te stellen van de jeugdige en zijn ouders aan de hand van een identiteitsbewijs);

  • b.

    Hun toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

4.4 Onderzoeksstappen

Het onderzoek betreft:

  • 1.

    De hulpvraag: de behoeften, persoonskenmerken, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige, de gezinssituatie en de aanwezigheid van problemen en beperkingen.

  • 2.

    De eigen kracht: of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en de hulp van personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden:

    • a.

      Is er ten behoeve van de hulpvraag gebruikelijke hulp of bovengebruikelijke hulp noodzakelijk?

    • b.

      Zijn de ouder(s) qua vermogens in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

    • c.

      Zijn de ouder(s) beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

    • d.

      Levert het bieden van de hulp door de ouder(s) geen overbelasting op?

    • e.

      Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder(s) wordt geboden?

  • 3.

    Het gewenste ondersteuningsaanbod: welke hulp is naar aard en omvang nodig voor de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren?

  • 4.

    Is deze hulp ook te realiseren middels:

    • Vrij toegankelijke voorzieningen;

    • Andere voorzieningen (zoals Wlz, Wmo of onderwijs);

    • Inzet van het CJG (diagnostisch onderzoek, ambulante begeleiding en/of coördinatie van zorg);

    • Individuele voorzieningen.

4.5 Familiegroepsplan

Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het CJG dat bij het onderzoek. Het familiegroepsplan is vormvrij.

4.6 Specialistisch onderzoek en advies

Het CJG kan in specifieke situaties deskundigen inschakelen voor aanvullend onderzoek van een hulpvraag en advisering over passende hulp.

4.7 Doorlooptijden

  • Het onderzoek moet binnen zes weken na ontvangst van de melding gereed zijn.

  • Als blijkt dat het CJG onvoldoende informatie kan inwinnen voor een weloverwogen besluit, kan deze termijn verlengd worden.

5. Vrij toegankelijke voorzieningen

5.1 Definitie

Vrij toegankelijke voorzieningen zijn voorzieningen waar alle jeugdigen tot 18 jaar en hun ouder(s) gebruik van kunnen maken. Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen zich rechtstreeks tot de organisaties wenden die vormen van ondersteuning bieden. Andere gebruikte termen zijn overige voorzieningen, algemene voorzieningen of 1e lijns voorzieningen.

5.2 Vormen van vrij toegankelijke voorzieningen

  • a.

    Informatie en advies over opvoeden en opgroeien;

  • b.

    Voorlichting, cursussen en trainingen over opvoeden en opgroeien;

  • c.

    Gezinsondersteuning;

  • d.

    Jeugdgezondheidszorg;

  • e.

    Ambulante jeugdhulp;

  • f.

    Jongerenwerk;

  • g.

    Ondersteuning vrijwilligers (waaronder maatjesprojecten).

In de gemeente De Bilt zijn de uitvoerende organisaties voor deze voorzieningen respectievelijk MENS De Bilt met onder andere het CJG, het Sociaal Team, het Jongerenwerk, project Ouders Lokaal en het project Samen Oplopen (a, b, e, f en g), GGDrU/consultatiebureau (a, b en d) en Handje Helpen en WVT (g).

Landelijk zijn er diverse websites met opvoedinformatie (a). zoals Opvoeden.nl, opvoedinformatie.nl en NJi.nl. Ook zijn er telefonische hulplijnen voor kinderen (Kindertelefoon) en ouders (bijvoorbeeld de Oudertelefoon en de advieslijn van de Stichting Adoptievoorzieningen).

5.3 Vertrouwenspersoon AKJ

De stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) is een door VWS gefinancierde organisatie van de vertrouwenspersonen voor de jeugdhulp. Als er zaken in de hulpverlening niet goed lopen of als meningen verschillen, dan kan de vertrouwenspersoon daarbij helpen. Niet door het zelf op te lossen, maar door samen met de jeugdige en/of ouder(s) de oplossing te vinden.

5.4 Onafhankelijke cliënten ondersteuning

Cliënten met vragen, problemen of knelpunten in de jeugdhulp kunnen laagdrempelig een beroep doen op onafhankelijke cliëntondersteuners van MEE Utrecht, Gooi & Vecht1 of het Adviespunt Zorgbelang (van Zorgbelangorganisaties).

Het CJG wijst een cliënt bij de melding op de mogelijkheid gebruik te maken van deze onafhankelijke en gratis cliëntondersteuning.

6. Inzet van het CJG

6.1 Diagnostisch Team

Wanneer niet duidelijk is wat de oorzaak is van problemen bij een jeugdige of wanneer er twijfels zijn over geschikte hulp kan het CJG haar Diagnostisch Team inzetten om breder onderzoek te kunnen doen. Dat kan ook op direct verzoek van huisartsen. Het doel is dan om een beter beeld te krijgen van de klachten, het persoonlijk functioneren van een jeugdige en de context (het gezin en de school). Het CJG adviseert over een passend vervolg. In veel gevallen volstaat lichte of korte hulp (van vrij toegankelijke voorzieningen en/of CJG zelf) of hebben jeugdige en/of ouder(s) voldoende aan het advies.

6.2 Ambulante begeleiding

Het CJG biedt ambulante begeleiding met als uitgangspunten:

  • Inzet op preventie ter voorkoming noodzaak inzet van individuele jeugdhulpvoorzieningen;

  • Ondersteuning zo kort en zo licht als mogelijk;

  • Ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving van het gezin en op school.

