Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR661239
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR661239/1
Bodemfunctieklassenkaart en bodemkwaliteitskaart Regio Achterhoek
Geldend van 18-08-2021 t/m heden
Intitulé
Bodemfunctieklassenkaart en bodemkwaliteitskaart Regio AchterhoekInhoudsopgave
1 Inleiding 1
1.1 Inleiding 1
1.2 Doelstelling 1
2 Bodemfunctieklassenkaart 3
3 Bodemkwaliteitskaart 4
3.1 Stap 1: Opstellen programma van eisen 4
3.2 Stappen 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en indelen bodembeheergebied in deelgebieden (1/2) 6
3.3 Stap 3: Gegevensverzameling en gegevensverwerking 7
3.3.1 Selecteren beschikbare gegevens 7
3.3.2 Het samenvoegen van punt- en mengmonsters 7
3.3.3 Het vervangen van waarden beneden de detectielimiet 7
3.3.4 Het opsporen van uitbijters 8
3.4 Stappen 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en indelen bodembeheergebied in deelgebieden (2/2) 8
3.5 Stap 5: Controle indeling van het bodembeheergebied (1/2) 10
3.6 Stap 6: Verzamelen aanvullende informatie en vaststellen definitieve deelgebieden 11
3.7 Stap 5: Controle indeling van het bodembeheergebied (2/2) 11
3.7.1 Aantal en spreiding meetgegevens 11
3.7.2 Splitsen van deelgebieden 11
3.8 Vaststellen definitieve deelgebieden 11
3.9 Stap 7: Vaststellen en karakteriseren bodemkwaliteitszones 13
3.10 Stap 8: Bodemkwaliteitskaart 17
3.10.1 Inleiding 17
3.10.2 Kaart met uitgesloten locaties en gebieden 18
3.10.3 Ontgravingskaart 18
3.10.4 Toepassingskaart (generiek kader Besluit) 20
3.10.5 Bijzondere omstandigheden 24
4 Samenvatting en conclusies 25
Bronvermeldingen 31
Overzicht bijlagen
Bijlage 1
- Begrippenlijst
Bijlage 2
- Selectie dataset
Bijlage 3
- Specificatie uitbijters
Bijlage 4 A
- Statistische parameters organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB; waarden standaardbodem)
Bijlage 4B
- Statistische parameters PFAS-verbindingen per bodemlaag/bodemkwaliteitszone (gemeten waarden)
Bijlage 4C
- Statistische parameters andere stoffen per bodemkwaliteitszone (waarden standaardbodem)
Overzicht kaartbijlagen
Kaartbijlage B1
̶ Bodemfunctieklassenkaart
Kaartbijlagen B2
̶ Bodemkwaliteitszonekaart
Kaartbijlagen B3
̶ Ontgravingskaarten
Kaartbijlagen B4
̶ Toepassingskaarten (generiek kader Besluit)
1 Inleiding
1.1 Inleiding
Bij het tijdelijk opslaan en toepassen van grond maken de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk en Zutphen (hierna ‘de gemeenten’) gebruik van bodemkwaliteitskaarten die in 2011 en 2012[1] zijn opgesteld. Om te voldoen aan de geldigheidstermijnen van bodemkwaliteitskaarten vanuit het Besluit bodemkwaliteit[2] (artikel 53; hierna ‘Het Besluit’) en de Regeling bodemkwaliteit[3] (artikel 4.3.5; hierna ‘de Regeling’) willen de gemeenten de bodemkwaliteitskaarten actualiseren. Bij de actualisatie willen de gemeenten een gezamenlijke regionale bodemkwaliteitskaart opstellen en de bodemfunctieklassenkaarten actualiseren.
Op 8 juli 2019 is een tijdelijk handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS -houdende grond en baggerspecie[4]. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS-verbindingen inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. Het tijdelijk handelingskader is op 29 november 2019[5] en op 2 juli 2020[6] geactualiseerd. Op 29 november 2019 zijn voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals voorlopige toepassingswaarden in verschillende toepassingssituaties. Op 2 juli 2020 zijn de voorlopige landelijke achtergrondwaarden aangepast en voor een aantal toepassingssituaties in een oppervlaktewaterlichaam de toepassingswaarden gewijzigd.
In deze rapportage staat beschreven hoe de bodemfunctieklassenkaarten zijn aangepast, hoe de nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaart is opgesteld en wat de resultaten zijn. Een toelichting op de in dit rapport gebruikte begrippen is opgenomen in bijlage 1.
1.2 Doelstelling
Het doel van het aanpassen van de bodemfunctieklassenkaart, is dat op de grondgebieden van de gemeenten de ligging van gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' beter wordt weergegeven, en nieuwe bestemmingswijzigingen zijn doorgevoerd.
Het doel van het opstellen van de nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaart is om een actueel en dekkend beeld te krijgen van de te verwachten diffuse chemische bodemkwaliteit van de gemeenten.
De achterliggende doelstelling is de wens van de gemeenten om met de bodemkwaliteitskaart gebruik te kunnen blijven maken van de mogelijkheden die het Besluit biedt:
• als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van vrijkomende grond en van de ontvangende bodem (hierdoor hoeven minder partijkeuringen en bodemonderzoeken te worden uitgevoerd wat een kosten- en tijdbesparende factor is bij grondverzet);
• bij het toepassen en tijdelijk opslaan van grond en baggerspecie op en in de landbodem;
• als bewijsmiddel bij kleinschalig grondverzet;
• om het gemeentelijke grondstromenbeleid te kunnen blijven uitvoeren.
2 Bodemfunctieklassenkaart
Op de bodemfunctieklassenkaart (zie kaartbijlage B1) wordt de ligging van gebieden met de (toekomstige) bodemfuncties 'Industrie', 'Wonen' en ‘Landbouw/natuur’ aangegeven. De bodemfunctieklassenkaart wordt gebruikt voor:
• het mede bepalen van de kwaliteitseisen waaraan de toe te passen grond moet
voldoen (zie ook § 3.7.4 en bijlage 1 onder het kopje ‘Toepassingseis kwaliteit toe te passen grond op of in de bodem’);
• het vaststellen van terugsaneerwaarden bij bodemsaneringen in het kader van de Wet
bodembescherming[7].
De eerder bestuurlijk vastgestelde bodemfunctieklassenkaarten van de gemeenten zijn aangepast. Met de aanpassingen zijn de gebieden met de bodemfuncties 'Industrie' en 'Wonen' beter weergegeven en enkele bestemmingswijzigingen van de afgelopen jaren doorgevoerd. In tabel 2.1 is de indeling van gebruiksvormen gegeven die in de bodemfunctieklassen ‘Industrie’, ‘Wonen’ en ‘Landbouw/natuur’ vallen.
Voor de definitie van onverharde wegbermen wordt hier volstaan met een verwijzing naar de nota bodembeheer.
Tabel 2.1 Indeling gebruiksvormen in bodemfunctieklassen
Bodemfunctieklasse |
Gebruiksvorm |
Industrie |
Huidige en toekomstige industrie- en bedrijfsterreinen inclusief groenpercelen. Infrastructuren: rijkswegen, provinciale wegen, spoorwegen en geasfalteerde gemeentelijke wegen in het buitengebied (inclusief bermen). Percelen in het buitengebied met de bestemming 'bedrijven' of 'industrie'. |
Wonen |
Huidige en toekomstige woonwijken, lintbebouwing en delen van de bebouwde kom waar gemengd woonfuncties en bedrijven/industrie voorkomen. (Sport)parken, recreatieterreinen en ander recreatief openbaar groen in de bebouwde kom. Begraafplaatsen in de bebouwde kom. Lokale wegen door woonwijken. Permanent bewoonde recreatie, bungalowparken en campings in het buitengebied. Percelen op industrie-/bedrijventerreinen met de bestemming 'wonen'. Percelen in het buitengebied met de bestemming 'wonen'. |
Overig (landbouw/natuur) |
Landbouw- en natuurgebieden. (Sport)parken en recreatieterreinen in het buitengebied. Volkstuinen en moestuin(complex)en. Begraafplaatsen buiten de bebouwde kom. Recreatieterreinen in het buitengebied en intensief (gebruikt) groen. Provinciale beschermingsgebieden zoals Natura2000 en Natuurnetwerk Nederland. |
3 Bodemkwaliteitskaart
De eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten zijn geactualiseerd volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten[8]. Er is gewerkt volgens het in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten opgenomen stappenplan. Hieronder zijn de verschillende stappen weergegeven, die in de hierna volgende paragrafen nader worden toegelicht. In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is aangegeven dat de stappen niet chronologisch gevolgd hoeven te worden. Wel is het noodzakelijk dat alle stappen terugkomen in de werkwijze bij het vervaardigen van de bodemkwaliteitskaart.
Stap 1: Opstellen programma van eisen.
Stap 2: Vaststellen onderscheidende gebiedskenmerken.
Stap 3: Gegevensverzameling en gegevensbewerking.
Stap 4: Indelen bodembeheergebied in deelgebieden.
Stap 5: Controle indeling van het bodembeheergebied.
Stap 6: Verzamelen aanvullende informatie.
Stap 7: Vaststellen bodemkwaliteitszones.
Stap 8: Bodemkwaliteitskaart (kaart uitgesloten locaties/gebieden, ontgravingskaart en toepassingskaart).
3.1 Stap 1: Opstellen programma van eisen
Voor deze nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaart zijn de volgende definities vastgesteld:
• Het beheergebied van de bodemkwaliteitskaart omvat het grondgebied van de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk en Zutphen.
• De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de landbodem van het beheergebied voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte.
• De volgende locaties en gebieden zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart:
o Defensieterreinen (een andere beheerorganisatie dan de gemeenten).
o Locaties waar vanwege (bedrijfs)activiteiten PFAS-verbindingen in verhoogde gehalten in de bodem kunnen voorkomen (PFAS producerende en verwerkende bedrijven) , inzet blusschuim en secundaire bronnen ) (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart ten aanzien van PFAS-verbindingen).
o Voormalige stortplaatsen (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
o Waterbodems (ander bevoegd gezag; Rijkswaterstaat of het Waterschap Vallei en Veluwe of het Waterschap Rijn en IJssel) met uitzondering van de drogere oevergebieden zoals gedefinieerd in de Waterregeling[9].
o Ook het grondwater is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.
• De onderstaande locaties/gebieden zijn ook uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart, maar voor PFAS-verbindingen maken deze locaties wél onderdeel uit van de bodemkwaliteitskaart:
o Rijkswegen, provinciale wegen, spoorgebonden gronden, geasfalteerde wegen in het buitengebied met de bodemfunctieklasse ‘Industrie’, inclusief onverharde bermen.
o Locaties met, of die verdacht zijn voor, een lokale bodemverontreiniging, maar niet voor PFAS-verbindingen (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
o Gesaneerde locaties in het kader van de Wet bodembescherming (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
o De bodemlaag dieper dan 2 meter onder het maaiveld.
• De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de stoffen arseen, barium (zie ook bijlage 1 kopje ‘Barium’), cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). In deze bodemkwaliteitskaart is de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte ter plaatse van de gebieden die verdacht zijn voor diffuus verhoogde gehalten met organochloorbestrijdinbgsmiddelen (OCB; -voormalige- boomgaard- en fruitteeltpercelen, -voormalige- kassen et cetera) ook voor OCB vastgesteld. Voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 1,0 meter diepte is de bodemkwaliteitskaart ook voor PFAS-verbindingen vastgesteld.
Voor de tussenlaag (0,5-1,0 m-mv) en de ondergrond (1,0-2,0 m-mv) wordt de kwaliteit voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie, PCB en PAK gelijk gesteld.
• De gemeenten willen het huidige beleid voortzetten waarbij de classificatie van de bodem- en ontgravingskwaliteit plaatsvindt op basis van de 80-percentielwaarden, in plaats van op het gemiddelde. De 80-percentielwaarde geeft meer betrouwbaarheid aan de te verwachten ontgravingsklasse in een bodemkwaliteitszone.
• De gegevens voor de bodemkwaliteitskaart zijn afkomstig vanuit de bodeminformatiesystemen van de gemeenten waarin zij haar bodeminformatie (laten) registreren en beheren. Om meetgegevens te verzamelen voor PFAS-verbindingen en te voldoen aan de minimumeisen uit de Richtlijn zijn de resultaten van uitgevoerde onderzoeken naar PFAS-verbindingen in de dataset van de nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaart verwerkt.
• Ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone, op het zuidelijk deel van bedrijventerrein De Mars in de bodemkwaliteitszones ‘Zutphen: Industrie voor 1945’ heeft de afgelopen jaren een grootschalige ontwikkeling doorgemaakt. Ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone is vanwege het opgestelde gebiedsspecifie beleid in 2017 zeer veel schone grond (kwaliteitsklasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000)) toegepast[1]. Ook zijn verschillende historische gevallen van ernstige bodemverontreiniging gesaneerd. De geregistreerde gegevens in het bodeminformatiesysteem van de gemeente Zutphen geven vanwege deze ontwikkelingen de bodemkwaliteit niet meer representatief weer. Als gevolg van de grootschalige herontwikkeling met de bijbehorende ingrepen ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone is de bodemkwaliteitskaart aangepast naar de huidige situatie: kwaliteitsklasse ‘Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000)’.
• In het noordwestelijke deel van bedrijventerrein De Mars ligt de voormalige stortplaats Fort de Pol. De stortplaats is in verschillende fasen gesaneerd en herontwikkeld tot het huidige bedrijventerrein. Bij de sanering was het doel de locatie geschikt te maken voor bedrijventerrein. Tijdens de sanering is een leeflaag aangebracht die bij de functie bedrijventerrein past: kwaliteitsklasse ‘Industrie’. Als gevolg hiervan is de bodemkwaliteitskaart aanpast naar de huidige situatie: kwaliteitsklasse ‘Industrie’[1].
3.2 Stappen 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en indelen bodembeheergebied in deelgebieden (1/2)
De basis van deze bodemkwaliteitskaart is het identificeren van deelgebieden met onderscheidende gebiedskenmerken. De verwachting is dat de kwaliteit tussen deelgebieden kan verschillen als gevolg van de verschillende gebiedskenmerken. Op basis van de gebruikshistorie, de ontwikkeling van wijken of gebieden, het huidig gebruik en de verwachte bodemkwaliteit zijn de deelgebieden gedefinieerd. Binnen een deelgebied wordt de bodemkwaliteit homogeen verondersteld (vergelijkbare kwaliteit).
In overleg met de gemeenten Bronckhorst, Doetinchem, Oude IJsselstreek en Zutphen en de Omgevingsdienst Achterhoek (namens de andere gemeenten), hier aangeduid als ‘de werkgroep Besluit bodemkwaliteit regio Achterhoek’ is voor de gebiedsindeling uitgegaan van de bodemkwaliteitszones die in de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten zijn gedefinieerd (zie de kaartbijlagen B2).
Het is de verwachting dat er geen clustering van hogere of lagere PFAS-gehalten voorkomt in de gemeenten. Met deze verwachting worden voor de PFAS-verbindingen in het horizontale vlak de hiervoor benoemde deelgebieden samengevoegd, waardoor 1 PFAS-deelgebied ontstaat. In het verticale vlak worden voor de PFAS-verbindingen 2 bodemlagen onderscheiden: (1) vanaf het maaiveld tot 0,5 meter diepte en (2) vanaf 0,5 meter tot 1,0 meter diepte onderscheiden. Deze bodemlagen zijn mogelijk verdacht voor verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen door atmosferische depositie, grondroering en uitspoeling van de bovengrond naar de ondergrond. De bodemlaag dieper dan 1 meter wordt conform het tijdelijk handelingskader van 2 juli 2020 vooralsnog niet verdacht voor verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen beschouwd.
In deze bodemkwaliteitskaart worden de gebieden die verdacht zijn voor diffuus verhoogde OCB-gehalten als deelgebied voor de bodemlaag 0-0,5 m-mv opgenomen. Omdat deze percelen zeer verspreid en niet-aaneengesloten voorkomen is in overleg met de werkgroep Besluit bodemkwaliteit regio Achterhoek afgeweken van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Voor dit deelgebied is besloten dat meer dan 30 waarnemingen met bestrijdingsmiddelen aanwezig moeten zijn, maar dat niet per niet-aaneengesloten gebied 3 waarnemingen noodzakelijk zijn. Op basis van deze gegevens wordt een uitspraak gedaan over de diffuse bodemkwaliteit ten aanzien van OCB. In de nota bodembeheer wordt gebiedsspecifiek beleid opgenomen voor grondverzet op de gebieden die verdacht zijn voor diffuus verhoogde OCB-gehalten.
3.3Stap 3: Gegevensverzameling en gegevensverwerking
3.3.1 Selecteren beschikbare gegevens
De gegevens voor deze bodemkwaliteitskaart zijn afkomstig van representatieve bodemonderzoeken uit de bodeminformatiesystemen van de gemeenten. In bijlage 2 staat een overzicht van de selecties die zijn uitgevoerd om tot een representatieve dataset voor deze bodemkwaliteitskaart te komen.
Om meetgegevens van PFAS-verbindingen te verzamelen zijn al uitgevoerde bodemonderzoeken met analyseresultaten van PFAS-verbindingen aan de dataset van de bodemkwaliteitskaart toegevoegd.
3.3.2 Het samenvoegen van punt- en mengmonsters
De dataset voor deze bodemkwaliteitskaart bestaat uit meng- en puntmonsters met meetgegevens. De landelijke IPO Werkgroep Achtergrondgehalten heeft onderzocht wat de invloed is van het meenemen van zowel punt- als mengmonsters op de berekening van percentielwaarden van de meetgegevens[10]. De resultaten laten zien dat percentielwaarden die zijn gebaseerd op een bestand met meetgegevens van zowel punt- als mengmonsters, vrijwel identiek zijn aan percentielwaarden die zijn gebaseerd op een bestand met meetgegevens van alléén mengmonsters. Er bestaan daarom geen praktische bezwaren tegen het berekenen van de bodemkwaliteit uit een bestand met meetgegevens, afkomstig van zowel punt- als mengmonsters. In dit project zijn de meetgegevens van de mengmonsters éénmaal meegenomen.
3.3.3 Het vervangen van waarden beneden de detectielimiet
Bij analyses komt het vaak voor dat een bepaalde stof in het grond(meng)monster aanwezig is in een concentratie beneden de detectiegrens van de gangbare analyseapparatuur. Hoewel de werkelijke waarde onbekend is (de waarde kan variëren van nul tot de detectielimiet) leveren deze monsters wel waardevolle informatie voor de gemiddelde bodemkwaliteit in een gebied. Voor deze analyseresultaten is de methode van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten gehanteerd. Deze methode houdt in dat de gerapporteerde detectielimieten worden vermenigvuldigd met een factor 0,7 om tot een rekenwaarde te komen.
De opgegeven detectielimiet van een bepaalde stof verschilt van rapport tot rapport. Verhoogde detectielimieten komen voor bij verstoringen in de grond(meng)monstermatrix. Daarnaast zijn de detectielimieten in de loop der jaren lager geworden doordat nauwkeuriger analyseapparatuur beschikbaar is gekomen.
Vastgesteld is dat voor de stofgroep PCB en individuele organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB) relatief hoge detectielimieten in de dataset aanwezig zijn. In overleg met de werkgroep Besluit bodemkwaliteit regio Achterhoek is besloten dat:
• De verhoogde detectielimieten voor de individuele OCB worden gecorrigeerd naar de betreffende Achtergrondwaarden (AW2000). Sommige detectielimieten van individuele OCB zijn namelijk hoger dan de Achtergrondwaarden (AW2000) waardoor er nog steeds een vertekend beeld van de bodemkwaliteit zou ontstaan.
• De hogere detectielimieten voor PCB zijn gecorrigeerd naar de (lagere) detectielimieten die normaliter worden vastgesteld.
Met deze extra voorbewerkingen hebben de verhoogde detectielimieten geen storende invloeden bij de karakterisering van de bodemkwaliteitszones.
3.3.4 Het opsporen van uitbijters
Ondanks dat er representatieve meetgegevens zijn geselecteerd, kan er sprake zijn van uitschieters in de dataset: extreem hoge of lage gehalten als gevolg van bijvoorbeeld typefouten tijdens de invoer, onbetrouwbare analyses of verontreinigingen door lokale bronnen die niet als zodanig in de bodeminformatiesystemen van de gemeenten zijn aangegeven. Hierbij worden vaak bij meerdere stoffen in hetzelfde monster relatief hoge gehalten aangetroffen. Per deelgebied en per stof zijn met een visuele methode (scatterplots) extreme gehalten gemarkeerd.
Voor de uitbijters is nagegaan of deze tot een lokale bron, type- of meetfout zijn te herleiden. In die situaties zijn de analyseresultaten uit de dataset verwijderd of aangepast. In bijlage 3 staat een overzicht van de uiteindelijk verwijderde uitbijters.
3.4 Stappen 2 en 4: Onderscheidende gebiedskenmerken en indelen bodembeheergebied in deelgebieden (2/2)
Op basis van een eerste berekening van de kwaliteit per deelgebied is bepaald of de oorspronkelijke hypothese (onderscheid in bodemkwaliteit per deelgebied op basis van
kenmerken van het gebied) juist is. Daarbij is vastgesteld dat de bodemkwaliteit in veel van de oorspronkelijk gedefinieerde gebieden in de gemeenten Lochem en Zutphen hetzelfde is. Op gemeentelijk niveau zijn de deelgebieden daarom samengevoegd tot homogene zones van dezelfde bodemkwaliteit. In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de deelgebieden die op basis van kwaliteit zijn gedefinieerd en waarmee de uiteindelijke bodemkwaliteitskaart is opgesteld (zie ook de kaartbijlagen B3).
Tabel 3.1 Onderscheiden deelgebieden per dieptetraject
Deelgebied |
Voorlopige bodemkwaliteitsklasse / ontgravingsklasse / (kwaliteitsklasse bepalende stof) |
(Samengevoegd) deelgebied |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) |
||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Wonen |
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
Overig (8 gemeenten*) |
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Wonen / Industrie |
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Lochem: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Lochem: Overig wonen |
Lochem: Wonen 1945-1970 |
Wonen |
|
Lochem: Wonen na 1970 |
Wonen |
|
Lochem: Industrie 1945-1970 |
Landbouw/natuur |
Lochem: Industrie |
Lochem: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
Lochem: Buitengebied |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen / Industrie |
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen / Industrie |
|
Zutphen: Wonen 1945-1970 |
Wonen |
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Zutphen: Wonen 1970-heden |
Wonen |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Wonen / Industrie |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur |
|
Zutphen: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Buitengebied |
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
Industrie |
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv) |
Ondergrond (dieptetraject 0,5-2,0 m-mv) |
||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
Overig (8 gemeenten*) |
Lochem: Wonen voor 1900 |
Landbouw/natuur |
Lochem: Ondergrond |
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Wonen 1945-1970 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Wonen na 1970 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Industrie 1945-1970 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur |
|
Lochem: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
|
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen / Industrie |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Wonen / Industrie |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Ondergrond (dieptetraject 0,5-2,0 m-mv) |
||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Wonen |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur (95P arseen > I-waarde) |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Zutphen: Wonen 1945-1970 |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Overig ondergrond |
Zutphen: Wonen 1970-heden |
Landbouw/natuur |
|
Zutphen: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op het in 2017 vastgestelde gebiedsspecifieke beleid[1] en de grootschalige herontwikkelingen met de bijbehorende ingrepen in dit gebied de afgelopen jaren.
3.5 Stap 5: Controle indeling van het bodembeheergebied (1/2)
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten stelt de volgende minimale eisen aan het aantal en de spreiding van meetgegevens per deelgebied:
• Per deelgebied zijn voor alle stoffen ten minste 20 meetgegevens beschikbaar.
• De meetgegevens liggen voldoende verspreid over het deelgebied:
o Voor aaneengesloten deelgebieden bij een systematische indeling in 20 vakken zijn in tenminste 10 vakken één of meer meetgegevens beschikbaar.
o Voor elk niet-aaneengesloten deel van een deelgebied zijn ten minste 3 meetgegevens beschikbaar.
• Voor de PFAS-verbindingen zijn, verspreid over de gemeenten minimaal 30 meetgegevens per bodemlaag beschikbaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de systematiek van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten voor het eventueel uitbreiden van een bodemkwaliteitskaart voor de stoffen kobalt, molybdeen en PCB.
Na het samenstellen van de dataset voor de bodemkwaliteitskaart (§ 3.3.1),de voorbewerkingen (§ 3.3.3 en § 3.3.4), is gebleken dat het aantal gegevens voor een aantal niet-aaneengesloten deelgebieden van de bovengrond in de gemeenten Lochem en Zutphen niet voldoet. In overleg met de gemeente Lochem en Zutphen is stap 6 uitgevoerd.
3.6 Stap 6: Verzamelen aanvullende informatie en vaststellen definitieve deelgebieden
Zoals in § 3.5 is aangegeven voldoen een aantal niet-aaneengesloten deelgebieden van de bovengrond in de gemeenten Lochem en Zutphen niet voldoet. Om de nog noodzakelijke meetgegevens te verzamelen is aanvullend bodemonderzoek[12] uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn toegevoegd aan de dataset van de bodemkwaliteitskaart. Ook zijn er voorbewerkingen uitgevoerd (zie § 3.3.3 en § 3.3.4). Er zijn geen uitbijters geïdentificeerd.
3.7Stap 5: Controle indeling van het bodembeheergebied (2/2)
3.7.1 Aantal en spreiding meetgegevens
Na het uitvoeren van het aanvullend bodemonderzoek voldoen alle (niet aaneengesloten) deelgebieden aan de minimumeisen van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (aantal en spreiding, zie § 3.5).
3.7.2 Splitsen van deelgebieden
Op stofniveau is bekeken of er een ruimtelijke clustering aanwezig is van hoge of lage gehalten. Op basis van ervaringen van Lievense bij andere bodemkwaliteitskaarten is de ruimtelijke clustering onderzocht wanneer zware metalen, minerale olie en PFAS-verbindingen een variatiecoëfficiënt hoger dan 1,5 hebben en de stofgroepen polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en polychloorbifenylen (PCB) een variatiecoëfficiënt hoger dan 2. Een hoge variatiecoëfficiënt is een indicatie van een mogelijke ruimtelijke clustering met hogere of lagere gehalten.
Het overzicht van de variatiecoëfficiënten staat in bijlage 4 (kolom ‘VC’). Hieruit blijkt, dat bij een aantal deelgebieden met name voor PAK maar ook PFOS (som, lineair), PFOSA , 8:2 diPAP en soms ook voor enkele zware metalen sprake is van een hoge variatiecoëfficiënt. Deze hoge variatiecoëfficiënten worden veroorzaakt door een beperkt aantal relatief hoge waarden. De locaties waar de relatief hoge waarden zijn vastgesteld vertonen binnen de deelgebieden zelf geen ruimtelijke clustering. De relatief hoge variatiecoëfficiënten geven daarmee geen aanleiding tot het splitsen van deelgebieden.
3.8 Vaststellen definitieve deelgebieden
De (samengevoegde) deelgebieden die zijn benoemd in tabel 3.1 worden daarom definitief vastgesteld. De definitieve deelgebieden worden de bodemkwaliteitszones van de gemeenten.
Vanwege mogelijke verschillen in gehalten van PFAS-verbindingen is er een scheiding gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond door een tussenlaag te definiëren. Voor de tussenlaag en de ondergrond is de kwaliteit voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, PCB en PAK en minerale olie gelijk gesteld.
De onderscheiden bodemkwaliteitszones voor de bodemlagen (0-0,5 m-mv, 0,5-1,0 m-mv en 1,0-2,0 m-mv) zijn in tabel 3.2 en op de kaartbijlagen B2 weergegeven.
Tabel 3.2 Onderscheiden bodemkwaliteitszones, per dieptetraject
Onderscheiden bodemkwaliteitszones |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) |
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Overig (8 gemeenten*) |
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Lochem: Overig wonen |
Lochem: Industrie |
Lochem: Buitengebied |
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Buitengebied |
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
PFAS regio Achterhoek |
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) |
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Overig (8 gemeenten*) |
Lochem: Ondergrond |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Zutphen: Overig ondergrond |
PFAS regio Achterhoek |
Onderscheiden bodemkwaliteitszones |
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) |
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Overig (8 gemeenten*) |
Lochem: Ondergrond |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Zutphen: Overig ondergrond |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
3.9 Stap 7: Vaststellen en karakteriseren bodemkwaliteitszones
De gemeenten willen hun huidige beleid handhaven, waarbij de bodemkwaliteitsklasse niet wordt gebaseerd op het gemiddelde, maar op de 80-percentielwaarden van de bodemkwaliteitszone (zie bijlage 4, kolom '80P') en getoetst aan de toetsingswaarden uit de Regeling én de voorlopige toepassingswaarden die zijn benoemd in het ‘tijdelijke handelingskader hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’. De PFAS-verbindingen zijn voor alle bodemkwaliteitszones getoetst aan de 80-percentielwaarden. In de gemeenten is geen clustering van hogere gehalten aan PFAS-gehalten aangetoond. Uitzondering hierop is de bodemkwaliteitszone ‘Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)’. Vanwege de statistische ‘scheve’ verdeling (zie figuur 3.1), waarbij het gemiddelde (Gem.) hoger is dan de 80-percentielwaarde (80P), is in overleg met de Werkgroep regio Achterhoek besloten deze bodemkwaliteitszone te karakteriseren op basis van de gemiddelde gehalten.
Figuur 3.1. Scheve verdeling waarbij met gemiddelde van een dataset met gegevens hoger is den de 80-percentielwaarde
De bodemkwaliteitszones kunnen vallen in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarden, AW2000), Wonen of Industrie. De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse is opgenomen in bijlage 1 onder het kopje ‘Bodemkwaliteitsklasse’. De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de kwaliteitsklasse ‘Wonen’ is voor de bodemkwaliteitsklasse minder streng dan de toetsingsmethodiek voor het bepalen van de ontgravingsklasse (zie ook § 3.10.3 en bijlage 1 onder het kopje ‘Ontgravingskaart’). Met de minder strenge toets wordt voorkomen dat de bodemkwaliteit van een gebied op basis van één stof wordt ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse ‘Industrie’. Dit zou in de praktijk de ongewenste situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge regels gelden en de concentraties kunnen toenemen tot de maximale waarden voor de functie Industrie. Hierdoor verslechtert de kwaliteit van het gebied. Dit kan zich met name voordoen bij licht verontreinigde industriegebieden. Deze situatie doet voor in de volgende bodemkwaliteitszones:
Bovengrond (0-0,5 m-mv)
• Lochem: Wonen 1900-1945.
• Zutphen: Wonen voor 1945 (overig gebied).
• Zutphen: Industrie voor 1945.
Ondergrond (0,5-2,0 m-mv)
• Zutphen: Wonen voor 1900.
• Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied).
In tabel 3.4 is aangegeven in welke bodemkwaliteitsklasse iedere bodemkwaliteitszone valt. In bijlage 4 zijn de gespecificeerde beoordelingen weergegeven. De bodemkwaliteitsklasse wordt samen met de bodemfunctieklasse gebruikt voor het bepalen van de toepassingseis (zie
§ 3.10.4). Op basis van bekende PFAS-gegevens in de gemeenten nemen de gehalten aan PFAS-verbindingen af in de diepere bodemlagen. Gezien dit gegeven is het de verwachting dat de ongeroerde bodemlaag dieper dan 1,0 meter niet verdacht is voor verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen.
Controle saneringscriterium
In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten staat vermeld, dat voor elke bodemkwaliteitszone met een 95-percentielwaarde boven de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming een controle op het saneringscriterium nodig is. Bij een overschrijding is het niet verantwoord om zonder partijkeuring grondverzet vanuit de betreffende zone te laten plaatsvinden. Deze situatie komt voor bij de bodemkwaliteitszone van de ondergrond “Zutphen: Industrie na 1970” voor arseen (zie tabel 3.3). De sterk verhoogde arseengehalten hebben een natuurlijke oorzaak. In de nota bodembeheer wordt nader ingegaan op het hergebruik van nature arseenhoudende grond. Om deze reden is geen controle op het saneringscriterium uitgevoerd.
Voor PFAS-verbindingen zijn er geen interventiewaarden beschikbaar maar er zijn Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV’s) voor PFOS, PFOA en GenX [13] vastgesteld. De 95-percentielwaarden liggen zeer ruim onder de INEV’s (factor 136 tot 2.075). Ook zijn de 95-percentielwaarden van de PFAS-verbinding nagenoeg gelijk of liggen ruim onder de toepassingswaarden voor de bodemfuncties Wonen en Industrie (factor 3,7 tot 13,2).
Tabel 3.3 Bodemkwaliteitszones waar de 95-percentielwaarde de interventiewaarde overschrijdt.
Bodemkwaliteitszone |
Stof |
95-percentielwaarde* (in mg/kg ds op basis van gemeten waarden) [gestandaardiseerde waarde] |
Interventiewaarde Wbb* (in mg/kg ds op basis van gemiddelde lutum en organisch stof percentage **) [gestandaardiseerde waarde] |
Ondergrond (dieptetraject 0,5-2,0 m-mv) |
|||
Zutphen: Industrie na 1970 |
Arseen |
72 [114] |
48,4 [76] |
* De in deze tabel weergegeven gemeten waarden zijn niet de in bijlage 4 gepresenteerde ‘waarden voor standaardbodem’, maar vanwege het gebruik van het rekenprogramma Sanscrit de ‘gemeten waarden’.
** Het gemiddelde lutum- en organisch stofpercentage is per bodemkwaliteitszone weergegeven in bijlage 4.
Heterogeniteit
Naast de percentielwaarden en variatiecoëfficiënt is ook de heterogeniteit van de meetgegevens berekend, volgens de methodiek zoals beschreven onder het kopje ‘Heterogeniteit’ in bijlage 1. In 16 van de 29 de bodemkwaliteitszones is sprake van sterke heterogeniteit voor één of meerdere stoffen (zie tabel 3.4). Een overzicht van de heterogeniteitsindex per stof en per bodemkwaliteitszone staat in bijlage 4 (kolom 'Heterogeniteit').
Wanneer de diffuse bodemkwaliteit in een bodemkwaliteitszone sterk heterogeen is verdeeld, is de betrouwbaarheid van de verwachte kwaliteit in de zone kleiner. Doordat de gemeenten de bodemkwaliteitszones hebben gekarakteriseerd op hogere percentielwaarden dan het gemiddelde, wordt meer betrouwbaarheid verkregen bij de te verwachten bodemkwaliteit. Daarnaast bevatten de betreffende stoffen in de bodemkwaliteitszones ruim voldoende meetgegevens om de kwaliteitsklasse goed te beschrijven.
Tabel 3.4 Bodemkwaliteitsklasse en heterogeniteit per bodemkwaliteitszone en bodemlaag
Bodemkwaliteitszone |
Bodemkwaliteitsklasse (op basis van de 80-percentielwaarden) |
Kwaliteitsklasse bepalende stof |
Sterke heterogeniteit [aantal meetgegevens] |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
- |
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PAK |
|
Lochem: Overig wonen |
Wonen |
Kwik, lood, PAK |
- |
Lochem: Industrie |
Landbouw/natuur |
- |
Minerale olie [150] |
Lochem: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Wonen |
Koper, kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Lood [199], Zink [203], Minerale olie [210] |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
- |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
- |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Zink [69], Minerale olie [74] |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
Niet bekend |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Landbouw/natuur |
- |
Minerale olie [241] |
Zutphen: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
Industrie |
α-HCH, α-Endosulfan |
- |
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Lochem: Ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Kobalt, koper, Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Zink [155] |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, PCB |
Minerale olie [65] |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
- |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Minerale olie [69] |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
Niet bekend |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, zink, PCB |
Nikkel [92], Minerale olie [107] |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur |
- |
Arseen [49] |
Zutphen: Overig ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Bodemkwaliteitszone |
Bodemkwaliteitsklasse (op basis van de 80-percentielwaarden) |
Kwaliteitsklasse bepalende stof |
Sterke heterogeniteit [aantal meetgegevens] |
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) ## |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Lochem: Ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
- |
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Kobalt, koper, Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Zink [155] |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, PCB |
Minerale olie [65] |
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
- |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, zink, PCB, PAK |
Minerale olie [69] |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
Niet bekend |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, zink, PCB |
Nikkel [92], Minerale olie [107] |
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur |
- |
Arseen [49] |
Zutphen: Overig ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
- |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
# De 80-percentielwaarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen liggen deze boven de bepalingsgrens.
## De niet geroerde ondergrond (traject 1,0-2,0 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op het in 2017 vastgestelde gebiedsspecifieke beleid[1] en de grootschalige herontwikkelingen met de bijbehorende ingrepen in dit gebied de afgelopen jaren.
$$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op de aangebrachte leeflaag om de saneringsdoelstelling voor stortplaats De Pol te behalen[1].
