Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Emmen 2020

Geldend van 02-10-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Emmen 2020

De raad van de gemeente Emmen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2019,19/660;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de

Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9,

eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit

decentrale politieke ambtsdragers;

gehoord de raadscommissie Bestuur, Middelen en Economie van 16 januari 2020

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Emmen 2020;

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • d.

    fractievoorzitter: raadslid waarvan door de voorzitter van de raad is vastgesteld dat dit lid optreedt als fractievoorzitter van de in de raad vertegenwoordigde groepering.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Vervallen.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie (en bijzondere commissie) van raadsleden

Vervallen.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente op uitnodiging voor informatiebijeenkomsten van de gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente Emmen participeert, uitnodigingen van de provincie Drenthe, andere Drentse gemeenten en de Vereniging van Drentse Gemeenten, wordt aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt, alsmede noodzakelijkerwijs gemaakte parkeer-, veer- en tolkosten .

  • 2. Voor overige reizen buiten het grondgebied van de gemeente vindt geen vergoeding plaats, tenzij deze reis specifiek is ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed.

  • 5. De noodzakelijk en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied zoals omschreven in lid 1 en 2, worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 6. Declaraties die al eerder zijn ingediend conform dit artikel worden geacht met terugwerkende kracht conform deze verordening te zijn toegekend.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Vervallen.

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Vervallen.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, kan de daarmee gepaard gaande noodzakelijke kosten naar redelijkheid en in overleg met de fractievoorzitter ten laste brengen van het door de gemeente beschikbaar gestelde fractiebudget.

Artikel 8. Vergoeding commissieleden, niet zijnde raadsleden

  • 1. Commissieleden ontvangen per bijgewoonde vergadering een vergoeding. Deze vergoeding bedraagt anderhalf maal het door of namens onze minister jaarlijks vastgestelde normbedrag.

  • 2. De vergoeding wordt eens per kwartaal betaalbaar gesteld op basis van de aanwezigheid van het betreffende commissielid, zoals die blijkt uit de vastgestelde vergadernotulen.

  • 3. Deze vergoeding wordt toegekend met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 9. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie-en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

  • 3. De bestaande financiële tegemoetkomingen en inhoudingen, als bedoeld in artikel 7 van de huidige verordening, blijven als overgangsregeling in de raadsperiode tot en met maart 2022 van kracht.

Artikel 10. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 11. Betaling vaste vergoedingen

Vervallen.

Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de vergoeding van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na factuurdatum, datum gemaakte kosten of betaling door raads- of commissieleden digitaal ingediend bij de griffier of fractievoorzitter in geval van niet partijpolitiek georiënteerde scholing, die hierbij voor afhandeling wordt gemandateerd.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen drie maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 13. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Emmen 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 14. Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Emmen 2020.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 30 januari 2020.

De griffier,

H.D. Werkman

De voorzitter,

H.F. van Oosterhout

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2020

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt. Diverse onderwerpen zijn door de landelijke wetgever – dus van rechtswege – geregeld.

Te denken valt aan:

  • -

    verhoging van de raads- en onkostenvergoeding;

  • -

    verhoging toelage fractievoorzitters en leden vertrouwenscommissie bij benoemingsprocedure nieuwe burgemeester;

  • -

    reiskosten “dienstreizen” en “woon-werk-verkeer” voor raads- en commissieleden.

Tevens is in de landelijke Rechtspositieregeling een groot aantal mogelijkheden toegevoegd, waar de raads- en commissieleden voor een tegemoetkoming in de kosten in aanmerking kunnen worden gebracht. Dit is dus facultatief, in tegenstelling tot de verplichte bepalingen, waarbij lokaal aansluiting gezocht moet worden.

Voor wat betreft de facultatieve bepalingen is door het presidium overlegd met de fractievoorzitters.

Hieruit is het volgende naar voren gekomen:

  • -

    Reiskosten buiten de gemeente komen als “dienstreis” enkel voor vergoeding in aanmerking wanneer het gaat om bijeenkomsten georganiseerd door het bestuur van

    • a.

      een gemeenschappelijke regeling waarin de gemeente Emmen participeert;

    • b.

      de provincie Drenthe;

    • c.

      de Vereniging van Drentse Gemeenten (VDG);

    • d.

      de andere Drentse gemeenten.