6.3 Coördinatie van zorg

Coördinatie van zorg draagt eraan bij dat professionals of meerdere organisaties rondom één gezin met elkaar niet-vrijblijvend samenwerken en elkaar versterken. De samenhangende hulp van de professionals bevordert dat een jeugdige zich goed kan ontwikkelen. Als een jeugdige en/of ouder(s) in de problemen dreigen te raken, komen professionals door coördinatie van zorg tijdig in actie.

Het CJG werkt met de regionaal opgestelde richtlijn Coördinatie van zorg volgens 1Gezin1Plan1Regisseur.

De coördinator van zorg:

  • Is een medewerker van het CJG;

  • Zet zorg in op basis van de vraag van het gezin;

  • Maakt de afspraken met de ouders, jeugdige, jeugdhulpaanbieders en andere betrokkenen in het gezin. Deze afspraken betreffen de doelen, de termijn van inzet, de wijze van monitoren, de onderlinge communicatie, de planning van tussenevaluatie(s) en hoe te handelen als proces en inhoud anders verlopen dan was afgesproken.

7. Individuele voorzieningen jeugdhulp

7.1 Individuele voorzieningen jeugdhulp

Individuele voorzieningen zijn jeugdhulpdiensten of -activiteiten die alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdigen en/of ouder(s), toegankelijk zijn. Maatwerk is hierbij belangrijk.

Ze zijn op te delen in de volgende categorieën:

Individuele voorzieningen zijn jeugdhulpdiensten of -activiteiten die alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdigen en/of ouder(s), toegankelijk zijn. Maatwerk is hierbij belangrijk.

Ze zijn op te delen in de volgende categorieën:

  • Begeleiding en Respijtzorg;

  • Jeugd Behandeling;

  • Verblijf;

  • Crisishulp;

  • Essentiële functies;

  • Forensische jeugdhulp;

  • Vervoersvoorzieningen;

  • Landelijke voorzieningen (LTA).

7.2 Begeleiding en Respijtzorg (per 01-07-2021)

De gemeente De Bilt heeft in regionaal verband (regio Zuidoost Utrecht) de volgende voorzieningen ingekocht in het perceel Begeleiding en Respijtzorg:

  • 1.

    Persoonlijke verzorging;

  • 2.

    Begeleiding Basis, individueel;

  • 3.

    Begeleiding Basis, groep;

  • 4.

    Begeleiding Specialistisch, individueel;

  • 5.

    Begeleiding Specialistisch, groep;

  • 6.

    Respijtzorg: Logeren Basis (etmaal);

  • 7.

    Respijtzorg: Logeren Specialistisch (etmaal);

  • 8.

    Respijtzorg: Dagopvang Basis (dagdeel);

  • 9.

    Respijtzorg: Dagopvang Specialistisch (dagdeel);

  • 10.

    Vervoer Regulier;

  • 11.

    Vervoer Rolstoel;

  • 12.

    Forensische jeugdhulp.

7.3 Jeugd Behandeling (per 01-07-2021)

De gemeente De Bilt heeft in regionaal verband (regio Zuidoost Utrecht) de volgende voorzieningen ingekocht in het perceel behandeling Jeugdhulp2:

  • 1.

    Behandeling Jeugdhulp;

  • 2.

    Behandeling Jeugd GGZ Generalistisch;

  • 3.

    Behandeling Jeugd GGZ Specialistisch;

  • 4.

    Dagbehandeling Jeugd Basis;

  • 5.

    Dagbehandeling Jeugd Specialistisch;

  • 6.

    Diagnose Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED);

  • 7.

    Behandeling Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED).

7.4 Verblijf (per 01-01-2022)

De gemeente De Bilt heeft in regionaal verband (regio Zuidoost Utrecht) de volgende voorzieningen ingekocht in het perceel verblijf. Het betreft alle vormen van verblijf buiten het gezin van herkomst, exclusief respijtzorg (logeren), crisishulp, Essentiële functies, LTA, zowel deeltijd als voltijd):

  • a.

    Pleegzorg;

  • b.

    Begeleiding met verblijf;

  • c.

    Behandeling met verblijf.

7.5 Crisishulp

Bij gevaar voor de veiligheid van kind(eren) en ouder(s) is er voor alle inwoners en ook professionals crisishulp beschikbaar via het Crisis Coördinatie Punt (CCP) van Spoedeisende Zorg van Samen Veilig Midden Nederland. Het CCP is op werkdagen bereikbaar van 09.00 – 17.00 uur via tel. 030-6778198.

Na kantooruren wordt er doorgeschakeld naar het CBK (crisis buiten kantooruren).

7.6 Curatieve jGGZ

Jeugd GGZ uitgevoerd door kinderartsen werkzaam in algemeen regionale of academische ziekenhuizen of in zelfstandig behandelcentra voor medisch specialistische zorg. De kinderartsen integreren de fysieke en mentale domeinen van gezondheid en leveren integrale zorg.

7.7 Essentiële functies (sinds 2020)

De gemeente De Bilt heeft in bovenregionaal verband (zestien samenwerkende gemeenten in de regio Utrecht) essentiële functies ingekocht voor zeer specialistische jeugdzorg. Voorheen werd gesproken van driemilieuvoorziening, gesloten opname-voorziening en Jeugdzorgplus.

7.8 Vervoersvoorzieningen

Ten behoeve van het bezoeken van de jeugdhulpinstelling kan het CJG aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toekennen. Het CJG kent de vervoersvoorziening toe als dit naar het oordeel van het CJG noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige.

