Regeling briefadres gemeente Eemsdelta 2021

Geldend van 07-10-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Regeling briefadres gemeente Eemsdelta 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta,

gelet op

  • artikel 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47 en 2.52 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP)

  • artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP)

  • artikel 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP)

  • artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht

  • de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016

  • het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;

besluit vast te stellen:

Regeling briefadres gemeente Eemsdelta 2021.

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP) en waar, als het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);

  • b.

    briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP) of een Nederlandse rechtspersoon die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om op te treden als briefadresgever (artikel 2.42 Wet BRP) ;

  • c.

    briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt

  • d.

    gezinshuishouden:

  • 1.

    twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

  • 2.

    twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

  • 3.

    een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

  • a.

    dak- of thuisloosheid;

  • b.

    korte overbrugging tussen twee woonadressen;

  • c.

    de uitoefening van een ambulant beroep;

  • d.

    kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derde van de tijd;

  • e.

    korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

  • f.

    het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

  • g.

    de langdurige vermissing van een persoon;

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 van de Wet BRP;

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (als bedoeld in artikel 2.41 van de Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    een geldig identiteitsbewijs;

  • b.

    de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

  • c.

    een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

  • d.

    een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1.

  • e.

    een bewijs van de instelling; als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 3.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder a en f dan kan een inschrijving plaatsvinden op het adres van een daartoe aangewezen (gemeentelijke)

  • 7.

    instelling. Hieraan kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

  • 8.

    De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden op hetzelfde woonadres.

  • 9.

    Lid 7 van dit artikel is niet van toepassing als de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig als alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, alsmede, voor zover van toepassing, lid 4 en 5, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Als de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Als de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, als:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, lid 1 onder f en lid 2,3 en4;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, lid 8.

Artikel 6 Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal zes maanden. Dit termijn kan telkens met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 3, wordt het briefadres verstrekt voor de duur van het verblijf.

  • 4.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 5.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 6.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5.

  • 7.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 7 Inlichtingenplicht

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 2 tot en met 6 is zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres.

  • 2.

    De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

Artikel 8 Beëindiging briefadres

  • 1.

    Als de briefadresgever meldt dat betrokkene niet meer bereikbaar is, dient hij dit schriftelijk te verklaren. De gemeente moet hierop een onderzoek instellen naar de nieuwe woon- of verblijfplaats van betrokkene.

  • 2.

    De aangever dient het briefadres te beëindigen als de redenen genoemd in artikel 2 op hem niet meer van toepassing zijn.

  • 3.

    Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn(en) geen aangifte van adresverandering gedaan, dan start de gemeente de procedure adresonderzoek, met als mogelijk resultaat opschorting van de bijhouding van de persoonslijst wegens emigratie met als reden "vertrek uit Nederland".

Artikel 9 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling. Van onbillijkheid kan sprake zijn als het strikt vasthouden aan de regeling als onredelijk kan worden aangemerkt of als er onevenredige schade zou ontstaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2021.

  • 2.

    De beleidsregels briefadres van de gemeente Appingedam, Delfzijl en Loppersum worden ingetrokken per 1 januari 2021.

  • 3.

    Gelijktijdig met het in werking treden van deze regeling worden de volgende regelingen vervallen verklaard:

  • a.

    Regeling briefadres gemeente Loppersum 2019, vastgesteld op 16 december 2019;

  • b.

    Regeling briefadres gemeente Delfzijl 2014, vastgesteld op 25 november 2014;

  • c.

    Regeling briefadres gemeente Appingedam 2017, vastgesteld op 10 oktober 2017.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Eemsdelta 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24-08-2021.

R. Koch, gemeentesecretaris

G. Beukema, burgemeester

Toelichting op de Regeling briefadres

Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

- een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

- een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

- een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

- een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning (in Nederland of in het buitenland) heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is deze persoon verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuisd’ de persoonslijst naar het Register Niet-Ingezetenen (RNI) vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een persoon beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en er bij vertrek de redelijke verwachting is dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is deze persoon wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een (gemeentelijke) instelling.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

1. tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

2. waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

3. het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zowel zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

Toelichting artikel 3, lid 5:

In dit lid wordt verwezen naar een onderliggend dossier om de noodzakelijkheid van een briefadres te kunnen beoordelen op grond van het behoren tot een kwetsbare groep of vermiste personen. Vanzelfsprekend gaat het daarbij om het overleggen van voldoende objectieve bewijsstukken op basis waarvan dit kan worden vastgesteld en zal niet zonder noodzaak een volledig dossier overgelegd hoeven te worden.

Toelichting artikel 3, lid 6:

Voor deze kwetsbare groep die in isolement leven zonder vaste woon- of verblijfplaats kunnen een briefadres aanvragen bij de daartoe aangewezen (gemeentelijke) instelling om ervoor te zorgen dat zij in beeld blijven. Een briefadres bij een (gemeentelijke) instelling wordt toegekend voor de duur van zes maanden en kan met de duur van zes maanden worden verlengd, mits er kan worden aangetoond dat er voldoende inspanning is verricht voor het bemachtigen van een woonadres. Het College van burgermeester en wethouders wijst (gemeentelijke) instellingen aan middels een aanwijzingsbesluit.

Toelichting artikel 3, lid 7:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 9.

Toelichting artikel 3, lid 8:

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 7 vermeldt, niet van toepassing.

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

Toelichting artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden en vastgesteld door de burgemeester (artikel 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

Wanneer betrokkene om moverende redenen niet in aanmerking komt voor een briefadres dan wordt er door of namens het college van B&W een besluit genomen. Dit betekent dat aan de aanvrager eerst een voornemen en daarna een besluit wordt toegezonden dat hij niet wordt ingeschreven op het gevraagde briefadres / dat de termijn voor het briefadres niet wordt verlengd. Een dergelijke mededeling wordt volgens artikel 2.60 van de wet BRP gelijk gesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

Toelichting artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden als de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. als betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres. Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen.

Toelichting artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

Toelichting artikel 5 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres.

Toelichting artikel 6, lid 1 en 5:

Om het tijdelijke karakter van een korte overbrugging tussen twee woonadressen te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van maximaal zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot telkens een verlenging met maximaal zes maanden. Verlenging is mogelijk zolang de situatie waarvoor het briefadres is toegestaan, voortduurt.

Deze periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de betrokkene, om zo er op toe te zien dat hij/zij niet op het briefadres blijft staan ingeschreven terwijl hij inmiddels een woonadres heeft.

Hierop zijn een aantal uitzonderingen.

- Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.

- Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de betrokkene om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

- Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de eerder bepaalde of afgesproken termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling en die de wet stelt.

Toelichting artikel 6, lid 6:

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

Toelichting artikel 6, lid 7:

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

Toelichting artikel 8, lid 1:

Een briefadresgever kan op een gegeven moment aan de gemeente schriftelijk (noodzakelijk van belang voor eventuele latere rechterlijke procedures) melden dat betrokkene voor hem niet meer bereikbaar is en niet meer kan voldoen aan de verplichting van het doorsturen van de post. In zo’n situatie wordt niet langer meer voldaan aan de voorwaarden van deze regeling en dient bij de briefadreshouder de feitelijke verblijfssituatie (in casu het briefadres) nader onderzocht te worden. Van de overheid wordt verwacht (dit blijkt ook uit allerlei rechterlijke uitspraken) dat zij zich actief opstelt (ondanks dat de betrokkene zijn plicht niet nakomt) en gedegen onderzoek doet om tot een besluit te komen. Voor dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd conform het landelijke protocol “adresonderzoek BRP”, kan de door de gemeente aangewezen toezichthouder BRP worden ingeschakeld.

Als uit het onderzoek blijkt dat betrokkene niet bereikbaar is, zal dit leiden tot een besluit ambtshalve uitschrijving uit de BRP met als reden “vertrek uit Nederland”. Het voornemen en het besluit worden op naam van de betrokkene verstuurd naar het in de BRP geregistreerde (brief)adres. Tevens wordt een kennisgeving van het besluit gepubliceerd op de voor de gemeente gebruikelijke wijze.

Toelichting artikel 8, lid 2 en 3:

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres wil beschikken, dan moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het huidige briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

Als een nieuwe aangifte achterwege blijft, dan zal dit leiden tot het opstarten van bovengenoemd “adresonderzoek BRP”.

Toelichting artikel 9:

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 4 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet BRP een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.

Toelichting artikel 10:

De beleidsregel gaat bij nieuwe aanvragen direct en onverkort gelden. Dit betekent dat voor nieuwe situaties geen overgangsperiode wordt opgenomen.