Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015

Geldend van 01-03-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015

Het Algemeen Bestuur van Orionis Walcheren;

Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren;

Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet,

Besluit vast te stellen de verordening loonkostensubsidie Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2015

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet

Artikel 1 Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het Dagelijks Bestuur de volgende criteria in acht:

  • a. een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

  • b. die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

  • c. die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3. Een arbeidsdeskundige adviseert het Dagelijks Bestuur met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. De arbeidsdeskundige neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

Artikel 2 Vaststelling loonwaarde

  • 1. Het Dagelijks Bestuur gebruikt de methode van het UWV om de loonwaarde van een persoon

  • vast te stellen.

  • 2. Het gebruik van de methode van het UWV is vastgelegd in een overeenkomst.

Artikel 3 Beleid

Het Dagelijks Bestuur kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 4 Hardheidsclausule

  • 1. Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening LKS Participatiewet”

Artikel 6 Inwerkingtreding

Ondertekening

Deze verordening treedt op 1 maart 2015 in werking.

Vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur op 20 februari 2015

De voorzitter, De secretaris,

ALGEMENE TOELICHTING

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet.

Overeenkomstig deze bepaling dient het Algemeen Bestuur bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

- de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

- de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het Dagelijks Bestuur kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep

loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie

hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

Heeft het Dagelijks Bestuur vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het Dagelijks Bestuur in beginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het Dagelijks Bestuur vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm van loonkostensubsidie als de werkgeverssubsidie zoals omschreven in artikel 10 van de Re-integratieverordening Participatiewet.

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

- doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;

- loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

- dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

personen die algemene bijstand ontvangen;

- personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan Dagelijks Bestuur is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie laat het Dagelijks Bestuur zich adviseren door en arbeidsdeskundige. Het Dagelijks Bestuur draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, de arbeidsdeskundige maakt gebruik van de werkwijze vaststelling loonwaarde van het UWV, adviseert en neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het Dagelijks Bestuur of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het Dagelijks Bestuur de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Een arbeidsdeskundige adviseert, met gebruikmaking van de werkwijze vaststelling loonwaarde UWV, het Dagelijks Bestuur met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. De vastgestelde loonwaarde legt het Dagelijks Bestuur vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In de overeenkomst met het UWV genoemd in het tweede lid wordt de methode die het Dagelijks Bestuur gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. Ook worden in deze overeenkomst de afspraken met het UWV over het gebruik maken van de methode nader beschreven.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het Dagelijks Bestuur loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.

Artikel 3. Beleid

De wet vraagt aan het Algemeen Bestuur om de voorwaarden voor het beschikbaar stellen van een loonkostensubsidie in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in de voorgaande artikelen vastgelegd. Het Dagelijks Bestuur kan nadere beleidsregels en een beleidsplan opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt

Artikel 4. Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het Dagelijks Bestuur ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Artikel 5. Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.