Beleidsregels inzake uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Zuid-Holland

Geldend van 19-11-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inzake uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Zuid-Holland

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op de in artikel 7, lid 2, van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 opgenomen mogelijkheid om nadere regels te stellen;

Gelet op het in artikel 4 van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 neergelegde verbodsbepalingen;

Gelet op de in de artikelen 6 en 8 van de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 neergelegde mogelijkheid om vergunning te verlenen van voornoemde verbodsbepalingen;

Overwegende dat de provincie Zuid-Holland eenduidig advies wenst uit te brengen over uitwegen op provinciale wegen, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist,

Overwegende dat de vrijheid van het verkeer, de veiligheid op de weg en de instandhouding en bruikbaarheid van de weg bij de behandeling van de adviesaanvragen voorop dient te staan;

Overwegende dat het wenselijk is een vaste gedragslijn vast te stellen omtrent de afweging van belangen ten behoeve van de bevoegdheid tot advisering als bedoeld in de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Regels inzake uitwegen op wegen in beheer bij de provincie Zuid-Holland

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 27 van de Wegenwet;

  • b.

    gebiedsontsluitsingswegen: deze wegen vormen de verbindingsschakels tussen stroomwegen en erftoegangswegen en laten het verkeer doorstromen op wegvakken en uitwisselen (afslaan) op de kruispunten;

  • c.

    perceel: perceelsgrond zoals geregistreerd bij het Kadaster;

  • d.

    stroomwegen: wegen met een nationale en internationale functie voor het langeafstandsverkeer die snelle verbindingen tussen steden, landsdelen en landen vormen zoals auto(snel)wegen;

Artikel 2. Algemene criteria

Een verzoek om een omgevingsvergunning voor uitwegen wordt getoetst aan het verkeersbelang en/of wegbelang en wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het een rechtstreekse uitweg op een Stroomweg betreft;

  • b.

    het een rechtstreekse uitweg op een Gebiedsontsluitingsweg betreft die is gelegen buiten de bebouwde kom en waarbij een bundeling van bestaande uitwegen niet mogelijk is;

  • c.

    er op een weg van lagere rangorde alternatieve uitwegmogelijkheden zijn;

  • d.

    vanaf een perceel al een uitweg aanwezig is;

  • e.

    de gewenste uitweg in onmiddelijke nabijheid van bochten, kruispunten, splitsingen, rotondes en verkeersregelinstallaties is gelegen;

Artikel 3. Nadere voorschriften

In een advies met betrekking tot de omgevingsvergunning kunnen (nadere) voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op:

  • a.

    de plaats, de vormgeving, de afmetingen, materiaalgebruik en verkeersveiligheid;

  • b.

    ontwerp- en inrichtingscriteria;

  • c.

    werkzaamheden en andere activiteiten.

Ondertekening