3.10Stap 8: Bodemkwaliteitskaart
3.10.1 Inleiding
De bodemkwaliteitskaart bestaat uit drie hoofdkaarten:
1. Een kaart met uitgesloten locaties en gebieden.
2. De ontgravingskaart.
3. De toepassingskaart.
In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de hoofdkaarten.
3.10.2 Kaart met uitgesloten locaties en gebieden
De uitgesloten gebieden zijn niet op een los kaartblad weergegeven, maar toegevoegd aan de ontgravings- en toepassingskaarten (zie de kaartbijlage B3 en B4). Een deel van de uitgesloten gebieden is niet op kaart afgebeeld. Soms vanwege het dynamische karakter van een locatie/gebied en/of het relatief kleine oppervlak. Een volledig overzicht is opgenomen in hoofdstuk 4.
Deze bodemkwaliteitskaart mag op de uitgesloten locaties en gebieden niet worden gebruikt als bewijsmiddel voor de grond die wordt ontgraven vanuit deze gebieden. Ook mag deze bodemkwaliteitskaart niet worden gebruikt om de toepassingseis te bepalen als grond op deze locaties/gebieden wordt toegepast. In de nota bodembeheer wordt hier nader op ingegaan.
3.10.3 Ontgravingskaart
De ontgravingskaart geeft de te verwachten kwaliteit aan van de eventueel te ontgraven grond op een voor de bodemkwaliteitskaart niet uitgesloten locatie/gebied. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. Voorafgaand aan het grondverzet moet altijd informatie worden achterhaald waaruit blijkt of de locatie onderdeel uitmaakt van de bodemkwaliteitskaart. De kaart doet alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken.
De ontgravingskwaliteit is net als de bodemkwaliteitsklasse gebaseerd op de
80-percentielwaarden van de bodemkwaliteitszone (zie bijlage 4, kolom '80P') en getoetst aan de toetsingswaarden uit de Regeling én de voorlopige toepassingswaarden die zijn benoemd in het ‘tijdelijke handelingskader hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’. Voor de bodemkwaliteitszone ‘Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)’ is vanwege de statistische ‘scheve’ verdeling (zie figuur 3.1 in § 3.9), waarbij het gemiddelde (Gem.) hoger is dan de 80-percentielwaarde (80P), in overleg met de Werkgroep regio Achterhoek besloten deze bodemkwaliteitszone te karakteriseren op basis van de gemiddelde gehalten.
Om het standstill-principe voor de bodemkwaliteit op gebiedsniveau te kunnen waarborgen, is de toetsing voor de kwaliteitsklasse ‘Wonen’ voor het bepalen van de ontgravingskwaliteit strenger dan voor het bepalen van de bodemkwaliteit (zie ook § 3.9). De toetsingsmethodiek is opgenomen in bijlage 1 onder het kopje ‘Ontgravingskaart’, ter vergelijking zie ook het kopje ‘Bodemkwaliteitsklasse’.
In tabel 3.5 is de te verwachten ontgravingsklasse per bodemkwaliteitszone aangegeven. De ontgravingskaart per bodemlaag is opgenomen in de kaartbijlagen B3. De kleuren in tabel 3.5 komen overeen met de gebruikte kleuren op de kaartbijlagen B3.
Tabel 3.5 Verwachte ontgravingsklasse per bodemkwaliteitszone
Bodemkwaliteitszone |
Verwachte ontgravingsklasse (op basis van de 80-percentielwaarden) |
Kwaliteitsklasse bepalende stof |
|
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
|
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Industrie |
Zink |
|
Lochem: Overig wonen |
Wonen |
Kwik, lood, PAK |
|
Lochem: Industrie |
Landbouw/natuur |
- |
|
Lochem: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
- |
|
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Industrie |
Zink |
|
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Wonen |
Kwik, lood, zink, PCB, PAK |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Zink |
|
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
|
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Zutphen: Buitengebied |
Landbouw/natuur |
- |
|
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
Industrie |
α-HCH, α-Endosulfan |
|
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Lochem: Ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
|
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Industrie |
Koper |
|
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, PCB |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Zink |
|
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
|
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, zink, PCB |
|
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur $$$ |
- |
|
Zutphen: Overig ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
|
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) ## |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Overig (8 gemeenten*) |
Landbouw/natuur |
- |
|
Lochem: Ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
|
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Industrie |
Koper |
|
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Kobalt, kwik, lood, PCB |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Landbouw/natuur $ |
- |
|
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Zink |
|
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie $$ |
Divers |
|
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Wonen |
Kobalt, zink, PCB |
|
Zutphen: Industrie na 1970 |
Landbouw/natuur $$$ |
- |
|
Zutphen: Overig ondergrond |
Landbouw/natuur |
- |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
# De 80-percentielwaarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen liggen deze boven de bepalingsgrens.
## De niet geroerde ondergrond (traject 1,0-2,0 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op het in 2017 vastgestelde gebiedsspecifieke beleid[1] en de grootschalige herontwikkelingen met de bijbehorende ingrepen in dit gebied de afgelopen jaren.
$$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op de aangebrachte leeflaag om de saneringsdoelstelling voor stortplaats De Pol te behalen[1].
$$$ De 95-percentielwaarde voor arseen overschrijdt de interventiewaarde. De sterk verhoogde arseengehalten hebben een natuurlijke oorzaak. In de nota bodembeheer wordt nader ingegaan op het hergebruik van nature arseenhoudende grond. Om deze reden is geen controle op het saneringscriterium uitgevoerd.
3.10.4 Toepassingskaart (generiek kader Besluit)
De toepassingskaart is opgesteld aan de hand van de vastgestelde bodemkwaliteitsklasse en de (toekomstige) functie van de bodem. Op basis van deze dubbele toets, waarbij de strengste toets doorslaggevend is, wordt voor elke bodemkwaliteitszone de toepassingseis vastgesteld (zie bijlage 1 onder het kopje ‘Toepassingseis kwaliteit toe te passen grond op of in de bodem’). Voorafgaand aan het grondverzet moet altijd informatie worden achterhaald waaruit blijkt of de locatie onderdeel uitmaakt van de bodemkwaliteitskaart.
In tabel 3.6 is de toepassingseis volgens het generieke kader van het Besluit per bodemkwaliteitszone aangegeven. Op de kaartbijlagen B3 staat per bodemlaag aangegeven welke toepassingseis er geldt. De kleuren in tabel 3.6 komen overeen met de gebruikte kleuren op kaartbijlage 1 (bodemfunctieklassenkaart) en de kaartbijlagen B4 (toepassingskaarten).
Tabel 3.6 Toepassingseisen per combinatie (voorkomende) bodemfunctie- en bodemkwaliteitsklasse conform het generieke kader van het Besluit en het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie
Bodemkwaliteitszone |
Voor komende bodemfunctie(s) |
Bodemkwaliteitsklasse (op basis van 80-percentielwaarde) |
Toepassingseis (generiek kader van het Besluit) @ |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Lochem: Overig wonen |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Lochem: Industrie |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Buitengebied |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Buitengebied |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
Industrie |
Industrie |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie na 1970 |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Zutphen: Overig ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Wonen |
|||
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) ## |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie na 1970 |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Overig ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Bodemkwaliteitszone |
Voor komende bodemfunctie(s) |
Bodemkwaliteitsklasse (op basis van 80-percentielwaarde) |
Toepassingseis (generiek kader van het Besluit) @ |
Bijzondere omstandigheden |
|||
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden |
Industrie |
Varieert |
Landbouw/natuur@@ |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
# De 80-percentielwaarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen liggen deze boven de bepalingsgrens.
## De niet geroerde ondergrond (traject 1,0-2,0 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de generieke toepassingswaarden die zijn benoemd in het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie.
@@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de in de meest recente versie van de provinciale omgevingsverordening benoemde toepassingswaarden.
$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op het in 2017 vastgestelde gebiedsspecifieke beleid[1] en de grootschalige herontwikkelingen met de bijbehorende ingrepen in dit gebied de afgelopen jaren.
$$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op de aangebrachte leeflaag om de saneringsdoelstelling voor stortplaats De Pol te behalen[1].
3.10.5 Bijzondere omstandigheden
Deze bodemkwaliteitskaart doet geen uitspraak over de kwaliteit van de bodem ter plaatse van bodemverontreiniging verdachte locaties, locaties met lokale verontreinigingen, gesaneerde locaties of locaties met onvoorziene visuele waarnemingen (bodemvreemde materialen, kleur, geur). Op deze locaties wordt een afwijkende (slechtere) bodemkwaliteit dan in de omgeving verwacht. Daarom moet voorafgaand aan het grondverzet altijd informatie worden achterhaald waaruit blijkt of de locatie onderdeel uitmaakt van de bodemkwaliteitskaart. In de nota bodembeheer wordt hier nader op ingegaan.
Ook door de provincie aangewezen beschermingsgebieden vallen onder locaties met bijzondere omstandigheden voor grondverzet. Voorafgaand aan grondverzet moet zowel voor de ontgravingslocatie als op de toepassingslocatie worden nagegaan of er naar aanleiding van de ligging in één of meerdere beschermingsgebieden restricties zijn ten aanzien van het grond- en baggerverzet.
Voorbeelden hiervan zijn waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden, gebieden met archeologische, cultuurhistorische, of aardkundige waarden, Natura2000-gebieden of gebieden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS): https://www.gelderland.nl/Kaartenencijfers).
4 Samenvatting en conclusies
Voor de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Lochem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk en Zutphen is deze nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaart opgesteld.
Op deze bodemkwaliteitskaart wordt de te verwachten diffuse chemische bodemkwaliteit in de gemeenten weergegeven (ontgravingskwaliteit) als ook de toepassingseis als grond of gerijpte baggerspecie wordt toegepast.
De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor de stoffen arseen, barium (zie ook bijlage 1 kopje ‘Barium’), cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). In deze bodemkwaliteitskaart is de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte ter plaatse van de gebieden die verdacht zijn voor diffuus verhoogde gehalten met organochloorbestrijdinbgsmiddelen (OCB; -voormalige- boomgaard- en fruitteeltpercelen, -voormalige- kassen et cetera) ook voor OCB vastgesteld. Voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 1,0 meter diepte is de bodemkwaliteitskaart ook voor PFAS-verbindingen opgesteld. Op basis van bekende PFAS-gegevens in de gemeenten nemen de gehalten aan PFAS-verbindingen af in de diepere bodemlagen. Gezien dit gegeven is het de verwachting dat de ongeroerde bodemlaag dieper dan 1,0 meter niet verdacht is voor verhoogde gehalten aan PFAS-verbindingen.
Voor de tussenlaag (0,5-1,0 m-mv) en de ondergrond (1,0-2,0 m-mv) wordt de kwaliteit voor de stoffen barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie, PCB en PAK gelijk gesteld.
In totaal zijn 23 bodemkwaliteitszones onderscheiden (zie tabel 4.1 en de kaartbijlagen B2):
• 12 bodemkwaliteitszones in de bovengrond (traject vanaf het maaiveld tot en met 0,5 meter diepte);
• 9 bodemkwaliteitszones in de ondergrond (traject vanaf 0,5 meter diepte tot en met 2,0 meter diepte).
• 2 bodemkwaliteitszones voor PFAS-verbindingen (bodemlagen 0-0,5 m-mv en 0,5-1,0 m-mv).
De volgende locaties/gebieden zijn uitgesloten van deze bodemkwaliteitskaart.
• Defensieterreinen (een andere beheerorganisatie dan de gemeenten).
• Locaties waar vanwege (bedrijfs)activiteiten PFAS-verbindingen in verhoogde gehalten in de bodem kunnen voorkomen (PFAS producerende en verwerkende bedrijven , inzet blusschuim en secundaire bronnen ; alleen voor wat betreft de ontgravingskaart ten aanzien van PFAS-verbindingen).
