Beleidsregels giften, schadevergoeding en middelen verkregen uit kansspelen Participatiewet, gemeente Moerdijk

Geldend van 17-10-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2021

Intitulé

Beleidsregels giften, schadevergoeding en middelen verkregen uit kansspelen Participatiewet, gemeente Moerdijk

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 28 september 2021 ;

gelet op het bepaalde in artikel 18, artikel 31 lid 1 en lid 2 en artikel 34 van de Participatiewet;

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen waarin een nadere invulling wordt gegeven hoe om te gaan met giften, schadevergoedingen en middelen verkregen uit kansspelen bij bijstandsverlening op grond van de Participatiewet;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende beleidsregel:

de Beleidsregels giften, schadevergoeding en middelen verkregen uit kansspelen gemeente Moerdijk.

Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. Belanghebbende: persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Pw, of; een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), of; een (aanvullende) uitkering voor levensonderhoud via de bijzondere bijstand.

b. Gift: geld of ontvangst in natura zoals bedoeld in artikel 31 lid 1 Pw die onverplicht wordt ontvangen, of een financiële bijdrage zonder terugbetalingsverplichting. Ontvangsten in natura die niet eenvoudig om te zetten zijn in courante middelen vallen hier niet onder.

c. Bijzondere doelbestemming: bestemming die niet is opgenomen in de bijstandsnorm en waarvoor anders een vergoeding via de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verstrekt had kunnen worden.

d. Schadevergoeding: een materiële of immateriële vergoeding voor geleden of nog te lijden schade die niet expliciet is vrijgelaten in artikel 31 lid 2 van de Pw en dus beoordeeld moet worden.

e. Kansspel: zoals bedoeld in artikel 1 en artikel 1a van de Wet op de kansspelen.

f. Loterij: een kansspel waarbij de deelnemers loten kopen met als doel om een prijs te winnen in geld of natura. Aan elk lot is een cijfer en/of lettercombinatie verbonden.

g. Waarde: bedrag uitgedrukt in geld, omgerekend naar euro’s, of bij middelen in natura de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering zoals bedoeld in artikel 34 lid 1 onder a tweede volzin van de Pw.

Artikel 2. Algemene bepalingen

1 Alle ontvangen middelen, waaronder giften, schadevergoedingen en/of middelen verkregen uit kansspelen, dienen door belanghebbende schriftelijk te worden gemeld bij het Werkplein Hart van West-Brabant, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregel. Deze melding dient uiterlijk 30 dagen na ontvangst plaats te vinden.

2 Het ligt te allen tijde bij de belanghebbende om aan te tonen wat de aard, de herkomst en het doel van ontvangen middelen is. Indien belanghebbende dit niet aantoont, worden ontvangen middelen volledig aangemerkt als inkomen en/of vermogen.

3 Bij een ontvangen schadevergoeding ligt het bij belanghebbende om aan te tonen welk deel van de schadevergoeding betrekking heeft op een materiële en welk deel op immateriële schade.

Giften

Artikel 3 . Giften met een bijzondere doelbestemming

1 Giften met een bijzondere doelbestemming worden vrijgelaten voor zover de waarde van deze giften naar de aard en de hoogte aansluiten bij het minimumbehoeftekarakter van de bijstand.

2 Voor het minimumbehoeftekarakter in lid 1 wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de maximale vergoeding die belanghebbende zou ontvangen op grond van de bijzondere bijstand of de maximale vergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Als het minimumbehoeftekarakter redelijkerwijs niet kan worden afgeleid van de vergoedingen op grond van de bijzondere bijstand of de Wmo, wordt deze individueel bepaald.

3 De vrijlating onder lid 1 geldt alleen indien belanghebbende binnen een termijn van zes weken na ontvangst van de gift aantoont dat hij de gift aan de bijzondere doelbestemming heeft besteed.

4 Het meerdere ten opzichte van het minimumbehoeftekarakter van de bijstand of het volledige wanneer geen doelbesteding is aangetoond, dient in aanmerking genomen te worden genomen als een gift zonder bijzondere doelbestemming zoals bedoeld in artikel 4.

