Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR662881
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR662881/1
Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2021 - 2027
Geldend van 13-10-2021 t/m heden
Intitulé
Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2021 - 2027Vastgesteld door het algemeen bestuur Waddenfonds op 1 oktober 2021
Afkortingenlijst
BLI
Budget Lokale Innovaties
DRT
Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme
EFMZV
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
EMVAF
Europees Maritiem Visserij en Aquacultuur Fonds
GWW
Grond, weg- en waterbouw
IKW
Investeringskader Waddengebied
KRW
Kaderrichtlijn Water
MaaS
Mobility as a Service
BME
Beleidsregel Monitoring en Evaluatie
MZI
Mosselzaadinvanginstallatie
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
RES
Regionale Energie Strategie
TRL
Technology Readiness Level
1. Inleiding en Achtergrond
Het Waddenfonds
Het Waddenfonds is een samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. Het doel is het ontwikkelen van de internationale ecologische betekenis van het Waddengebied in combinatie met regionale duurzame economische ontwikkeling. Dit uit zich in de vier hoofddoelen van het Waddenfonds:
- •
het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied;
- •
het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;
- •
een duurzame economische ontwikkeling in het Waddengebied, dan wel het gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en direct aangrenzende gebieden;
- •
het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied.
Op basis van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds:
- •
stellen Provinciale Staten van de deelnemende provincies een Uitvoeringskader Waddenfonds vast, met een programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen. In 2021 hebben Provinciale Staten, in aansluiting op het Investeringskader Waddengebied (IKW), het Uitvoeringskader Waddenfonds 2021 -2027 vastgesteld, waarin de koers voor majeure opgaven en thematische openstellingen is gezet;
- •
stelt het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling een Uitvoeringsprogramma Waddenfonds vast, waarin het Uitvoeringskader thematisch is uitgewerkt, met een beschrijving van activiteiten.
Het Uitvoeringsprogramma heeft drie functies
In de eerste plaats geeft het programma het kader voor het dagelijks bestuur om te bepalen welke projecten voor subsidie in aanmerking komen. Dit betreft zowel projecten die via het IKW bij het Waddenfonds terechtkomen als voor projecten waarvoor het dagelijks bestuur specifieke subsidieregelingen (thematische openstelling en Budget Lokale Innovaties) heeft vastgesteld. In de tweede plaats heeft het programma een informerende functie voor potentiële aanvragers, die zich zo een beeld kunnen vormen van (onderdelen van) projecten die passen binnen de programmering en mogelijk voor subsidie in aanmerking komen. Tot slot heeft het Uitvoeringsprogramma ook een functie als toetsingskader voor het beoordelen van subsidieaanvragen.
Het Uitvoeringsprogramma wordt na twee jaar geactualiseerd. Deze kortere looptijd maakt het mogelijk om relevante (beleids)ontwikkelingen in het Waddengebied en al bereikte resultaten (adaptief programmeren) te gebruiken als input voor het programma.
Agenda voor het Waddengebied 2050
Begin 2021 is door een groot aantal partijen de Agenda voor het Waddengebied 2050 getekend. Het doel van deze agenda is om als gezamenlijke overheden en maatschappelijke partijen het Waddengebied – ook in de toekomst - veilig, vitaal en veerkrachtig te houden. Deze agenda is voor het Waddenfonds, net als andere beleidsvisies en -programma’s, mede richtinggevend. Bij de uitwerking van het nieuwe Uitvoeringskader en Uitvoeringsprogramma is hier rekening mee gehouden.
Uitwerking Uitvoeringsprogramma
Thematisch
Om maximaal doelbereik te halen zal de komende jaren, nog meer dan voorheen worden ingezet op de thematische subsidieregelingen. Het Waddenfonds geeft tijdig aan welke subsidieregelingen de komende jaren worden verwacht en volgens welke systematiek aanvragen worden beoordeeld. Het dagelijks bestuur zal per subsidieregeling een bedrag vaststellen. Hiermee kan worden ingespeeld op (markt)ontwikkelingen. Naast de financiële begrenzing per projectaanvraag gelden er ook andere begrenzingen voor de subsidies. Deze zijn vastgelegd in de van toepassing zijnde Algemene Subsidieverordening Waddenfonds en specifieke subsidieregelingen. Zo kan de Waddenfondssubsidie nooit meer zijn dan 90% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten en mag het totaal van overheidsbijdrage niet meer bedragen dan volgens de Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatsteun.
In dit Uitvoeringsprogramma zijn acht thema’s opgenomen vallend onder de eerste drie hoofddoelen van het Waddenfonds, elk met één of meer themalijnen. Elk thema wordt ingeleid met een achtergrondbeschrijving, waarin de ‘opgave’ van het betreffende thema is geformuleerd. Vervolgens vindt per themalijn een nadere uitwerking plaats in doelen, subsidiabele activiteiten en indicatoren. De genoemde subsidiabele activiteiten en outputindicatoren dienen als voorbeeld en zijn niet limitatief bedoeld.
De Waddenzee strekt zich uit langs de kust van drie landen. Projecten die de internationale relaties met de Noordzee(kustzone), het Deense en Duitse Wad versterken worden ook door het Waddenfonds ondersteund. Randvoorwaarde voor het Waddenfonds is wel dat het om maatregelen moet gaan die een aantoonbaar effect hebben op het Nederlandse Waddengebied (zie Bijlage 2: Kaart Werkingsgebied Waddenfonds).
Budget Lokale Innovaties (BLI)
Naast de thema’s is er een budget voor lokale innovaties, dat wordt ingezet via een gelijknamige subsidieregeling. Het BLI is een laagdrempelige regeling voor initiatieven uit lokale gemeenschappen in aansluiting op bestaande leefbaarheids- en ontwikkelingsprogramma’s voor het platteland. Met het BLI biedt het Waddenfonds aan samenwerkingsverbanden van lokale initiatiefnemers de mogelijkheid om voor kleinschalige, vernieuwende initiatieven subsidie aan te vragen. Van bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen is sprake als initiatieven op lokale schaal de kwaliteit van de leefomgevingskwaliteit versterken en een impuls geven aan (verduurzaming van) economische activiteiten. Per project is een subsidie van maximaal € 50.000, - beschikbaar.
Majeure projecten
In 2016 is het IKW door de drie Provinciale Staten van Noord-Holland, Fryslân en Groningen vastgesteld. De provincies willen met het IKW grootschalige projecten en programma’s realiseren in het Waddengebied. Voor het Waddenfonds betekende de komst van het IKW een nieuwe wijze van subsidieverstrekking. Het investeren in majeure projecten verschilt namelijk dusdanig van de thematisch subsidieregelingen van het Waddenfonds, dat een ‘one-size-fits-all’-benadering niet volstaat. Daarom is er naast een subsidiestroom voor BLI- en thematische projecten een extra subsidiemogelijkheid voor majeure projecten en programma’s. Dergelijke initiatieven kenmerken zich in het algemeen door een forse investeringsomvang, meerjarige uitvoering, integraliteit, een lange voorbereidingstijd en meerdere samenwerkende partners.
Het investeringskader bestaat uit zes opgaven:
- 1.
Waddenzee;
- 2.
Havenontwikkeling & Natuurverbetering;
- 3.
Versterken en Vermarkten Werelderfgoed;
- 4.
Vitale Kust en Afsluitdijk;
- 5.
Eems-Dollardgebied in balans;
- 6.
Eilanden op eigen kracht.
Onder deze zes opgaven worden programmeerlijnen genoemd. Deze sluiten grotendeels aan op de doelspecificaties zoals in het Uitvoeringskader opgenomen. Majeure projecten kunnen alleen een bijdrage van het Waddenfonds krijgen als de investeringen bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds en het Uitvoeringskader, met daarin opgenomen de doelspecificaties. Een bijdrage voor majeure projecten uit het Waddenfonds vergt altijd cofinanciering van andere partijen. IKW-projecten worden dan getoetst aan het Uitvoeringskader van het Waddenfonds.
Subsidiestromen
De subsidiestromen verschillen van elkaar vanaf de eerste fase van het subsidieproces. Het is voor aanvragers noodzaak snel duidelijk te krijgen welke stroom van toepassing is op hun projectidee. Onderstaande tabel geeft een de kenmerkende projectaspecten weer voor respectievelijk Majeur, Thematisch en BLI. De tabel geeft op hoofdlijnen aan welk subsidiestroom voor projectideeën van toepassing is. Bij twijfelgevallen kan een gesprek met een programmaregisseur van het Waddenfonds of een contactpersoon van de betreffende provincie uitkomst bieden.
Aspect |
Majeur |
Thematisch |
BLI |
Inhoud |
Passend binnen het IKW en de hoofddoelen van het Waddenfonds en de gespecificeerde doelen |
Passend binnen de hoofddoelen van het Waddenfonds, de gespecificeerde doelstellingen en subsidieregelingen |
Passend binnen de hoofddoelen van het Waddenfonds zoals uitgewerkt in de kaders van BLI |
Concreetheid |
Activiteiten, financiering en begroting eerste twee jaar concreet en daarna globaal |
Projectplan, financiering en begroting concreet |
Projectplan, financiering en begroting concreet |
Eisen overige financiering |
Inspanning op reservering voor gehele projectperiode. Sluitende financiering minimaal eerste twee jaar. * |
Zicht op sluitend financieringsplan* |
Zicht op sluitend financieringsplan* |
Traject |
Via IKW, na akkoord van de Stuurgroep, indiening bij het Waddenfonds |
Via programmaregisseur Waddenfonds |
Via lokale subsidieloketten 1 , na akkoord van hen, indiening bij het Waddenfonds |
Uitvoerings-periode** |
5 jaar |
3-5 jaar |
3 jaar |
Waddenfondsbijdrage absoluut |
Minimaal € 500.000, - |
De maximale en minimale bijdrage wordt bepaald door het dagelijks bestuur in de subsidieregeling |
Maximaal € 50.000, - |
Waddenfondsbijdrage relatief*** |
Gemiddeld 50% van de subsidiabele kosten |
Maximaal 90% van subsidiabele kosten |
Maximaal 50% van de subsidiabele kosten |
- *
Met een sluitend financieringsplan wordt bedoeld dat aanvrager voor het gehele overige bedrag aan financiering (buiten de gevraagde Waddenfondssubsidie) bewijzen van beschikbaarheid (cofinancieringsbewijzen) of officiële aanvragen (overige subsidieaanvragen) kan overleggen of dat daar er minimaal zicht op is. Dit laatste betekent dat een sluitende financiering aannemelijk is binnen een nader vast te stellen periode na het indienen van de aanvraag. Het Waddenfonds kan aanvullende voorwaarden aan een subsidie koppelen, als de financiering op het moment van verlening niet helemaal rond is.
- **
Bij de bepaling van de uitvoeringsperiode geldt dat bij de aanvraag aannemelijk moet worden gemaakt dat die uitvoeringstermijn haalbaar is, voorzien van een risicoanalyse en beheersmaatregelen.
- ***
Bij projecten ter invulling van majeure opgaven betreft de bijdrage vanuit het Waddenfonds maximaal 50% van de subsidiabele kosten. Daarbij gelden voor verschillende onderdelen verschillende maximale subsidiepercentages. Uitgangspunt is dat pilots en projecten die bijdrage aan ecologische projecten en innovatieve pilots maximaal 65% subsidie krijgen en economische projecten maximaal 35%. De staatssteunkaders bepalen het uiteindelijke maximaal toe te kennen bedrag binnen deze grenzen. Bij thematische subsidieregelingen kan het maximumpercentage per openstelling en activiteit verschillen. Deze is echter nooit hoger dan 90% van de subsidiabele kosten.
Subsidieverstrekking
Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds is bevoegd om subsidies te verstrekken. Het algemeen bestuur heeft een subsidieverordening vastgesteld, met daarin algemene spelregels over subsidieverstrekking. Het dagelijks bestuur kan meer specifieke subsidieregelingen vaststellen. Hierin zijn, naast subsidiabele activiteiten en het subsidieplafond, onder andere het beoordelingskader (vereisten, toetsingscriteria) en bepalingen over de hoogte van de subsidie opgenomen. De subsidie voor thematische openstellingen bedraagt nooit meer dan 90% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. De subsidie die valt onder het BLI is nooit meer dan 50% van de subsidiabele kosten.
Op de website van het Waddenfonds is alle informatie over het indienen van een subsidieaanvraag te vinden (zie ook onderstaande figuur). Daar zijn ook de voor subsidieverstrekking relevante documenten en formulieren te raadplegen: www.waddenfonds.nl. In verband met het bereiken van de Waddenfondsdoelen kent het Waddenfonds een instandhoudingsverplichting. De subsidieontvanger is verplicht om het projectresultaat minimaal in stand te houden in overeenstemming met wat met het project wordt beoogd gedurende een periode van vijf jaar, met dien verstande dat voor gebouwen een periode van tien jaar geldt en voor grondaankopen een periode van twintig jaar. De instandhoudingsverplichting gaat van start na de einddatum van het project.
Neem contact op met een van de programmaregisseurs van het Waddenfonds in de voorbereidingsfase van een aanvraag. Zij kunnen informatie geven over de manier hoe een aanvraag tot stand kan komen en kan worden ingediend.
Monitoring
Het Waddenfonds wil het resultaat (output) van projecten vaststellen en de effecten (outcome) daarvan evalueren. Dit wordt gedaan met inachtneming van de beleidsregel Monitoring en Evaluatie Waddenfonds (BME). Deze beleidsregel is te vinden op de website van het Waddenfonds. Daarin is opgenomen aan welke hoofddoelen en gespecificeerde doelen projecten kunnen bijdragen en met welke indicatoren de effecten (de outcome) kunnen worden gemeten. Voor elke indicator is/wordt een streefwaarde in de BME opgenomen.
Elke aanvraag, met uitzondering van aanvragen voor BLI, dient een monitoringsplan of -paragraaf te bevatten. Verder wordt van aanvragers verwacht dat zij rapporteren over de output van het project in voortgangsrapportages en in een eindverantwoording aan het Waddenfonds. Als een subsidie is verstrekt lager dan € 25.000, - geldt geen verplichting tot het overleggen van een verslag.
Indeling hoofddoelen, gespecificeerde doelen en thema’s
Onderstaand zijn de hoofddoelen, thema’s (A tot en met D) en de gespecificeerde doelen weergegeven. De specificatie geeft inzicht in de prioritaire ontwikkelambities voortvloeiend uit de hoofddoelen. De doelspecificatie wordt richtinggevend gehanteerd voor zowel majeure projecten als voor de thematische openstellingen. Met onderstaande structuur is tevens duidelijk welke projectactiviteiten onder welke hoofddoelen van het Waddenfonds worden gerangschikt.
Het beoordelingskader (vereisten, beoordelingscriteria) voor de verlening van subsidies wordt door het dagelijks bestuur per openstellingsbesluit of subsidieregeling gepubliceerd.
Hoofddoelen Waddenfonds |
Doelenspecificatie Waddenfonds 2021-2026 |
|
|
|
Thema Natuur Themalijn:Meer ruimte voor natuurlijke processen en versterken van de Waddenzee en de randen van het wad Gespecificeerde doelen
|
Themalijn: Versterken en verbeteren onderwaternatuur Gespecificeerde doelen
|
|
Themalijn: Versterken swimway voor vissen en flyway voor vogels Gespecificeerde doelen
|
|
|
Themalijn: Vergroten biodiversiteit kustgebied en op de Waddeneilanden Gespecificeerde doelen
|
|
Thema: Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschapsontwikkeling Gespecificeerde doelen
|
|
|
|
Thema: Water, Bodem, Licht en Geluid Gespecificeerde doelen
|
|
|
Thema: Duurzame recreatie en duurzaam toerisme Gespecificeerde doelen
|
|
Thema: Duurzame Energie Gespecificeerde doelen
|
|
Thema: Duurzame Waddenhavens Gespecificeerde doelen
|
|
Thema: Duurzame Landbouw Gespecificeerde doelen
|
|
Thema: Duurzame Visserij Gespecificeerde doelen
|
|
|
|
|
Thema: Duurzame kennishuishouding Gespecificeerde doelen
|
Budget Lokale Innovaties |
Gespecificeerde doelen
|
2. Uitgangspunten en kernwaarden
Uitgangspunten
Het Waddenfonds hecht bij het bereiken van zijn hoofddoelen aan een aantal uitgangspunten. Aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie moeten voldoen aan deze uitgangspunten. Hoe meer een project bijdraagt aan deze uitgangspunten, hoe beter het project past in de wijze waarop het Waddenfonds zijn middelen wil inzetten. Indien de verdeelsystematiek is gebaseerd op het tendersysteem wordt op basis van een vooraf bepaalde puntentelling een weging van de bijdrage gemaakt. Indien de verdeelsystematiek gebaseerd is op “wie eerst komt, wie het eerst maalt (het molenaarsprincipe)” wordt de bijdrage meegewogen in de totale beoordeling en wordt een kwalitatieve afweging gemaakt.
Duurzame ontwikkeling
Duurzame ontwikkeling is een kernbegrip voor het Waddenfonds en is daarom een algemene vereiste. Het Waddenfonds toetst ieder project op het duurzame karakter. Zo mag er geen inbreuk worden gemaakt op de ecologische, economische en sociale dimensie van de duurzame ontwikkeling van het Waddengebied. De voorkeur gaat uit naar projecten die meerdere dimensies van duurzaamheid versterken. Voor onderbouwing van een bijdrage aan duurzame ontwikkeling kan een subsidieaanvrager gebruik maken van de doelen, geformuleerd door de Verenigde Naties. In bijlage 1 staan de VN-doelen die het meest relevant zijn voor het Waddenfonds, aangevuld met illustratieve voorbeelden.