• Voormalige stortplaatsen (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
• Waterbodems (ander bevoegd gezag; Rijkswaterstaat of het Waterschap Vallei en Veluwe of het Waterschap Rijn en IJssel) met uitzondering van de drogere oevergebieden zoals gedefinieerd in de Waterregeling.
• Ook het grondwater is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.
De onderstaande locaties/gebieden zijn ook uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart, maar voor PFAS-verbindingen maken deze locaties wél onderdeel uit van de bodemkwaliteitskaart:
• Rijkswegen, provinciale wegen, spoorgebonden gronden, geasfalteerde wegen in het buitengebied met de bodemfunctieklasse ‘Industrie’, inclusief onverharde bermen.
• Locaties met, of die verdacht zijn voor, een lokale bodemverontreiniging, maar niet voor PFAS-verbindingen (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
• Gesaneerde locaties in het kader van de Wet bodembescherming (alleen voor wat betreft de ontgravingskaart).
• De bodemlaag dieper dan 2 meter onder het maaiveld.
Niet alle uitgesloten locaties en gebieden zijn op de kaarten weergegeven. Soms vanwege het dynamische karakter van ene locatie/gebied en/of het relatief kleine oppervlak.
Voorafgaand aan het grondverzet en het gebruik van de ontgravings- en/of toepassingskaart, moet altijd informatie worden achterhaald waaruit blijkt of de locatie onderdeel uitmaakt van de bodemkwaliteitskaart. In de nota bodembeheer wordt hier nader op ingegaan.
In tabel 4.1 staat voor de onderscheiden bodemkwaliteitszones en bodemlagen een totaaloverzicht van de voorkomende bodemfunctieklassen, verwachte ontgravingsklassen en toepassingseisen. De kleuren in tabel 4.1 komen overeen met de gebruikte kleuren op de bodemfunctieklassen, ontgravings- en toepassingskaart (respectievelijk de kaartbijlagen B1, B3 en B4). De verwachte ontgravingskwaliteit is gebaseerd op de 80-percentielwaarden van de bodemkwaliteitszone (zie bijlage 4, kolom '80P') en getoetst aan de toetsingswaarden uit de Regeling én de voorlopige toepassingswaarden die zijn benoemd in het ‘tijdelijke handelingskader hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’. Voor de bodemkwaliteitszone ‘Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)’ is vanwege de statistische ‘scheve’ verdeling (zie figuur 3.1 in § 3.9), waarbij het gemiddelde (Gem.) hoger is dan de 80-percentielwaarde (80P), in overleg met de Werkgroep regio Achterhoek besloten deze bodemkwaliteitszone te karakteriseren op basis van de gemiddelde gehalten.
Tabel 4.1 Toepassingseisen (generiek kader van het besluit) per combinatie voorkomende bodemfunctie en verwachte ontgravingsklasse voor de onderscheiden bodemkwaliteitszones.
Bodemkwaliteitszone |
Voor komende bodemfunctie(s) |
Verwachte ontgravingsklasse (op basis van 80-percentielwaarde) |
Toepassingseis (generiek kader van het Besluit) @ |
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Industrie |
Wonen |
Lochem: Overig wonen |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Lochem: Industrie |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Buitengebied |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1945 |
Wonen |
Industrie |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Wonen vanaf 1945 |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Industrie |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Zutphen: Industrie vanaf 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Bovengrond (dieptetraject 0-0,5 m-mv) # |
|||
Zutphen: Buitengebied |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Gebieden met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bodemlaag 0-0,5 m-mv)** |
Industrie |
Industrie |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Industrie |
Wonen |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie na 1970 |
Industrie |
Landbouw/natuur $$$ |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Tussenlaag (dieptetraject 0,5-1,0 m-mv) # |
|||
Zutphen: Overig ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Wonen |
|||
Ondergrond (dieptetraject 1,0-2,0 m-mv) ## |
|||
Wonen voor 1970 (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Overig (8 gemeenten*) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Lochem: Ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Wonen voor 1900 |
Wonen |
Industrie |
Wonen |
Zutphen: Wonen 1900-1945 |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie voor 1945 (plangebied Noorderhaven-Spoorzone) |
Wonen |
Landbouw/natuur $ |
Landbouw/natuur |
Zutphen: Industrie voor 1945 (overig gebied) |
Industrie |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie 1945-1970 (stortplaats Fort de Pol) |
Industrie |
Industrie $$ |
Industrie |
Zutphen: Industrie 1945-1970 (overig gebied) |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
||
Zutphen: Industrie na 1970 |
Industrie |
Landbouw/natuur $$$ |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
|||
Zutphen: Overig ondergrond |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
|||
Wonen |
Bodemkwaliteitszone |
Voor komende bodemfunctie(s) |
Verwachte ontgravingsklasse (op basis van 80-percentielwaarde) |
Toepassingseis (generiek kader van het Besluit) @ |
Bijzondere omstandigheden |
|||
Waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden |
Industrie |
Varieert |
Landbouw/natuur@@ |
Wonen |
|||
Landbouw/natuur |
* De gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk.
** Voor de ligging van de percelen met diffuus verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen (bijvoorbeeld boomgaard- en fruitteeltpercelen in de periode 1945-2000[11]) wordt verwezen naar de website www.topotijdreis.nl.
# De 80-percentielwaarden van de PFAS-verbindingen zijn lager dan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen liggen deze boven de bepalingsgrens.
## De niet geroerde ondergrond (traject 1,0-2,0 m-mv) is niet verdacht voor PFAS-verbindingen en daarom niet onderzocht op deze stofgroep.
@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de generieke toepassingswaarden die zijn benoemd in het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie.
@@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de in de meest recente versie van de provinciale omgevingsverordening benoemde toepassingswaarden.
$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op het in 2017 vastgestelde gebiedsspecifieke beleid[1] en de grootschalige herontwikkelingen met de bijbehorende ingrepen in dit gebied de afgelopen jaren.
$$ Kwaliteitsklasse is gebaseerd op de aangebrachte leeflaag om de saneringsdoelstelling voor stortplaats De Pol te behalen[1].
$$$ De 95-percentielwaarde voor arseen overschrijdt de interventiewaarde. De sterk verhoogde arseengehalten hebben een natuurlijke oorzaak. In de nota bodembeheer wordt nader ingegaan op het hergebruik van nature arseenhoudende grond. Om deze reden is geen controle op het saneringscriterium uitgevoerd.
Bronvermeldingen
[1] Gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland,
Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk:
Bodemkwaliteitskaart regio Achterhoek, projectcode: 11K054, CSO Adviesbureau voor Milieu-Onderzoek B.V., 24 oktober 2011.
Gemeente Lochem en Zutphen:
Bodemkwaliteitskaart Regio Stedendriehoek, projectcode EP91-1, Witteveen+Bos,
16 juni 2010
Aanvulling op de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (gemeenten Lochem en Zutphen), projectcode: 101453, Witteveen+Bos, mei 2017.
[2] Besluit bodemkwaliteit, publicatie Staatsblad nr. 469, 3 december 2007.
[3] Regeling bodemkwaliteit, publicatie Staatscourant nr. 247, 21 december 2007 en latere
wijzigingen.
[4] Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en
baggerspecie, kenmerk IENW/BSK-2019/131399.
[5] Aanpassing tijdelijk handelingskader PFAS, kenmerk: IenW/BSK-2019/251123, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 29 november 2019.
[6] Aanpassing tijdelijk handelingskader PFAS, kenmerk: IENW/BSK-2020/126356, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, 3 juli 2020.
[7] Wet bodembescherming, publicatie Staatsblad, nummer 404, 1986 en latere
wijzigingen.
[8] Richtlijn bodemkwaliteitskaarten, Ministerie van VROM, Ministerie van Verkeer en
Waterstaat, 3 september 2007 en latere wijzigingen.
[9] Waterregeling, publicatie Staatscourant nr. 19353, 17 december 2009 en latere
wijzigingen.
[10] Handreiking Achtergrondgehalten. Begeleidingscommissie actief bodembeheer,
TNO MEP-R98/283.IPO/TNO, 1998.
[11] Bronswijk et al. (2003) en De Jong en Van der Hoek (2009), PBL/dec13; http://www.clo.nl/indicatoren/nl026405-bestrijdingsmiddelen-in-de-bodem.
[12] Bodemonderzoek in de gemeenten Lochem en Zutphen voor de bodemkwaliteitskaart regio Achterhoek, documentnummer: SOB011396.RAP003, Lievense Milieu B.V. | WSP, 5 oktober 2020.
[13] Indicatieve niveaus voor ernstige bodem- en grondwaterverontreiniging (INEV’s) voor
de stoffen PFOS, PFOA en GenX, RIVM, 15 januari 2020.
Overzicht bijlagen
Bijlage 1
Begrippenlijst
Bijlage 2
Selectie dataset
Bijlage 3
Specificatie uitbijters
Bijlage 4 A
Statistische parameters organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB; waarden standaardbodem)
Bijlage 4B
Statistische parameters PFAS-verbindingen per bodemlaag/bodemkwaliteitszone (gemeten waarden)
Bijlage 4C
Statistische parameters andere stoffen per bodemkwaliteitszone (waarden standaardbodem)
Bijlage 1
Begrippenlijst
Bagger(specie)
Baggerspecie is materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organisch stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.
Baggerspecie die in het kader van het Besluit bodemkwaliteit nuttig wordt toegepast mag maximaal 20 gewichtsprocent aan bodemvreemd materiaal bevatten.
Barium
Voor barium bestaat op dit moment geen norm. De destijds voor deze stof geldende normen zijn per 4 april 2009 (Staatscourant nr. 67, publicatie 7 april 2009) ingetrokken omdat de interventiewaarde lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Dit blijft gehandhaafd. De onderzoeksgegevens over barium moeten wel in de bodemkwaliteitskaarten worden meegenomen, aangezien barium onderdeel uitmaakt van het stoffenpakket, met dien verstande dat geen eisen worden gesteld aan het aantal waarnemingen. Deze gegevens kunnen namelijk een indicatie zijn voor de aanwezigheid van antropogene bronnen die ook andere verontreinigingen met zich mee kunnen brengen.
Als verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrondwaarden worden aangetroffen als gevolg van een menselijke activiteit, kan dit gehalte worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium: 920 mg/kg ds (bij standaardbodem lutum 25%, organisch stof 10%).
Bodembeheergebied
Een aaneengesloten, door het bestuursorgaan (bijvoorbeeld een gemeente, waterschap of Rijkswaterstaat) afgebakend deel van de oppervlakte van een of meer gemeenten of het beheergebied van een of meer beheerders.
Bodemfunctieklassenkaart
Kaart waarop de verschillende bodemfuncties zijn aangegeven, waarbij het bodemgebruik is ingedeeld in de klassen ‘Industrie’, ‘Wonen’ en ‘Overig’. Onder het laatstgenoemde gebruik vallen landbouw en natuur.
Bodemkwaliteitskaart
De bodemkwaliteitskaart bestaat uit drie hoofdkaarten:
1. Een kaart met uitgesloten locaties en gebieden.
2. De ontgravingskaart (deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast). De kaart doet alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken.
3. De toepassingskaart (deze kaart geeft de maximale kwaliteitseisen weer waaraan de toe te passen grond moet voldoen).
Bodemkwaliteitsklasse
In het Besluit bodemkwaliteit worden bodemkwaliteitszones afhankelijk van de kwaliteit ingedeeld in één van de drie onderscheiden bodemkwaliteitsklassen:
• Klasse Landbouw/natuur.
• Klasse Wonen.
• Klasse Industrie.
De bodemkwaliteit is gebaseerd op de 80-percentielwaarde van een zone en getoetst aan de toetsingswaarden uit de Regeling bodemkwaliteit. De 80-percentielwaarde geeft meer betrouwbaarheid aan de te verwachten ontgravingsklasse in een zone.
Bij de toetsingsmethodiek voor de kwaliteitsklasse ‘Landbouw/natuur’ wordt uitgegaan van een staffel voor het aantal toegestane overschrijdingen (zie onderstaand). Voor de bodemkwaliteitskaart van de gemeenten is het basispakket van toepassing.
De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse ‘Wonen’ is minder streng dan de toetsingsmethodiek voor het bepalen van de ontgravingsklasse (zie het kopje ‘Ontgravingskaart’ in deze bijlage). Met de minder strenge toets wordt voorkomen dat de bodemkwaliteit van een gebied op basis van één stof wordt ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Industrie. Dit zou in de praktijk de ongewenste situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge regels gelden en de concentraties kunnen toenemen tot de maximale waarden voor de functie Industrie. Hierdoor verslechtert de kwaliteit van het gebied.
Tabel B1 Staffel toegestane aantal overschrijdingen.
Aantal gemeten stoffen |
Aantal toegestane overschrijdingen |
1-6 |
0 |
Basispakket (7-15) |
2 |
16 – 26 |
3 |
27 – 36 |
4 |
37 – 48 |
5 |
Klasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000):
• Alle gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.
• De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.
• De overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens Wonen (exclusief nikkel, zie tabel B2 bij 'Toetsingswaarden Besluit bodemkwaliteit').
Klasse Wonen:
• Alle gehalten voldoen aan de klassegrens Wonen, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.
• De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens Wonen plus de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.
• De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens Industrie bedragen.
Klasse Industrie:
• Als de indeling niet leidt tot de indeling in klasse Wonen of Achtergrondwaarden (AW2000) wordt de bodemkwaliteit ingedeeld in de klasse Industrie.
Voor het effect van gehalten aan PFAS-verbindingen op de indeling in kwaliteitsklassen, zie het kopje ‘PFAS-gehalten en effect op de kwaliteitsklassen’.
Bodemkwaliteitszone
Een deel van een bodembeheergebied waarvoor geldt dat er sprake is van een zelfde gebiedseigen bodemkwaliteit, waarbij zowel de verwachtingswaarde als de mate van variabiliteit van belang zijn. De spreiding van gehalten binnen een bodemkwaliteitszone is relatief laag. Een bodemkwaliteitszone is begrensd in het horizontale vlak én het verticale vlak (diepte). Wanneer een bodemkwaliteitszone uit meerdere gebieden bestaat die niet aan elkaar grenzen, worden de individuele gebieden aangeduid als ‘niet-aaneengesloten bodemkwaliteitszone’.
Bijzondere omstandigheden
Voor een binnen een bodemkwaliteitszone liggend gebied geldt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, als er voor dat gebied een afwijkende verwachtingswaarde geldt ten opzichte van de verwachtingswaarde van de betreffende bodemkwaliteitszone. Te denken valt aan voor bodemverontreiniging verdachte locaties, onderzochte locaties, locaties waar een sanering heeft plaatsgevonden of locaties met onvoorziene visuele waarnemingen (bodemvreemde materialen, kleur, geur). Ook beschermde gebieden zoals bijvoorbeeld voor de ecologie, archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie vallen onder de bijzondere omstandigheden. In gebieden met bijzondere omstandigheden kunnen vanuit andere wet- en regelgeving aanvullende eisen worden gesteld.
Deelgebied
Deel van een bodembeheergebied waarvoor geldt dat dit op eenduidige wijze kan worden gekarakteriseerd door middel van de voor het bodembeheergebied geldende onderscheidende gebiedskenmerken. In tegenstelling tot de bodemkwaliteitszone is er voor het deelgebied nog geen toetsing uitgevoerd of het daadwerkelijk een bodemkwaliteitszone is. Wanneer een deelgebied uit meerdere terreinen bestaat die niet aan elkaar grenzen, worden de individuele gebieden aangeduid als ‘niet-aaneengesloten deelgebieden’.
Diffuse chemische bodemkwaliteit
De diffuse chemische bodemkwaliteit in een bepaald gebied is de verdeling van gehalten van stoffen in dat gebied waarvoor de bodemkwaliteitskaart is vastgesteld. Deze verdeling
kan worden gekwantificeerd door statistische parameters (gemiddelde, percentielwaarden).
Grond
Onder dit begrip vallen onder andere: zand, veen, klei en löss. Het Besluit bodemkwaliteit definieert grond als volgt: ‘Vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie.’ Ook verontreinigde grond die is gereinigd en ontwaterde of gerijpte baggerspecie worden als grond beschouwd. Grond die in het kader van het Besluit bodemkwaliteit nuttig wordt toegepast mag maximaal 20 gewichtsprocent aan bodemvreemd materiaal bevatten.
Heterogeniteit
Wanneer de diffuse bodemverontreiniging in een zone zeer heterogeen is verdeeld, is de betrouwbaarheid van het gemiddelde gehalte in de zone ook kleiner. Bij zones met een hoge heterogeniteit kan de gemeente besluiten dat de bodemkwaliteitskaart in bepaalde situaties niet gebruikt mag worden als bewijsmiddel. Het vastgestelde gemiddelde gehalte heeft naar mening van de gemeente dan een te lage betrouwbaarheid. Een zekere heterogeniteit op zich hoeft overigens geen probleem te zijn zolang er geen sprake is van een gebruiksrisico. De heterogeniteit van een stof in een zone wordt bepaald door een index die volgt uit de volgende formule:
heterogeniteit=((P95-P5))/((maximale waarde industrie-Achtergrondwaarde)
De beoordeling van de heterogeniteitsindex is als volgt:
Index < 0,2 : weinig heterogeniteit
0,2 < Index < 0,5 : beperkte heterogeniteit
0,5 < Index < 0,7 : er is sprake van heterogeniteit
Index > 0,7 : sterke heterogeniteit
Interventiewaarde
Wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming wordt gesproken over een sterke verontreiniging of een sterk verhoogd gehalte. De interventiewaarden zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 1 juli 2013 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 16675, d.d. 27 juni 2013).
Lokale bron
Duidelijk aanwijsbare bron voor een eventuele bodemverontreiniging zoals bijvoorbeeld een ondergrondse tank voor de opslag van olie, een ontvettingsbad of een afleverzuil voor brandstof(fen).
Niet gezoneerd gebied
Gebieden kunnen worden gezoneerd wanneer er voldoende meetgegevens beschikbaar zijn om te voldoen aan de eisen uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Wanneer er onvoldoende meetgegevens beschikbaar zijn, kan de actuele diffuse chemische bodemkwaliteit van het gebied niet met een voldoende onderbouwing en betrouwbaarheid worden bepaald en wordt het deelgebied niet gezoneerd. Een gebied kan ook niet worden gezoneerd als niet wordt voldaan aan de eisen voor de spreiding van de meetgegevens uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Een niet gezoneerd gebied kan ook ontstaan als de gemeente er bewust voor kiest een gebied niet op te nemen in de bodemkwaliteitskaart (zie ook: Uitgesloten locaties en gebieden).
Voor niet-gezoneerde gebieden geldt het generieke kader van het Besluit, tenzij gebiedsspecifiek beleid is vastgesteld. Dit betekent dat de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie enerzijds moet voldoen aan de maximale waarden van de bodemfunctieklasse die voor de ontvangende bodem is aangegeven op de bodemfunctieklassenkaart (zie kaartbijlage B1). Anderzijds moet de kwaliteit van de ontvangende bodem worden onderzocht om vast te stellen of de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie van een betere of vergelijkbare kwaliteit is. Op basis van de systematiek van het generieke kader van het Besluit wordt de toepassingseis bepaald. Deze wordt vastgesteld op basis van de bodemfunctieklasse en de kwaliteit van de ontvangende bodem waarbij de meest strenge eis leidend is. Dus als de bodemkwaliteit in de klasse ‘Wonen’ valt en de bodemfunctieklasse is ‘Industrie’, dan is de toepassingseis kwaliteitsklasse ‘Wonen’ (zie ook de kopjes 'Toepassingseis kwaliteit toe te passen grond op of in de bodem' en 'Toetsing toepassen grond' van deze bijlage).
Niet-verdachte locatie voor bodemverontreiniging
Een locatie waar geen lokale bron, bijvoorbeeld een ondergrondse huisbrandolietank of een chemische wasserij, of een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is (geweest).
Onderscheidende gebiedskenmerken
Kenmerken in een gebied waarvan verwacht wordt dat deze een verband vertonen met de bodemkwaliteit. Bijvoorbeeld: bodemtype, geomorfologie, landgebruik, historie, gebiedsontwikkeling en huidig gebruik. Bij het actualiseren van een bodemkwaliteitskaart kan de vastgestelde bodemkwaliteit in de huidige kaart ook als (aanvullend) onderscheidend gebiedskenmerk worden vastgesteld.
Ontgravingskaart
De ontgravingskaart geeft de te verwachten kwaliteit aan van de eventueel te ontgraven grond. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast. De ontgravingskwaliteit is gebaseerd op de 80-percentielwaarde van een zone en getoetst aan de toetsingswaarden uit de Regeling bodemkwaliteit. De 80-percentielwaarde geeft meer betrouwbaarheid aan de te verwachten ontgravingsklasse in een zone.
De kaart doet dus alleen een uitspraak over welke kwaliteit in het algemeen verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken. De ontgravingskwaliteit kan vallen in één van de vier onderscheiden klassen:
Klasse Landbouw/natuur.
Klasse Wonen.
Klasse Industrie.
Klasse Niet toepasbaar.
Bij de toetsingsmethodiek voor Landbouw/natuur wordt uitgegaan van een staffel (zie tabel B1 bij 'Bodemkwaliteitsklasse') voor het aantal toegestane overschrijdingen.
Klasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000):
Alle gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel B1.
De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden (AW2000) bedragen.
De overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens Wonen (exclusief nikkel, zie tabel B2 bij 'Toetsingswaarden Besluit bodemkwaliteit').
Klasse Wonen:
De gehalten voldoen niet aan de klasse Landbouw/natuur en de norm voor klassegrens Wonen wordt niet overschreden.
Klasse Industrie:
De norm voor klassegrens Wonen wordt overschreden.
De norm voor klasse grens Industrie wordt niet overschreden.
Klasse Niet toepasbaar:
De norm voor klassegrens Industrie wordt overschreden.
Voor het effect van gehalten aan PFAS-verbindingen op de indeling in kwaliteitsklassen, zie het kopje ‘PFAS-gehalten en effect op de kwaliteitsklassen’.
Percentiel/percentielwaarde
Waarde waar beneden een bepaald percentage van de analyseresultaten gelegen is. Bijvoorbeeld 90-percentiel: 90% van de analyseresultaten ligt beneden deze waarde.
PFAS-gehalten en effect op de kwaliteitsklassen
(Bron: https://www.bodemplus.nl/onderwerpen/wet-regelgeving/bbk/vragen/grond-baggerspecie-pfas-veldwerk-analyse-toetsing/faq/resultaten-pfas-onderzoek-toetsen-aanvulling/)
De toetsing aan de PFAS-verbindingen is een aanvullende (losse) toets ten opzichte van de toetsing op de reguliere parameters en indeling in kwaliteitsklassen. Dat betekent dat eerst de toetsing plaatsvindt op basis van de reguliere parameters en op basis daarvan een indeling in kwaliteitsklasse plaatsvindt.
Vervolgens vindt de toetsing aan de voorlopige toepassingswaarden uit het tijdelijk handelingskader voor de PFAS-verbindingen plaats. Aan de hand van de aanvullende toetsing wordt vervolgens vastgesteld in hoeverre beperkingen aan de toepassing gelden, bijvoorbeeld een verbod op het toepassen onder grondwaterniveau of in oppervlaktewater. Voor PFAS zijn de bijzondere toetsregels voor het toetsen aan de Achtergrondwaarde of maximale waarde Wonen niet van toepassing, omdat nog geen normen zijn opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Ook tellen de gemeten PFAS niet mee als gemeten stoffen bij de bijzondere toetsregels voor het toetsen aan de achtergrondwaarde of maximale waarde Wonen.
Bij de inbouw van het handelingskader in de Regeling bodemkwaliteit wordt de wijze van toetsen aan normwaarden nader ingevuld.
Daarnaast zijn hieronder twee voorbeelden uitgewerkt:
Voorbeeld 1
Als een partij grond op basis van de overige stoffen is gekwalificeerd in de bodemkwaliteitsklasse Wonen, dan moet aanvullend de PFAS-gehalten worden getoetst aan de toepassingsnormen uit het tijdelijk handelingskader. Dit kan leiden tot de volgende drie situaties:
Als alle PFAS-gehalten zijn aangetoond beneden de rapportagegrens, dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Wonen staan en gelden geen aanvullende toepassingsvoorwaarden. De partij kan als bodemkwaliteit Wonen worden toegepast zonder aanvullende voorwaarden.
Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de rapportagegrens maar alle PFAS-gehalten voldoen aan de toepassingsnormen voor de bodemkwaliteitsklasse Wonen (7 µg/kg d.s. voor PFOA en 3 µg/kg d.s. voor de overige PFAS), blijft de indeling in kwaliteitsklasse Wonen staan, maar gelden wel beperkingen aan de toepassing: toepassing van grond op de landbodem beneden grondwaterniveau (tenzij PFAS < voorlopige achtergrondwaarden voor PFAS) en in grondwaterbeschermingsgebieden.
Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de toepassingsnormen van
7 µg/kg d.s. voor PFOA en 3 µg/kg d.s. voor de overige PFAS is deze niet generiek toepasbaar. Toepassing van de partij kan alleen plaatsvinden als in dat gebied verhoogde Lokale Maximale Waarden door het bevoegd gezag zijn vastgesteld in het kader van gebiedsspecifiek beleid.
Voorbeeld 2
Als een partij grond op basis van de overige stoffen is gekwalificeerd in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (< Achtergrondwaarde), dan moet aanvullend de PFAS-gehalten worden getoetst aan de landelijke achtergrondwaarden (1,9 µg/kg d.s. voor PFOA en 1,4 µg/kg d.s. voor de andere PFAS) en bij overschrijding daarvan ook toetsen aan de normen voor 7 µg/kg d.s. voor PFOA en 3 µg/kg d.s. voor de overige PFAS). Dit kan leiden tot de volgende vier situaties:
Als alle PFAS-gehalten kleiner zijn dan de bepalingsgrens, blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (< Achtergrondwaarden) staan en gelden geen toepassingsvoorwaarden. Kortom alle toepassingen zijn toegestaan.
Als een PFAS-gehalte aangetoond wordt boven de rapportagegrens (0,1 µg/kg d.s.) maar beneden de landelijke achtergrondwaarden (van 1,9 µg/kg d.s. voor PFOA en 1,4 µg/kg d.s. voor de andere PFAS), dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur
(< Achtergrondwaarden) staan, maar gelden wel toepassingsvoorwaarden: toepassing van grond op de landbodem in grondwaterbeschermingsgebieden is niet toegestaan.
Als een PFAS-gehalte aangetoond wordt boven de voorlopige achtergrondwaarde (van
1,9 µg/kg d.s. voor PFOA en 1,4 µg/kg d.s. voor de andere PFAS) en onder de toepassingsnormen van 7 µg/kg d.s. voor PFOA en 3 µg/kg d.s voor de overige PFAS, dan blijft de indeling in kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur (< Achtergrondwaarden) staan, maar kan de partij uitsluitend toegepast in gebieden met de kwaliteitsklassen Wonen of Industrie als toepassingseis of in gebieden waarvoor verhoogde lokale achtergrondwaarden zijn vastgesteld.
Als één of meerdere PFAS-gehalten zijn aangetoond boven de toepassingsnormen van
7 µg/kg d.s. voor PFOA en 3 µg/kg d.s voor de overige PFAS, kan de partij niet meer ingedeeld worden in een generieke kwaliteitsklasse voor toepasbare grond. Toepassing van de partij kan alleen plaatsvinden als in dat gebied verhoogde Lokale Maximale Waarden door het bevoegd gezag zijn vastgesteld in het kader van gebiedsspecifiek beleid.
Standaarddeviatie
Ook wel ‘standaardafwijking’ genoemd. Het geeft de mate aan voor de spreiding van meetgegevens in een dataset. De berekening hiervan is als volgt:
Hierbij is n het aantal analyseresultaten, x een individueel analyseresultaat en ¯x het gemiddelde van de analyseresultaten.
Toepassingseis toe te passen grond op of in de bodem
De toepassingskaart geeft de maximale kwaliteitseisen weer waaraan de toe te passen grond moet voldoen. Bij de toepassingskaart wordt gekeken naar de vastgestelde bodemkwaliteit en de (toekomstige) functie van de bodem. Op basis van deze dubbele toets, waarbij de strengste toets doorslaggevend is, wordt voor elke bodemkwaliteitszone de toepassingseis vastgesteld.
Bodemfunctieklasse |
Bodemkwaliteitsklasse |
Gemeentelijke toepassingseis @ |
Overig (Landbouw/natuur) |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Overig (Landbouw/natuur) |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Overig (Landbouw/natuur) |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Wonen |
Industrie |
Wonen |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Industrie |
Wonen |
Wonen |
Industrie |
Industrie |
Industrie |
@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de generieke toepassingswaarden die zijn benoemd in het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie.
Toetsing toepassen grond
Om te beoordelen of het toepassen van grond is toegestaan wordt de kwaliteit van de toe te passen grond vergeleken met de toepassingseis die geldt voor de ontvangende bodem. De kwaliteit van de toe te passen grond kan worden bepaald op basis van een bodemkwaliteitskaart, partijkeuring of een ander erkend bewijsmiddel. De toepassingseis kan worden bepaald op basis van de bodemkwaliteitskaart (gezoneerde gebieden) of bodemonderzoek van de ontvangende bodem (niet gezoneerde gebieden).
Kwaliteit toe te passen grond # |
Toepassingseis @ |
Toepassing toegestaan? |
Wonen |
Wonen |
Ja |
Industrie |
Wonen |
Nee |
Landbouw/natuur |
Wonen |
Ja |
Wonen |
Industrie |
Ja |
Industrie |
Industrie |
Ja |
Landbouw/natuur |
Industrie |
Ja |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Nee |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Nee |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Ja |
# De 80-percentielwaarden van de PFAS-verbindingen in de bodemlaag 0-1,0 m-mv zijn lager dan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden vastgesteld, maar voor een aantal PFAS-verbindingen boven de bepalingsgrens.
@ De gehalten aan PFAS-verbindingen moeten voldoen aan de generieke toepassingswaarden die zijn benoemd in het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie.
Toetsingswaarden Besluit en Regeling bodemkwaliteit en het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie
Om een zone te karakteriseren moet een toetsing plaatsvinden aan de gestelde normen uit het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit en het tijdelijk handelingskader hergebruik PFAS-houdende grond en baggerspecie. Deze toetsingsnormen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Tabel B2 Toetsingsnormen (in mg/kg ds voor standaardbodem -lutum 25%, org.stof 10%-).
Stof |
Maximale waarden Achtergrondwaarde (AW2000, Landbouw/natuur) |
Maximale waarden wonen** |
Maximale waarden industrie |
Arseen |
20 |
27 |
76 |
Barium * |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Cadmium |
0,60 |
1,2 |
4,3 |
Kobalt |
15 |
35 |
190 |
Koper |
40 |
54 |
190 |
Kwik |
0,15 |
0,83 |
4,8 |
Lood |
50 |
210 |
530 |
Molybdeen |
1,5 |
88 |
190 |
Nikkel * |
35 |
39 |
100 |
Zink |
140 |
200 |
720 |
Som PAK |
1,5 |
6,8 |
40 |
Som PCB |
0,02 |
0,04 |
0,5 |
Minerale olie |
190 |
190 |
500 |
α-Endosulfan |
'0,0009 |
'0,0009 |
0,1 |
Chloordan (som) |
'0,002 |
'0,002 |
0,1 |
Drins (som 3) |
'0,015 |
0,04 |
0,14 |
α-HCH |
'0,001 |
'0,001 |
0,5 |
β-HCH |
'0,002 |
'0,002 |
0,5 |
γ-HCH |
'0,003 |
0,04 |
0,5 |
Heptachloor |
'0,0007 |
'0,0007 |
0,1 |
Heptachloorepoxide (som) |
'0,002 |
'0,002 |
0,1 |
DDT |
0,2 |
0,2 |
1 |
DDD |
0,02 |
0,84 |
34 |
DDE |
0,1 |
0,13 |
1,3 |
Bestrijdingsmiddelen (som) |
0,4 |
0,4 |
0,5 |
PFOA1 zonder vastgestelde achtergrondwaarde |
0,0019 |
||
Overige PFAS-verbindingen zonder vastgestelde achtergrondwaarde |
0,0014 |
||
PFOA |
0,0019 |
0,007 |
|
Overige PFAS-verbindingen |
0,0014 |
0,003 |
* De normstelling in de regeling bodemkwaliteit voor barium en nikkel zijn door het voormalige Ministerie van VROM sinds 1 april 2009 gewijzigd (Staatscourant, 7 april 2009). Voor nikkel vindt voor schone grond (klasse Landbouw/natuur) geen toetsing meer plaats aan de maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse wonen. Voor barium is besloten alle toetsingsnormen tijdelijk in te trekken als aangetoond kan worden dat er geen sprake is van een verontreiniging veroorzaakt door activiteiten van de mens. Als een verhoogd gehalte van barium is veroorzaakt door een activiteit door de mens, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium: 920 mg/kg ds.
Uitbijters
Een uitbijter is een gehalte in het gegevensbestand dat niet representatief is voor de diffuse chemische bodemkwaliteit in een deelgebied. De (potentiële) uitbijters worden met een visuele methode (scatterplots) inzichtelijk gemaakt. Het niet representatieve gehalte is het gevolg van duidelijk aantoonbare menselijke activiteiten: puntverontreinigingen, verdachte locaties, typfouten tijdens invoer.
Uitgesloten locaties en gebieden
Uitgesloten locaties en gebieden zijn terreinen die op beleidsmatige grond niet kunnen worden opgenomen in de bodemkwaliteitskaart of niet voldoen aan de minimumeisen voor het aantal en de spreiding van de meetgegevens uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Voorbeelden zijn onder andere terreinen waar sprake is van een sanering of verontreiniging door een lokale activiteit. Ook terreinen die in het beheer zijn van andere organisaties zoals Rijkswaterstaat (rijkswegen) of de provincie (provinciale wegen) worden soms uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.
Voor de uitgesloten locaties en gebieden geldt het generieke kader van het Besluit. Dit betekent dat de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie enerzijds moet voldoen aan de maximale waarden van de bodemfunctieklasse die voor de ontvangende bodem is aangegeven op de bodemfunctieklassenkaart (zie kaartbijlage B1). Anderzijds moet de kwaliteit van de ontvangende bodem worden onderzocht om vast te stellen of de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie van een betere of vergelijkbare kwaliteit is. Op basis van de systematiek van het generieke kader van het Besluit wordt de toepassingseis bepaald. Deze wordt vastgesteld op basis van de bodemfunctieklasse en de kwaliteit van de ontvangende bodem waarbij de meest strenge eis leidend is. Dus als de bodemkwaliteit in de klasse ‘Wonen’ valt en de bodemfunctieklasse is ‘Industrie’, dan is de toepassingseis kwaliteitsklasse ‘Wonen’ (zie ook de kopjes 'Toepassingseis kwaliteit toe te passen grond op of in de bodem' en 'Toetsing toepassen grond' van deze bijlage).
Variatiecoëfficiënt
Maat voor de spreiding in gehalten (standaarddeviatie gedeeld door het gemiddelde).
Vrij grondverzet
Van vrij grondverzet is sprake als voorafgaand aan het grondverzet de kwaliteit van de grond niet hoeft te worden vastgesteld.
Wegberm
Onder de onverharde wegbermen wordt verstaan de strook grond naast de verharde (klinker- of asfalt)weg. De strook omvat de bodemlaag tot maximaal 0,5 meter diepte, en heeft gerekend vanuit de wegverharding een maximale breedte van 10 meter. De onverharde wegberm wordt begrensd door (zie ook figuur B1.1):
• de erfgrens of;
• de meest afgelegen insteek van een droge bermsloot of;
• de meest nabij gelegen insteek van een natte bermsloot of;
• als voorgaande niet aanwezig zijn, de overgang naar andere begroeiing (houtopstanden zoals hagen, struiken, bosschages, bos).
Voor wegbermen langs wegen in beheer van het waterschap en voor wegbermen gelegen in gebieden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur) geldt voor beide
zijden van het wegvak een strook van maximaal 2 meter. Dit in verband met de ecologische
functie van de wegbermen. Buiten de aangegeven strook mag in de wegbermen alleen
schone grond worden toegepast.
