Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gilze en Rijen houdende regels omtrent een voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend of aangedragen (Verordening op de burgeragendering en het burgerinitiatief gemeente Gilze en Rijen 2021)

Geldend van 01-09-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gilze en Rijen houdende regels omtrent een voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend of aangedragen (Verordening op de burgeragendering en het burgerinitiatief gemeente Gilze en Rijen 2021)

De raad van de gemeente Gilze en Rijen,

gelezen het initiatiefvoorstel-raadsvoorstel verordening op de burgeragendering en het burgerinitiatief Gilze en Rijen 2021 van de fractie van D66;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

Verordening op de burgeragendering en het burgerinitiatief Gilze en Rijen 2021

Artikel 1: definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder een burgeragendering: een verzoek van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van een raadscommissie te plaatsen.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatief: een verzoek van een initiatiefgerechtigde om een voorstel op de agenda van de raad te plaatsen.

Artikel 2: ontvankelijkheid van het verzoek

  • 1. De raadscommissie casu quo de raad neemt een burgeragendering of een burgerinitiatief in behandeling, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een ontvankelijk verzoek is ingediend.

  • 2. Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 lid 1 betreft, of

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 4 lid 2 t/m 5, artikel 5 en artikel 6.

Artikel 3: Initiatiefgerechtigden

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, ingezetenen van de gemeente van 12 jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad (Kieswet, artikel B3) alsmede statushouders die ingeschreven zijn in de gemeentelijke basisregistratie personen.

  • 2. Voor de beoordeling of iemand initiatiefgerechtigd is, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4: uitsluiting van onderwerpen

  • 1. Een burgeragendering of een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      de gemeentelijke organisatie;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      een bezwaar of openstaande bezwaarprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

    • e.

      vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en onderliggende begrotingen;

    • f.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • g.

      individuele kwesties, zoals benoemingen, keuzen, voordrachten, schorsingen of aanbevelingen van personen, kwijtscheldingen of schenkingen, geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

  • 2. Een burgerinitiatief kan tevens geen betrekking hebben op gemeentelijke procedures of een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen.

  • 3. Indien uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortvloeien, wordt daarvan door de initiatiefnemer een globale raming gegeven.

Artikel 5: verzoek om burgeragendering

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgeragendering op de agenda van de vergadering van de raadscommissie wordt door de initiatiefnemer ingediend bij de voorzitter van de raadscommissie.

  • 2. Het verzoek bij een burgeragendering bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van het onderwerp;

    • b.

      een aanleiding en een doel van bespreking, een voorstel voor de wijze van bespreken en wat de bespreking volgens de initiatiefnemers zou moeten opleveren;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s).

  • 3. Een burgeragendering wordt ten minste ondersteund door 25 agenderingsgerechtigden en dienovereenkomstig van toepassing te laten zijn artikel 6 lid 2 onder d en artikel 6 lid 3

Artikel 6: verzoek om burgerinitiatief

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt door de initiatiefnemer ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bij een burgerinitiatief bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting, incl. huidige knelpunten en wensen, waartoe het voorstel moet leiden, en indien relevant: betrokkenheid inwoners en organisaties, benodigde middelen, kosten en tijdspad;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s);

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Er wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model en de handtekeningenlijst.

  • 4. Een burgerinitiatief wordt ten minste ondersteund door 50 initiatiefgerechtigden. Indien het initiatief betrekking heeft op een bepaalde straat dient het door ten minste 25 bewoners/initiatiefgerechtigden of ten minste de helft van de bewoners/initiatiefgerechtigden van de desbetreffende straat te worden ondersteund.

Artikel 7: procedure bij een burgeragendering

  • 1. De voorzitter van de raadscommissie beslist of het voorstel voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Indien de voorzitter de burgeragendering ontvankelijk verklaart, plaatst de voorzitter dit op de agenda van de eerstvolgende commissievergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende commissievergadering geplaatst.

  • 3. De initiatiefnemer krijgt de gelegenheid het thema van de burgeragendering in de in lid 2 genoemde vergadering toe te lichten, er vragen van commissieleden over te beantwoorden en krijgt daarbij een tweede termijn. Artikel 20 van de verordening op de raadscommissies is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raadscommissie trekt conclusies bij een burgeragendering

Artikel 8: procedure bij een burgerinitiatief

  • 1. De voorzitter van de raad beslist of het voorstel voldoet aan de ontvankelijkheidsvereisten als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2. Indien de voorzitter van de raad het burgerinitiatief ontvankelijk verklaart, plaatst de voorzitter dit op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 3. De initiatiefnemer krijgt de gelegenheid het burgerinitiatief in de in lid 2 genoemde vergadering kort toe te lichten.

  • 4. Vervolgens neemt de raad het burgerinitiatief in procedure en vraagt het presidium om dit te agenderen voor inhoudelijke behandeling in een raadsvergadering, via de reguliere commissievoorbereiding.

  • 5. Het college kan desgewenst zijn mening voorafgaande aan de behandeling van de burgeragendering aan de raad kenbaar maken.

  • 6. De raad verzoekt het college om ten behoeve van de inhoudelijke behandeling in de raad zijn mening omtrent het burgerinitiatief aan de raad kenbaar te maken. Indien het college zich niet met het burgerinitiatief kan verenigen, kan het de raad adviseren het voorstel niet te aanvaarden, dan wel na wijziging te aanvaarden.

  • 7. In de in lid 4 genoemde raadsvergadering krijgt de initiatiefnemer de gelegenheid het voorstel van het burgerinitiatief toe te lichten, er vragen van raadsleden over te beantwoorden en krijgt daarbij een tweede termijn.

  • 8. De raad besluit over een burgerinitiatief.

  • 9. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of wordt dit op gebruikelijke wijze openbaar bekend gemaakt.

  • 10. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt door de griffier van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

  • 11. Beraadslaging en besluitvorming over een burgerinitiatief vindt plaats binnen twaalf weken nadat de raad heeft besloten om het burgerinitiatief in behandeling te nemen.

  • 12. Indien een burgerinitiatief wordt ingediend in de maanden juli of augustus worden de termijnen met twaalf, respectievelijk acht weken verlengd.

Artikel 9

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 september 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de burgeragendering en het burgerinitiatief gemeente Gilze en Rijen 2021.

  • 3. Deze verordening wordt twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 19 juli 2021.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,

S. van Dijk

de voorzitter,

D.A. Alssema

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De term “burgerinitiatief” (in engere zin) wordt gehanteerd voor de aanduiding van een voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De modelverordening van de VNG kent twee alternatieve begripsomschrijvingen ter nadere invulling van deze term. Zo kan worden geopteerd voor de mogelijkheid dat de burger alleen een concreet voorstel kan doen of ruimer: het aandragen (lees: agenderen) van een onderwerp.

In deze verordening is – in navolging van de gemeente Alphen-Chaam- naast het burgerinitiatief in engere zin (voorstel doen aan de raad) ook de burgeragendering opgenomen, in de geest van het aandragen van een onderwerp zoals in de modelverordening VNG is opgenomen.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen en een burgeragendering op de agenda van de raadscommissie, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad committeert zich dan aan besluitvorming over het burgerinitiatief. Een burgeragendering wordt na geldig verzoek geagendeerd in de betreffende commissie.

Van een geldig verzoek is sprake als het onderwerp niet in artikel 4 is uitgezonderd en aan de in artikel 5 en artikel 6 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon gerechtigd is voor een initiatief of een verzoek.

Een niet ontvankelijk burgerinitiatief of burgeragendering is een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar/beroep mogelijk is. Op grond van artikel 4:5 Awb kan een aanvraag (in dit geval voor een burgerinitiatief/burgeragendering) buiten behandeling worden gelaten als niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De initiatiefnemer wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld zijn initiatief gedurende een bepaalde periode (meestal 2 weken) aan te vullen zodat er alsnog een ontvankelijke aanvraag ontstaat.

Artikel 3

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedacht dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in de Kieswet.

Om ook jongeren bij de gemeentelijke politiek te betrekken is de leeftijdsgrens voor het initiatiefrecht verlaagd naar 12 jaar. Daarnaast zijn statushouders, woonachting in Gilze en Rijen (wat blijkt uit de inschrijving van de basisregistratie) initiatiefgerechtigd.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief of burgeragendering vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief of burgeragendering andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist.

Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatief of burgeragendering geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Ter zake kan men wel een burgeragendering organiseren. Dit niet toestaan zou de drempel naar de lokale politiek en democratie te groot maken.

Artikel 5 en artikel 6

Zowel bij een verzoek om burgeragendering als bij een burgerinitiatief zal moeten worden aangegeven wat precies de bedoeling is van het verzoek. In het geval van een burgerinitiatief wordt een concreet voorstel aan de raad verwacht.

Bij een verzoek om een burgeragendering en een burgerinitiatief wordt gevraagd naar steunverklaringen om daarmee enig draagvlak voor het voorstel mee aan te tonen. Bij een voorstel voor burgeragendering hoeft dat niet (maar mag wel natuurlijk).

In artikel 5, lid 3 is bepaald hoeveel steunbetuigingen er minimaal voor een burgeragendering moeten zijn.

In artikel 6 is bepaald hoe steunbetuigingen kunnen worden ingediend en in lid 4 hoeveel dat er minimaal moeten zijn voor een burgerinitiatief.

Om fraude met namen te voorkomen wordt naar personalia gevraagd als adressen en geboortedata. Vooral dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend.

Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 7

De procedure bij een burgeragendering is simpel. Nadat het verzoek is getoetst en akkoord bevonden, vindt zo spoedig mogelijk agendering en bespreking plaats in de desbetreffende raadscommissie.

Dan krijgt het voorstel aandacht in de commissie, waarbij ook de initiatiefnemer zijn/haar zegje kan doen, zoals ook insprekers dat mogen bij reguliere commissievergaderingen. Ook mogen de initiatiefnemers aan het debat meedoen.

Aan het eind van de bespreking treft de commissies conclusies over wat ze van het onderwerp vinden, en of ze er bijvoorbeeld nog een vervolg aan willen geven of niet.

Artikel 8

Bij een burgerinitiatief vindt de behandeling getrapt plaats. Na akkoordbevinding vindt er eerst een (korte) bespreking in de raad plaats, waarin de initiatiefnemer het voorstel eventueel (kort) kan toelichten. Raadsleden kunnen eventueel al hun eerste reactie meegeven aan de initiatiefnemer. Daarna wordt het in de eerstvolgende cyclus behandeld: eerst in de commissie en daarna – ter besluitvorming – in de raad. Het college is dan ook in de gelegenheid zijn visie te geven over de (on)wenselijkheden en (on)mogelijkheden van het voorstel.

Bij de commissiebehandeling en de afsluitende raadsbehandeling krijgt de initiatiefnemen de mogelijkheid het voorstel nader toe te lichten en te verdedigen.