7.9 Landelijke voorzieningen (LTA)

Namens gemeenten heeft de VNG afspraken gemaakt over de landelijke inkoop jeugdzorg met landelijke jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie (Jeugdzorg). Het betreft de volgende specialistische functies:

  • Jeugdzorg Plus tienermoeders;

  • Jeugdzorg Plus observatie en stabilisatie (ZIKOS);

  • Jeugd GGZ autisme;

  • Jeugd GGZ eetstoornissen;

  • Jeugd GGZ persoonlijkheidsstoornissen;

  • Jeugd GGZ voor doven en slechthorenden;

  • Jeugd GGZ voor blinden en slechtzienden;

  • Academische kinder- en jeugd psychiatrie;

  • Universitaire kinder- en jeugd psychiatrie;

  • Jeugd GGZ voor X Chromosomale syndromen;

  • Jeugd GGZ bij chronisch vermoeidheid;

  • Klinische forensische jeugdpsychiatrie;

  • JSLVG (Behandeling van jongeren met licht verstandelijke beperking en complexe, meervoudige problematiek);

  • DOEP LVB (diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking);

  • Eergerelateerd geweld en loverboy en mensenhandel;

  • Voedselweigering of onzindelijkheid;

  • FASD (Foetaal Alcohol Spectrum Disorders);

  • Derdelijns psychotrauma;

  • Jeugdhulp en (mede)verblijf kinderen van verslaafde ouders.

8. Keuze leveringsvorm individuele voorziening: in natura of pgb

8.1 Keuze leveringsvorm individuele voorziening: in natura of pgb

Er zijn twee vormen waarin het CJG een individuele voorziening kan leveren of verstrekken:

  • In natura;

  • In de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Zorg in natura (ZIN) betekent dat de gemeente hulp voor de jeugdige en/of de ouder(s) inkoopt. De gemeente heeft hiervoor al dan niet in (boven)regionaal verband contracten afgesloten met jeugdhulpaanbieders. Zij leveren de benodigde hulp (antwoord op de hulpvraag). De jeugdige en/of ouder(s) kiezen uit het beschikbare aanbod. De gemeente is eindverantwoordelijk voor daadwerkelijke levering van de benodigde hulp. Jeugdige en/of ouder(s) krijgen op basis van een beschikking het recht op een bepaalde voorziening, gedurende een afgebakende hoeveelheid tijd. Jeugdhulpaanbieders factureren de geleverde hulp rechtstreeks bij de gemeente. Individuele voorzieningen worden in principe in natura verstrekt.

Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen echter verzoeken om in aanmerking te komen van een pgb. Als de gemeente een pgb verstrekt dan betekent dit dat de gemeente bij de Sociale Verzekeringsbank via trekkingsrecht een geldbedrag aan de inwoner ter beschikking stelt. Hiermee kan de inwoner desgewenst zelf onder voorwaarden de benodigde (= door het CJG geïndiceerde) individuele voorziening inkopen bij een niet-regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. Zie paragrafen 9.2 t/m 9.6 voor alle voorwaarden voor een verstrekking van een pgb.

Na afloop van het onderzoek licht het CJG de jeugdige en/of ouder(s) voor over deze keuzemogelijkheden: volledig, objectief en in begrijpelijke bewoordingen. De voorlichting betreft in ieder geval de gevolgen van de keuze voor een budget in plaats van een individuele voorziening in natura. Daartoe zijn informatiefolders beschikbaar

8.2 Uitgangspunten pgb

Uitgangspunten ten aanzien van de keuze voor een pgb:

  • a.

    Niet de jeugdhulpaanbieder kiest voor een pgb, maar de jeugdige en/of ouder(s) kiezen voor een pgb.

  • b.

    Het pgb is qua verstrekkingsvorm gelijkwaardig aan ZIN: als een cliënt voor een pgb kiest en voldoet aan alle voorwaarden (zie hoofdstuk 9), dan is de gemeente verplicht om daar aan mee te werken.

  • c.

    Er zijn aan de verstrekking van een pgb specifieke wettelijke voorwaarden en voorwaarden vanuit de gemeente verbonden die het CJG toetst.

9. Voorwaarden voor de toekenning van individuele voorzieningen

9.1 Algemene voorwaarden

  • a.

    Een jeugdige komt in aanmerking voor een individuele voorziening als het CJG heeft vastgesteld dat alle voorliggende mogelijkheden (eigen kracht, eigen sociaal netwerk, vrij toegankelijke voorzieningen en overige voorzieningen) niet afdoende zijn.

  • b.

    Ook andere wettelijke verwijzers kunnen de jeugdige toegang bieden tot individuele voorzieningen. Naast het CJG zijn de huisarts, de jeugdarts, de medisch specialist en de Gecertificeerde Instellingen (GI) wettelijke verwijzers. In de regio ZOU kunnen scholen rechtstreeks verwijzen naar ernstige enkelvoudige dyslexiezorg (EED).

  • c.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, kent het CJG de goedkoopst adequate beschikbare voorziening toe.

  • d.

    Een individuele voorziening wordt toegewezen als er sprake is van een meer dan gebruikelijke (bovengebruikelijke) hulpbehoefte wat betreft persoonlijke verzorging en begeleiding in combinatie met onvoldoende eigen kracht van de ouders. Voor het vaststellen of er sprake is van bovengebruikelijke hulp, hanteert het CJG een afwegingskader3.

  • e.

    Als er sprake is van een gebruikelijke zorgbehoefte dan hoeft het CJG geen individuele voorziening toe te wijzen, tenzij de draagkracht van de ouders onvoldoende is.

9.2 Wettelijke voorwaarden pgb

Er zijn drie wettelijke voorwaarden die het CJG toetst:

  • 1.

    Motivatie: de jeugdige en/of zijn ouder(s) moeten motiveren dat zorg in natura door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend is en daarom een pgb gewenst is.