Figuur B1.1 Begrenzing wegbermen (bron: brief van het voormalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart, kenmerk RWS/DVS‐2009/2932, 19 november 2009).
Bijlage 2
Selectie dataset
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten stelt dat de meetgegevens niet ouder mogen zijn dan 5 jaar. Omdat naar verwachting de beschikbaar gekomen meetgegevens in de afgelopen 5 jaar niet afwijken van de meetresultaten die meer dan 5 jaar geleden beschikbaar zijn gekomen, zijn de meetgegevens van de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten gebruikt voor de dataset van deze bodemkwaliteitskaart. Dit geeft een nog betere onderbouwing van de te verwachten diffuse chemische bodemkwaliteit. De waarnemingen die ten tijde van de vorige bodemkwaliteitskaarten als uitbijter zijn uitgesloten, zijn ook uitgesloten in de nieuwe dataset.
De dataset van de nieuwe gezamenlijke bodemkwaliteitskaarten zijn verkregen uit de geregistreerde gegevens in de gemeentelijke bodeminformatiesystemen waarin zij haar bodeminformatie (laten) registreren en beheren.
Uitgangssituatie
De oude dataset van de bodemkwaliteitskaart regio Achterhoek (gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk) bevat gegevens van 2000 tot en met mei 2011.
De oude dataset bodemkwaliteitskaart regio Stedendriehoek (gemeenten Lochem en Zutphen) bevat gegevens van het standaard NEN 5740 stoffenpakket dat tot 1 juli 2008 is gehanteerd voor de periode 1999 t/m 2009. De dataset voor de latere update voor de stoffen barium, kobalt, molybdeen en pcb was niet meer beschikbaar. Deze stoffen zijn daarom voor de onderzoeken uit deze periode aanvullend geselecteerd uit de gemeentelijke bodeminformatiesystemen (zie onderstaand).
De data is geleverd op 6 mei 2020 voor alle gemeenten behalve Zutphen, waarvoor de data op
25 mei is nageleverd. Deze levering bleek later incompleet, daarom is nogmaals een export van Zutphen nageleverd op 30 juni; deze laatste geleverde data is gebruikt. De oude dataset van de bodemkwaliteitskaarten is aangevuld met gegevens van de:
• Gemeente Aalten, vanaf 25 februari 2011.
• Gemeente Berkelland, vanaf 15 december 2010.
• Gemeente Bronckhorst, vanaf 1 februari 2011.
• Gemeente Doetinchem, vanaf 20 juli 2010.
• Gemeente Lochem, vanaf 1 januari 2010; barium, kobalt, molybdeen en pcb vanaf 2008.
• Gemeente Montferland, vanaf 9 februari 2010.
• Gemeente Oost-Gelre, vanaf 6 januari 2011.
• Gemeente Oude IJsselstreek, vanaf 2 juli 2010.
• Gemeente Winterswijk, vanaf 15 februari 2011.
• Gemeente Zutphen, vanaf 1 januari 2010; barium, kobalt, molybdeen en pcb vanaf 2008 (vanaf 2017 registreetrt de gemeente deze stoffen structureel in haar bodeminformatiesysteem).
Voor de OCB-monsters zijn alle beschikbare waarnemingen ongeacht datum gebruikt.
Basis selectiecriteria
• De volgende gegevens zijn niet geselecteerd:
• Monsters met type slib/waterbodem of grondwater.
• Analysemonsters waarvan de ligging niet bekend is (er zijn geen boorpunten ingetekend en het onderzoek en de locatie hebben geen geometrie).
• Analysemonsters van onderzoeken zonder rapportdatum.
• Analysemonsters zonder diepte, of met een gemiddelde diepte >2 m-mv.
• Analysemonsters die zijn verzameld door bewezen malafide bedrijven Elementair of Bodemstaete
• Analysemonsters waarvan de overige selectiecriteria (zie paragraaf hier onder) allemaal niet gevuld zijn, of waarvan tenminste één criterium als ‘niet geschikt’ is beoordeeld.
• Analysemonsters met monsternaam die verwijst naar funderingsmateriaal of puin (FUN of PUIN, etc.).
• Als sprake is van dubbele monsters is 1 van de 2 uit de dataset verwijderd.
• Individuele waarnemingen met het gehalte 0 zijn uit de dataset verwijderd; dit kwam met name voor in PCB-gehalten, deze zijn voor zover mogelijk gecorrigeerd o.b.v. de individuele gehalten van de 7 losse PCB’s.
Overige selectiecriteria
Uit de onderzoeken zijn de representatieve, diffuse analysemonsters geselecteerd op basis van de invoervelden Type onderzoek en Aanleiding (bij onderzoek) en Status verontreiniging o.b.v. onderzoek en Vervolgactie Wbb (bij locatie). In de tabellen op de volgende pagina’s is per selectieveld aangegeven wat de criteria zijn waarop de monsters zijn geselecteerd.
Ernstige gevallen worden alleen meegenomen in de oudste zone van Zutphen, daar kan dit diffuus voorkomen. Alles met de optie ‘mogelijk’ is vooralsnog meegenomen om een zo groot mogelijke dataset op te bouwen. Blijken gehaltes echt af te wijken, dan vallen ze er bij de uitbijtercontrole alsnog uit.
Plangebied Noorderhaven-Spoorzone
Ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone, op het zuidelijk deel van bedrijventerrein De Mars in de bodemkwaliteitszones ‘Zutphen: Industrie voor 1945’ heeft de afgelopen jaren een grootschalige ontwikkeling doorgemaakt. Ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone is vanwege het opgestelde gebiedsspecifie beleid in 2017 zeer veel schone grond (kwaliteitsklasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000)) toegepast[1]. Ook zijn verschillende historische gevallen van ernstige bodemverontreiniging gesaneerd. De geregistreerde gegevens in het bodeminformatiesysteem van de gemeente Zutphen geven vanwege deze ontwikkelingen de bodemkwaliteit niet meer representatief weer. Als gevolg van de grootschalige herontwikkeling met de bijbehorende ingrepen ter plaatse van het plangebied Noorderhaven-Spoorzone is de bodemkwaliteitskaart aangepast naar de huidige situatie: kwaliteitsklasse Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde – AW2000).
Voormalige stortplaats Fort de Pol
In het noordwestelijke deel van bedrijventerrein De Mars ligt de voormalige stortplaats Fort de Pol. De stortplaats is in verschillende fasen gesaneerd en herontwikkeld tot het huidige bedrijventerrein. Bij de sanering was het doel de locatie geschikt te maken voor bedrijventerrein. Tijdens de sanering is een leeflaag aangebracht die bij de functie bedrijventerrein past: kwaliteitsklasse ‘Industrie’. Als gevolg hiervan is de bodemkwaliteitskaart aanpast naar de huidige situatie: kwaliteitsklasse ‘Industrie’[1].
Aanleiding (onderzoek) |
Geschikt BKK |
(leeg) |
mogelijk |
Bestemmingswijziging, VINEX, locatieontwikkeling |
ja |
BOOT |
nee |
Bouwvergunning |
ja |
Calamiteit |
nee |
Civieltechnisch |
mogelijk |
Eindsituatie |
nee |
ISV-programmering |
ja |
Landsdekkend |
mogelijk |
Nulsituatie |
mogelijk |
Omgevingsvergunning |
ja |
Onbekend |
mogelijk |
Onbekend / Transactie |
ja |
Transactie |
ja |
Vermoeden of melding verontreiniging |
nee |
Voorgaand |
mogelijk |
-
Type onderzoek |
Geschikt BKK |
(leeg) |
mogelijk |
(Na)zorgrapportage |
nee |
ASB - asbest onderzoek NEN 5707 |
nee |
avr (aanvullend rapport) |
ja |
Bijzonder inventariserend onderzoek |
nee |
Bodemluchtonderzoek |
nee |
Bodemsanering bedrijven (BSB) |
mogelijk |
BOOT |
nee |
Bouwstoffenbesluit |
mogelijk |
Brf (briefrapport) |
ja |
Fax |
ja |
Historisch onderzoek |
nee |
Indicatief onderzoek |
ja |
Meldingsformulier BUS evaluatieverslag |
nee |
Meldingsformulier BUS saneringsplan |
nee |
Monitoringsplan |
nee |
Monitoringsrapportage |
nee |
Nader onderzoek |
mogelijk |
Nazorgplan |
nee |
Nul- of Eindsituatieonderzoek |
ja |
Organisatiespecifiek onderzoek |
mogelijk |
Orienterend bodemonderzoek |
ja |
Partijkeuring grond |
mogelijk |
Plan van aanpak (voor onderhoudsbagger) |
nee |
Pre-HO |
nee |
Rapport conform de handleiding sanering waterbodems (AKWA 05.006) |
nee |
Sanerings evaluatie |
nee |
Sanerings onderzoek |
nee |
Saneringsplan |
nee |
Verkennend onderzoek NEN 5740 |
ja |
Verkennend onderzoek NVN 5740 |
ja |
Verkennend onderzoek stortplaatsen |
nee |
Verkennend onderzoek voor waterbodems (NVN 5720) |
nee |
-
Verontreinigingsstatus (locatie)* |
Geschikt BKK |
(leeg) |
mogelijk |
Ernstig, geen risico''s bepaald |
nee, tenzij** |
Ernstig, geen spoed |
nee, tenzij** |
Ernstig, niet urgent |
nee, tenzij** |
Ernstig, spoed, risico''s wegnemen en uiterlijk saneren voor 2015 |
nee |
Ernstig, urgentie niet bepaald |
nee, tenzij** |
Niet ernstig |
ja |
Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd |
ja |
Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd |
ja |
Onverdacht/Niet verontreinigd |
ja |
Pot. verontreinigd |
ja |
Potentieel Ernstig |
mogelijk |
Potentieel Ernstig en Urgent |
nee |
Potentieel spoed |
nee |
Urgent, start san voor 2015 |
nee |
Urgent, start sanering binnen 4 jaar |
nee |
Urgent, start sanering binnen 5-10 jaar |
nee |
* Alleen statussen van locaties waarbij onderzoeken aanwezig zijn
** Alleen mogelijk geschikt in de bebouwing voor 1945 van de gemeente Zutphen.
Vervolgactie Wbb (locatie)* |
Geschikt BKK |
(leeg) |
mogelijk |
Hbb-cluster-inactief |
nee |
Monitoring |
nee |
Opstellen SP |
nee |
Registratie restverontreiniging |
nee |
Starten sanering |
nee |
Uitvoeren aanvullend NO |
mogelijk |
Uitvoeren aanvullend onderzoek |
mogelijk |
Uitvoeren aanvullend OO |
mogelijk |
Uitvoeren aanvullend SO |
nee |
Uitvoeren aanvullend SP |
nee |
Uitvoeren aanvullende sanering |
nee |
Uitvoeren aanvullende saneringsevaluatie |
nee |
Uitvoeren actieve nazorg |
nee |
Uitvoeren evaluatie |
nee |
Uitvoeren historisch onderzoek |
nee |
Uitvoeren NO |
mogelijk |
Uitvoeren OO |
mogelijk |
Uitvoeren SO |
nee |
Uitvoeren tijdelijke beveiliging |
nee |
Voldoende gesaneerd |
nee |
Voldoende onderzocht |
ja |
* Alleen vervolgacties van locaties waarbij onderzoeken aanwezig zijn
Verzamelen PFAS-meetgegevens
Om meetgegevens te verzamelen voor PFAS-verbindingen zijn de al bekende bodemonderzoeken met analyseresultaten van PFAS-verbindingen toegevoegd aan de dataset van de bodemkwaliteitskaart. Deze zijn door de gemeenten aangeleverd.
Bijlage 3
Specificatie uitbijters
Bijlage 4A
Statistische parameters organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB; waarden standaardbodem)
Bijlage 4B
Statistische parameters PFAS-verbindingen per bodemlaag/bodemkwaliteitszone (gemeten waarden)
Bijlage 4C
Statistische parameters andere stoffen per bodemkwaliteitszone (waarden standaardbodem)
Overzicht kaartbijlagen
Kaartbijlage B1
Bodemfunctieklassenkaart
Kaartbijlagen B2
Bodemkwaliteitszonekaarten
Kaartbijlagen B3
Ontgravingskaarten
Kaartbijlagen B4
Toepassingskaarten (generiek kader Besluit)
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl