Regeling vervallen per 24-12-2022

Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda

Geldend van 12-10-2021 t/m 23-12-2022

Intitulé

Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda

De raad van de gemeente Breda;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2021 DATUM;

Gelet op de artikelen 149 en 150 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    autoluwe gebied: het gebied, zoals omlijnd is aangegeven in bijlage 1 van deze verordening, dat wordt begrensd door de borden G7, C12 en G11 uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), en dat buiten de venstertijden door middel van (fysieke) afsluitingen, behoudens fietsers en gehandicaptenvoertuigen, niet toegankelijk is voor voertuigen.

  • b.

    bewoner: natuurlijk persoon, die in het autoluwe gebied:

    • -

      woonachtig is blijkens inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en;

    • -

      als eigenaar of houder van één (of meerdere) voertuig(en) staat geregistreerd.

  • c.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van Breda.

  • d.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994.

  • e.

    eigen parkeergelegenheid: parkeergelegenheid, gelegen in het autoluwe gebied, die ter beschikking staat aan de houder van een motorvoertuig krachtens eigendom, huur, beperkt recht of persoonlijk recht.

  • f.

    gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is.

  • g.

    halen en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of meerdere personen, die bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

  • h.

    houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een voertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het voertuig opgegeven kenteken ten tijde van het verlenen van de ontheffing was ingeschreven.

  • i.

    laden en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per voertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

  • j.

    motorvoertuig: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

  • k.

    minder valide: natuurlijk persoon, die blijkens inschrijving in de Basis Registratie Personen (BRP) woonachtig is in het autoluwe gebied en:

    • -

      die beschikt over een invalideparkeergelegenheid op kenteken; of

    • -

      als eigenaar of houder van een invalidevoertuig geregistreerd staat.

  • l.

    onderneming: bedrijf, organisatie of instelling die in het autoluwe gebied is gevestigd, blijkens inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • m.

    ontheffing: door burgemeester en wethouders verleende ontheffing, als bedoeld in artikel 87 van het RVV 1990, van het verbod om met een nader aangeduid voertuig in het autoluwe gebied te rijden buiten de venstertijden.

  • n.

    parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

  • o.

    RVV 1990: Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (Stb. 1990, 459; 1996, 557).

  • p.

    snorfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

  • q.

    venstertijden: in een verkeersbesluit vastgelegde tijdsperioden, waarbinnen het rijden met een voertuig in het autoluwe gebied is toegestaan.

  • r.

    voertuig: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.

Artikel 2: Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen aan de eigenaar of houder van een voertuig, teneinde het voertuig toegang te verschaffen tot het autoluwe gebied buiten de venstertijden.

Artikel 3: Aanvraag ontheffing

  • 1. Het indienen van een aanvraag om een ontheffing dient te geschieden door middel van een daartoe door burgemeester en wethouders vastgesteld (digitaal) formulier.

  • 2. De aanvraag om een ontheffing wordt getoetst aan het bepaalde in deze verordening en de bijbehorende besluiten en voorschriften.

  • 3. Per kenteken wordt één ontheffing verstrekt.

Artikel 4: Beslistermijn ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een volledige aanvraag om een ontheffing.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn als bedoeld in het eerste lid met maximaal vier weken verlengen.

Artikel 5: Soorten ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een langlopende ontheffing verlenen voor de duur van maximaal één kalenderjaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een tijdelijke ontheffing verlenen voor de duur van maximaal drie kalendermaanden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een ontheffing verlenen voor de duur van één kalenderdag (van 0.00 uur tot 24.00 uur).

Artikel 6: Gegevens ontheffing

Een ontheffing vermeldt in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;

  • b.

    het adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;

  • c.

    kenteken van voertuig waarvoor ontheffing is verleend;

  • d.

    wanneer het voertuig niet kentekenplichtig is, een omschrijving van het voertuig;

  • e.

    de periode waarvoor ontheffing is verleend.

Artikel 7: Voorschriften en beperkingen ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een ontheffing nadere voorschriften en/of beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van de verkeersveiligheid, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid van de binnenstad en de handhaving van de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde besluiten.

  • 2. De beperkingen waaronder een ontheffing wordt verleend en de aan de ontheffing verbonden voorschriften kunnen door burgemeester en wethouders ambtshalve of op aanvraag worden gewijzigd of ingetrokken.

  • 3. Het is de houder van een ontheffing verboden om in strijd te handelen met de door burgemeester en wethouders gestelde voorschriften en beperkingen.

Artikel 8: Financiële bepalingen

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om ontheffing zijn, ingevolge het bepaalde in de Legesverordening Breda met bijbehorende tarieventabel, leges verschuldigd.

Artikel 9: Vrijstellingsregeling

  • 1. Het autoluwe gebied is onder de volgende navolgende voorwaarden vrijelijk toegankelijk voor voertuigen ten behoeve van:

    • a.

      nood- en hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig noodzakelijk is;

    • b.

      gemeentelijke (ingehuurde) toezicht- en handhaving en gemeentelijke beheer- en onderhoudsvoertuigen, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te trekken, indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebied verplaatst op een ander tijdstip en/of zonder dat er sprake is van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend.

Artikel 10: Langlopende ontheffing parkeervoorziening eigen terrein

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan:

    • a.

      een bewoner met een parkeervoorziening op eigen terrein; of

    • b.

      een onderneming met een parkeervoorziening op eigen terrein; of

    • c.

      aan een ieder die houder is van een voertuig en die eigenaar of huurder is van een parkeervoorziening op eigen terrein;

  • welke louter via het autoluwe gebied voor voertuigen toegankelijk is, een langlopende ontheffing verlenen om zich buiten de venstertijden met het voertuig door het autoluwe gebied te verplaatsen.

Artikel 11: Langlopende ontheffing parkeervoorziening invalideparkeerplaats

Burgemeester en wethouders kunnen aan een minder valide bewoner met een parkeervoorziening in de vorm van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in het autoluwe gebied een langlopende ontheffing verlenen om zich buiten de venstertijden met het voertuig door het autoluwe gebied te verplaatsen.

Artikel 12: Langlopende ontheffing voor uitoefenen van markthandel

Burgemeester en wethouders kunnen een houder van een voertuig, die ten behoeve van markthandel een standplaats inneemt, een langlopende ontheffing verlenen om zich met het voertuig buiten de venstertijden door het autoluwe gebied te verplaatsen, doch enkel ten behoeve van markthandel en ten tijde van de bevoorrading en het opbouwen en afbreken van de standplaats.

Artikel 13: Langlopende ontheffing voor huisartsen en verloskundigen

Burgemeester en wethouders kunnen aan huisartsen en verloskundigen een langlopende ontheffing verlenen om zich buiten de venstertijden met een voertuig door het autoluwe gebied te verplaatsen, mits deze voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie en bij deze functie-uitoefening gebruik van het voertuig noodzakelijk is.

Artikel 14: Tijdelijke ontheffing voor bouw- en onderhoudsverkeer

Burgemeester en wethouders kunnen aan bedrijven ten behoeve van bouw- en onderhoudswerkzaamheden een tijdelijke ontheffing verlenen voor het met een voertuig rijden in het autoluwe gebied buiten de venstertijden ten behoeve van het verrichten van bouw- en onderhoudswerkzaamheden waarbij het gebruik van het voertuig noodzakelijk is.

Artikel 15: Dagontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een houder van een voertuig een ontheffing verlenen voor de duur van één kalenderdag om zich met een voertuig door het autoluwe gebied te verplaatsen buiten de venstertijden ten behoeve van:

    • a.

      halen of brengen van één of meerdere personen, die slecht ter been zijn en zich niet zelfstandig, anders dan met een voertuig, door het autoluwe gebied kunnen verplaatsen;

    • b.

      laden en/of lossen van enig goed met enig gewicht of omvang;

    • c.

      rouw- en trouwverkeer;

    • d.

      evenementen;

    • e.

      verhuizingen;

    • f.

      calamiteiten.

  • 2. De ontheffing als bedoeld in het eerste lid dient uiterlijk op de dag van toegang te worden aangevraagd.

Artikel 16: Weigeringsgronden ontheffing

Burgemeester en wethouders weigeren in ieder geval een ontheffing:

  • a.

    indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvraag onjuistheden ten opzichte van de feitelijke situatie bevat;

  • b.

    indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvraag niet voldoet aan de eisen zoals genoemd in deze verordening en de op deze verordening gebaseerde nadere regels;

  • c.

    indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders aannemelijk is dat aanvrager niet voldoet aan (overige) wettelijke bepalingen;

  • d.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 17: Intrekken ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken een ontheffing in:

    • a.

      op verzoek van de houder van het voertuig;

    • b.

      wanneer de houder van het voertuig uit het autoluwe gebied verhuist of de aldaar gevestigde onderneming beëindigt;

    • c.

      in geval van overlijden van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, met dien verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op naam van de nabestaande, mits deze voldoet aan de criteria waaronder de ontheffing is verleend;

    • d.

      indien het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, wijzigt van eigenaar of houder;

    • e.

      wanneer zich een wijziging voordoet in de feiten en omstandigheden die relevant waren voor de verlening van de ontheffing;

    • f.

      indien een andere reden of grond bestaat waardoor houder van het voertuig of het voertuig niet meer voldoen aan de criteria op basis waarvan de ontheffing is verleend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een ontheffing intrekken:

    • a.

      indien een handeling wordt verricht in strijd met de ontheffing en de daaraan verbonden voorwaarden, dan wel de door de burgemeester en wethouders nader vastgestelde regels;

    • b.

      indien met het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, de voor het gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens worden overtreden;

    • c.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • d.

      om redenen van openbaar belang.

Artikel 18: Toezicht en Handhaving

  • 1. Handhaving vindt plaats op basis van de Wegenverkeerswet artikel 150, eerste en tweede lid en artikel 160, eerste, tweede en derde lid en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

  • 2. De handhaving wordt uitgeoefend door daartoe bevoegde ambtenaren en de politie.

Artikel 19: Nadere regels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen.

Artikel 20: Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen van deze verordening afwijken, voor zover toepassing leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, dan wel ter voorkoming van onbedoelde effecten.

Artikel 21: Overgangsbepaling

Aanvragen voor een ontheffing die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de beleidsregel Ontheffingen Palenplan Breda.

Artikel 22: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 23: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening ontheffingen autoluwe gebied Breda”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 1 april 2021,

, voorzitter

, griffier

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling