Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent tegemoetkoming voor kinderopvang op sociaal medische indicatie (beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op sociaal medische indicatie gemeente Noord-Beveland 2021)

Geldend van 03-08-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent tegemoetkoming voor kinderopvang op sociaal medische indicatie (beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op sociaal medische indicatie gemeente Noord-Beveland 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op artikel 2 van de Verordening Jeugdhulp Noord-Beveland 2021

Gelet op artikel 5 zevende lid jo. Artikel 6, zesde lid Verordening Jeugdhulp Noord-Beveland 2021;

Gelet op de WKO (Wet op de kinderopvang);

Gelet op de IKK (wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang);

Besluiten:

De beleidsregels tegemoetkoming Kinderopvang op sociaal medische indicatie gemeente Noord-Beveland 2021 vast te stellen.

Intitulé

Ouder(s)/verzorger(s) kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag. Er zijn gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal-medische redenen, geen of beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Voor deze gezinssituaties is de Regeling Kinderopvang op basis van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). Het doel van deze regeling is dat kinderen ondersteund worden, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand dreigen op te lopen. De SMI regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken en toe te kunnen werken naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie. Deze regeling heeft als doel nadere regels te stellen over de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal en/of medische indicatie.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.

  • b. de wet: Wet Kinderopvang (WKO) en wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK).

  • c. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

  • d. ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of er sprake is van pleegouderschap, een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft.

  • e. kindcentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt.

  • f. sociaal medische indicatie: een schriftelijke verklaring van de jeugdverpleegkundige GGD of jeugdarts GGD waaruit blijkt dat kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is.

  • g. GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.

  • h. tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten van de kinderopvang. Bij het bepalen van de hoogte van de bijdrage worden de tabellen van de Belastingdienst gehanteerd die gelden voor de wettelijke doelgroep in de Wet kinderopvang en geldt het wettelijk uurtarief.

  • i. voorliggende voorziening: elke adequate (opvang)voorziening buiten deze beleidsregel waarop belanghebbende aanspraak kan maken of een beroep kan doen voor de bekostiging van de noodzakelijke kinderopvang.

  • j. eigen bijdrage: het gedeelte van de kinderopvangkosten dat de ouder zelf moet bijdragen na toekenning van de tegemoetkoming kosten kinderopvangtoeslag;

  • k. gegevens: persoonsgegevens die de perso(o)n(en) van de aanvraag betreffen en waarvan het college deze gegevens nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen kinderopvang.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. Een ouder komt in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie indien de gezinssituatie voldoet aan één van de volgende criteria:

    • a.

      Er bestaat voor het kind een zodanige problematiek bij de verzorging door de ouder(s) dat opvang in een kinderdagverblijf, buitenschoolse- of gastouderopvang een aanvullende adequate oplossing is, terwijl alle andere verzorgingsmogelijkheden onvoldoende sluitend zijn.

    • b.

      Bij gezamenlijke opname van ouder en kind in een GGZ-instelling, indien andere verzorgingsmogelijkheden of voorliggende voorzieningen onvoldoende sluitend zijn.

    • c.

      Er is sprake van een al dan niet tijdelijke overbelasting van het gezin indien sprake is van overbelasting of gedeeltelijke onmacht van één of beide ouders door een fysieke en/of psychische aandoening om zorg te verlenen aan het kind (waaronder ook wordt begrepen pedagogische zorg.

  • 2. De ouder en kind zijn ingezetenen van Noord-Beveland, conform het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet.

Artikel 3. Voorliggende voorzieningen

  • 1. Als kinderopvang nodig is op grond van een sociaal-medische indicatie en er geen aanspraak bestaat op een tegemoetkoming in het kader kinderopvangtoeslag via de belastingdienst of een andere voorliggende voorziening, is een tegemoetkoming in het kader van een sociaal medische indicatie mogelijk.

  • 2. Aan de in het eerste lid genoemde criteria is niet voldaan indien:

    • a.

      een passende voorliggende voorziening bestaat.

    • b.

      er sprake is van een oppasprobleem voor het volgen van een (medische) behandeling.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op basis van SMI wordt er een aanvraag voor een tegemoetkoming gedaan bij het College.

  • 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kan door een ouder worden gedaan alleen met behulp van een jeugdverpleegkundige van de GGD, de jeugdarts van de GGD en bevat ten minste:

    • a.

      naam, adres en Burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en Burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en Burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een verklaring van de jeugdverpleegkundige van de GGD of jeugdarts van de GGD van waaruit moet blijken dat de zorg voor de kinderen niet op te brengen is zonder (aanvullende) opvang in een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau.

    • e.

      aantal noodzakelijke uren (per dag en verwachte duur)

    • f.

      Een inkomstenverklaring van de belastingdienst (IB-60) van het voorafgaande kalenderjaar van aanvrager en indien van toepassing, diens partner. Op basis hiervan wordt de eigen bijdrage vastgesteld.

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 3. Nadat de aanvraag is ingediend, wordt deze besproken binnen het toegangsteam waar verschillende jeugdprofessionals zijn aangesloten. De indicatie wordt integraal onderdeel gemaakt van het gezinsplan.

Artikel 5. Duur van de indicatie

De gemeente stelt een aantal voorwaarden:

  • 1.

    De periode waarop iemand aanspraak kan maken is in principe 3 maanden met een maximum van zes maanden. Indien noodzakelijk en nodig kan de indicatie met zes maanden worden verlengd.

  • 2.

    Het maximaal aantal uren per week wordt per indicatie bepaald.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming geldt regeling van kracht is.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming indien:

    • a.

      de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregels;

    • b.

      de ouder of de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen;

    • c.

      indien uit de berekening van de eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 9 lid 2, blijkt dat de eigen bijdrage gelijk is aan de tegemoetkoming;

    • d.

      de opvang niet plaatsvindt in een kindcentrum of bij een gastouder welke geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK);

    • e.

      de ouders niet bereid zijn om hulpverlening te accepteren of hieraan mee te werken;

    • f.

      de ouders niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in artikel 10 en 12 van deze beleidsregels.

  • 2. Het college kan bij nadere regels aanvullende criteria vaststellen in verband met de weigeringsgronden voor een voorliggende voorziening.

Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9. De hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder betaalt een eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang afhankelijk van het toetsingsinkomen. Hiervoor vindt een inkomenstoets plaats door het college.

  • 2. Voor het bepalen van de hoogte van de bijdrage als bedoeld in lid 1 wordt de tabel gebruikt voor het betreffende kalenderjaar, zoals opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang, de Regeling indexering kinderopvang en de daarbij behorende bijlage.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming per maand is maximaal: het benodigde aantal opvanguren per maand vermenigvuldigd met het uurtarief van de kinderopvang (zoals vastgesteld door de Belastingdienst) minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Opvangkosten die boven dit tarief liggen worden door de ouder zelf betaald.

  • 4. De ouder betaalt de eigen bijdrage rechtstreeks aan het kindcentrum door middel van maandelijkse facturering.

  • 5. Het college betaalt de tegemoetkoming rechtstreeks aan het kindcentrum door middel van maandelijkse facturering.

  • 6. De kosten die door een kindercentrum of gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder/verzorger, niet zijnde de kosten van opvang, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 10. Beperking noodzaak

  • 1. De ouders doen al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn;

  • 2. De ouders doen al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk te laten zijn.

Artikel 11. Inhoud van de beschikking

  • 1. Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie bevat in ieder geval:

    • a.

      naam, en geboortedatum van het kind of kinderen waarop de bijdrage betrekking heeft;

    • b.

      de geldigheidsduur van de indicatie (met een maximum van 6 maanden);

    • c.

      de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht (aantal uur per week);

    • d.

      het percentage van de kosten dat door ouder(s)/verzorger(s) betaald moet worden;

    • e.

      een onderbouwing voor de inzet van kinderopvang op sociaal medische indicatie.

  • 2. Een afschrift van de beschikking wordt gedeeld met het kindcentrum waar opvang zal plaatsvinden.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem / haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

  • 2. Een ouder is verplicht aan het college, daarnaar gevraagd, medewerking te verlenen aan uitvoering van deze beleidsregels.

Artikel 13. Herziening en intrekking

Het college kan het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken:

  • a.

    als het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 12 geleid heeft tot een onterechte of een te hoog verstrekte tegemoetkoming.

  • b.

    als anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 14. Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 13 genomen heeft, kan het een ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming terugvorderen.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na haar bekendmaking.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien de toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op sociaal medische indicatie gemeente Noord-Beveland 2021.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 20 juli 2021,

Burgemeester en wethouders van Noord-Beveland,

de adjunct-secretaris,

mr. B.C.C. Melis

de loco burgemeester,

W.H.J.M. Schenkelaars

Toelichting algemeen

Ouders kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag. Gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal-medische redenen, geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Voor deze gezinssituaties is de Regeling Kinderopvang op basis van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). Het doel van deze regeling is dat kinderen ondersteund worden, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand dreigen op te lopen. De SMI regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken en toe te kunnen werken naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie..

Artikel 1: Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 2: Doelgroep

De doelgroep die in aanmerking komt voor de sociaal medische indicatie is wettelijk bepaald. Het belangrijkste uitgangspunt is altijd het belang van het kind. Het kan dus zowel om een ouder/wettelijk verzorger gaan waarbij door een (tijdelijke) beperking inzet van kinderopvang noodzakelijke is, als om een kind waarbij inzet van kinderopvang noodzakelijk is om redenen van het welzijn van dat kind.

Artikel 3: Voorliggende voorzieningen

De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als de informele kinderopvang (opvang door buurt, familie, mantelzorg) of andere voorliggende voorzieningen uitkomst bieden dan moet daarvan gebruik worden gemaakt. Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.

Voorliggende voorzieningen zijn in ieder geval:

  • 1.

    Peuteropvang

  • 2.

    VVE (Voor- en vroegschoolse Educatie) is alleen een voorliggende voorziening voor doelgroepkinderen met een VVE-indicatie.

  • 3.

    Eigen sociale netwerk

  • 4.

    Wet kinderopvang

  • 5.

    Wet langdurige zorg

  • 6.

    Zorgverzekering

  • 7.

    Wet maatschappelijke ondersteuning

  • 8.

    Bijdrage/ondersteuning van werkgever

Artikel 4. Aanvraag

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 5. Duur van de indicatie

Kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is met nadruk een tijdelijke oplossing. Verlenging is slecht mogelijk met een maximum van zes maanden. Werken aan een oplossing op langere termijn is belangrijk.

De tegemoetkoming wordt verleend voor het aantal uren per week waarvoor de inzet van de kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van een professional (zoals de jeugdverpleegkundige, arts JGZ, huisarts, gezinscoach of psycholoog) noodzakelijk is. Het college stelt vervolgens de indicatie met bijbehorende duur en omvang vast.

Artikel 6. Beslistermijn

Na ontvangst van de aanvraag wordt er uiterlijk binnen 8 weken een besluit genomen. Deze termijn kan worden verlengd als blijkt dat het inwinnen van een onafhankelijk advies over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een deskundige organisatie noodzakelijk is. Daarnaast dienen alle gevraagde bewijsstukken die nodig zijn om het recht vast te kunnen stellen, te zijn aangeleverd bij de aanvraag.

Artikel 7. Weigeringsgronden

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 8. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Voor vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming is aansluiting gezocht bij de berekeningssystematiek van de belastingdienst. Deze bedragen worden door de belastingdienst elk jaar opnieuw bekeken en vastgesteld. Deze tarieven houdt de gemeente Noord-Beveland ook aan.

Artikel 9. De hoogte van de tegemoetkoming

Net als bij de tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang is de hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie afhankelijk van het verzamelinkomen over het voorgaande jaar van belanghebbende en diens partner, het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is en de prijs die voor de kinderopvang betaald moet worden.

In een bij de Wet kinderopvang behorende algemene maatregel van bestuur wordt een uurprijs genoemd die maximaal voor vergoeding in aanmerking komt. Dit bedrag wordt ook gehanteerd bij de maximaal te vergoeden uurprijs voor kinderopvang als gevolg van sociaal medische redenen. Indien de ouder kiest voor een opvangvorm die boven deze uurprijs ligt, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder

Het is niet noodzakelijk om alle kosten van de kinderopvang te vergoeden. Aan ouders wordt gevraagd de eigen bijdrage aan kinderopvangorganisatie zelf te (blijven) betalen. Voor het uitrekenen van de eigen bijdrage wordt gebruik gemaakt van de kinderopvangtoeslagtabel van de belastingdienst. Dit verkleint ook de overstap van de SMI naar de kinderopvangtoeslag op een later moment.

Artikel 10. Beperking noodzaak

Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI is de verplichting verbonden dat de ouder volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn. De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen.

Het college kan hierin ondersteuning bieden door mee te denken en/of te faciliteren in een andere passende voorziening/oplossing. Ouders kan de verplichting opgelegd worden om ondersteuning te vragen of een andere vorm van hulpverlening te zoeken, indien zij hier nog geen beroep op hebben gedaan.

Artikel 11. Inhoud van de beschikking

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 13. Herziening en intrekking

Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van de ouder(s)/verzorger(s) besluiten al dan niet tot een herziening of intrekking van de tegemoetkoming over te gaan. Indien hiertoe besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid wel een zorgvuldig onderzoek en besluitvormingsproces.

Artikel 14. Terugvordering

Wanneer de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitgekeerd, wordt het meerdere teruggevorderd.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 16. Hardheidsclausule

De in dit artikel opgenomen hardheidsclausule maakt het mogelijk om van de begrenzingen in deze beleidsregels af te wijken als dat in het individuele geval echt noodzakelijk is. Dit afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele van de ouder.

Artikel 17. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.