  • 2.

    Bekwaamheid van de aanvrager: kunnen de jeugdige (18+) en/of ouder(s) op eigen kracht voldoende dan wel met hulp de taken die bij een persoonsgebonden budget horen op een verantwoorde wijze uitvoeren? Zij dienen voldoende vaardig te zijn om pgb-taken uit te voeren, zoals het juiste product inkopen, contract aangaan en zorgverleners aansturen (zie ook de 10 pgb-vaardigheidseisen van het Ministerie van VWS).

  • 3.

    Kwaliteit: de hulp die de jeugdige en/of ouder(s) met het persoonsgebonden budget willen inkopen moet van goede kwaliteit zijn en aan dezelfde wettelijke kwaliteitseisen voldoen die gelden voor alle professionele gecontracteerde jeugdhulpaanbieders (uitgezonderd de hulp vanuit het sociaal netwerk, zie hoofdstuk 9.5). De budgethouder is verantwoordelijk voor het toezien op de kwaliteit van de geleverde jeugdhulp. Het CJG kan de kwaliteit van de jeugdhulp toetsen door middel van inzage in het door de pgb-aanbieder opgestelde zorgplan.

9.3 Budgetplan

De zorg die de jeugdige en/of ouder(s) willen regelen vanuit het pgb moet passen bij de doelen waarvoor het CJG het pgb verstrekt. Dat tonen de jeugdige en/of ouder(s) aan door het volledig invullen van het budgetplan-formulier van CJG De Bilt. Het CJG toetst via het budgetplan of jeugdige en/of ouder(s) voldoen aan de voorwaarden voor een pgb.

In het budgetplan leggen de jeugdige en/of ouder(s) vast:

  • 1.

    Personalia: wie de budgethouder is en wie de budgetbeheerder is;

  • 2.

    Motivatie waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend is;

  • 3.

    Een beschrijving welke jeugdhulpvoorzieningen de jeugdige en/of ouder(s) met het budget willen inzetten;

  • 4.

    Een beschrijving van de te bereiken resultaten;

  • 5.

    Hoe zij de kwaliteit van de hulpverlener gaan beoordelen;

  • 6.

    Waar (bij welke zorgverlener-met personalia) zij de ondersteuning gaan inkopen;

  • 7.

    Welke afspraken vastgelegd worden over vervanging bij ziekte of vakantie;

  • 8.

    Indien van toepassing, welke zorgverlening de jeugdige en/of ouder(s) willen betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociaal netwerk;

  • 9.

    Hoeveel elke voorziening voor de jeugdhulp kost (budgetberekening op basis van het tarief per eenheid en het aantal noodzakelijke eenheden per week, maand en jaar);

  • 10.

    Het totaal aangevraagde persoonsgebonden budget.

9.4 Specifieke voorwaarden pgb voor uitbetaling aan zorgverlener(s)

  • a.

    De gemeente vergoedt een vastgesteld maximumtarief. Bij een hoger (bruto)tarief dient de budgethouder de meerprijs bij te storten via het SVB;

  • b.

    Tarieven van zorgprofessionals én informele zorgverleners zijn inclusief kosten als gevolg van overige indirecte cliëntgebonden inzet. Het budget mag dus niet bestemd worden voor reiskosten, feestdagenuitkeringen, eenmalige uitkeringen, een vrij besteedbaar bedrag of begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb;

  • c.

    De budgethouder moet een urenregistratie bijhouden om de declaraties voor ingezette zorg aan de gemeente te kunnen verantwoorden. De gemeente kan om inzage vragen;

  • d.

    De budgethouder betaalt de zorgprofessionals of informele zorgverleners per daadwerkelijke inzet per uur. Een vast maandloon is niet toegestaan: zorgverleners dienen maandelijks (na de verrichte inzet) hun declaraties in bij de budgethouder, die dat moet controleren aan de hand van de urenregistratie.

9.5 Specifieke voorwaarden pgb voor niet-professionele hulp en/of hulp vanuit het sociaal netwerk

Bij de beoordeling van de mogelijkheid tot bekostiging van jeugdhulp geleverd door een persoon vanuit het sociaal netwerk weegt het CJG het volgende mee:

  • a.

    Alleen de individuele voorzieningen jeugdhulp begeleiding, persoonlijke verzorging en respijtzorg lenen zich voor inzet van een persoon uit het sociaal netwerk;

  • b.

    De motivatie van de jeugdige en/of ouder(s) de keuze om met het pgb een persoon uit het sociaal netwerk in te schakelen;

  • c.

    De persoon die deze informele hulp verleent, moet voldoen in staat om de gevraagde jeugdhulp te bieden en daarbij aan de minimale kwaliteitscriteria voldoen (relevante werkervaring en kwalificaties);

  • d.

    De ondersteuning aan de jeugdige/zijn ouders leidt niet tot overbelasting van de persoon die deze informele hulp verleent;

  • e.

    De persoon uit het sociaal netwerk die informele hulp verleent moet dat op regelmatige en geplande basis doen. Inzet die af en toe en/of vrijblijvend geleverd wordt, mag niet worden vergoed.

9.6 Pgb-vertegenwoordiging

  • a.

    Aan een pgb verbonden taken (budgetbeheer) kunnen worden uitgevoerd door:

    • 1.

      De budgethouder zelf;

    • 2.

      Een wettelijk vertegenwoordiger;

    • 3.

      Een door de budgethouder gemachtigde vertegenwoordiger.

  • b.

    Bij minderjarige budgethouders zijn de ouder(s) of voogd de wettelijk vertegenwoordiger(s) die het budgetbeheer kunnen uitvoeren;

  • c.

    Als de jeugdige (18+) en/of ouder(s) onvoldoende in staat zijn het budgetbeheer op verantwoorde wijze uit te voeren, dan is budgetbeheer mogelijk door een wettelijk vertegenwoordiger (curator, bewindvoerder of mentor);

  • d.

    Een budgethouder kan ook een andere persoon als pgb-vertegenwoordiger machtigen voor uitvoering van het budgetbeheer namens de cliënt (maximaal 1);

  • e.

    De pgb-vertegenwoordiger moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • 1.

      Heeft regelmatig contact met de jeugdige en/of ouder(s);

    • 2.

      Weet wat de hulpvraag is, houdt in de gaten of de jeugdhulp goed en op de afgesproken momenten wordt gegeven en houdt het welzijn en de ontwikkeling van de jeugdige goed in de gaten;

    • 3.

      Kan goed communiceren met de budgethouder; spreekt dezelfde taal;

    • 4.

      Gaat altijd mee op gesprek naar het CJG;

    • 5.

      Voldoet aan de 10 pgb-vaardigheidseisen van het Ministerie van VWS;

    • 6.

      Is geen familie4 van de hulpverlener, of van diens leidinggevende(n) of zelf een meerdere van de zorgverlener;

    • 7.

      Mag maximaal vier andere budgethouders vertegenwoordigen;

    • 8.

      Mag niet zelf een budgethouder zijn;

    • 9.

      Mag niet de hulpverlener van de budgethouder zijn, tenzij het gaat om de ouder(s) of voogd die als wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige budgethouder zijn. Zij kunnen wel én hulpverlener én vertegenwoordiger zijn;

    • 10.

      Mag niet uit het pgb betaald worden.

  • f.

    Als er bij het verstrekken van een pgb sprake is van een pgb-vertegenwoordiger voor het budgetbeheer, dan registreert de gemeente de vertegenwoordiger en toetst de gemeente of de pgb-vertegenwoordiger aan de gestelde voorwaarden voldoet.

9.7 Inzet pgb in het buitenland

De budgethouder kan het pgb voor ten hoogste 13 weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van jeugdhulp, te verlenen tijdens verblijf in het buitenland. Het is mogelijk – onder bepaalde voorwaarden- met een pgb zorg in te kopen in het buitenland. Zie hiervoor het afsprakenkader buitenlands zorgaanbod jeugd van de VNG.

10. Ondersteuningsplan

10.1 Ondersteuningsplan

Het CJG verwerkt alles wat er met de jeugdige en/of ouder(s) besproken is in een schriftelijk verslag in de vorm van een ondersteuningsplan, een plan met doelen, acties en meest passende oplossingen. Het CJG doet dat in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s). Het plan is een resultaat van het onderzoek. In het onderzoek gaat het CJG samen met jeugdige en/of ouder(s) na welke hulp het meest passende maatwerk is, zo dicht mogelijk aansluitend op de situatie van jeugdige en/of ouder(s):

  • Welk (arrangement) van hulp: hulp uit het sociaal netwerk, vrij toegankelijke voorzieningen, inzet van het CJG en/of individuele voorzieningen (zie hoofdstuk 2, 5, 6 en 7);

  • Welke leveringsvorm de voorkeur heeft: ZIN of pgb (zie hoofdstuk 8);

  • Of de gewenste oplossing ook voldoet aan de voorwaarden (zie hoofdstuk 9).

10.2 Passende ondersteuning – drie oplossingsrichtingen

Wat betreft passende ondersteuning zijn er drie oplossingsrichtingen mogelijk:

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) kunnen op eigen kracht verder, eventueel met hulp van het eigen sociaal netwerk en/of vrij toegankelijke voorzieningen;

  • 2.

    Het CJG kan training, diagnostisch onderzoek, ambulante ondersteuning bieden en/of coördinatie van zorg bieden;

  • 3.

    Er is een individuele voorziening jeugdhulp nodig.

Het CJG kijkt in de planvorming samen met de jeugdige en/of ouder(s) eerst naar oplossingen in de eigen kracht of vrij toegankelijke voorzieningen (oplossingsrichting 1) en als dat niet toereikend is naar oplossingen via eigen inzet van het CJG (oplossingsrichting 2).

Als de oplossingsrichtingen 1 en/of 2 niet toereikend zijn, dan volgt oplossingsrichting 3. Er is ook een combinatie van de drie oplossingsrichtingen mogelijk.

10.3 Doorlooptijd plan

  • a.

    Het CJG verstrekt binnen tien werkdagen na afronding van het onderzoek aan de jeugdige en/of ouder(s) een verslag van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van een ondersteuningsplan.

  • b.

    Eventuele opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) voegt het CJG aan het ondersteuningsplan toe.

11. Besluitvorming

11.1 Besluit na onderzoek door het CJG – alle beschikkingen

Op basis van het ondersteuningsplan beoordeelt het CJG namens de gemeente de aanvraag voor een individuele voorziening. De gemeente (de Midoffice van de afdeling bedrijfsvoering) legt het besluit vast in een beschikking.

Het besluit in de beschikking heeft bij een toewijzing betrekking op:

  • a.

    De te verstrekken jeugdhulpvoorziening;

  • b.

    De ingangsdatum en de geldigheidsduur van de verstrekking;

  • c.

    De keuze of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

  • d.

    Bij zorg in natura: de naam van de jeugdhulpaanbieder;

  • e.

    De voorwaarden;

  • f.

    De mogelijkheden voor bezwaar en beroep5

Bij een afwijzing van de vraag naar een individuele voorziening motiveert het CJG het besluit altijd aan de jeugdige en/of ouder(s). Daarnaast legt CJG de afwijzing vast in het dossier en/of een beschikking.

11.2 Besluit na verwijzing door andere verwijzers

Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) hier na verwijzing door een andere wettelijke verwijzer om verzoeken, legt de gemeente (Midoffice) de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

11.3 Besluit na onderzoek door het CJG – beschikkingen voor pgb

Als het CJG tevens besluit tot een pgb-verstrekking dan heeft het besluit behalve de onderwerpen a. tot en met f. (paragraaf 11.1) betrekking op:

  • a.

    De hoogte van het pgb en hoe hiertoe is gekomen;

  • b.

    Welk resultaten met de besteding van het pgb aan jeugdhulp worden beoogd;

  • c.

    Welke kwaliteitseisen gelden voor de hulpverlening die met het pgb betaald wordt;

  • d.

    De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

11.4 Geldigheidsduur beschikking bij een pgb

Het CJG verstrekt een pgb voor jeugdhulp voor een periode van maximaal twee jaar. Doordat het om jeugdigen gaat, kan de situatie snel veranderen en ligt het niet voor de hand om beschikkingen voor pgb voor langere perioden te verstrekken. Hiervan kan worden afgeweken voor situaties waarbij een langere periode kan worden overzien. Dan kan het CJG de beschikking afgeven voor maximaal drie jaar.

11.5 Hoogte van het pgb

Het CJG stelt aan de hand van een door de jeugdige en/of ouder(s) opgesteld budgetplan de hoogte van het pgb vast.

Het CJG berekent de hoogte van het pgb op basis van een tarief of prijs:

  • a.

    Daarmee is redelijkerwijs verzekerd dat het pgb de jeugdige en/of ouder(s) in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken (veilig, effectief, kwalitatief goed);

  • b.

    Het budget bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura;

  • c.

    Voor de inkoop van professionele jeugdhulp wordt de omvang van zorg berekend per uur, per dagdeel of etmaal (eenheden). Deze eenheden worden vermenigvuldigd met het basistarief waarvoor de betreffende zorg in natura door de gemeente is ingekocht;

  • d.

    Waar geen passend ZIN-tarief voor een bepaalde zorgvorm bekend is, geldt dat CJG en budgethouder overleggen over een toereikend budget voor de noodzakelijke ondersteuning door minimaal één jeugdhulpaanbieder. Daarna stelt het CJG het budget vast;

  • e.

    Tarieven professionele hulp:

    • Voor jeugdhulp door een zelfstandig werkende gekwalificeerde jeugdhulpaanbieder (ZZP’er) geldt maximaal 85% van het tarief van zorg in natura;

    • Voor jeugdhulp door een gekwalificeerde jeugdhulpaanbieder (organisatie) geldt maximaal 100% van het tarief van zorg in natura;

  • f.

    Tarieven informele hulp (niet professionele hulp en/of vanuit het sociaal netwerk):

    • Voor een pgb ten behoeve van de inkoop van informele hulp geldt een tarief van 160% van het wettelijke minimumloon inclusief vakantiegeld, geldend voor personen van 21 jaar en ouder;

    • Voor een pgb ten behoeve van de inkoop van kortdurend verblijf geldt een tarief van € 32,50 per etmaal inclusief vakantiegeld, geldend voor personen van 21 jaar en ouder;

    • Voor een pgb ten behoeve van de inkoop van informele hulp door personen tot en met 20 jaar geldt een tarief gelijk aan het ten tijde van het besluit geldende wettelijke minimumjeugdloon;

    • Deze tarieven blijven gelden voor de duur van de beschikking, ook in geval van tussentijdse mutaties ten aanzien van de omvang van de zorg, mits de jeugdhulpaanbieder dezelfde blijft;

    • Hulp vanuit het sociaal netwerk wordt altijd als informele hulp vergoed, ook als de hulpverlener uit het sociaal netwerk gekwalificeerd (professioneel hulpverlener) is.

11.6 Afwijzingscriteria pgb

Het CJG kan de aanvraag van een pgb weigeren:

  • a.

    Als niet aan de randvoorwaarden voldaan is (zie paragrafen 9.2 tot en met 9.6);

  • b.

    Als aan de jeugdige en/of ouder(s) in de drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek een pgb is verleend waarbij door hen niet is voldaan aan de voorwaarden (uit de wet en de verordening);

  • c.

    Als het voornemen is het pgb in te zetten voor een spoedeisende situatie;

  • d.

    Als er naar het oordeel van het CJG overwegende bezwaren zijn of een ernstig vermoeden dat de budgethouder of de budgetbeheerder de aan een pgb verbonden taken niet op een verantwoorde wijze kan uitvoeren;

  • e.

    Als er ten aanzien van de beoogde zorgverlener een kwaliteits- of fraudeonderzoek loopt.

Om een pgb af te wijzen vanwege bovenstaande bezwaren, moet er feitelijke onderbouwing/motivatie zijn. Dit kan bijvoorbeeld een medische onderbouwing zijn of bewijsstukken van onbekwaamheid.

11.7 Voorkomen van misbruik en fraude

  • Het CJG informeert de jeugdige en/of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • Jeugdigen en/of ouder(s) moeten het CJG informeren over alle feiten en omstandigheden waarvan het duidelijk is dat ze kunnen leiden tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

11.8 Opschorting betaling uit het pgb

De gemeente kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat:

  • a.

    De jeugdige en/of ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    De jeugdige en/of ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

  • c.

    De individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    De jeugdige en/of ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

  • e.

    De jeugdige en/of ouder(s) het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

11.9 Herzien of intrekken van individuele voorziening

Het CJG kan de individuele voorziening intrekken als:

  • a.

    De jeugdige en/of ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    De jeugdige en/of ouder(s) niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

  • c.

    De individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    De jeugdige langer dan 13 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of;

  • e.

    De jeugdige en/of ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening;

  • f.

    De jeugdige en/of ouder(s) de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

11.10 Intrekken van een pgb

Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

11.11 Resterend budget pgb

  • a.

    Als de budgethouder binnen een kalenderjaar minder inkoopt dan het volledige jaarbedrag van het pgb, dan blijft het resterende budget staan op de rekening van de SVB.

  • b.

    Aan het einde van elk kalenderjaar stort de SVB die resterende bedragen terug aan de gemeente.

  • c.

    De gemeente heeft via de Portal van de SVB inzage in declaraties ten laste van het budget en de hoogte van het resterende budget.

11.12 Proces bezwaar en beroep

De inwoner heeft de mogelijkheid om in bezwaar te gaan zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht en in de Verordening adviescommissie bezwaarschriften De Bilt 2010. Dit betekent onder andere het volgende:

  • a.

    Een inwoner kan bezwaar maken tegen een besluit, binnen 6 weken na bekendmaking van het besluit.

  • b.

    Het bezwaarschrift moet de volgende onderdelen bevatten:

    • De datum waarop de inwoner het bezwaarschrift schrijft;

    • Een omschrijving van het besluit waartegen de inwoner bezwaar indient;

    • De reden waarom de inwoner bezwaar indient;

    • Bij voorkeur een kopie van het besluit waartegen de inwoner bezwaar indient.

  • c.

    De adviescommissie bezwaarschriften behandelt het bezwaar nadat er een zitting heeft plaats gevonden waarbij de indiener en de gemeente hun standpunt kunnen toelichten.

  • d.

    Aan de hand van het advies van de adviescommissie bezwaarschriften neemt het college een beslissing.

  • e.

    Als de indiener het niet eens is met de beslissing van de gemeente kan de indiener binnen 6 weken in beroep gaan bij de rechtbank.

  • f.

    Als de indiener het niet eens is met het besluit van de rechtbank kan de indiener in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep. Tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is geen verder hoger beroep mogelijk.

Een inwoner kan kosteloos ondersteuning krijgen van een onafhankelijke cliëntondersteuner bij bezwaar en beroep.

12. Besluitvorming vervoersvoorzieningen

12.1 Toekenning vervoersvoorziening

Het CJG bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

12.2 Voorwaarden vervoersvoorziening

  • Een aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden gedaan als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening.

  • Indien dit het geval is, dient te zijn vastgesteld dat vervoer naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden noodzakelijk is, waarbij de eventueel toe te kennen vervoersvoorziening afhankelijk is van de mogelijkheid van de jeugdige en/of ouder(s) zelf om vervoer te verzorgen.

12.3 Passende vervoersvoorziening

Het CJG bepaalt welke vervoersvoorziening het meest passend is. De volgende vormen worden onderscheiden:

  • a.

    Kilometervergoeding indien de ouders de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief conform de Reisregeling binnenland (rijksregeling voor reis- en verblijfskosten) voor de kortste route op basis van de ANWB-routeplanner;

  • b.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer als de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

  • c.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding als de ouders bij het CJG voldoende aantonen dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van openbaar vervoer gebruik te maken;

  • d.

    Aangepast vervoer:

    • als de jeugdige met gebruikmaking van openbaar vervoer naar de jeugdhulpinstelling of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • als de jeugdige en/of ouder(s) voldoende aantonen dat begeleiding van de jeugdige door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

    • de jeugdige, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken.

12.4 Doorgeven van wijzigingen

  • a.

    De jeugdige van 16 jaar of ouder en/of de ouder(s) zijn verplicht onmiddellijk uit eigen beweging of op verzoek van het CJG mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande de vervoersvoorziening bij een individuele voorziening jeugdhulp, onder vermelding van de datum van wijziging.

  • b.

    Als er sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, dan vervalt de aanspraak daarop en kent het CJG al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • c.

    Het CJG deelt het besluit schriftelijk mee aan de jeugdige van 16 jaar of ouder en/of de ouder(s).

  • d.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan het CJG van de jeugdige en/of de ouder(s) terugvorderen, of verrekenen met een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

12.5 Voorwaarden

  • Het CJG kan aan het verstrekken van vervoerskosten voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van de bepalingen in dit besluit.

  • Het CJG kan een vervoersvoorziening intrekken als niet (meer) aan deze gestelde voorwaarden wordt voldaan.

13. Evaluatie

13.1 Cliëntervaringsonderzoek

  • a.

    Het gemeente voert conform artikel 2.10 Jeugdwet jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek uit en publiceert de uitkomsten daarvan.

  • b.

    De uitkomsten van het cliëntenonderzoek zullen door het college bezien worden en daar waar nodig leiden tot aanpassingen in de Nadere regels en Beleidsregels en/of de werkwijze.

14. Definities

Aangepast vervoer

Vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus, treintaxi of bustaxi

Afstand

Afstand tussen de woning en de jeugdhulpinstelling, de school en de jeugdhulpinstelling en/of de jeugdhulpinstelling en de woning, gemeten langs de kortste voor de jeugdige voldoende begaanbare en veilige weg

Andere voorziening

Voorziening op het gebied van (langdurige) zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, anders dan in het kader van de Jeugdwet

Begeleider

Ouder of persoon die wordt ingezet om tijdens het vervoer de jeugdige te begeleiden

Bovengebruikelijke hulp

Er is sprake van bovengebruikelijke zorg, als de voor het kind noodzakelijke zorg op het gebied van verzorging en begeleiding uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft

Budgetbeheerder

Persoon die samen met en namens de budgethouder het geld beheert en de afspraken maakt. Deze persoon kijkt ook naar de kwaliteit van de (nog) in te kopen zorg, helpt bij het opstellen van zorgovereenkomsten en controleert en ondertekent maandelijks de facturen

Budgethouder

Iemand die als verstrekkingsvorm voor een pgb kiest en dat krijgt toegewezen wordt de budgethouder

Eigen vervoer

Vervoer per eigen motorvoertuig of fiets

Essentiele functies

Hoog specialistische zorg voor kinderen met ernstige gedragsproblemen waarbij de veiligheid en/of de ontwikkeling van het kind door de aard van de problematiek in het geding is, dit zijn de zogenaamde ‘essentiële functies’. Deze zijn op bovenregionaal niveau (U16) ingekocht

Familiegroepsplan

Een familiegroepsplan is een plan dat ouders/gezinnen samen met familie, vrienden en anderen uit hun omgeving kunnen maken om een vraag of probleem aan te pakken

Gebruikelijke hulp

De dagelijkse verzorging en opvoeding van een ouder, partner of huisgenoot van jeugdigen die deel uitmaken van het gezin

Gekwalificeerde hulpverlener

Jeugdhulpaanbieder uit artikel 1.1 van de Jeugdwet

Individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen (ook wel maatwerkvoorzieningen genoemd) voorzien in individuele intensieve, specialistische en/of zwaardere ondersteuning in situaties waar toegankelijke voorzieningen niet toereikend zijn. Er is een beschikking nodig voor een individuele voorziening

Informele hulp

Niet professionele hulp die tegen vergoeding wordt ingeschakeld en/of het sociaal netwerk van de jeugdige en zijn ouders

Landelijk transitiearrangement (LTA):

Voor zeer weinig voorkomende zorgvragen die hoogwaardige, specialistische inzet vragen is landelijk via het LTA beschikbaarheid van zorg georganiseerd. Het gaat hierbij om zeer diverse vormen van specialisme die de VNG namens de gemeenten inkoopt

Normaliseren

Een benadering in de jeugdhulp waarbij men uitgaat dat opvoeden vanzelfsprekend gepaard gaat met vragen en problemen. Dat hoort erbij. Ondersteuning zou erop gericht moeten zijn om kleine problemen klein te houden door het bieden van korte praktische hulp waardoor gezinnen weer zelfstandig verder kunnen. Voorkomen moet worden snel etiketten te plakken op lastig gedrag of onnodig te medicaliseren

Ouders

De wettelijke ouders dan wel de wettelijke vertegenwoordigers

Persoonsgebonden budget (pgb)

pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken

Pgb-vertegenwoordiger

Een wettelijk vertegenwoordiger regelt namens de jeugdige pgb-zaken. Een wettelijk vertegenwoordiger is bijvoorbeeld de ouder of voogd van een kind jonger dan 18 jaar, of een persoon die door de rechter is aangewezen om uw zaken te regelen (een curator, bewindvoerder of mentor)

Reistijd

Totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de begeleiding/behandeling bij de jeugdhulpinstelling, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer

Sociaal netwerk

Het sociaal netwerk is een verzamelnaam voor de groep mensen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Mantelzorgers horen daarbij, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s

SVB

Sociale Verzekeringsbank, beheert en keert sociale voorzieningen, waaronder het persoonsgebonden budget, uit

Vervoer

Het zorgdragen voor of (gedeeltelijk) bekostigen van het vervoeren van jeugdigen tussen de woning of opstapplaats en de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt als er een medische noodzaak is of er een beperking in de zelfredzaamheid is

Vervoersvoorziening

1. Aangepast vervoer

2. Kilometervergoeding aan ouders

3. OV-vergoeding

4. Ov-vergoeding met begeleiding

Vrij toegankelijke voorzieningen

Vrij toegankelijke voorzieningen (ook wel overige voorzieningen genoemd) bieden laagdrempelige ondersteuning waar alle kinderen tot 18 jaar gebruik van kunnen maken. Bijvoorbeeld het consultatiebureau, het lokale (wijk)team, de school, de sportclub, de peuterspeelzaal, jongerenwerk

Woning

Plaats waar de jeugdige structureel en feitelijk verblijft

15. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden op 1 oktober 2021 in werking.

Met de inwerkingtreding worden de Beleids- en nadere regels Jeugdhulp De Bilt 2017 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 05-10-2021,

de secretaris,

R. van Netten

de burgemeester,

mr. S.C.C.M. Potters


Noot
1

Met MEE Utrecht, Gooi & Vecht heeft de gemeente De Bilt een contract.

Noot
2

Forensische zorg voor jeugdigen wordt nog separaat door de regio ingekocht.

Noot
3

Er is een lokaal afwegingskader beschikbaar voor het vaststellen van bovengebruikelijke hulp. In de 2e helft zal er een regionaal afwegingskader beschikbaar zijn die het CJG De Bilt dan zal toepassen.

Noot
4

Familie tot in de vierde graad.

Noot
5

Bij de start van het onderzoek overhandigt het CJG een informatieflyer aan gezinnen krijgen met daarin een verwijzing naar https://www.cjgdebilt.nl/klachten-en-bezwaar. Zie ook § 11.12 Proces bezwaar en beroep.