De kosten van de dienstreis worden op dezelfde manier gedeclareerd als de kosten van reizen binnen de gemeente. Het betrachten van transparantie en openheid is belangrijk. In dit kader is met de fractievoorzitters afgesproken dat de declaraties worden gepubliceerd op de raadssite.

Tevens wordt voorgesteld, in overleg met de fractievoorzitters, om géén voorziening te treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden in de vorm van een dertiende maand. Het raadslidmaatschap is geen hoofdbetrekking, en het raadswerk in Emmen is qua tijdsinvestering niet van dien aard, dat raadsleden onevenredig beperkt worden om een betaalde baan te hebben dan wel te vinden. Dat geldt ook voor de mogelijkheid, dat raadsleden zich oriënteren op een loopbaan na het raadswerk en de kosten hiervoor declareren bij de gemeente. Bij gemeenteraden die hoofdzakelijk overdag vergaderen, zou dit aan de orde kunnen zijn. Dat is in Emmen niet het geval.

Ook zullen geen bijzondere commissies worden aangewezen, waardoor de hierbij gepaard gaande toelage niet behoeft te worden verstrekt. Wel wordt voorgesteld om het presidium aan te wijzen als reguliere raadscommissie ex. artikel 84 Gemeentewet. Dit zal in de eerstvolgende wijziging van het RvO worden uitgewerkt. Hierdoor zijn de regels van de Gemeentewet, waaronder die van de geheimhouding, automatisch van toepassing.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. Het raadslidmaatschap is geen baan, de gemeente is dus ook niet de werkgever, er is geen sprake van enige hiërarchische verhouding. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raadsof commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse.

Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad. Deze mogelijkheid kent de rechtspositieregeling al jaren en is dus niet nieuw. In het licht van de bestuurspraktijk en de wensen van de raad van de gemeente Emmen bestaat er geen noodzaak of behoefte aan een dergelijke bepaling. Dit verklaart de aanduiding “vervallen” in de verordening.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel van) de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie c.a. [en bijzondere commissie] van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde “zware commissies”. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie (bij benoemingsprocedure nieuwe burgemeester), de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Wanneer deze commissies bij verordening zijn ingesteld, ontvangen de daarin zitting hebben raadsleden een vergoeding van rechtswege.

Daarnaast kunnen andere commissies als “bijzondere commissies” worden gekwalificeerd. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden.

De toelage bij de rekenkamer- en de vertrouwenscommissie is wettelijk verplicht, zijnde €120,- per maand (was 5%) en voor de onderzoekscommissie geld maximaal 3 x de maandelijkse vergoeding bij verordening vast te leggen. In onze Rekenkamercommissie mogen geen raadsleden zitting nemen, dus dat is niet van toepassing.

De overige twee commissies komen pas in beeld als de situatie daarnaar is.

Voor de onderzoekscommissie geldt: Daar waar van toepassing wordt in de afzonderlijke verordening ook de vergoeding geregeld. Voor wat betreft de kwalificatie “bijzondere commissie” wordt voorgesteld geen van de bestaande commissies hieronder te laten vallen. Gelet op het belang, de belasting en tijdsbeslag mogen deze werkzaamheden geacht worden te behoren tot de reguliere activiteiten van een raadslid.

Dit verklaart de aanduiding “(vervallen)” bij artikel 3 in de verordening.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook buitenlandse dienstreizen worden geschaard. Dit zal in de praktijk niet of sporadisch voorkomen.

De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Aanvullend is de bepaling opgenomen dat reiskostenvergoeding alleen wordt toegekend voor het bijwonen op uitnodiging van gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente participeert, op uitnodiging van de provincie Drenthe, andere Drentse gemeenten en de Vereniging van Drentse Gemeenten. Omdat in een aantal gevallen al declaraties conform deze verordening zijn ingediend en toegekend is hiervoor een overgangsregeling getroffen.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

In het licht van de bestuurspraktijk en de wensen van de raad van de gemeente Emmen bestaat er geen noodzaak of behoefte aan een dergelijke bepaling. Dit verklaart de aanduiding “vervallen” in de verordening.

Raadsleden zijn soms een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor soms in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. Soms kan het raadswerk hiervoor beperkend zijn. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

De collectieve verzekering

Sommige gemeenteraden willen deze voorziening treffen voor de raadsleden vanaf de start van de raadsperiode per maart 2018. Terugwerkende kracht is niet mogelijk. De bepaling geldt vanaf 1 januari 2019.

Op basis van artikel 5.1, zevende lid, van het besluit geldt overgangsrecht. Voor zover voor raadsleden al op grond van het (oude) Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden collectieve verzekeringen zijn afgesloten voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden, kunnen die gehandhaafd blijven. De betrokken raadsleden ontvangen in dat geval uiteraard geen bedrag om zelf een dergelijke verzekering en/of voorziening te treffen.

Aan een dergelijke bepaling bestaat in Emmen geen behoefte.

Dit verklaart de aanduiding “(vervallen)” bij artikel 5 in de verordening.

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet alle gemeenten hebben in dezelfde mate behoefte aan deze regeling. De grondslag voor deze regeling is daarom nog niet ingevoerd voor alle volksvertegenwoordigers, maar alleen voor raadsleden van gemeenten groter dan 100.000 inwoners (artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers). In deze bepaling is mogelijk gemaakt dat een raadslid in deze inwonersklassen ten laste van de gemeente kosten kan maken voor activiteiten, cursussen ,opleidingen en dergelijke die betrokkene voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Dus een cursus «Ken u zelf», het leren schrijven van een bedrijfsplan of een sollicitatietraining kwalificeert wel, maar netwerkgesprekken of outplacement kwalificeren niet. Overigens kan het raadslid die in aanmerking komt voor deze regeling, deze ook gebruiken om zich voor te bereiden op de beëindiging van zijn raadslidmaatschap.

Aan een dergelijke regeling bestaat in Emmen geen behoefte. Zie ook toelichting bij artikel 5.

Dit verklaart de aanduiding “(vervallen)” bij artikel 6 in de verordening.

In het licht van de bestuurspraktijk en de wensen van de raad van de gemeente Emmen bestaat er geen noodzaak of behoefte aan een dergelijke bepaling. Dit verklaart de aanduiding “vervallen” in de verordening.

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden.

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte (dus raadslid-gerichte) scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen, maar dan uiteraard voor alle raadsleden als collectief. Ook die kosten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen is een aangelegenheid van de fractie c.q. de fractievoorzitter. Wanneer wordt ingestemd kunnen de kosten naar redelijkheid ten laste van de fractievergoeding worden gebracht. Dit geldt overigens ook voor de kosten van het lidmaatschap van een beroepsvereniging. Deze kosten kunnen in overleg met de fractievoorzitter ten laste worden gebracht van het door de gemeente beschikbaar gestelde fractiebudget. Het begrip beroepsvereniging is nader omschreven in het rechtspositiebesluit.

Onder “beroepsvereniging” wordt verstaan een “voor iedere ambtsdrager van die beroepsgroep toegankelijke, landelijk georganiseerde beroepsvereniging, die blijkens haar statuten de deskundigheidsbevordering en/of belangenbehartiging van de functie van die beroepsgroep ten doel heeft of mede ten doel heeft, een en ander ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders”.

Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordening vereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. Gelet op de Emmense praktijk stelt het presidium in overleg met de fractievoorzitters voor, om de presentiegeldvergoeding voor commissieleden te verhogen met anderhalf maal de normvergoeding. In concreto betekent dit dat de huidige vergoeding per vergadering (€ 129,58) wordt verhoogd naar € 194,37. Het is aan de fracties om de inzet van de commissieleden in goed overleg te bepalen. De ervaring is, dat in bijna alle fracties de commissieleden volwaardig meedraaien, vergelijkbaar met raadsleden.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

De bestaande financiële tegemoetkomingen blijven als overgangsregeling in de raadsperiode tot en met maart 2022 van kracht.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen & artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het college dient een (digitaal) formulier daartoe vast te stellen waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.