Artikel 4 . Giften met een bijzondere doelbestemming

Giften worden niet tot de middelen gerekend zolang de totale waarde van alle ontvangen giften zonder bijzondere doelbestemming niet meer bedraagt dan € 1.200,- per kalenderjaar. Het meerdere wordt volledig als inkomen en/of vermogen in aanmerking genomen.

Artikel 5. Giften vanuit charitatieve instellingen

1. Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, de kledingbank, de speelgoedbank, charitatieve- of vergelijkbare instellingen, worden niet als middel in aanmerking genomen.

2. Giften zoals genoemd onder lid 1 hoeven niet te worden gemeld bij het Werkplein Hart van West-Brabant.

Schadevergoedingen

Artikel 6. Materiële schadevergoedingen

1. Een materiële schadevergoeding wordt vrijgelaten indien deze gebruikt wordt voor het herstellen van de geleden of toekomstige schade.

2. Indien een belanghebbende de materiële schadevergoeding niet (volledig) gebruikt voor het herstellen van de schade dan wordt het (restant) aangemerkt als vermogen.

3. Het herstellen van de schade zoals bedoeld in lid 1 en 2 dient binnen zes maanden na ontvangst door de belanghebbende te worden aangetoond.

4. Een materiële schadevergoeding voor het verlies aan arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen en in mindering gebracht op de uitkering.

Artikel 7. Immateriële schadevergoedingen

1.Een immateriële schadevergoeding ter hoogte van maximaal € 2.500,00 wordt uit het oogpunt van bijstandsverlening gezien als verantwoord en daarom vrijgelaten.

2. Bij het vaststellen van het vermogen na de ontvangst van een immateriële schadevergoeding wordt het meerdere ten opzichte van het bepaalde in lid 1 voor 2/3 in aanmerking genomen als vermogen. Er moet altijd een individuele afweging plaatsvinden om vast te stellen of er een hoger bedrag moet worden vrijgelaten.

3. Het ligt bij belanghebbende om aan te tonen dat er een hoger bedrag, als bedoeld in lid 2, vrijgelaten moet worden.

Middelen verkregen uit kansspelen

Artikel 8. Middelen verkregen uit een loterij

1. Het winnen van een prijs in een loterij, wordt vrijgelaten tot een waarde van € 200,00 per kalenderjaar.

2. Wanneer er in een kalenderjaar samenloop is van giften zonder bijzondere doelbestemming en middelen verkregen uit een loterij, blijft de totale waarde van de vrijlating, eenmaal

€ 1.200,00. Dit is onverminderd het genoemde in lid 1 van dit artikel.

Artikel 9. Middelen verkregen uit overige kansspelen

1. Middelen verkregen uit overige kansspelen worden volledig in aanmerking genomen als inkomen en/of vermogen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met eventuele verwervingskosten zoals kosten voor deelname en (opnieuw) ingezette bedragen.

2. Het ligt op de weg van belanghebbende gokactiviteiten te melden en om een deugdelijke administratie te voeren van de ontvangen middelen.

Slotbepalingen

Artikel 10. Afstemming op persoonlijke omstandigheden

Gelet op het bepaalde in artikel 4:84 van de Awb wordt gehandeld zoals bepaald in deze beleidsregels, behalve als dat voor een belanghebbende gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van deze beleidsregels.

Artikel 11.Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregels treden in werking op de derde dag na bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 oktober 2021..

2. De beleidsregel giften wet werk en bijstand gemeente Moerdijk 2006, wordt ingetrokken met inwerkingtreding van deze beleidsregel.

3. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregels giften, schadevergoeding en middelen verkregen uit kansspelen Participatiewet, gemeente Moerdijk

Ondertekening

Aldus vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk in de vergadering van 28 september 2021.

De secretaris,

Ir. J.C. Slagboom,

De burgemeester,

A.J. Moerkerke

Algemene toelichting

Artikel 31, eerste lid, Pw. stelt dat in beginsel alle vermogens- en inkomensbestandsdelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken tot de middelen worden gerekend. De ruime definitie van het begrip van middelen is door de wetgever bewust zo gekozen omdat de Participatiewet dient als vangnetregeling wanneer er geen enkele andere voorliggende voorziening (meer) is. Het uitgangspunt is dat iedereen primair zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen voorziening in het bestaan. Iedere euro die iemand op een andere manier kan verwerven, komt op die manier niet voor rekening van de publieke middelen.