Waddenspecifiek
Het Waddenfonds heeft waddenspecifiek op vier onderdelen geconcretiseerd:
- •
te subsidiëren activiteiten vinden plaats in en/of moeten effect hebben op het werkingsgebied van het Waddenfonds;
- •
te subsidiëren activiteiten doen geen substantieel afbreuk aan de kernwaarden (zie hierna) van het Waddengebied;
- •
maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan behoud of versterking van de kernwaarden;
- •
maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan het oplossen van problemen en/of het benutten van kansen. Bij problemen en kansen gaat het om voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen. Veelal zijn die verbonden met de gebiedsspecifieke kwaliteiten en cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het Waddengebied. Bij economische activiteiten gaat het om activiteiten die gericht zijn op een duurzame economische ontwikkeling en/of energietransitie.
Het Waddenfonds beoordeelt een aanvraag als (voldoende) waddenspecifiek als de aanvraag voldoet aan minimaal drie van bovenstaande bepalingen. De aanvraag moet altijd aan de eerste bepaling voldoen.
Kernwaarden
Het Waddengebied is een uniek gebied dat zich niet laat vangen in enkele definities. Om de projecten en activiteiten te beoordelen op hun bijdrage aan de hoofddoelen van het Waddenfonds, hanteren we bij de beoordeling kernwaarden. De hieronder geformuleerde kernwaarden vloeien voort uit algemeen erkende kernwaarden van het Waddengebied en zijn ook opgenomen in de Gebiedsagenda Wadden 2050. Projecten en programma’s mogen de kernwaarden niet substantieel aantasten en het liefst versterken.
Het Waddenfonds hanteert daarbij de onderstaande lijn en definities:
- •
Dynamische natuur van de Waddenzee. De natuurlijke dynamiek - de getijdenwerking, sedimentatieprocessen, stromingspatronen en de (geleidelijke) zoet-zout overgangen naar de kust en de eilanden – is de kernwaarde die ten grondslag ligt aan de ecologische functies van de Waddenzee voor onder meer vogels, vissen en onderwaternatuur. Die organismen kunnen alleen floreren als de natuurlijke dynamiek niet wordt aangetast en als wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor het vervullen van de ecologische functies. Dan krijgen natuurlijke processen de ruimte om zich te ontwikkelen;
- •
De rust (te denken valt aan activiteiten, aantal toeristen);
- •
Ruimte (openheid; weidsheid; vergezichten);
- •
Stilte (afwezigheid van niet natuurlijke geluiden);
- •
Duisternis (afwezigheid van door menselijke activiteiten voortgebracht licht)
- •
De waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee. Dat betreft voor de verschillende landschapstypes in het Waddengebied kenmerkende cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle elementen die aanwezig zijn in landschappelijke patronen (zoals dijken, maren en terpen/wierden). Toevoeging van nieuwe landschappelijke of cultuurhistorische elementen dienen zo ontworpen te worden dat ze aansluiten bij de kernwaarden en karakteristieken van de verschillende landschapstypes in het Waddengebied. Deze kernwaarden en karakteristieken staan beschreven in de Gebiedsagenda Wadden 2050 waarin de basiskaart Landschap & Erfgoed is opgenomen. Voor een verdere uitwerking zijn de volgende provinciale kaarten van belang:
-
- •
De kwaliteitsgids provincie Groningen (kwaliteitsgidsgroningen.nl);
- •
De leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord Holland https://leidraadlc.noord-holland.nl/ met daaronder de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (noord-holland.nl);
- •
Visie Grutsk op ‘e Romte van de provincie Fryslân waarin een cultuurhistorische- en een landschapstypekaart zijn opgenomen. Ruimtelijke kwaliteit, Erfgoed en Landschap - Woon- en Leefomgeving - Beleidsthema's - Provincie Fryslân.
- •
Het menselijk medegebruik van het Waddengebied door economische sectoren als bijvoorbeeld visserij, de havenactiviteiten, landbouw, energie en recreatie/toerisme) mag geen substantieel afbreuk doen aan deze kernwaarden en draagt bij voorkeur bij aan behoud en versterking ervan.
Additionaliteit
Het Waddenfonds voorziet in extra investeringen in het Waddengebied die de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap versterken. Het Waddenfonds investeert alleen in (de onderdelen van) projecten die additioneel zijn. Bij elke aanvraag worden onderstaande aspecten meegewogen:
- •
Projecten of onderdelen van projecten die zijn aan te merken als reguliere investeringen of verplichting, inclusief regulier beheer en onderhoud of investeringen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan wettelijke verplichtingen, komen niet voor subsidie in aanmerking;
- •
Waddenfondsmiddelen dienen niet als substituut voor budget voor beleidsrealisatie. Wel zijn investeringen in aanvulling mogelijk als sprake is van verdergaande of versnelde ambities en doelen die passen bij de hoofddoelen van het Waddenfonds. Voor investeringen die raakvlakken vertonen met reguliere beleidsprogramma’s zoals Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water wil het Waddenfonds ook maatregelen subsidiëren vanuit die programma’s, mits is aangetoond dat de beleidsdoelen daarvan zonder steun van het Waddenfonds niet gehaald kunnen worden en/of er geen zicht is op dekking vanuit reguliere financieringsbronnen.
Integraliteit
Het Waddenfonds zoekt projecten met impact en gelooft dat de impact van programma’s en projecten het grootst is als deze zo integraal mogelijk worden voorbereid en uitgevoerd. Het Waddenfonds denkt bij integraliteit aan:
Het aantoonbaar aansluiten op relevante bestaande visies, beleid en ontwikkelingen en
in afstemming met en betrokkenheid van relevante instanties. Hiermee is de kans het grootst dat deze programma’s en projecten complementair zijn aan bestaande ontwikkelingen en een breed draagvlak hebben in de uitvoering.
De exacte uitwerking van integraliteit is afhankelijk van de specifieke context en hierdoor niet altijd hetzelfde. Zo kan het in de ene situatie passend zijn dat instanties participeren als projectpartner, terwijl het in een andere situatie passend is dat vooral afstemming plaatsvindt in de voorbereiding die daarna wordt vastgelegd in steunverklaringen. Het Waddenfonds vraagt aanvragers aan te tonen hoe deze integrale aanpak in zijn of hun specifieke context zo goed mogelijk is geborgd.
Doelrealisatie
Programma’s en projecten moeten altijd bijdragen aan het realiseren van tenminste één van de vier hoofddoelen van het Waddenfonds. De voorkeur gaat uit naar programma’s en projecten die een bijdrage leveren aan de realisatie van meerdere van de eerste drie doelen van het Waddenfonds of onderliggende gespecificeerde doelen (meervoudige doelrealisatie).
Technische innovaties
In het geval van technologische innovaties ontstaan nieuwe producten, productiewijzen en diensten die de regionale productie kunnen vergroten met een kleine(re) gebruiksdruk op de omgeving. Het Waddenfonds richt zich vanwege de beperking in budget en looptijd van het fonds op een beperkt aantal projectfasen van dergelijke innovatietrajecten. Dit begint bij het testen en valideren van de technologie in een relevante omgeving. Gebruik makend van het Technology Readiness Level (TRL)-model zijn dit de TRL’s 5 tot en met 82 3 waar een bijdrage vanuit het Waddenfonds mogelijk is. Hierbij zijn vier fasen vastgesteld:
De eerste drie niveaus (TRL 1, 2, 3) behoren tot ‘discovery ’, gevolgd door TRL 4, 5 en 6 van de fase ‘development’. TRL 7 en TRL 8 behoren tot de fase ‘demonstration ’, met TRL 9 ‘deployment ’ als laatste ontwikkelingsfase.
De definities van de niveaus zijn als volgt vastgesteld (in rood de fasen waarin het Waddenfonds kan ondersteunen):
- 1.
Basic principles observed
-
Deze fase wordt gekenmerkt door fundamenteel onderzoek. De basisprincipes van de technologie zijn geobserveerd en er zijn aannames over de werkingsprincipes van deze technologie. Hier is echter nog geen experimenteel bewijs voor beschikbaar;
- 2.
Technology concept formulated
-
Het technologisch concept en het mogelijke toepassingsgebied zijn geformuleerd;
- 3.
Experimental proof of concept
-
De eerste laboratoriumtesten zijn afgerond met een ‘proof of concept’ als resultaat;
- 4.
Technology validated in lab
-
Het proof of concept wordt gevalideerd in laboratorium-omgeving, veelal met behulp van ruwe (low-fidelity) prototypes op kleine schaal;
- 5.
Technology validated in relevant environment
-
De technologie is getest en gevalideerd in een relevante omgeving. Hierbij worden vaak functionele en geraffineerde (high-fidelity) prototypes gebruikt;
- 6.
Technology demonstrated in relevant environment
-
De werking van de technologie wordt in een relevante omgeving gedemonstreerd. De prestaties van het prototype zijn nog niet geoptimaliseerd voor de operationele omgeving. Met behulp van deze demonstratie wordt het technisch werkingsprincipe aangetoond;
- 7.
System prototype demonstration in operational environment
-
De technologie is geïntegreerd in de uiteindelijke operationele omgeving. De focus ligt nu op zaken als productie en certificering;
- 8.
System complete andqualified
-
De technologie presteert naar behoren en de laatste productieproblemen zijn opgelost;
- 9.
Actual system proven in operational environment
-
De technologie is technisch en commercieel gereed. De volgende stappen zijn productie en marktintroductie.
3. Uitwerking thema’s
Natuur
Achtergrond
Als uitwerking van het hoofddoel voor natuur en landschap streeft het Waddenfonds naar een rijkere Waddenzee. Ons doel is een evenwichtiger voedselweb waarin alle potentiële trofische niveaus (primaire producenten, consumenten en carnivoren) aanwezig zijn. Daarvoor is nodig dat de Waddenzee haar verschillende ecologische functies kan vervullen:
- •
Als schakel in de fly- en swimway voor trekvogels en -vissen;
- •
Als broedgebied, voedselgebied, rustgebied en leefgebied voor soorten die hun hele levenscyclus in het Waddengebied verblijven en voor trekkende soorten;
- •
Als kinder- en kraamkamer voor vissen;
De Waddenzee kan momenteel haar ecologische functie niet vervullen, omdat aan een aantal eisen daarvoor niet wordt voldaan. Dat kan alleen als natuurlijke processen meer ruimte krijgen in de Waddenzee. Dan pas kan de Waddenzee groter, robuuster en veerkrachtiger worden en zich blijven aanpassen aan klimaatverandering. Daarbij zal moeten worden geaccepteerd dat de soortensamenstelling zal veranderen, omdat de Waddenzee voor bepaalde soorten te warm zal worden als leefgebied.
Ook het kustgebied is van grote betekenis om de hoofddoelstelling voor natuur en landschap te realiseren. Natuurwaarden in het kustgebied zijn veelal verbonden met de landbouw, maar zijn ook te vinden in bos- en natuurgebieden. Qua soorten dieren gaat het onder meer om akkervogels, weidevogels, vissen, en om fauna die ook te vinden is in en langs watergangen en op daarmee verbonden harde randen als dijken en dammen. Landschapskwaliteiten verschillen per landschapstype en zijn vastgelegd in de basiskaart Landschap & erfgoed van het ontwerp Gebiedsagenda Wadden 2050. Voor een verdere uitwerking zijn de volgende provinciale kaarten van belang:
- •
De kwaliteitsgids provincie Groningen (kwaliteitsgidsgroningen.nl);
- •
De leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord Holland https://leidraadlc.noord-holland.nl/ met daaronder de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (noord-holland.nl);
- •
Visie Grutsk op ‘e Romte van de provincie Fryslân waarin een cultuurhistorische- en een landschapstypekaart zijn opgenomen. Ruimtelijke kwaliteit, Erfgoed en Landschap - Woon- en Leefomgeving - Beleidsthema's - Provincie Fryslân.
Als uitwerking van de hoofddoelstelling voor Natuur en Landschap hanteert het Waddenfonds de gespecificeerde doelen van het Waddengebied voor het thema Natuur. Zo wil het Waddenfonds in 2026 een rijkere Waddenzee helpen realiseren en de biodiversiteit in het kustgebied vergroten.
Verduurzamen menselijk medegebruik op de Waddenzee en in het kustgebied.
Uitgangspunt van het concept Gebiedsagenda Wadden 2050 is dat menselijk medegebruik mogelijk moet blijven. Menselijke activiteiten mogen echter geen negatieve gevolgen hebben voor de natuur en landschapswaarden van de Waddenzee. Dat impliceert dat het economisch medegebruik, zoals visserij, toerisme en recreatie, delfstofwinning en baggerwerkzaamheden van geulen, verduurzaamd dient te worden. Dit is een grote opgave. Het Waddenfonds stimuleert deze verduurzaming van het medegebruik in het kustgebied via de aparte themalijnen voor duurzame visserij, landbouw, havens, en recreatie en toerisme. Verduurzaming van het medegebruik buiten de gesloten gebieden van de Waddenzee wordt bevorderd via het thema Bodem, water, licht en geluid.
Als effect (outcome) van te ondersteunen projecten wil het Waddenfonds bereiken dat de Waddenzee een rijkere Waddenzee wordt. Een die veerkrachtig genoeg is om zich aan te passen aan de klimaatverandering en robuust genoeg om de genoemde ecologische functies te kunnen blijven vervullen. Daartoe wil het Waddenfonds programma’s en projecten ondersteunen via de onderstaande vier themalijnen. Hierbij worden de volgende lijnen gehanteerd:
- •
kennisontwikkeling met leren door doen-pilots;
- •
stimuleren en uitvoeren van no regret-maatregelen.
Om de doelen van het Uitvoeringskader voor het thema Natuur te realiseren richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan en gericht zijn op meer ruimte voor natuurlijke processen, verbetering onderwaternatuur, versterken van de swim- en flywayfunctie, vergroten biodiversiteit kustgebied en verduurzaming van het economisch medegebruik buiten de gesloten gebieden van de Waddenzee.
Projecten dienen invulling te geven en bij te dragen aan de doelen van een of meer van onderstaande themalijnen:
Gespecificeerde doelen
Thema Natuur |
Themalijn: Meer ruimte voor natuurlijke processen, versterken van de Waddenzee en de randen van het Wad. Gespecificeerde doelen
|
Themalijn: Versterken en verbeteren onderwaternatuur Gespecificeerde doelen
|
Themalijn: Versterken swimway voor vissen en flyway voor vogels Gespecificeerde doelen
|
Themalijn: Vergroten biodiversiteit kustgebied en op de Waddeneilanden Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Meer ruimte voor natuurlijke processen en versterken van de Waddenzee en de randen van het wad
Het Waddenfonds stimuleert maatregelen die zo veel mogelijk bijdragen aan herstel van natuurlijke processen in de Waddenzee. Ook wil het Waddenfonds randvoorwaarden creëren waardoor de ecologische functies van de Waddenzee beter tot hun recht komen. Verder zet het Waddenfonds in op ecologische verbetering van de Eems-Dollard. Daartoe bevorderen we de aanwezigheid van een kwalitatief goede mix van habitattypes in voldoende dichtheid en niet te ver van elkaar verwijderd. Daarmee worden de mogelijkheden voor vogels en vissen om te foerageren, broeden en migreren vergroot en wordt bijgedragen aan de instandhouding van (bedreigde) populaties.
- •
Het versterken van de Waddenzee door het realiseren van meer wadachtige milieus en binnendijkse brakwatergebieden en door het vergroten van het areaal gesloten gebied;
- •
Het realiseren van meer geleidelijke zoet-zout overgangen. De afgelopen jaren heeft het Waddenfonds al bijgedragen aan dit soort overgangen in de Afsluitdijk, de kop van Noord-Holland en het Lauwersmeergebied. Tot 2027 richten we ons op nieuwe initiatieven hiervoor (bijvoorbeeld bij Termunten, Harlingen) en op initiatieven die bestaande zoet-zout overgangen robuuster en/of geleidelijker maken. Dat kan bijvoorbeeld bij het Lauwersmeergebied, de kop van Noord-Holland, of bij de Eems-Dollard/Westerwoldse Aa;
- •
Verbetering van de natuur in de Eems-Dollard. Daarvoor sluit het Waddenfonds aan bij de doelen van het programma ED2050: verbeteren habitatdiversiteit, kwaliteit en meegroeien slikken en kwelders met de zeespiegelrijzing, een natuurlijk troebele Dollard (wezenlijk lagere slibconcentraties en verhoging primaire productie), meer geleidelijke zoet-zoutovergangen, ruimte voor natuurlijke processen en meer zwevende en bodemalgen t.o.v. 2012);
- •
Tot 2027 ondersteunt het Waddenfonds voor de Eems-Dollard alleen projecten die reeds bestaande aantoonbaar aanvullen. Het betreft hier onderdelen van het programma Vitale kust Eems-Dollard, zoals de Dubbele Dijk, de Kleirijperij, polder Breebaart, Grote polder Termunten en de Brede Groene Dijk, waar het in alle gevallen slibverwijdering betreft. Nieuwe projecten dienen substantieel bij te dragen aan de doelstelling van het programma ED2050 om vanaf 1-1-2023 jaarlijks 1 miljoen ton slib te verwijderen. Tevens komen nieuwe pilotprojecten voor subsidie in aanmerking die doelen van het programma ED2050 versneld realiseren of daar hogere ambities aan toevoegen. Dat kunnen bijvoorbeeld projecten zijn op het gebied van slibinvang (en nuttig hergebruik van dat slib), het vergroten van de habitatdiversiteit, meer algen in de Dollard en projecten die bijdragen aan het ‘natuurlijk troebel’ worden van de Eems-Dollard;
- •
Het vergroten van het areaal onberoerde wadbodems door als onderdeel van het convenant Viswad het voor visserij gesloten gebied in de Waddenzee te vergroten. In de gesloten gebieden willen we vooral “leren van niets doen”, de rust gehandhaafd zien en natuurherstelprojecten ondersteunen (zie daarvoor verder het thema Duurzame Visserij);
- •
Meer dynamiek realiseren in de kustverdediging van de eilanden en het kustgebied. Dat kan via maatregelen die aansluiten bij de dijkversterkingsprojecten van het Programma Hoogwaterbescherming en/of het Deltaprogramma (deelprogramma Waddengebied);
- •
Voor het in stand houden van stabiele populaties is voor broedvogels behoud van de Waddenzee als broedgebied van het grootste belang. De aandacht is onder meer gericht op de soorten tapuit, strandplevier, kiekendief, noordse stern en velduil. Uit recente onderzoeken blijkt dat de aantallen van de meeste soorten broedvogels teruglopen. Aanleg van nieuwe en verbetering van bestaande binnendijkse broedgebieden in de duinen en (brakke) kustbiotopen dragen bij aan het voortbestaan van broedvogels in het Waddengebied. Kansrijke locaties daarvoor zijn onder meer de kop van Noord-Holland, de Afsluitdijk, Noordpolderzijl en Ameland. Om buitendijkse broedlocaties te stimuleren zijn kwelderophoging en kwelderontwikkeling aan de wadzijde van de eilanden een mogelijkheid. Voor het overige dienen projectaanvragen aan te tonen dat ze aanvullend zijn c.q. voortborduren op de (tussentijdse) resultaten van de projecten Wadvogels van Allure, Rust voor vogels, Ruimte voor mensen en Wij en Wadvogels;
- •
Omdat de dynamiek in de Waddenzee door de bedijking sterk is afgenomen overstromen er veel broedgebieden in het vogelbroedseizoen. Daarom is het nodig om voor bepaalde soorten wad- en broedvogels predatiebestendige vogeleilanden aan te leggen, bij voorkeur nabij geschikte voedselgebieden en/of geleidelijke zoet-zoutovergangen. Locaties die voldoende bescherming bieden tegen overstroming en predatie en die bij foerageergebieden liggen zijn bij uitstek geschikt als hoogwatervluchtplaats. De plekken die de meeste kans bieden voor deze visetende vogels, zoals sterns, liggen vooral langs de Afsluitdijk, op en langs de eilanden en op plekken langs de Waddenkust als onderdeel van een verbeterde kustverdediging.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
het aanleggen en verbeteren van habitats (zoals hoogwatervluchtplaatsen/kwelders) en/of het versterken van de voedselbeschikbaarheid en het verbeteren van milieuomstandigheden voor wad-, duin- en kustvogels en residente vissen om te foerageren, te migreren en te rusten en te broeden/paaien;
- •
maatregelen om de natuur te verbeteren in voor visserij gesloten gebieden;
- •
aanleg van brakwatergebieden of kwelderachtige habitats binnendijks;
- •
maatregelen die leiden tot verwijdering van slib uit de Eems-Dollard (mits ze voortborduren op lopende projecten of geheel nieuwe projecten), bij voorkeur in combinatie met maatregelen die de natuurwaarde van de Waddenzee of het aangrenzende kustgebied versterken;
- •
de realisering van geleidelijke zoet-zoutovergangen op de genoemde locaties met, waar relevant als onderdeel daarvan, aanleg van (binnendijkse) brakwatergebieden en/of de realisering van vogeleilanden of hoogwatervluchtplaatsen voor visetende vogels in samenhang hiermee;
- •
maatregelen die invulling geven aan meer dynamiek in het kustbeheer op de eilanden (bijvoorbeeld via stuifdijken/duinen, kerven in de dijk of ‘washovers’);
- •
met pilots testen of de natuurlijke sedimentatie en de dynamiek van de Waddenzee te versterken is.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
hectares brakwatergebied binnendijks
- •
hectares gerealiseerd slibinvang gebied
- •
hetctares habitats voor onderwaternatuur (oesterbanken, zeegras, riffen e.d.)
2. Versterken en verbeteren onderwaternatuur
Afweging en doel
Biobouwers als zeegras en mossel-/oesterbanken zijn van groot belang voor de biodiversiteit van de Waddenzee en voor een evenwichtige opbouw van het voedselweb. Onderwaternatuur betreft met name de onderdelen aan de onderkant van het voedselweb zoals primaire producenten (bijvoorbeeld phytoplankton; algen; zeewier/zeegras), biobouwers (zeegras, mosselen oesterbanken, e.d.) en planteneters (zoals zoöplankton, schaaldieren zoals kokkels e.d.). Het Waddenfonds wil projecten stimuleren die de randvoorwaarden creëren of versterken voor een verbeterde ontwikkeling van de onderwaternatuur. Daarbij moeten de indieners aantonen dat zij voortborduren op de resultaten van projecten zoals Waddenmozaïek en de diverse zeegrasprojecten die het Waddenfonds heeft ondersteund.
Zeegras is één van de belangrijke biobouwers. Verder is zeegras van belang voor vele diersoorten omdat het dient als kraamkamer, foerageergebied en schuilplaats. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn beleidsdoelen met betrekking tot zeegras geformuleerd (STOWA, 2012). Het streven is om in 2028 circa 10.000 ha zeegras in de Waddenzee te hebben gerealiseerd, met een minimale bedekking van 5%. Dit areaal moet gaan bestaan uit zowel klein zeegras (circa 2/3) en groot zeegras (circa 1/3) waarbij geen onderscheid tussen sublitoraal en litoraal4 wordt gemaakt. Het Waddenfonds heeft meerdere zeegrasprojecten gesteund en dankzij de uitkomsten daarvan is nu op hoofdlijnen bekend met welke methode we het droogvallende zeegras terug kunnen brengen: de eerste resultaten van die methode bij Griend zijn veelbelovend. Voor de aanleg van droogvallende zeegrasvelden is een financiële bijdrage van het Waddenfonds niet per se nodig. De beheerders van de Waddenzee kunnen de velden zelf aanleggen en beheren. De uitkomsten van het project Waddenmozaïek bepalen of en in welke mate het Waddenfonds grootschalig herstel van sublitorale zeegrasvelden meefinanciert. Voor herstel van klein zeegras wil het Waddenfonds de volgende stappen die nodig zijn voor herstel ondersteunen.
Het Waddenfonds wil initiatieven stimuleren om de bodemmosselzaadvisserij en/of de mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s) verder te verduurzamen. Ook wil het Waddenfonds initiatieven voor binnendijkse mosselkweek ondersteunen. Dat gebeurt via het thema voor Duurzame Visserij.
Wadplaten hebben een rijk bodemleven en kennen een grote biodiversiteit. Daarmee staan ze aan de basis van het voedselweb. Voor deze locaties (zie Bijlage 6: Vijf toplocaties ) is het van belang dat ze meegroeien met de zeespiegelstijging/bodemdaling, dat de invloed van menselijk gebruik afneemt en dat de rust er wordt gehandhaafd. Deze locaties zijn de meest kansrijke voor ontwikkeling van biobouwers en schelpdierbanken.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
maatregelen ter vergroting van het areaal biobouwers (bijvoorbeeld ongestoorde natuurlijke mosselbanken, oesters en zeegrasvelden);
- •
maatregelen die het bodemleven verbeteren door de aanleg/ontwikkeling van ruwe bodemstructuren (mits aangetoond dat die geen negatieve ecologische effecten hebben).
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
areaal geleidelijke zoet-zoutovergangen en (binnendijkse)-brakwatergebieden in hectare (na)bij de gerealiseerde voorzieningen;
- •
areaal gerealiseerd predatievrij vogeleiland of hoogwatervluchtplaats of kwelder;
- •
areaal verbeterde habitats onderwaternatuur.
3. Versterken swimway voor vissen en flyway voor vogels
Afweging en doel
De Waddenzee is een belangrijke schakel in de trekroutes van vogels en vissen, die er foerageren, rusten en opvetten. Veel vogel- en vissoorten maken maar een bepaalde periode of voor specifieke behoeften gebruik van de Waddenzee. Rust en voedselaanbod in de hotspots van de fly- en swimway is voor trekvissen en –vogels noodzakelijk. Niet alleen om te kunnen overleven, maar ook om een levensvatbare populatie in stand te houden.
Voor minimaal zestig soorten trekvogels is de Waddenzee het belangrijkste rust- en voedselgebied op hun route naar broed- en overwinteringsgebieden. Negen soorten trekvogels zijn voor meer dan 50% van hun hele flyway populatie afhankelijk van het Waddengebied. Uit onderzoek blijkt dat hoe afhankelijker een vogel is van de Waddenzee (voor o.a. voedsel, rust, broedplek), hoe slechter het met de betreffende soort gaat. Dit wordt veroorzaakt door lokale factoren in het Waddengebied. Het Waddenfonds heeft al veel projecten ondersteund die de flyway versterken zoals Rust voor vogels, ruimte voor mensen en Wij en Wadvogels. Nieuwe initiatieven dienen aantoonbaar aan te sluiten bij en voort te borduren op de (tussentijdse) uitkomsten van die projecten.
Er is nog onvoldoende kennis over de populatiedynamiek van trekvissen en de gevolgen van menselijke activiteiten en habitatvereisten. Daardoor is er een minder scherp beeld van de betekenis van de Waddenzee voor trekvissen. Wel is bekend dat er ca. honderd soorten voorkomen in de Waddenzee en dat hun populaties afnemen zonder dat per soort exact duidelijk is waardoor. Kenmerkende soorten die vroeger veel voorkwamen zoals haaien en kabeljauw zijn (vrijwel) verdwenen en de functie van kraamkamer voor soorten als de schol neemt af. Via kennisontwikkeling over indicatieve vissoorten wordt trilateraal ingezet op herstel van de populaties trekvissen. Het Waddenfonds heeft meerdere projecten ondersteund die hier meer kennis over moeten opleveren zoals ‘Swimway’ en ‘Ruim Baan voor vissen 2’. Ook heeft het Waddenfonds de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de fysieke inrichting van het kustgebied. Zo zijn er geleidelijke zoet-zoutovergangen gekomen en werden barrières weggenomen in de trekroutes door aanleg van vispassages. Verder werden gemalen en andere kunstwerken in watergangen visvriendelijk gemaakt. Zo ontstonden paai- en doortrekgebieden voor trekvissen. Nieuwe initiatieven moeten zich vooral richten op de concrete invulling van aanbevelingen vanuit de projecten Swimway, RBVV2 en Waddenmozaïek.
Waterschappen en sportvisorganisaties zijn er samen verantwoordelijk voor dat het kustgebied beter wordt ingericht en ontsloten als doortrek- en/of paaigebied voor trekvissen. Het Waddenfonds ondersteunt nieuwe initiatieven op dat gebied in principe alleen als onderdeel van integrale dijkversterkingsprojecten in het kustgebied.
Fysieke maatregelen en pilot-/demoprojecten in het waddengebied die bijdragen aan verbetering van hotspots in de swim- en flyway (inclusief de – participatieve (1) – monitoring naar de ecologische betekenis van te nemen maatregelen) kunnen in aanmerking komen voor bijdragen van het Waddenfonds.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
het aanleggen en verbeteren van habitats (zoals hoogwatervluchtplaatsen/kwelders) en/of het versterken van de voedselbeschikbaarheid en het verbeteren van milieuomstandigheden voor trekvogels en trekvissen om te foerageren, te migreren en te rusten en te broeden/paaien;
- •
fysieke maatregelen die leiden tot de aanleg van nieuwe hotspots of tot een betere functievervulling als hotspot voor swimway- en flyway populaties;
- •
de realisering van geleidelijke zoet-zoutovergangen op de genoemde locaties met waar relevant als onderdeel daarvan realisatie van (binnendijkse) brakwatergebieden en/of in samenhang hiermee de realisering van vogeleilanden of hoogwatervluchtplaatsen voor visetende vogels.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
areaal geleidelijke zoet-zoutovergangen en (binnendijkse) brakwatergebieden in hectare (na)bij de gerealiseerde voorzieningen;
- •
areaal gerealiseerd predatiebestendig vogeleiland of hoogwatervluchtplaats of kwelder.
4. Vergroten biodiversiteit kustgebied en op de Waddeneilanden
Afweging en doel
Om de natuur en landschapswaarden van het kustgebied te versterken wil het Waddenfonds projecten ondersteunen die de biodiversiteit in het kustgebied en op de Waddeneilanden vergroten, Een voorwaarde hierbij is dat ze aansluiten en/of aanvullend zijn op de in het kader van de regiodeals of andere relevante beleidskaders gemaakte afspraken. Het kan gaan om natuurwaarden die karakteristiek zijn voor het Waddengebied en die passen bij de kenmerkende landschapstypes voor dit gebied. Het gaat onder meer om akkervogels, weidevogels, vissen en natuur die te vinden is in het buitengebied, de havens en langs watergangen en op daarmee verbonden harde structuren als dijken en dammen. Het Waddenfonds stimuleert het herstel van landschapselementen waar de genoemde natuurwaarden baat bij kunnen hebben, via het thema WCL.
Het Waddenfonds streeft naar vergroting van de biodiversiteit, gerekend vanaf het jaar 2016. Dat kan gerealiseerd worden via projecten in het kader van natuur inclusieve landbouw, natuur in de havens, natuurrijke dijken via dijkversterkingsprojecten en projecten van de beheerders van bos en natuurgebieden in het kustgebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
projecten die bijdragen aan vergroting van de betekenis van de kenmerkende natuurwaarden van het kustgebied, opdat het besef van de specifieke kenmerken en kwetsbaarheden bijdraagt aan het zorgvuldig gebruik en beheer ervan;
- •
activiteiten die bijdragen aan versterking van natuurwaarden in het kustgebied.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
handboeken hoe de biodiversiteit te vergroten in de landbouw en in de havens;
- •
aantal gerealiseerde natuurprojecten.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschapsontwikkeling
Achtergrond
Waddenzee, Waddeneilanden en Waddenkust vormen een bijzonder natuur- én cultuurlandschap. Buitendijks is de Waddenzee een hoogst dynamisch intergetijdengebied van mondiale ecologische importantie. Het bezit niet voor niets de status van Werelderfgoed, verleend door de Unesco. Binnendijks ligt het verstilde terpen- en wierdengebied: een landschap van rust, ruimte en vergezichten. Uniek voor Nederland qua schaal, aard en weidsheid.
Door het gehele Waddengebied is er een grote verscheidenheid aan natuurlijke en landschappelijke structuren. Zoals grootschalige openheid, dijken en maren (voormalige kronkelende wadgeulen of wadprielen) in het kustgebied tot zandplaten, kwelders, strand en duinen op de eilanden. Ook de aardkundige waarden, elementen in het landschap die ons iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied, zijn het beschermen waard.
Daarnaast is de bijzondere verhouding tussen mens en zee goed zichtbaar in het landschap. Het leven met de zee uitte zich in elementen als polders, dijken en terpen/wierden. Maar ook is het verleden en de identiteit terug te zien in de bebouwing en het landgebruik. Andere elementen van menselijke activiteiten zijn door natuurkrachten uit het zicht verdwenen (verdronken nederzettingen, ondergestoven dorpen. Onder de (water)oppervlakte liggen belangrijke cultuurhistorische schatten.
Doel van het Waddenfonds is het behouden en versterken van de kernwaarden van het Waddengebied en de voor het Waddengebied typische cultuurhistorische en landschappelijke elementen.
Behoud is mogelijk door cultuurhistorisch erfgoed van het Waddengebied een toekomstbestendige functie te geven. Als effect (outcome) van deze doelen wil het Waddenfonds bereiken dat de identiteit en eigenheid van het Waddengebied behouden blijven en dat de bewoners en bezoekers daar trots op kunnen zijn. De kwaliteit van het landschap en de daaraan verbonden cultuurhistorie moeten zichtbaar en beleefbaar zijn voor bewoners en toeristen. Het is van belang dat bewoners betrokken zijn bij het Werelderfgoed, het waarderen en benutten waardoor zij zich eigenaar van dit unieke landschap gaan voelen. Maar wel een op zodanige manier dat recreatief en toeristisch gebruik mogelijk blijven.
In dit thema gaat het voornamelijk over het behouden en versterken van deze unieke waarden. De kwaliteit van het landschap (als drager van één samenhangend internationaal Waddengebied) staan centraal in dit thema (als onderdeel van hoofddoel 1). De ontstaansgeschiedenis van het gebied vormt de basis voor het recreatief en toeristisch gebruik (beleving). In het Uitvoeringsprogramma vormt deze belangrijke economische functie een apart thema gerangschikt onder hoofddoel 3.
Het beleven van de belangrijke unieke waarden van dit landschap (inclusief de culturele- of iconische objecten die de bestaande kernwaarden versterken en leiden tot hernieuwde waardering van het landschappelijk en cultuurhistorisch erfgoed) voor toeristen en recreanten (inclusief de culturele- of iconische objecten die de bestaande kernwaarden versterken en leiden tot hernieuwde waardering van het landschappelijk en cultuurhistorisch erfgoed) wordt verder vormgegeven onder het thema Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme (DRT) in samenhang met de verhaallijnen zoals die in ‘Visit Wadden” zijn vorm gegeven.
Gespecificeerde doelen
Thema: Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschap Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
Projecten moeten bijdragen aan de doelen van één of meer onderstaande themalijnen
1. Versterken en ontwikkelen van de kwaliteit en kernwaarden Waddengebied
Afweging en doel
De bijzondere verhouding tussen mens en zee is goed zichtbaar in het landschap. Het Waddengebied bestaat uit veel verschillende landschapstypen (zoals het kwelderlandschap en het terpen/wierdenlandschap) en kustvormen (zoals primaire waterkeringen, zichtbare historische dijken en verdwenen dijken). Sommige zijn natuurlijk ontstaan, andere als gevolg van de bijzondere verhouding tussen de mens en de zee. Het leven met de zee kreeg vorm in elementen als polders, dijken, terpen/wierden. Maar ook zijn het verleden en de identiteit terug te zien in de bebouwing en het landgebruik. Het waddengebied is één van de oudst bewoonde gebieden van Noordwest-Europa waarvan nog vele sporen getuigen (terpen/wierden, dijken, meanders, kwelders, kreken, diverse vormen van cultureel erfgoed, etc.). Kenmerkend aan de eilanden is dat op een relatief klein oppervlakte, een grote afwisseling van reliëf en schaal te vinden is. Zij zijn kenmerkend voor de identiteit van het Waddengebied.