Vervolgens benoemt de wetgever in het tweede lid van artikel 31 Pw wat er niet tot de middelen wordt gerekend. Eén van die uitzonderingen is dat giften niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn (=art. 31 lid 2 onder m Pw)

Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat deze wet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bijstand kan de vrijlating echter niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voorzover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

De wetgever geeft specifiek aan dat de bestemming en de hoogte belangrijk zijn in de afweging om een gift vrij te laten. De bijstand is bedoeld om een bepaald bestaansminimum te garanderen, niet meer en ook niet minder. Wanneer iemand een gift ontvangt voor kosten die niet in de bijstandsnorm inbegrepen zijn, kan dit een reden zijn om een gift vrij te laten.

De bepalingen in artikel 31 beperken zich tot vermogens- en inkomensbestanddelen waarover een belanghebbende (redelijkerwijs) kan beschikken. Verbruiksgoederen, zoals boodschappen, kunnen niet te gelde worden gemaakt om daarvan te leven. Iemand kan daar dus niet redelijkerwijs over beschikken. De ontvangen verbruiksgoederen dienen daarom ook niet als middel als bedoeld in artikel 31 lid van de Pw worden aangemerkt maar wel als een kostenbesparing. Als deze verbruiksgoederen ervoor zorgen dat iemand structureel en substantieel lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan moet de uitkering daarom worden afgestemd op basis van artikel 18 lid 1 Pw. Het afstemmen van de uitkering op basis van artikel 18 gebeurt alleen in hele bijzondere gevallen.

Dit is anders bij bepaalde kostbare roerende en onroerende zaken, die wel als middel, namelijk als vermogensbestanddeel, kunnen worden aangemerkt, omdat deze te gelde kunnen worden gemaakt en met de opbrengst daarvan kan worden voorzien in kosten van levensonderhoud” In dit verband wordt ook gewezen op jurisprudentie van de CRvB d.d. 23-8-2021 - ECLI:NL:CRVB:2021:1918.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 – definities

Gift: een voorwaarde om een gift te kunnen vrijlaten op grond van artikel 31 lid 2 onder m Pw is dat deze valt onder het begrip middelen als bedoeld in artikel 31 lid 1 Pw.

Middelen in natura worden in aanmerking genomen volgens de economische waarde die deze middelen vertegenwoordigen. De waarde kan onder andere worden vastgesteld door het gemiddelde te nemen van de waarde van vergelijkbare producten (zie ECLI:NL:CRVB:2020:3443).

Artikel 2 – Algemene bepalingen

Wanneer een belanghebbende middelen ontvangt, waaronder giften, een schadevergoeding of middelen uit kansspelen moet dit altijd gemeld worden. Als dit niet gebeurt dan is er sprake van schending van de inlichtingenplicht.

Het ligt bij de belanghebbende om aan te tonen wat de aard, het doel en de herkomst van de ontvangen middelen is. Indien dit niet wordt aangetoond dan is een vrijlating op basis van deze beleidsregel niet van toepassing en worden de ontvangen middelen in aanmerking genomen als inkomen en/of vermogen.

Met name bij schadevergoedingen komt het voor dat schade wordt afgekocht met één bedrag voor materiële en immateriële schade. Het ligt bij de belanghebbende om deze opbouw aan te tonen.

Artikel 3 - Giften met een bijzondere doelbestemming

Wanneer voor het doel waarvoor belanghebbende een gift krijgt, een vergoeding mogelijk is vanuit de bijzondere bijstand of een vergoeding op basis van de Wmo, valt het binnen de rede van de wet om deze vrij te laten.

Artikel 4 - Giften zonder bijzondere doelbestemming

Het ontvangen van een gift die geen bijzondere doelbestemming heeft als bedoeld in artikel 3 wordt vrijgelaten tot een waarde van maximaal € 1.200,- per kalenderjaar. Voor dit bedrag sluiten we aan bij amendement 35394-18 ingediend bij het wetsvoorstel Breed Offensief.

Artikel 5 -Giften vanuit charitatieve instellingen

Giften vanuit een charitatieve instelling zoals verstrekkingen via de voedselbank, de kledingbank enzovoorts worden niet als middel in aanmerking genomen. De overweging hierbij is dat de verstrekkingen van charitatieve instellingen tijdelijke noodhulp betreffen die op verzoek en over een vrij korte en afgebakende periode wordt verstrekt. Bovendien wordt daarbij aan de hand van een financiële beoordeling bekeken of het in aanmerking te nemen besteedbaar bedrag per maand onder een vastgesteld drempelbedrag ligt. Zie ook ECLI:NL:CRVB:2021:1918 en de daarin door de CRvB genoemde criteria. Deze hoeven ook niet te worden gemeld. Met name hier wordt gekozen voor een ruime definitie om de vrijgevigheid van instellingen niet te ontmoedigen. Het gaat daarbij dus specifiek om charitatieve instellingen en niet om personen.

Artikel 6 - Materiële Schadevergoeding

Wanneer belanghebbende een materiële schadevergoeding ontvangt, heeft dit betrekking op kosten die belanghebbende moet maken. Bijvoorbeeld om reparaties te plegen aan een woning of auto. Die vergoeding heeft betrekking op het wegnemen van geleden schade. Het ligt vervolgens bij de belanghebbende om aan te tonen dat het daarvoor ook is gebruikt.

Een materiële schadevergoeding kan ook betrekking hebben op een verlies van arbeidsvermogen. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom beschouwd als inkomen voor de periode waarop de vergoeding betrekking heeft en moet daarom als inkomen gekort worden op de uitkering.

Artikel 7 - Immateriële schadevergoeding

Bij een immateriële schadevergoeding of smartengeld gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is vaak door een rechter of schadeverzekeraar bepaald. Het gaat meestal om een zeer ernstige situatie. Daarom wordt een bedrag tot € 2.500 vrijgelaten. Dit bedrag wordt gekozen omdat de meeste immateriële schadevergoedingen onder dit bedrag blijven. Als er een vergoeding wordt toegekend die het hiervoor genoemde bedrag overstijgt dan wordt 2/3 van het meerdere in aanmerking genomen als vermogen. Er dient in alle gevallen een onderbouwde individuele afweging te worden gemaakt of er sprake is van omstandigheden om een hoger bedrag vrij te laten.

Artikel 8 – Middelen verkregen uit loterijen

Prijzen in een loterij (bijvoorbeeld Staats- of Postcodeloterij) kunnen worden vrijgelaten tot een waarde van € 200,00 per kalenderjaar. Waarbij de keuze is gemaakt voor een klein afgerond bedrag.

Loterijen zijn kansspelen waarbij er sprake is van een maandelijkse of eenmalige inleg. Op basis van die inleg ontvangt een belanghebbende een (uniek) lot waar mogelijk een prijs op valt. Het ligt bij de belanghebbende om aannemelijk te maken dat het gaat om de winst van een prijs in een loterij. Wanneer er in een kalenderjaar samenloop is van zowel giften als winst in een loterij dan wordt de som van beiden vrijgelaten tot een waarde maximaal € 1.200,00.

Artikel 9 – Middelen verkregen uit overige kansspelen

Middelen verkregen uit overige kansspelen zoals speelautomaten, (online) casino’s, kaartspelen weddenschappen e.d. worden als inkomen en/of vermogen in aanmerking te worden genomen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de verwervingskosten van deelname. Het is het voor rekening en risico van belanghebbende om gokactiviteiten te melden en een deugdelijke administratie bij te houden. Wanneer er geen deugdelijke administratie is, kan het recht op bijstand mogelijk niet worden vastgesteld.

Artikel 10 - Afstemming op persoonlijke omstandigheden

Er kunnen zich altijd situaties voordoen waarin deze beleidsregel niet voorziet of de strikte uitvoering daarvan leidt tot een dermate onredelijk gevolg voor de belanghebbende dat op grond van de bijzondere individuele omstandigheden tot een ander oordeel gekomen moet worden. Dit artikel sluit aan bij artikel 4:84 van de Awb. Hierin wordt de mogelijkheid benoemd om af te wijken indien er een situatie ontstaat die onevenredig is ten opzichte van het doel van deze beleidsregel.