Andere elementen van menselijke historie zijn door natuurkrachten uit het zicht verdwenen, zoals bijvoorbeeld de verdronken nederzettingen. Onder de oppervlakte liggen ook belangrijke cultuurhistorische schatten die het maritiem erfgoed vormen. De scheepswrakken onder het water vertellen een geschiedenis van vele eeuwen zeevaart. Ook de historische havens in steden en dorpen vertellen hun eigen verhaal wat beter beleefbaar kan worden gemaakt.
De kernwaarden van het Waddengebied zijn de natuurlijke dynamiek van de Waddenzee, de rust, ruimte, stilte, duisternis, de waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee.
Doel van deze themalijn is het behoud en versterking van deze kernwaarden zodat de identiteit en eigenheid van het Waddengebied behouden blijft.
De kernwaarden kunnen worden behouden door te investeren in versterking van de typische landschappelijke elementen en structuren. Het beoogd effect is dat het bewustzijn van bewoners en bezoekers van de betekenis van dit unieke landschap wordt vergroot. Activiteiten gericht op het benutten en beleefbaar maken van de kernwaarden die zorgen voor draagvlak en eigenaarschap bij bewoners zijn subsidiabel.
De verschillende te behouden landschapstypen, structuren van nederzettingen/dorpen en steden, stelsel van dijken, enz. staan beschreven in de Gebiedsagenda Waddengebied 2050. Het Waddenfonds hanteert voor deze themalijn de basiskaart Landschap & Erfgoed uit deze agenda.
Voor een verdere uitwerking zijn de volgende provinciale kaarten van belang:
- •
De kwaliteitsgids provincie Groningen (kwaliteitsgidsgroningen.nl);
- •
De leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord Holland https://leidraadlc.noord-holland.nl/ met daaronder de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (noord-holland.nl);
- •
Visie Grutsk op ‘e Romte van de provincie Fryslân waarin een cultuurhistorische- en een landschapstypekaart zijn opgenomen. Ruimtelijke kwaliteit, Erfgoed en Landschap - Woon- en Leefomgeving - Beleidsthema's - Provincie Fryslân.
Het Waddenfonds richt zich met name op het behouden, versterken en ontwikkelen van de kwaliteit en kernwaarden van het Waddengebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Projecten die bijdragen aan het behoud en versterken van de natuurlijke en landschappelijke structuren/elementen en die gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten versterken.
- •
activiteiten die de kwaliteit van het landschap, de grote verscheidenheid aan kustvormen en de aan het Waddengebied verbonden cultuurhistorie benadrukken en/of zichtbaar maken (verdwenen elementen);
- •
investeringen die het verleden en de identiteit van voor het Waddengebied kenmerkende landschapstypes terug laten zien in bebouwing en het landgebruik. Activiteiten die de identiteit van steden/dorpen en de eilanden benadrukken;
- •
projecten die bijdragen aan het behouden van de kernwaarden, zoals bijvoorbeeld het beschermen van de open ruimte, rust en duisternis;
- •
activiteiten gericht op het benutten van de waarde van de voor het Waddengebied typische landschappelijke structuren en cultuurhistorische elementen (inclusief de elementen in het landschap die ons iets vertellen over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van een gebied en de verdwenen cultuurhistorische elementen);
- •
activiteiten gericht op het vertellen van /informeren over de kernwaarden van het Waddengebied en/of Werelderfgoedstatus aan bewoners en bezoekers, alleen als onderdeel van een concreet project met fysieke investeringen in de kernwaarden.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
het restaureren van dijkcoupures, accentueren van slapersdijken gecombineerd met de biodiversiteitsopgaven;
- •
het zichtbaar maken van verdronken nederzettingen en ondergestoven dorpen;
- •
oude kreekpatronen en slenken die deels toegankelijk en zichtbaar worden gemaakt voor wandelaars;
- •
het zichtbaar en fysiek dan wel virtueel toegankelijk maken van verdwenen cultuurhistorische elementen.
2. Meer benutten cultuurhistorie (op niveau van elementen)
Afweging en doel
Naast het behouden van de unieke waarden van het landschap met haar rijke, bewogen historie heeft het Waddengebied ook krachtige lokale identiteiten die zichtbaar zijn in gebouwen, cultuurlandschappen en archeologie. Deze elementen (het karakteristiek erfgoed, het industrieel erfgoed en de bijzondere bebouwing) benadrukken vaak de historische identiteit van steden, dorpen en eilanden.
Het doel van deze themalijn is het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed van het Waddengebied. Dit kan door het versterken van bovengenoemde elementen, en daar waar mogelijk het toevoegen van een toekomstbestendige functie. Het Waddenfonds wil niet alleen investeren in het behoud van cultuurhistorische gebouwen, maar ook borgen dat die toekomstbestendig worden. Wij vinden het belangrijk dat deze gebouwen worden benut en (gedeeltelijk) openbaar toegankelijk zijn.
Daarbij willen wij dat bestaande cultuurhistorische gebouwen zoveel mogelijk worden opengesteld voor publiek. Wij willen ook het bewustzijn bij en de verbondenheid van bewoners en bezoekers met het cultuurhistorisch erfgoed vergroten. Dit echter alleen als onderdeel van projecten die zijn gericht op fysieke investeringen in behoud en/of waaraan een functie wordt toegevoegd. Projecten hiervoor moeten leiden tot het benutten van de waarde van het cultuurhistorisch element en tot een duurzame toekomst daarvan.
Het beleven van het cultuurhistorisch element voor toeristen kan verder worden vormgegeven in het thema Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme (DRT). Dit in samenhang met de verhaallijnen zoals die in ‘Visit Wadden” zijn samengesteld. Het ontwikkelen van arrangementen e.d. valt onder het thema DRT.
Het Waddenfonds draagt alleen bij aan het restaureren of herstellen van cultuurhistorisch- of landschappelijk waardevolle elementen en gebouwen als hieraan een toekomstbestendige functie wordt gekoppeld. Verder moeten ze publiek toegankelijk zijn, of het project anderszins een onmiskenbare bijdrage leveren aan de beleefbaarheid van gebiedseigen landschappelijke kwaliteiten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
activiteiten die voor het Waddengebied typische cultuurhistorische gebouwen een toekomstbestendige functie geven en activiteiten gericht op het openstellen van het cultuurhistorisch erfgoed. Te denken valt aan: kerken, boerderijen, industrieel erfgoed oorlogserfgoed, e.d.;
- •
activiteiten gericht op het benutten van de waarde van de voor het Waddengebied typische cultuurhistorische elementen indien deze in samenhang worden uitgevoerd met het versterken ervan;
- •
activiteiten/investeringen gericht op het behouden en versterken van de structuur van nederzettingen, dorpen en steden, en relatie met de omgeving;
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
erfgoedlogies (behoud van een cultuurhistorisch pand door daar erfgoedlogies in te realiseren);
- •
karakteristiek erfgoed (monumentale gebouwen, industrieel- en militair erfgoed) versterken met een nieuwe functie;
- •
beeldbepalende gebouwen (kerken, boerderijen, schoolgebouwen) versterken en openstellen, zodanig dat ze kunnen worden opgenomen in een themaroute (zie Duurzame recreatie en duurzaam toerisme);
- •
het oorlogserfgoed herbestemmen en een toekomstbestendige functie geven;
- •
een project met het in beeld brengen en versterken van de historische kerkhoven en begraafplaatsen waarbij de historie zichtbaar wordt gemaakt.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Water, Bodem, Licht en Geluid
Achtergrond
Uit de tussentijdse evaluatie van het Waddenfonds in 2020 is naar voren gekomen dat het Waddenfonds nog weinig projecten heeft kunnen ondersteunen die bijdragen aan de hoofddoelstelling Externe Bedreigingen. In het thema Water, Bodem, Licht en Geluid is nader uitgewerkt hoe het Waddenfonds invulling geeft aan deze hoofddoelstelling. Het Waddenfonds zal de komende jaren extra inspanning leveren om aan deze doelstelling invulling te kunnen geven.
In 2020 heeft de Waddenacademie in opdracht van het Waddenfonds een quick scan uitgevoerd naar mogelijke prioriteiten voor het Waddenfonds ten aanzien van de hoofddoelstelling “het verminderen en wegnemen externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee”. Bij het begrip “externe bedreigingen” gaat het om bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, waarbij het begrip “extern” ruim wordt uitgelegd. Gedacht kan worden aan klimaatverandering, diverse verontreinigingen (toxische stoffen, zwerfvuil, olielozingen,) storten baggerspecie, eutrofiëring, plastic maar ook aan toerisme, visserij en havenactiviteiten. Deze quick scan en de ontwerp-agenda voor het Waddengebied 2050 vormen tezamen de basis van de doelstellingen en subsidiabele activiteiten onder dit thema.
Het Werelderfgoed Waddenzee is een uniek en kwetsbaar gebied. Het gebied heeft specifieke kwaliteiten (kernwaarden) en natuurwaarden die behouden of verbeterd moeten worden. Uitgangspunt voor de delen van de Waddenzee die niet gesloten gebied zijn, is dat menselijk medegebruik mogelijk moet blijven. Dat moet conform de doelen van de concept Gebiedsagenda Wadden 2050, afgestemd worden op de natuur en landschapswaarden van de Waddenzee. Menselijk medegebruik mag daar geen negatieve gevolgen voor hebben.
Het kan hier gaan om bedreigingen waarvan de oorzaken buiten het Waddengebied gelegen zijn, maar ook om bedreigingen als gevolg van menselijk activiteiten binnen het Waddengebied. Bedreigingen kunnen voortvloeien uit plotselinge gebeurtenissen (bijvoorbeeld een scheepsramp), uit sluipende cumulatieve processen (bijvoorbeeld verspreiding van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen) maar ook als doorwerking van maatregelen uit het verleden zoals afsluitingen van estuaria.
Het verminderen van bedreigingen van bepaalde menselijke activiteiten zijn ondergebracht bij de desbetreffende thema’s, zoals Duurzame Visserij, Duurzame Havens, Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme. Maatregelen om in te spelen op de gevolgen van de klimaatverandering (bijvoorbeeld verdroging en verzilting) vallen onder andere thema’s.
Om zo effectief mogelijk te zijn in de bestrijding van de externe bedreigingen wordt bij voorkeur ingezet op bronaanpak. Als er immers geen of minder vervuiling plaats vindt, dan is het opruimen van die vervuiling niet of minder nodig. Als er geen of minder verstoring plaats vindt, dan hoeven er ook geen of minder herstelactiviteiten plaats te vinden. Zolang er nog vervuiling plaats vindt, zal echter ook moeten worden ingezet op opruimen van de vervuiling. En zolang er verstoringen plaats vinden, moet de impact daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.
De kennis over bepaalde bedreigingen is nog beperkt, bijvoorbeeld omdat effecten van bepaalde verontreinigingen of geluidshinder op de ecologie onbekend of lastig te meten zijn.
De veelheid en verscheidenheid van de externe bedreigingen, de kennisleemten en het gebrek aan “eigenaarschap” van de problematiek maakt het prioriteren en aanpakken van deze bedreigingen complex. Op projectniveau wordt de problematiek vaak onvoldoende gevoeld of wordt het beperken van effecten niet als zinvol beschouwd (‘druppel op gloeiende plaat’). Toch kunnen oplossingen op kleine schaal juist van groot belang zijn om deze cumulatieve problemen op termijn op te lossen.
Het Waddenfonds zet daarom vooral (maar niet uitsluitend) in op pilots waarbij kennis wordt opgedaan over deze aspecten. Het Waddenfonds zet daarom met name (maar niet uitsluitend) in op pilots om in de praktijk kennis op te doen, met als doel deze in een later stadium te kunnen opschalen. Het belangrijkste doel binnen thema is het voorkomen en verminderen van bodemverstoring en verontreinigingen.
Gespecificeerde doelen
Thema: Bodem, water, licht en geluid Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Verontreiniging door cumulatie
Afweging en doel
Verontreiniging door meerdere bronnen is een bedreiging voor de waterkwaliteit van de Waddenzee. Deze verontreinigingen kunnen via de kanalen en rivieren in de Waddenzee terecht komen (zoals zwerfvuil of medicijnresten). Ze kunnen ook het gevolg zijn van scheepsrampen (zoals olie of plastic) of menselijk handelen (afval over boord gooien).
Ook het type verontreinigingen is divers. Het kan gaan om microverontreiniging (toxische stoffen, zwerfvuil en olielozingen), baggerspeciestortingen, microplastics, bestrijdingsmiddelen, exoten of een te hoge belasting van nutriënten.
Het doel van deze themalijn is om deze verontreinigingen te voorkomen en/of te verminderen of de negatieve effecten (nu en/of in de toekomst) ervan tegen te gaan, zodat de waterkwaliteit van de Waddenzee verbetert. Bewustwording kan (een beperkt) onderdeel uitmaken als onderdeel van pilots of projecten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
pilots of activiteiten die (substantieel) bijdragen aan vermindering of voorkomen van plastic in de Waddenzee (voorkomen);
- •
projecten waarbinnen een substantiële hoeveelheid plastic uit de Waddenzee wordt gehaald (opruimen);
- •
pilots gericht op het voorkomen van afval aan boord van gebruikers van de Waddenzee.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
een schoonmaakmachine die plastic verwijdert uit kanalen die uitmonden op de Waddenzee;
- •
alternatieve producten voor Single-Use Plastics (die veelvuldig als zwerfafval in de Waddenzee zijn aangetroffen);
- •
een techniek om het rioolwater te zuiveren van medicijnresten;
- •
aantal kubieke meters opgeruimd plastic.
2. Verminderen en/of voorkomen negatieve effecten baggeren en zandsuppleties en andere vormen van bodemverstoring
Afweging en doel
Baggeren is noodzakelijk om de vaargeulen op peil te houden en om de havens en eilanden bereikbaar te houden. Het kan - net als andere bodemberoerende activiteiten - negatieve effecten hebben op de waterkwaliteit van de Waddenzee. Daarom ondersteunt het Waddenfonds onder deze themalijn pilots en projecten die deze negatieve effecten verminderen of voorkomen, alsmede minder bagger verspreiden en die aanzetten tot duurzaam baggeren. Dat kunnen ook pilots zijn waarbinnen nieuwe nuttige toepassingen van slib worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in projecten voor natuurontwikkeling, dijkversterking en/of het ophogen van landbouwgronden. De projecten en pilots dienen aanvullend te zijn op reeds lopende projecten, zoals de projecten binnen het programma Vitale kust Eems-Dollard (zie thema Natuur).
Sinds 1990 wordt met verschillende vormen van zandsuppleties de basiskustlijn in stand gehouden. Sinds 2001 wordt ook het zandvolume in het kustfundament deels op peil gehouden. Onder invloed van zeespiegelstijging kunnen de hoeveelheden aan te voeren zand nog verder gaan toenemen. Het Waddenfonds wil (pilot) projecten ondersteunen die leiden tot kennis hoe de negatieve effecten van zandsuppleties op de natuur van de Waddenzee of de sedimentsamenstelling voorkomen kunnen worden. Dat geldt ook voor projecten die kennis opleveren hoe suppleties gecombineerd kunnen worden met een ‘plus’ voor de natuur
Datzelfde geldt voor pilot projecten die via leren door doen alternatieven voor en/of andere manieren van het suppleren van zand of het stabiliseren van de kustlijn ontwikkelen. Daartoe ondersteunt het Waddenfonds projecten en pilots die er aan bijdragen dat er geen negatieve effecten van zandsuppleties meer zijn.
Het doel van deze themalijn is om meer licht en/of zuurstof in de waterkolom te krijgen door minder bodem verstoring en/of minder slib. Hierdoor kunnen de ecologische kwaliteiten van de Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium verbeteren. Licht en zuurstof zijn namelijk noodzakelijk voor een gezond voedselweb. Daarnaast heeft deze themalijn tot doelde negatieve effecten van zandsuppleties op de natuur te verminderen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
pilots of activiteiten die bijdragen aan meer licht en/of zuurstof in de waterkolom in de Waddenzee door minder bodemverstoring en/of minder slib en suspensie;
- •
pilots gericht op het ontwikkelen van innovatieve technieken die de effecten van het baggeren op de waterkwaliteit verminderen en bijdragen aan minder vertroebeling van het water;
- •
projecten die ertoe leiden dat er locaties worden ingericht waar slib ingevangen, opgeslagen, gewonnen, gereinigd, gedroogd en/of bewerkt kan worden als voorbereiding op nuttige toepassingen;
- •
pilots waarbinnen nieuwe nuttige toepassingen van slib worden ontwikkeld;
- •
pilots uitvoeren met buitendijkse slibinvang (in combinatie met cyclisch kwelderbeheer) en binnendijkse invang;
- •
activiteiten gericht op het ontwikkelen van innovatieve technieken die de effecten van het baggeren en het verspreiden van bagger op de natuurwaarden en de waterkwaliteit verminderen en bijdragen aan minder vertroebeling van het water;
- •
pilots en projecten die ertoe leiden dat zandsuppleties slimmer worden uitgevoerd (zonder negatieve effecten op de natuurkwaliteit) of dat alternatieven worden ontwikkeld voor zandsuppletie die geen negatieve impact hebben op de natuur van de Waddenzee.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
nieuwe toepassing voor het gebruik van slib;
- •
kennisrapportage over alternatieve of verbeterde vormen van zandsuppleties (met meerwaarde voor de natuur);
- •
kennisrapportage over alternatieve of verbeterde vormen van baggeren;
- •
aantal kubieke meters nuttig hergebruikte of niet verspreide bagger.
3. Licht en geluid
Afweging en doel
Duisternis is één van de kernwaarden van het Waddengebied. Deze kernwaarde staat onder druk door menselijke activiteiten. Lichtvervuiling veroorzaakt ecologische schade. Het kan onder andere leiden tot verandering in trek- en broedgedrag van vogels.
Naast licht heeft ook geluid een verstorend effect op de dieren die leven in het Waddengebied. Geluidshinder op land, in de lucht of onder water is op zijn minst een stoorzender, maar kan ook het gedrag van dieren als vogels en zeezoogdieren beïnvloeden of hun gehoor beschadigen.
Het Waddenfonds heeft tot doel om duisternis te versterken en de geluidsoverlast te verminderen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
projecten die ertoe bijdragen dat verstoring door geluid en/of licht van diverse bronnen in het Waddengebied afneemt.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
reductie van verstoringsbronnen;
- •
kennisrapport over reductie van verstoringsbronnen.
4. Zoet water
Afweging en doel
Eén van de gevolgen van klimaatverandering is dat er in Nederland steeds vaker langdurige perioden van grote droogte zijn en perioden van (extreem) veel neerslag. De (extreme) neerslag kan in onvoldoende mate vast worden gehouden, doordat Nederland van oudsher het water zo snel mogelijk probeert af te voeren naar zee.
De beschikbaarheid van zoet water is echter van groot belang voor de landbouw, de natuur, de industrie in de havens en voor de drinkwatervoorziening. De beschikbaarheid van zoet water neemt echter af onder andere door verzilting van het grond- en het oppervlaktewater, maar ook door (langdurige) perioden van droogte. Daarom beoogt het Waddenfonds met deze themalijn ontwikkelingen in gang zetten die zoet water vasthouden en slim benutten en die tevens bijdragen aan behoud van voldoende toevoer van zoet water naar de Waddenzee. Activiteiten voor het vasthouden van zoet water in de landbouw vallen onder het thema “duurzame agrarische sector”.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
pilots die gericht zijn op de zelfvoorzienendheid in zoetwaterbehoefte met uitzondering van de landbouw.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
kennisrapport over vast houden van zoet water;
- •
nieuwe techniek om zoet water langer vast te houden;
- •
aantal hectares opvang/berging zoet water.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden
Duurzame recreatie en duurzaam toerisme
Achtergrond
Waddenzee, Waddeneilanden en Waddenkust vormen een bijzonder natuur- én cultuurlandschap. Buitendijks is de Waddenzee een hoogst dynamisch intergetijdengebied van mondiale ecologische importantie met de status van Werelderfgoed, verleend door de Unesco. Binnendijks ligt het verstilde terpen- en wierdengebied, een landschap van rust, ruimte en vergezichten, dat binnen Nederland uniek is qua schaal, aard en weidsheid. Het is één van de oudst bewoonde gebieden van Noordwest-Europa waarvan nog vele sporen getuigen (terpen/wierden, dijken, meanders, kwelders, kreken, diverse vormen van cultureel erfgoed, etc.).
De kernwaarden van het Waddengebied die hieruit voortvloeien zijn de dynamische natuur van de Waddenzee, de rust, ruimte, stilte, duisternis, de waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee. Deze kernwaarden vormen de basis voor de toeristische en recreatieve aantrekkingskracht.
Recreatie en toerisme zijn belangrijke economische dragers van het Waddengebied, vooral op de eilanden. Op de eilanden zorgt de toename van het toerisme er echter voor dat de leefbaarheid en de ecologische waarden onder druk komen te staan. Vaarrecreatie op de Waddenzee kan ook negatieve gevolgen hebben voor de fauna van de Waddenzee. Een toename van toerisme op de vaste wal kust kan juist bijdragen aan de leefbaarheid, doordat het bijdraagt aan het behoud van voorzieningen in krimpgebieden. Natuurlijk mag deze groei niet ten koste gaat van de rust of andere kernwaarden.
Het doel van het Waddenfonds is dan ook om te komen tot een duurzaam toeristisch-recreatief aanbod, dat bijdraagt aan verbetering en het beleefbaar maken van de kernwaarden van het gebied. Via andere thema’s wil het Waddenfonds negatieve effecten van toerisme op de kernwaarden verminderen of vermijden.
Gespecificeerde doelen
Thema: Duurzame recreatie en duurzaam toerisme Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Toerisme op basis van kernwaarden
Afweging en doel
Het Waddenfonds zet in op de ontwikkeling van nieuw toeristisch aanbod (attracties/ arrangementen), waardoor de bewoner en bezoeker de kernwaarden van het Waddengebied kunnen ervaren en beleven. Projecten dienen te passen bij en bij te dragen aan de overkoepelende verhaallijnen en/of programma’s gericht op duurzaam recreatie en toerisme rondom natuur en cultuurhistorie in het Waddengebied. Cultuur kan als middel ingezet worden om het landschap, de cultuurhistorie en de andere kernwaarden van het Waddengebied te beleven.
Om de economische kansen van UNESCO Waddenzee Werelderfgoed te verzilveren, de beleefbaarheid te vergroten en de kwetsbaarheid van natuur en landschap onder de aandacht te brengen, draagt het Waddenfonds bij aan de marketingcampagne VisitWadden. De verhaallijnen die binnen VisitWadden worden ontwikkeld, verbinden de bestaande en nieuwe projecten in het Waddengebied. Nieuwe initiatieven ontwikkelen producten die onder deze verhaallijnen onder de aandacht gebracht kunnen worden.
De verhaallijnen zijn:
- •
Werelderfgoed: mooiste natuurgebied van Nederland;
- •
Watererfgoed: leven op de grens van land en zee;
- •
Smaak van de Wadden: streekeigen producten;
- •
Strijd om de Wadden: het militaire erfgoed;
- •
Dag en Nacht van het Waddengebied;
- •
Landschap vol inspiratie: kunst, cultuur, bezinning en religie, Visserij en visserijcultuur;
- •
Een vruchtbaar landschap: landbouw en cultuurlandschap;
- •
Mens en Waddenkust.
Bij de uitbreiding van het toeristisch aanbod draagt het Waddenfonds bij aan projecten die passen bij de draagkracht van de leefomgeving. In de intensiveringsgebieden (Den Helder, Afsluitdijk, Harlingen, Lauwersoog, Delfzijl) zijn grootschaligere projecten mogelijk. In de extensieve gebieden beperkt de inzet zich tot kleinschalige projecten. Ontbrekende schakels in routenetwerken kunnen hierbij onderdeel zijn van het project om dat nieuwe aanbod te ontsluiten of bereikbaar te maken.
Voor de eilanden ligt daarbij de nadruk op projecten die gericht zijn op het verlengen van het toeristenseizoen, op kwaliteitsverbetering en op verduurzaming van het recreatief-toeristisch aanbod. Voor de verduurzaming van het recreatief-toeristisch aanbod zal het Waddenfonds innovatieve pilotprojecten ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van afval. Energiemaatregelen in de toeristische sector vallen onder het thema Verduurzaming energiehuishouding. Ook binnen dat thema geldt dat alleen innovatieve projecten mogelijk zijn.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
nieuw toeristisch aanbod (belevingsmogelijkheden, attracties en /of arrangementen) gebaseerd op het beleefbaar maken van de kernwaarden;
- •
verduurzaming van het recreatief-toeristisch aanbod, voor zover dit innovatieve onderdelen betreft.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
arrangementen die een verblijf aan de vaste wal verbinden met een dagje op een eiland;
- •
het realiseren van een kunstwerk waardoor het landschap en/of de cultuurhistorie “beleefbaar” gemaakt wordt.
2. Verduurzaming toeristische vervoer
Afweging en doel
Passend bij het karakter van het Werelderfgoed en de duurzaamheidsambitie van de eilanden wordt ingezet op “passende vervoersconcepten”, dat wil zeggen het zoveel mogelijk duurzaam, veilig en slim vervoer van toeristen en recreanten. Dat betreft zowel langs de kust (elektrische fietsen in plaats van gebruik van de eigen auto), het vervoer naar de eilanden (bagagevervoer, arrangementen met de bruine vloot, eilandhoppen) als op het eiland zelf (minder auto’s mee vanaf de wal).
Pilots die ertoe bijdragen dat de recreatieve scheepvaart omschakelt op waterstof of andere schone voortstuwingstechnieken kunnen ook in aanmerking komen voor steun van het Waddenfonds.
Het Waddenfonds streeft naar een zo duurzaam mogelijk toeristisch vervoer op de vaste wal, het water en de eilanden. Daardoor vindt er minder verstoring plaats in het Waddengebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
innovatieve pilots voor duurzame mobiliteit op de eilanden;
- •
pilots rondom “mobility as a service” (MaaS) voor het vervoer van toeristen en recreanten;
- •
projecten die bijdragen aan een “groene” infrastructuur langs de waddenkust;
- •
projecten die ervoor zorgen dat er meer rust ontstaat op de Wadplaten en er geen of minder verstoring van vogels en andere natuur op de Waddenzee plaats vindt door vaarrecreanten;
- •
pilots die ertoe leiden dat de recreatieve vloot stil en emissieloos gaat varen.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
fietsbus langs de waddenkust;
- •
emissieloze en stille recreatievaartuigen.
- •
besparing gebruik fossiele brandstoffen
3. Gastvrijheid/ambassadeurs
Afweging en doel
De status van Werelderfgoed is een kans voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme in het hele Waddengebied. Bezoekers van het gebied zijn zich alleen niet altijd bewust van de uniciteit van het Waddengebied en de Werelderfgoed-status van de Waddenzee. Het vergroten van de kennis over en de bewustwording van het Waddengebied is ook wenselijk om het draagvlak onder bezoekers voor de Werelderfgoedstatus te vergroten bij de bezoekers. De aanbieders van recreatieve en toeristische voorzieningen kunnen hier aan bijdragen, maar daar ook van profiteren.
In de afgelopen jaren heeft het Waddenfonds diverse projecten gesubsidieerd die een bijdrage hebben geleverd aan het opleiden van ambassadeurs, het ontwikkelen van educatiemateriaal en het verzamelen van (streek)verhalen. Daarnaast creëert het VisitWadden programma meer aandacht voor zowel de kwaliteiten als de kwetsbaarheden van het Werelderfgoed Waddenzee en “kweekt” het ambassadeurs voor het gebied. Om die reden zal het Waddenfonds eerst onderzoek (laten) doen naar de effecten van deze programma’s, voordat deze themalijn in een subsidieregeling open gesteld zal worden.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
projecten die zijn gericht op bevorderen van de kwaliteit van de aangeboden (wadden)producten en de kwaliteit van het gastheerschap;
- •
projecten die bijdragen aan beleving en bewustwording van de internationale betekenis van de Waddenzee als grootste intergetijdengebied ter wereld en het vergroten van het bewustzijn van deze betekenis bij de ondernemers in de toeristisch-recreatieve sector.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
leerlijn gastheerschap;
- •
opleiding voor vrijwilligers (van musea) die leren over de unieke waarden van het Werelderfgoed en die kunnen uitdragen.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Duurzame Energie
Achtergrond
Bij de productie van energie vindt uitstoot plaats van allerlei stoffen zoals CO2, NOx, fijnstof e.d. Deze stoffen kunnen nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteiten van natuur en landschap van het Waddengebied. Om dat te voorkomen stimuleert het Waddenfonds verduurzaming van de energieproductie.
Tegelijkertijd kan het verduurzamen van de energiehuishouding een impuls geven aan de economie van het Waddengebied. Daarom is hoofddoel C het realiseren van “Een duurzaam economische ontwikkeling in het Waddengebied dan wel het gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden”. Deze doelstelling sluit goed aan bij de doelen van het Rijk voor de energietransitie en van de ontwerp Gebiedsagenda 2050: “In 2030 de uitstoot van CO2 met minimaal 49 procent terugdringen”. In trilateraal verband hebben Nederland, Duitsland en Denemarken afgesproken te zullen streven naar een CO₂ neutrale Waddenzeeregio in 2030. Door de regio’s worden hiervoor Regionale Energie Strategieën (RES) ontwikkeld. Deze richten zich primair op grootschalige zon- en windenergie projecten. Omdat die ten koste kunnen gaan van de kernwaarden openheid en cultuurhistorie en mogelijk tot verstoring kunnen leiden van habitats en trekroutes van vogels, wil het Waddenfonds de energieproductie op basis van andere hernieuwbare bronnen stimuleren.
Met het thema verduurzaming van de energiehuishouding wil het Waddenfonds de volgende doelen realiseren:
- •
stimuleren en versnellen van de transitie om energie (elektriciteit, warmte en/of gas) met hernieuwbare, duurzame bronnen te produceren;
- •
het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van duurzame energie en warmte in het Waddengebied.
Het Waddenfonds wil deze doelen bereiken door innovaties die nog niet marktrijp zijn en zich bevinden in de TRL-fases 5-8 ondersteunen. Dit kunnen bijvoorbeeld innovaties zijn die energie opslaan, of innovaties voor warmtenetten of collectieve warmtepompen groen gas, smart grids e.d. Pilots die bijdragen aan het versneld realiseren van de rijksdoelen voor 2030 in 2026 in het Waddengebied komen in aanmerking voor subsidie. Specifieke rijksdoelen die hiervoor relevant zijn:
- •
20% van de gebouwde omgeving in 2030 aardgasvrij verwarmen;
- •
70% van alle elektriciteit uit duurzame bronnen in 2030;
- •
in 2030 de uitstoot van CO2 met minimaal 49 procent terugdringen; het Waddenfonds streeft naar meer reductie van CO2 in 2030 voor het Waddengebied.
Als effect (outcome) van deze doelen wil het Waddenfonds bereiken dat het gebruik en de productie van energie geen negatieve effecten meer hebben op de ecologische en landschappelijke kwaliteiten van het Waddengebied. Daarbij streeft het Waddenfonds als einddoel naar een zero-emissie energievoorziening (van CO2, NOx en SO2 e.d.) en wil het fonds projecten die dat mogelijk maken ondersteunen.
Waddenfondsinzet dient altijd additioneel te zijn ten opzichte van energieprogramma’s van EU, Rijk of regionale overheden in het Waddengebied. Initiatieven kunnen voor een Waddenfondsbijdrage in aanmerking komen als deze met een zorgvuldige landschappelijke inpassing tevens bijdragen aan behoud/versterking van de kernwaarden en/of de versterking van gebiedsspecifieke natuurwaarden.
Te ondersteunen projecten kunnen tot nieuwbouw leiden. Die moet wel zorgvuldig ontworpen worden en aansluiten bij c.q. voortborduren op de landschappelijke kernwaarden van het Waddengebied. Deze kernwaarden zijn vastgelegd in de basiskaart Landschap & Erfgoed van de ontwerp Gebiedsagenda Wadden 2050. Daarin wordt ook verwezen naar regionale landschapsnota’s: Leidraad landschap en cultuurhistorie (Noord-Holland), Grutsk op ‘e Romte (Fryslân) en de Kwaliteitsgids (Groningen). Aanvragers dienen bij de ontwikkeling van een passend ontwerp van deze nota’s gebruik te maken. Verder moet aangetoond worden dat er na optimale benutting van op energietransitie gerichte subsidieprogramma’s nog een onrendabele top is.
In zijn algemeenheid geldt dat het Waddenfonds voorkeur heeft voor het ondersteunen van innovatieve pilotprojecten (TRL 5-8) en projecten die uitrol en opschaling mogelijk maken in de latere fases van de TRL ladder (6-8) en waarvoor nog kennis, techniek ontwikkeling en/of optimalisering nodig zijn om tot rendabele businesscases te komen. Bij opschaling moet onderbouwd worden hoe de periode om te komen tot een rendabele businesscase zonder subsidies verkort kan worden. Als onderdeel van innovatieve pilots in de fases TRL 5-8 sluit het Waddenfonds ondersteuning van specifieke maatregelen die betrekking hebben op TRL 4 niet uit. Maar dat kan alleen als die specifieke maatregelen nodig zijn voor de volgende TRL fases in een relevante praktijkomgeving en daarmee onderdeel zijn van een project wat zich in hoofdzaak richt op de fases 5-8 van de TRL.
Gespecificeerde doelen
Thema: Duurzame Energiehuishouding Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
Om de doelen van het Waddenfonds voor het thema verduurzaming energiehuishouding te realiseren richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan en gericht zijn op de specifieke kansen met betrekking tot het produceren van groene waterstof, opslag van energie en het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod. Dit altijd in combinatie met behoud en/of versterking van de kernwaarden en het reduceren van emissies.
Projecten dienen invulling te geven en bij te dragen aan de doelen van één of meer van onderstaande themalijnen.
1. Ontwikkelen en/of opschalen van technieken voor de productie van groene waterstof
Afweging en doel
Groene waterstof kan als energiedrager voor opslag van energie toegepast worden om vraag en aanbod van duurzaam opgewekte elektriciteit in de tijd en seizoensmatig beter op elkaar aan te laten sluiten. Ook kan groene waterstof worden gebruikt voor de vergroening van industrie in de Waddenhavens en voor vergroening van het zware vracht- en binnenscheepvaartverkeer in het Waddengebied. Via het thema Duurzame Havens wil het Waddenfonds daarnaast de vergroening en verduurzaming van de scheepvaart op de Waddenzee met andere brandstoffen of technieken ondersteunen. Projecten die daarop zijn gericht moeten aantoonbaar voortborduren op het programma Green Shipping dat het Waddenfonds ondersteunt.
Het Waddenfonds heeft als doel om het ontwikkelen en/of opschalen van technieken voor de productie van groene waterstof te stimuleren. Het omzetten van geproduceerde wind- en zonne-energie in waterstof dient bij voorkeur alleen te gebeuren wanneer er onvoldoende netcapaciteit is voor de geproduceerde zon- of windenergie en/of als er daar geen vraag naar is. Geschikte locaties voor productie van groene waterstof zijn dichtbij elektriciteitsknooppunten (bijvoorbeeld bij offshore windparken of aanlandingsplaatsen daarvan) en bij de afnemers zoals de industrie in de Waddenhavens. Bij de productie is zeer zuiver water nodig wat synergiekansen op kan leveren bij (industrie)waterzuiveringsinstallaties.
Pilots die bijdragen aan de ontwikkeling en/of opschaling van productietechnieken voor groene waterstof of vergroening van de mobiliteit en de industrie, komen voor subsidie in aanmerking mits geen afbreuk wordt gedaan aan de kernwaarden. En verder alleen op voorwaarde dat er voor 2030 geen betere alternatieven zijn dan waterstof voor het vergroenen van het zware vracht- en scheepvaartverkeer en de industrie in de havens van het Waddengebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
het ontwikkelen en/of opschalen van technieken voor het produceren van groene waterstof;
- •
het benutten van groene waterstof voor het verder en versneld vergroenen van de industrie in de Waddenhavens en het zware vracht- en binnenscheepvaartverkeer in het Waddengebied.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
x installaties voor het produceren van groene waterstof;
- •
x installaties voor het opslaan van groene waterstof;
- •
aantal omgebouwde of nieuwe voortdrijvingstechnieken voor schepen en vrachtwagens met waterstof als brandstof;
- •
besparing van fossiele brandstoffen;
- •
rendabele businesscases.
2. Optimaal afstemmen van vraag en aanbod van energie (groen gas, elektriciteit en warmte) door lokale energiecoöperaties in combinatie met activiteiten die bijdragen aan behoud en/of versterking van de kernwaarden.
Afweging en doel
Om de ambities voor 2030 op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en warmtevoorziening in het kustgebied (versneld) te realiseren zijn extra inspanningen noodzakelijk van energiecoöperaties om de eigen energie- en warmtevoorziening te verduurzamen en/of zelfvoorzienend te maken. Omdat er veel andere subsidieprogramma’s zijn op energiegebied, richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van specifieke innovaties in de TRL fases 5-8, die bijdragen aan realisering van de gespecificeerde doelen van het Uitvoeringskader Waddengebied. Innovaties kunnen onderdeel zijn van een breder plan van energiecoöperaties om de energievoorziening in hun werkgebied te verduurzamen. We richten ons daarbij op de innovatieve onderdelen van plannen om energie op te slaan (met waterstof, accu’s of anderszins), warmtenetten of collectieve warmtepompen (aardgasvrij verwarmen met duurzame bronnen zoals aquathermie, restwarmte of aardwarmte), groen gas, smart grids (in het bijzonder samen met bedrijven of boerenbedrijven in of nabij het dorp) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRL fase 5-8). Gezien het capaciteitsgebrek van het electriciteitsnetwerk is het een pre als de plannen van energiecoöperaties offgrid gerealiseerd kunnen worden.
Hieronder kunnen ook innovatieve vormen van windenergie vallen mits die geen afbreuk doen aan de kernwaarde van de grootschalige openheid in het Waddengebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
investeringen in (innovatieve) installaties (voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtenetten/warmtepompen) en voor opslag van duurzame energie;
- •
investeringen in smart grids;
- •
landschappelijke inpassing en/of versterking van cultuurhistorische/landschappelijke waarden met nieuwbouw t.b.v. het verduurzamen van de energievoorziening.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
installaties voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtepompen of warmtenetten en installaties voor opslag van duurzame energie;
- •
aantal gerealiseerde smart grids;
- •
aantal vastgestelde/uitgevoerde plannen van energiecoöperaties.
3. Stimuleren ontwikkeling en opschalen van technieken voor de productie van elektriciteit uit wateren/of de integratie van dergelijke technieken met versterking van dijken in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma/Deltaprogramma.
Afweging en doel
Het Waddenfonds heeft de afgelopen jaren al veel pilot projecten gesubsidieerd die elektriciteit uit water produceren. Nu zoekt het Waddenfonds projecten die tot 2027 kennis en een aanpak ontwikkelen die leiden tot opschaling van deze technieken. Opschaling is hierbij nadrukkelijk gekoppeld aan de specifieke karakteristieken van de Waddenzee en Noordzeekustzone en moet een substantiële bijdrage leveren aan het realiseren van de rijksdoelstelling om 70% van de elektriciteitsbehoefte duurzaam op te wekken.
Kansen daarvoor liggen er ook langs de kust omdat daar de komende jaren de dijken worden versterkt.
Projecten die elektriciteit opwekken uit water kunnen daar mee geïntegreerd en/of gecombineerd worden. Juist dit wil het Waddenfonds stimuleren. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernwaarden.
Energieopwekking uit water is niet opgenomen in het Klimaatakkoord (juni 2019). Op dit moment heeft het evenmin een prominente plek in het concept Regionale Energie Strategieën (RES) van de Waddenprovincies. Om die reden is stimulering van dergelijke technieken voor het Waddenfonds veelal additioneel. Mochten de definitieve RES wel een dergelijke doelstelling bevatten dan zal het Waddenfonds daar rekening mee houden bij het uitwerken van deze themalijn tot concrete openstellingen.
Het Waddenfonds streeft er naar dat elektriciteitsopwekking uit water voor 100% in de elektriciteitsbehoefte van de Waddeneilanden voorziet (aanvullend op wat al met eerdere projecten is gerealiseerd zoals het zonnepanelenpark op Ameland) en in minimaal 20% tot 40% voor de rest van het Waddengebied. Om dat mogelijk te maken moet het ontrollen van de nu in ontwikkeling zijnde technieken mogelijk zijn. Dat vergt een nog te ontwikkelen afwegingskader in het Uitvoeringsprogramma van de Agenda voor het Waddengebied 2050. Dat afwegingskader zal richtinggevend zijn voor het Waddenfonds en bepaalt de feitelijke mogelijkheden om invulling aan dit doel te geven.
Realisering van de doelstellingen voor de eilanden en het kustgebied in 2026 vergt ca. 40-50 MW aan opgesteld vermogen. De daarvoor benodigde opschaling tot TRL fase 9 kan stapsgewijs gerealiseerd worden. Aan de eerste stappen heeft het Waddenfonds al bijgedragen via de projecten van Tocardo, REDstack (blue energy), Slowmill en SeaQurrent. Uit een door het Waddenfonds uitgevoerde inventarisatie blijkt dat de bedrijven die werken aan deze technieken inschatten dat potentieel in 2023 ca. 15 MW geplaatst kan zijn en in 2030 140-150 MW. Daarmee zou de geformuleerde doelstelling ruimschoots gehaald kunnen worden.
Omdat feitelijke realisatie en uitrol afhankelijk zijn van vele factoren, streeft het Waddenfonds er als eerste stap naar om in 2023 meerdere productiecentrales op praktijkschaal (van bijvoorbeeld ca. 0,5-1 MW) gerealiseerd te hebben die aantonen dat:
- •
de verdere commerciële uitrol (vanaf TRL fase 9) van deze technieken financieel, technisch en economisch haalbaar en rendabel is zonder verdere subsidie van het Waddenfonds en voldoet aan de kaders die daarvoor in het Uitvoeringsprogramma van de Gebiedsagenda Wadden 2050 geformuleerd worden;
- •
minimaal geen significante afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden van de Waddenzee en haar kernwaarden;
- •
deze vormen van energieopwekking uit water bij voorkeur gecombineerd worden met reductie van zandsuppleties, golfdemping, mariene aquateelten en/of andere vormen van bij de natuurwaarden van de Waddenzee passend medegebruik.
Voor realisatie van deze tussenstap in 2023 en om de verdere uitrol daarna vanaf 2026 via de markt mogelijk te maken, is nog ondersteuning nodig voor onder meer:
- •
techniekoptimalisatie: ontwerpverbeteringen (gericht op efficiency, betrouwbaarheid en technische levensduur), integratie met het elektriciteitsnet en het gereed maken van de techniek voor serieproductie;
- •
bewijsvoering in de praktijk van de ecologische, economische en technologische haalbaarheid;
- •
het doorvoeren van verbetering aan systemen en procedures die nodig zijn voor een betrouwbare, veilige en een goed te onderhouden werking van grote aantallen installaties.
Verder is samenwerking nodig met de energiecoöperaties, energieleveranciers en/of de netbeheerders (voor goede afstemming van vraag en aanbod) die mee kunnen investeren in deze tussenstap voor 2023. De energiecoöperaties kunnen de geproduceerde elektriciteit uit water gaan afnemen (via de kabel tussen het vasteland en de Waddeneilanden) als een van de bronnen waarmee hun eigen elektriciteitsvoorziening kan worden verduurzaamd. Als de kabel daarvoor te weinig capaciteit heeft, kan desgewenst de energie uit water CO2-vrij omgezet worden in waterstof. Daarin wordt dan de energie opgeslagen, een bijkomend voordeel van deze technieken.
De voor het realiseren van deze elektriciteitslevering aan de energiecoöperaties benodigde administratieve taken en verplichtingen (zoals certificaten met een garantie van oorsprong) kunnen door de energiecoöperaties worden ondergebracht bij hun energieleveranciers.
De investeringen dienen aantoonbaar een vervolg of aanvullend te zijn op uitgevoerde of lopende projecten met betrekking tot energiewinning uit zeewater. Het Waddenfonds ondersteunt nieuwe technieken alleen als die aantoonbaar meerwaarde hebben ten opzichte van de reeds ondersteunde technieken.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
pilots gericht op opschaling van technieken tot TRL fase 9 van blue energy, getijde-energie, golfslagenergie en/of die tevens groene waterstof produceren;
- •
pilots gericht op integratie en/of combinatie van productie van elektriciteit uit water met versterking van dijken.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
aantal gerealiseerde installaties voor het opwekken van elektriciteit uit water
- •
energiebesparing van fossiele elektriciteit in kWh;
- •
opgewekte duurzame energie in kWh; kennisrapportages over de synergie effecten van opwekking van elektriciteit uit zeewater m.b.t. golfdemping, onderwaternatuur, aquaculturen, dijkversterking en offshore windmolenparken;
- •
rendabele businesscases.
4. Verduurzamen energievoorziening i.c.m. energiebesparing bestaande woningbouw in karakteristieke centra van plaatsen
Afweging en doel
Energiebesparing in combinatie met andere maatregelen voor verduurzaming van de energievoorziening is in bestaande woningbouw in steden en dorpen een grote opgave en vaak lastig te realiseren. Het Waddenfonds wil met deze themalijn de realisering van verduurzaming van energievoorziening in woningen stimuleren en ondersteunen. Het Waddenfonds richt zich daarbij op de innovatieve onderdelen van projecten, zoals biogas en groen gas, warmtenetten/collectieve warmtepompen (aardgasvrij verwarmen), smart grids en opslag van energie (met waterstof, accu’s of anderszins) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRL fase 5-8).
De energie(besparings)maatregelen dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten van steden en dorpen en mogen daar minimaal geen afbreuk aan doen. Projecten die plaatsvinden in de oude historische centra dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden. Als er voor energiemaatregelen nieuw gebouwd moet worden dan moet het ontwerp van de nieuwbouw aansluiten op de cultuurhistorische kwaliteiten van het centrum en bijdragen aan behoud en versterking daarvan.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
investeringen in innovatieve installaties (voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtenetten/warmtepompen en voor opslag van duurzame energie);
- •
landschappelijke inpassing en/of versterking van cultuurhistorische waarden van nieuwe bebouwing die nodig is voor duurzame energie installaties.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
kennisrapportages m.b.t. gerealiseerde innovaties voor energiebesparing i.c.m. verduurzaming van de energievoorziening;
- •
tools die energiebesparing in karakteristieke centra van dorpen/steden stimuleren en daarbij verdergaan dan wat wettelijk of in beleidskaders daarover is vastgelegd;
- •
aantal installaties voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtenetten/warmtepompen en voor opslag van duurzame energie;
- •
ontwikkelen rendabele businesscases;
- •
besparing van fossiele energiebronnen in kWh (elektrisch) of kWh/m3 (gas).
5. Stimuleren duurzame energiemaatregelen in de economische sectoren van het Waddengebied
Afweging en doel
Om de economische sectoren van het Waddengebied fossielvrij te maken ondersteunt het Waddenfonds innovatieve (pilot)projecten waarbij bedrijven hun emissies van CO2, NOx en fijnstof versneld of verdergaand beperken dan wettelijk of in beleidskaders is vastgelegd. Ook dienen ze bij te dragen aan productie en/of opslag van lokaal geproduceerde energie (met waterstof, accu’s of anderszins) uit hernieuwbare bronnen.
Veel (toeristische) ondernemers moeten investeren in de kwaliteitsverbetering van hun product. Het Waddenfonds wil stimuleren dat dit gecombineerd wordt met verduurzaming van hun energievoorziening. Die bovendien aansluit bij de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van hun directe omgeving. We richten ons daarbij op de innovatieve onderdelen van projecten die nog niet klaar zijn om op de markt te worden gebracht (TRL fase 5-8). Alleen investeringen die passen bij het landschappelijk karakter en de schaal van het omliggende gebied komen voor subsidie in aanmerking. Een pluspunt hierbij is wanneer ondernemers gezamenlijk een aanvraag doen met bijvoorbeeld energiecoöperaties of wanneer geproduceerde energie geleverd wordt aan energiecoöperaties, dorpen of andere grootgebruikers.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
investeringen in innovatieve installaties (voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtenetten/warmtepompen en voor opslag van duurzame energie;
- •
landschappelijke inpassing en/of versterking van cultuurhistorische waarden met nieuwbouw t.b.v. het verduurzamen van de energievoorziening;
- •
investeringen in pilots voor smart grids.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
kennisrapportages over gerealiseerde innovaties voor verduurzaming van de energievoorziening;
- •
tools die verduurzaming voor bedrijven stimuleren die verdergaan dan wettelijk of in beleidskaders is vastgelegd;
- •
installaties voor bijvoorbeeld bio/groen gas, collectieve warmtenetten/warmtepompen en voor opslag van duurzame energie;
- •
rendabele businesscases.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden
Duurzame Waddenhavens
Achtergrond
Eén van de speerpunten van de Waddenvisie is de economische ontwikkeling van de Waddenzeehavens en de daarmee verbonden haven- en industrieterreinen in balans te brengen met ecologische belangen. De Raad van Advies Waddenzeehavens heeft in mei 2015 een programma aangeboden aan het Waddenfonds met daarin de ambities voor de komende twaalf jaar. Hierin staat dat de Waddenzeehavens the place to be zijn waar economie en ecologie elkaar kunnen versterken. Door innovatieve bedrijvigheid ontstaat een duurzame economie van wereldklasse: Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens). Zoals in de Agenda voor het Waddengebied 2050 staat kunnen deze havens alleen binnengaats uitbreiden.
Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Havens pilots en projecten die erop gericht zijn dat havens de natuur minder belasten door innovatieve maatregelen. En projecten en pilots die hergebruik van afvalstoffen stimuleren en grondstoffengebruik beperken. Tevens wil het Waddenfonds bijdragen dat vanuit de havens de transities naar een meer circulaire economie en een duurzame energievoorziening gestimuleerd wordt. Wel moet deze transitie bijdragen aan of gecombineerd kunnen worden met het reduceren van emissies vanuit havengebonden activiteiten.
Het Waddenfonds heeft als doel voor het thema Duurzame Havens in het Waddengebied:
- •
versneld reduceren emissies NOx, CO2, So2; fijnstof, geluid en licht en reduceren warmtelozingen in water en lucht;
- •
stimuleren nuttig hergebruik afvalstoffen en beperken grondstofgebruik;
- •
meer voor het Waddengebied kenmerkende natuur in de havens (groei biodiversiteit t.o.v. 2016) ook voor de kleinere havens. Met Biodiversiteit wordt hier bedoeld onderwaternatuur maar ook bijvoorbeeld stroken op industrieterreinen (haven);
- •
verminderen belasting natuur Waddenzee vanuit de havens en havengebonden activiteiten.
Gespecificeerde doelen
Thema: Duurzame Waddenhavens Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Werelderfgoed waardige havens
Hierbij gaat het om projecten die economische activiteiten in de havens verduurzamen en bijdragen aan een minimale tot zero footprint in de Waddenzee. Minimaal mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernwaarden die tot aanwijzing van de Waddenzee als Werelderfgoed hebben geleid: de getijdewerking, de functie als fly- en swimway en het zo veel mogelijk ongestoord kunnen verlopen van natuurlijke processen. Voor deze themalijn kan het om heel diverse activiteiten gaan zoals: schone brandstoffen, schone technologie, building with nature, fase 2 green shipping, innovaties die voortvloeien uit het project de innovatiemotor, beperken oilspills bij bunkeren, geluidreductie en hergebruik van visnetten. Ook kan gedacht worden aan ambitieuze nature-based solutions voor havenplaatsen (bijvoorbeeld omlegging spui en havenhoofden) als onderdeel van een integrale gebiedsontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn de projecten ‘Ontwikkeling Kop van Noord-Holland’ en ‘Integrale maritieme ontwikkeling havenplaatsen’.
Subsidiabele activiteiten niet limitatief
Initiatieven gericht op het verder verduurzamen van het havenbedrijf aanvullend op de milieumaatregelen van de EcoPort-certificering. Het gaat om initiatieven die zich richten op versterking van Waddengerelateerde natuurwaarden (biodiversiteit) in de havens en op schone brandstoffen en schone technologie voor de productie daarvan voor het havengebonden transport, waardoor de overgang naar een “low carbon en een zero carbon economie versneld wordt.
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
beperking slibbezwaar in uitgebaggerde havens door innovatieve oplossingen (in m3);
- •
aantal hectares nieuwe natuur;
- •
private vervolginvesteringen in het Waddengebied;
- •
aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen;
- •
verwachte toename biodiversiteit in de havens.
2. Verduurzaming logistieke en industriële processen
Hierbij gaat het om projecten die ketens in de havens sluiten en de circulariteit van de activiteiten in de havens vergroten. Voor deze themalijn kan het om heel diverse activiteiten gaan: ringleidingen, industriewatervoorziening circulair maken, recycling afvalstromen, meer aquaculturen in havens, toepassing groene waterstof als grondstof in de industrie of als brandstof voor vergroening van de mobiliteit in en vanuit de havens en integratie van energiesystemen (haven, wad, industrie en woningbouw) en koppelen van industrie aan de omgeving maar ook afzonderlijk aan elkaar.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Pilots gericht op verduurzaming van logistieke en industriële processen in de havens die daarbij perspectief bieden op de afname van de belasting van de ecologische draagkracht van de Waddenzee en of toename van de biodiversiteit in de Havens;
Outputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
emissiereductie per schadelijke stof in %;
- •
private vervolginvesteringen in het Waddengebied;
- •
aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen
3. Nuttig hergebruik bagger/slib, CO2, en (afval)stoffen
Hierbij gaat het erom rendabele businesscases te ontwikkelen voor hergebruik van stoffen in de industrie (als grondstof) of voor toepassing als natuurontwikkeling, landbouw (versterken bodemvruchtbaarheid en/of ophoging landbouwgronden) en dijkversterkingen. Het kan dus zowel gaan om pilots waarmee de rendabele businesscases ontwikkeld gaat worden als om uitrol in de vorm van toepassing van de betreffende stof voor natuurontwikkeling/-versterking (zoals bijvoorbeeld slib als slibmotor in project Koehol;, dijkversterking of in de landbouw). Uitvoeren via pilots en via opschalingstrajecten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
initiatieven gericht op uitrol of ontwikkeling van businesscases ten aanzien van nuttighergebruik van havenspecifieke (afval)stoffen of stromen daarvan.
Ouputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
aantallen m3 hergebruikt baggerslib;
- •
gerealiseerd areaal nieuwe natuur met behulp van slib;
- •
aantal ontwikkelde businesscases.
Outcome-indicatoren
Zie de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Duurzame Landbouw
Achtergrond
Het Waddengebied en landbouw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De belangrijkste sectoren zijn akkerbouw en melkveehouderij en in mindere mate glastuinbouw. De landbouwsector in het Waddengebied is overwegend grondgebonden.
De landbouw heeft naast economische waarde ook een sociaal maatschappelijke en culturele waarde. In een groot gebied is de culturele identiteit (wel afnemend) nauw verbonden met de landbouwsector. In het Waddengebied hebben bepaalde ontwikkelingen impact op de bestaande landbouw. Het gaat dan vooral om zaken als verzilting, piekbuien en verdroging.
De landbouwactiviteiten hebben in meer of mindere mate impact op de ecologische situatie van het Waddengebied. Te denken valt aan vooral emissies naar zowel oppervlaktewater en de Waddenzee als de lucht. Op dit moment wordt vanuit diverse regiodeals ingezet op een meer natuurinclusieve landbouw.
Het Waddenfonds wil zich inspannen voor een duurzame landbouw in het Waddengebied die past bij de ecologische draagkracht van dit gebied. Ook wil het Waddenfonds perspectief bieden hoe om te gaan met verzilting. Een onderdeel hiervan kan het slim omgaan met zoet water zijn.
Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Landbouw pilots en projecten die zich richten op vermindering van emissies van de landbouw. De focus is daarbij op innovatie en voor verzilting en verdroging nieuw perspectief bieden.
Het Waddenfonds heeft als doel voor het thema Duurzame Landbouw in het Waddengebied:
- •
het bevorderen van een duurzame landbouw die voorbereid is op toenemende verzilting, droogte en extremere regenval;
- •
een landbouw op de Waddeneilanden die past bij de ecologische draagkracht op de eilanden;
- •
het verminderen van de emissies uit de landbouw die de ecologische kwaliteit van het Waddengebied en de Waddenzee aantasten (de Waddenzee via thema Externe bedreigingen). En het verminderen van het effect van uitstoot uit de landbouw op kwetsbare natuurgebieden op de eilanden en in het kustgebied;
- •
een landbouw die bijdraagt aan waddenspecifieke biodiversiteit (via thema Natuur);
- •
een kringlooplandbouw waarbij bij voorkeur waddenspecifiek reststromen (slib, algen en wieren, etc.) worden benut.
Gespecificeerde doelen
Thema: Duurzame andbouw Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Klimaatbestendige landbouw
Door bodemdaling en stijging van de zeespiegel zal de verzilting in het Waddengebied toenemen. Daarnaast wordt verwacht dat door temperatuurstijging extremere perioden van droogte en (cluster) buien gaan toenemen. De landbouw kan hierop inspelen door zich te richten op behoud en vasthouden van zoet water en het benutten van kansen van zilte teelten. In aansluiting op de diverse projecten en onderzoeken zet het Waddenfonds in op:
- •
het op bedrijfsniveau of gebiedsniveau bevorderen van een meer waterneutrale bedrijfsvoering;
- •
het op bedrijfsniveau landbouwkundig omgaan met (deels) verziltende omstandigheden in het bouwplan.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
initiatieven gericht op inpassing van zouttolerante gewassen en/of zilte teelten in de agrarische bedrijfsvoering in het Waddengebied;
- •
initiatieven gericht op verdere uitrol/opschaling van zorgvuldig bodembeheer gerelateerd aan de verziltingsproblematiek in het Waddengebied. Voor voldoende zoet water dient het daarbij te gaan om een aantoonbaar vervolg op uitgevoerde of lopende projecten.
Ouputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
aantal betrokken agrarische ondernemers en hectares landbouwgrond;
- •
aantal voor het project betrokken relevante partijen;
- •
private vervolginvesteringen in het Waddengebied;
- •
toename aantal hectares of kilogrammen droge stof zilte teelten.
2. Extensivering landbouw op de eilanden
Hier gaat het om het bevorderen van het extensiveren van de landbouw op de eilanden. Dit kan door in te zetten op bijvoorbeeld verbreding van het verdienmodel (minder gve per hectare, het inkrimpen van de veestapel is hierbij niet subsidiabel) en het inspelen op de eilandsituatie (veel toerisme, waterproblematiek, dicht bij natuur, donkerte, transport van en naar vaste wal beperken). Doel hierbij is vermindering van de depositie op de kwetsbare natuur op de Waddeneilanden. Hoewel hier ook verplichtingen gelden vanuit Natura 2000 (depositiereductie) is het niet verplicht om te extensiveren. Voor het bereiken van de Waddenfondsdoelen wil het Waddenfonds extensivering echter stimuleren en waar mogelijk koppelkansen benutten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Initiatieven gericht op extensivering en verlagen van de depositie, bijvoorbeeld door het verbreden van het economisch verdienmodel van de landbouw.
Ouputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
verlaging GVE/ha;
- •
aantal betrokken agrarische ondernemers;
- •
nieuwe inkomstenstromen door verbreding activiteiten.
3. Kringlooplandbouw
Aansluitend op de regiodeal ondersteunen van pilots waarbij op innovatieve wijze restproducten van het eigen bedrijf, van andere landbouwbedrijven uit de regio en/of van waddenspecifieke reststromen worden ingezet om de kringloop op het landbouwbedrijf sluitend te krijgen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Initiatieven die bijdragen aan het beter benutten van stromen van rest(stromen) in de primaire agrarische sector eventueel in samenhang met andere relevante reststromen.
Ouputindicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
aantal betrokken reststromen in tonnages;
- •
aantal partijen uit de keten;
- •
aantal betrokken hectares;
- •
private vervolginvesteringen in het Waddengebied;
- •
aantal geïnteresseerden die na afronding de volgende stap willen zetten.
Outcome-indicatoren
Zie daarvoor de in de opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Duurzame Visserij
Achtergrond
In het Waddengebied vinden diverse vormen van beroepsvisserij plaats, te weten de mosselkweek, het handmatig rapen van oesters, de garnalenvisserij, de handkokkelvisserij, de visserij met vaste vistuigen, de mesheftenvisserij, sleepnetvisserij en de mechanische pierenvisserij. Daarnaast is er sprake van staandwantvisserij en hengelsport.
De visserij heeft naast economische waarde gekoppeld aan de vangst en verkoop van vis ook een sociaal maatschappelijke en culturele waarde. Daarnaast is de visserij regionaal belangrijk voor de ‘wadbeleving’ gekoppeld aan de besteding van vrije tijd en toerisme.
De visserij-activiteiten hebben in meer of mindere mate impact op de ecologische situatie van de Waddenzee. Met name bodemberoering is een aspect dat wordt gezien als schadelijk voor het ecosysteem. Met diverse convenanten (Viswad, Vibeg en Mosselconvenant) streeft de sector naar een vermindering van de visserijdruk en een beperking van de negatieve gevolgen van vissen in de Waddenzee.
Het Waddenfonds wil een duurzame visserij, die past bij de ecologische draagkracht van het natuurgebied, bevorderen. Dit betekent: zero-emissies, stil en schoon varen, geen bodemberoering met negatieve impact meer en maximaal hergebruik van reststromen.
In dit verband streeft het Waddenfonds naar toename van het areaal gesloten gebied, bij voorkeur op het niveau van kombergingsgebieden en minimaal - conform het convenant Viswad - naar circa 15.000-20.000 ha extra gesloten gebied in 2027. In de gesloten gebieden wil het Waddenfonds vooral “leren van niets doen”, de rust gehandhaafd zien en natuurherstelprojecten ondersteunen.
Als onderdeel van het convenant Viswad heeft het Waddenfonds, in samenwerking met de convenantpartijen, de Tenderregeling Garnalenvisserij Waddenzee opgesteld. Deze regeling is bedoeld om vergunningen voor garnalenvisserij in de Waddenzee (GK-vergunningen) uit de markt te nemen. In ruil daarvoor worden gebieden gesloten voor de garnalenvisserij in de Waddenzee. Het streven is om in 2027 minimaal 25 tot 35 van de 89 GK-vergunningen te hebben opgekocht.
Ingezet wordt op een aanpassing van de huidige tenderregeling Garnalenvisserij. Hierbij worden de mogelijkheden voor verhoging van de vergoeding van de GK-vergunning uitgewerkt. De ambitie is om meer vergunningen uit de markt weg te nemen.
Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Visserij pilots en projecten die zich richten op vermindering van de visserijdruk op het natuurlijk systeem van de Waddenzee en/of bijdragen aan een economisch duurzame visserij met de nadruk op innovatie, het versterken van een flexibelere visserij en versterking van ketens. Het Waddenfonds sluit hierbij aan bij de bestaande genoemde convenanten.
Activiteiten die vanuit het nieuwe EFMZV (EMVAF) subsidie kunnen ontvangen, worden niet door het Waddenfonds ondersteund.
Doelen
- •
verminderen van de visserijdruk met name door garnalenvisserij en mosselkweek op de Waddenzee;
- •
behouden en versterken van een flexibele Wadvisserij passend bij c.q. die niet ten koste gaat van of afbreuk doet aan de ecologische functies van de Waddenzee;
- •
opwaarderen en/of circulair benutten van (bij) producten en/of reststromen;
- •
bevorderen van het uitvoeren van aquacultures op land.
Gespecificeerde doelen
Thema: Duurzame Visserij Gespecificeerde doelen
|
Themalijnen
1. Flexibele wadvisserij
Afweging en doel
Met deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel een flexibele wadvisserij(keten) te behouden en te versterken. Een die past binnen de ecologische functies, ontwikkelingen en waarden van de Waddenzee. Een visserij die zich aanpast aan wat de Waddenzee biedt en ook in kan spelen op ontwikkelingen zoals klimaatverandering. En een visserij die afhankelijk van het seizoen en de aanwezigheid van voldoende vissenhaar vangsten bepaalt. Onderdeel is het bevorderen van een geïntegreerde (kleinschalige) visserijketen in het Waddengebied die past bij deze vorm van vissen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
- •
pilots die betrekking hebben op flexibele seizoensgebonden visserij eventueel in relatie met het versterken van de keten;
- •
pilots gericht op het bevorderen van regionale verwerking en afzet, bevorderen van export van Waddenproducten en/of verbinding met toerisme en havens.
Output indicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
rapport over praktijkkennis inzake seizoensgebonden visserij;
- •
innovaties die seizoensgebonden visserij beter mogelijk maken;
- •
nieuw streekproduct vanuit de wadvisserij die regionaal wordt afgezet.
2. Verduurzaming wadvisserij
Afweging en doel
In de Agenda 2050 wordt de wadvisserij benoemd als kernwaarde in het Waddengebied. De visserij draagt bij aan directe en indirecte werkgelegenheid. Ook zijn de activiteiten cultuurhistorisch waardevol en toeristisch interessant, met name in de havens. Alhoewel niet wetenschappelijk onomstotelijk bewezen, wordt algemeen aangenomen dat vooral garnalenvisserij en bodemmosselzaadvisserij in de huidige vorm schade toebrengen aan het ecosysteem, vooral door bodemberoering. Deze themalijn richt zich op het bevorderen van een (economisch) duurzame visserij op de Waddenzee, die qua aard, schaal en impact past bij de natuurlijke draagkracht van de Waddenzee
Subsidiabele activiteiten indicatief)
Ingezet wordt op pilots die gericht zijn op het verminderen van de impact van wadvisserij op de ecologische waarde van de Waddenzee. Projecten of pilots zijn subsidiabel indien ze bijdragen aan het voorkomen van bijvangst en gericht zijn op vistechnieken met minder bodemberoering. Ook kan gedacht worden aan pilots die bevorderen dat bodemvisserij op mosselzaad en mosselzaadinvanginstallaties verdwijnen uit de Waddenzee of die inzetten op een duurzamere uitvoering. Dit in lijn met de eind 2020 gemaakte afspraken in de mosselsector (Addendum op Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee). Verder komen projecten voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op kavelruil van (kweek- en verwater) percelen die zorgen voor het reduceren van het aantal percelen op ecologisch waardevolle locaties en/of projecten die zorgen voor het reduceren van negatieve ecologische effecten van herverkaveling of juist zorgt voor een natuurplus daarvan.
Output indicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
aantal kilogrammen minder bijvangst;
- •
aantal hectares minder bodemmosselzaadvisserij.
3. Circulaire visserij
Afweging en doel
Daar waar themalijn 1 zich inzet voor een flexibelere visserij en themalijn 2 zich vooral richt op garnalenvisserij en mosselkweek die het ecosysteem minder aantasten, richt deze themalijn zich op het opwaarderen en/of circulair benutten van (bij)producten en/of reststromen. Door een circulair gebruik van de (bij)producten en/of reststromen kunnen vissers en andere ketenpartners wellicht meer verdienen aan de wadvisserij.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Binnen de hiervoor genoemde kaders gaat het om het bevorderen van innovatieve projecten die inzetten op het circulair benutten van of opwaarderen van het (eind)product, bijproduct of reststroom van zowel de flexibele als reguliere visserij.
Output indicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
restproducten die hoogwaardiger kan worden benut;
- •
afvalproduct dat kan worden hergebruikt
4. Aquacultures aan wal
Afweging en doel
Velen zien een mooie toekomst voor eiwit uit zee. Het streven van het Waddenfonds is echter om zoveel mogelijk activiteiten in de Waddenzee te verduurzamen of af te bouwen. Om de druk op de Waddenzee in dit verband te verminderen en/of economische kansen te benutten wordt ingezet op het bevorderen van aquaculturen aan land. Hierbij gaat het niet om (bulk)productie maar om innovatieve pilots of om het kweken van bij voorkeur gebiedseigen hoogwaardig (uitgangs)materiaal.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Innovatieve activiteiten die inzetten op de kweek en/of regionale verwerking van schelpdieren, vis-, algen- wieren- en wormenkweek of combinaties hiervan aan land. Het betreft activiteiten die de ecologische druk op de Waddenzee verminderen.
Output indicatoren
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
- •
rapport over kweeksysteem van aquacultuur aan land;
- •
productiesysteem voor aquacultuur of keten van aquacultuur;
- •
percentage van mosselkweek extra via binnendijkse teelt.
Outcome indicatoren
Zie daarvoor de in de beleidsregel Monitoring opgenomen tabel met outcome-indicatoren. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
4. Budget Lokale Innovaties
Achtergrond en doel
Het Waddenfonds ondersteunt naast ontwikkelingen die op regionale schaal invloed hebben, ook kleinschalige, vernieuwende initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen. De vitaliteit van lokale gemeenschappen en hun betrokkenheid bij het Waddengebied is van belang voor de duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied. Met het BLI biedt het Waddenfonds samenwerkingsverbanden van lokale initiatiefnemers de mogelijkheid om voor kleinschalige, vernieuwende initiatieven subsidie aan te vragen. Van bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen is sprake als initiatieven op lokale schaal de kwaliteit van de leefomgeving versterken en tevens een impuls geven aan (verduurzaming van) economische activiteiten. Vooral (semi-)publieke en collectieve voorzieningen dragen bij aan behoud of versterking van de leefbaarheid. Initiatieven op dit vlak dragen bij aan gemeenschapszin en aan het ontstaan van nieuwe netwerken of aan het versterken van bestaande netwerken.
Omdat er diverse (provinciale) programma’s bestaan ter versterking van de leefbaarheid, is het BLI van het Waddenfonds niet bedoeld om de plaats in te nemen van regionale leefbaarheidsprogramma’s.
Initiatieven sluiten aan op bestaande (provinciale) stimuleringsprogramma’s op het gebied van leefbaarheid, plattelandsontwikkeling en/of wonen. Het Waddenfonds toetst op de subsidietechnische aspecten en inhoudelijk of aanvragen voldoende bijdragen aan één of meer hoofddoelen. Bij de inzet van BLI-budget wordt daarbij ook gelet:
- •
of de aanvraag past binnen de voor de regio geldende beleidskaders c.q. daar niet strijdig mee is;
- •
of en tot welke hoogte de aanvraag in aanmerking komt voor een overheidsbijdrage als gevolg van andere geldende subsidiemogelijkheden in de betreffende regio;
of de aanvraag iets vernieuwends toevoegt aan de vitaliteit van een dorp en/of bestaande initiatieven op het gebied van de leefbaarheid versterkt en door meerdere lokale partners samen wordt uitgevoerd.
Gespecificeerde doelen
Budget Lokale Innovaties Gespecificeerde doelen
|
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Activiteiten die de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van lokale gemeenschappen verbeteren en die bijdragen aan nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken.
Indicatoren
- •
Toename van duurzame sociaaleconomische ontwikkeling in lokale gemeenschappen (CBS-indicator uit enquêtegegevens ‘sociale cohesie’), gemeten aan geleverde nieuwe producten, functies of diensten;
- •
Toename nieuwe netwerken of versterking van bestaande netwerken.
5. Duurzame kennishuishouding
Hoofddoelstelling D van het Waddenfonds richt zich op het “Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied”. Activiteiten die hier onder vallen zijn het zorgdragen voor kennisontwikkeling, het bepalen van de prioritaire kennisvragen, het ontsluiten en toepassen van de kennis en actieve verspreiding van de kennis. Op dit moment wordt verkend hoe de duurzame kennishuishouding ondergebracht kan worden bij het Bestuurlijk Overleg Waddengebied. Waarbij naar verwachting de Waddenacademie de rol van kennisregisseur op zich gaat nemen.
Duidelijk is dat overheden en beheerders van de Waddenzee te weinig inzicht hebben in de natuurlijke processen die zich in en rondom de Waddenzee afspelen en de betekenis daarvan voor het goed ecologisch functioneren van de Waddenzee. Gedoeld wordt op de meer fundamentele kennisvragen zoals: wat zijn de effecten van opwarming van het zeewater op habitats en soorten? Wat zijn de effecten van Noordzeevisserij op de Waddenzee? Hoe kan verdere dichtslibbing en verzanding voorkomen worden? Wat is het effect van plastics? etc.
Het Waddenfonds ondersteunt - al dan niet via NWO - meerjarige onderzoeken die dergelijke kennisvragen beantwoorden. De voorwaarde daarbij is dat die onderzoeken aansluiten bij of voortvloeien uit de te ontwikkelen kennisagenda van de Gebiedsagenda Wadden 2050 en het IKW.
Bij meerjarige onderzoeken is de inzet van het Waddenfonds erop gericht ‘geen spijt’ maatregelen te ondersteunen totdat de kennis toereikend is om inhoudelijke projecten zinvol te kunnen subsidiëren.
De praktijkgerichte kennisvragen kunnen worden beantwoord aan de hand van projecten die vallen onder de thema’s van de hoofddoelen A, B en C van het Waddenfonds.
Voor kennisontwikkeling over de monitoring gaat het om projecten die invulling geven aan ontbrekende schakels in de evaluatie- en monitoringssystematiek. Met deze systematiek worden de impact en effectiviteit van projecten en de bijdrage aan de doelen van het Waddenfonds gemeten en beoordeeld. Het Waddenfonds financiert additioneel alleen die onderdelen waarvoor provincies en rijk geen financiering voor is maar die wel noodzakelijk zijn voor de beantwoording van de evaluatievragen van het Waddenfonds.
Ondertekening
Bijlage 1: Duurzame ontwikkeling
Het Waddenfonds investeert alleen in projecten die bijdragen aan een duurzamere wereld en geen schade veroorzaken aan het Waddengebied. Het toetst daarom ieder project op zijn- duurzame karakter. Hierbij is belangrijk dat er op zijn minst geen inbreuk wordt gemaakt op de ecologische, economische en/of sociale dimensie van de duurzame ontwikkeling (3P’s) van het Waddengebied. De voorkeur gaat uit naar projecten die meerder dimensies van duurzaamheid versterken.
Het Waddenfonds vraagt zijn aanvragers om bij het ontwikkelen van een project aandacht te besteden aan duurzame ontwikkeling. Wij verwachten van aanvragers dat ze in hun projectplan beschrijven en onderbouwen met welke maatregelen/activiteiten ze bijdragen aan de 3P’s van duurzame ontwikkeling, te weten People, Planet en Profit. Aanvragers kunnen voor de selectie van te treffen maatregelen en voor de onderbouwing en afweging daarvan gebruikmaken van de uitwerking naar doelen zoals de Verenigde Naties die hanteert: de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen.
Werelddoelen voor duurzame ontwikkeling: Global Goals
De Verenigde Naties hebben het begrip duurzame ontwikkeling uitgewerkt in zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen. De grote kracht van deze Global Goals is dat ze aanzetten tot het proactief ontwikkelen van synergie tussen verschillende maatschappelijke opgaven en belangen. Dat hiervan ook de sociale en sociaal-culturele doelen onderdeel uitmaken is van toegevoegde waarde.
Inspirerende voorbeelden/netwerken zijn te vinden op de website: https://www.sdgnederland.nl/hoe-jouw-organisatie-kan-bijdragen/
Green deal duurzaam GWW:
Door Rijkswaterstaat en partners is in het kader van de Green deal duurzaam GWW (Grond, weg en waterbouw) een instrument ontwikkeld: “Aanpak duurzaam GWW”. Deze aanpak kan online geraadpleegd en toegepast worden. Hierdoor worden projectspecifieke (koppel) kansen zo vroeg mogelijk in beeld gebracht, waardoor de duurzaamheidswinst van het project toeneemt. Door slimme verbindingen te leggen tussen de verschillende projecten (integraal werken) kunnen ze zo duurzaam mogelijk worden gemaakt. Inmiddels is gebleken dat de methodologie ook voor projecten buiten de GWW toepasbaar is. https://www.duurzaamgww.nl/wp-content/uploads/2018/06/Aanpak-Duurzaam-GWW-schema.pdf
Vertalen van Global Goals naar duurzame Wadden
Niet alle Global Goal-doelen van de VN hebben direct betrekking op het Waddengebied. Voor sommige van deze Global Goal-doelen, bijvoorbeeld op het gebied van water en natuur, is de relatie met het Waddengebied direct zichtbaar. Als het gaat om het ‘sociale’ thema gezondheid geldt dit minder. Echter de gezondheid van mensen kan positief worden beïnvloed door doelbe¬wuste ingrepen in de omgeving. Denk hierbij ook aan het openstellen van privé-terreinen.
Hieronder lichten wij een aantal Global Goals toe die bijdragen aan duurzamere Wadden. Deze voorbeelden zijn niet volledig maar geven een indicatie hoe naast het projectdoel, ook duurzaamheid in het project kan worden vorm gegeven.
Globlal Goal 7. Toegang tot betaalbare en duurzame energie voor iedereen
De bijdrage die het project kan leveren aan een Zero Emissie-doelstelling en of het beperken van gebruik van fossiele energie. Hierbij bedoelen wij vooral waddenspecifieke emissies als bestrijdingsmiddelen in water en emissies in de lucht, breder dan CO2, NOX, SO2-;
Globlal Goal 13. Aanpak klimaatverandering
Hittestress tegengaan door aantrekkelijk groen, parkjes, geveltuinen, stadstuinen, groene daken. Planten van bomen en (her)bebossing;
Globlal Goal 15. Beschermen van ecosystemen, bossen en biodiversiteit
Het streven naar circulariteit, gesloten productieketens en gebruik van lokaal geproduceerde producten. Grondstoffenwinning uit de aarde reduceren (ook import van grondstoffen van elders) en vervangen door hergebruikte en/of hernieuwbare materialen. Materialen en grondstoffen steeds zo hoogwaardig mogelijk inzetten. Concrete bijdragen aan biodiversiteit en het verminderen van lichtschade en geluidsuitstoot;
Globlal Goal 17. Partnerschap versterken
Streven naar maximaal maatschappelijk draagvlak door (regionale) samenwerking en lokale betrokkenheid. Fysieke ruimte bieden aan maatschappelijk (geen tussenstreepje omdat maatschappelijk en initiatief los van elkaar staan) en buurtinitiatief. Inzetten van lokale bevolking, vrijwilligers of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
Bijlage 2: Kaart Werkingsgebied Waddenfonds
Via onderstaande link kan de inzoombare kaart van het werkingsgebied ook worden bezocht.
Bijlage 3: Intensieve en extensieve ontwikkelgebieden
Het Waddenfonds onderscheidt voor het thema duurzaam toerisme in zijn werkingsgebied (exclusief de Waddeneilanden) intensieve en extensieve ontwikkelingsgebieden gebieden (zie onderstaande kaart). Deze ontwikkelingsgebieden zijn richtinggevend waar het gaat om te beoordelen waar grootschalige toeristische ontwikkelingen of voorzieningen passend zijn of niet. De draagkracht in deze gebieden is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheid. In alle gebieden zijn de kernwaarden leidend bij de beoordeling van activiteiten.
In zeven van deze gebieden is er sprake van dynamiek, reuring en is er sprake van vormen van intensievere activiteiten, ook recreatief. Deze gebieden worden aangeduid als intensieve ontwikkelgebieden. Daar zijn nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk.
De andere vier gebieden, de extensieve ontwikkelgebieden, kenmerken zich door rust, ruimte, duisternis en vergezichten. Ook hier heeft de mens zijn sporen achter gelaten en zijn verspreid in het landschap verschillende cultuurhistorische- en landschappelijke elementen aanwezig. Daar zijn toeristische recreatieve ontwikkelingen mogelijk, gericht op het beleven en op het versterken van de routenetwerken, die juist de kernwaarden versterken.
Bijlage 4: Ecologisch kansrijke, grotere locaties Randen van het Wad
Deze kaart geeft de – in het Programma Naar een Rijke Waddenzee (PRW) geïdentificeerde – kansrijke locaties weer en beschrijft hoe ecologische projecten en initiatieven kunnen bijdragen aan de realisatie van het streefbeeld naar een rijke Waddenzee 2030. Deze projecten en initiatieven dragen bij aan natuurherstel, veelal in combinatie met doelrealisaties op het vlak van economie en veiligheid. Deze kaart is opgenomen ter indicatie en informatie en heeft geen invloed op potentiële aanvragen voor andere projecten of locaties.
Van west naar oost zijn in het Programma Naar een Rijke Waddenzee (PRW) de volgende kansen en prioriteiten geïdentificeerd:
Kop van Noord-Holland
Door een waterverbinding te creëren tussen het zoete IJsselmeer en de zoute Waddenzee ontstaat voor de ecologie een duidelijke meerwaarde.
Kokkelkweek Texel
Zilte teelt biedt kansen voor binnendijkse kokkelkweek. Deze kokkelkweek maakt het mogelijk om op een rendabele wijze de binnendijkse natuur te versterken.
Zilte teelt Texel
Langs een groot deel van de Waddenkust treedt toenemende verzilting van landbouwgrond op. Bij het Zilt Proefbedrijf op Texel wordt uitgeprobeerd welke landbouwrassen bestand zijn tegen zout, zoals aardappelen en wortels. Indien binnendijkse zilte teelt lukt, geeft dit extra kansen voor zoet-zout overgangen langs de Waddenkust.
Vogelsand
Voor de haven van Den Oever ligt een golfbreker, waar zich broedvogels op gevestigd hebben (nu vooral lepelaars). De Vogelbescherming heeft, samen met andere natuurbeschermingsorganisaties, een uitbreidingsplan opgesteld, waardoor het voor meer broedvogelsoorten geschikt wordt.
Vismigratierivier
De Vismigratierivier is een opening in de Afsluitdijk waar trekvissen doorheen kunnen zwemmen om vanuit de Waddenzee het IJsselmeer te bereiken en andersom. De uitvoering is inmiddels gestart.
Natuurambitie Afsluitdijk
Het programma De Nieuwe Afsluitdijk heeft, naast de Vismigratierivier, de ambitie om meer natuurwaarden op en bij de Afsluitdijk te creëren. Dat kan door maatregelen in de bekleding, de inrichting van de dijk zelf en onder water langs de dijk.
Polder Zurich
De polder bij Zurich wordt nu gebruikt voor het weiden van vee en is een foerageer- en rustgebied voor vogels. De locatie bij de Afsluitdijk biedt kansen voor een zoet-zout overgang. Daarmee kan worden aangesloten op recreatieve ontwikkelingen in deze kustzone. Ook zilte teelt is een optie.
Oeverzone Terschelling
Diverse eilander partijen streven naar het herstel van een kwelder aan de zuidkant van Terschelling.
Hallumerryt (Vijfhuizen)
Dit project van Wetterskip Fryslan en It Fryske Gea bestaat uit twee hoofonderdelen: een nieuw gemaal en herinrichting van de kwelder. Het nieuwe gemaal bij ‘Vijfhuizen’ krijgt een vispassage waar vissen het hele jaar doorheen kunnen zwemmen. In het kweldergebied (Noarderleech) moet een geleidelijke zoet-zoutovergang komen. Ook de afwatering en de kustveiligheid verbeteren.
Amelander Entree
Ameland is in 2015 gestart met de upgrading en herinrichting van de veerdam en passantenhaven. Dat moet de water- en verkeersveiligheid verbeteren. Tegelijkertijd wordt de buitendijkse natuurontwikkeling gecombineerd met binnendijkse natuur en toeristische-, recreatieve- en educatieve functies. De flora en fauna profteren daarvan, maar ook inwoners en gasten.
Holwerd aan Zee
Kern is een doorgang in de zeedijk, met aan de binnenkant een spoelmeer dat in verbinding staat met de Friese boezem. Dit spoelmeer kan mogelijk het baggerbezwaar voor de vaargeul naar Ameland verminderen. Verder biedt het kansen voor natuur en recreatie.
De Lauwerskust
De “Lauwerskust” is een verkenning naar de mogelijkheden om het Lauwersmeer sterker met de Waddenzee te verbinden, de waterveiligheid te vergroten en duurzame regionale getijdenenergie te gaan produceren. De natuur en het landschap van Lauwersmeer kunnen zodoende weer een inherent onderdeel worden van de Waddenkust. Dat biedt ook kansen voor toerisme.
Kerven in duinen op de eilanden
Op alle Waddeneilanden ligt een stuifdijk aan de Noordzeekust. Daardoor wordt de verstuivingsdynamiek belemmerd. Op Schiermonnikoog voert PRW-verkenningen uit naar zogenaamde kerven in de stuifdijk, zodat verstuiving mogelijk wordt. Het idee is dat de kustveiligheid toeneemt doordat er achter de duin meer zand komt. Ook de biodiversiteit neemt toe.
Geulmanagement
In het kader van de Project Overstijgende Verkenningen voor de dijkversterkingen langs de Waddenkust wordt gezocht naar innovatieve methoden om dijken, die door geulen dreigen te worden ondermijnd, op natuurlijkere manieren te versterken. Ook wordt onderzocht hoe deze maatregelen meer in overleg met belanghebbenden kunnen worden getroffen.
Spoelmeer Noordpolderzijl
Doordat de wadbodem langs de vastelandskust omhoog komt, slibt de geul naar de haven van Noordpolderzijl dicht. Dit gaat ten koste van de havenfunctie en de vispasseerbaarheid. Er loopt een verkenning om de geul met een spoelmeer open te houden. De meerwaarde voor de natuur kan mogelijk worden vergroot door een broedeiland in het spoelmeer aan te leggen. Er ontstaan ook extra recreatiekansen.
Kustzone Delfzijl – Punt van Reide
Het Groninger Landschap en de Provincie Groningen willen een geleidelijke zoet-zoutovergang bij de Groote en de Kleine polder bij Termunterzijl. Dit kan gecombineerd worden met recreatie door verbetering van de toegankelijkheid, aanleg van zwemfaciliteiten en een visserijmuseum. De Groote Polder zou ook kunnen worden ingezet voor het omzetten van slib uit de haven van Delfzijl in klei.
Bijlage 5: Hoogwatervluchtplaatsen en broedlocaties (Brakke Parels)
Reeds gefinancierde hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden
- 1)
Utopia
- 2)
De Bemes
- 3)
Nieuw Buitenheim
- 4)
Prins Hendrikdijk
- 5)
Balgzandpolder
- 6)
Schorren Balgzand
- 7)
Lage Oude Veer
- 8)
Leidam
- 9)
Noard-Fryslân Butendyks
- 10)
Holwerderwestpolder
- 11)
Kwelderherstelplan
- 12)
Klutenplas
- 13)
Punt van Reide
- 14)
Binnendijkse broedgebieden op Texel
- 19)
Griend: behoud huidige functie
- 25)
Eems/Dollard: broedgebieden voor Sterns
- 26)
Broedeiland Afsluitdijk
Kansrijke en prioritaire locaties voor hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden
- 15)
Verminderen predatie Balgzand en Amstelmeer
- 16)
Wieringen
- 17)
Harlingen – Zurich
- 20)
Terschelling: kwelderherstel
- 21)
Harlingen – Zwarte Haan
- 22)
Verminderen predatie en overstromingsrisico vastelandkwelders
- 23)
Ameland West
- 2)
Verminderen overstromingsrisico kwelders op eilanden: dynamisch kustbeheer
Bijlage 6: Vijf toplocaties
bron: Waddensleutels
Noot
1Lokale subsidieloketten zijn loketten van de provincies waar inwoners(initiatieven) provinciale subsidies (leefbaarheid en Leader)kunnen aanvragen. Deze subsidieloketten doen hierbij de eerste advisering van aanvragen die vallen binnen BLI. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en kunde van medewerkers die vooral de lokale aspecten kennen. Verder hebben de lokale loketten de mogelijkheid om breder te adviseren omdat zij meerdere subsidiestromen behartigen. Op die manier wordt synergie bevorderd.
Noot
3Als onderdeel van innovatieve pilots in de fases TRL 5-8 sluit het Waddenfonds ondersteuning van specifieke maatregelen die betrekking hebben op TRL 4 niet uit. Maar dat kan alleen als die specifieke maatregelen nodig zijn voor de volgende TRL fases in een relevante praktijkomgeving en daarmee onderdeel zijn van een project wat zich in hoofdzaak richt op de fases 5-8 van de TRL.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl