Regeling vervallen per 06-10-2022

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Geldrop-Mierlo houdende regels omtrent de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 05-10-2022

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Geldrop-Mierlo houdende regels omtrent de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad (Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2020)

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

gelet op artikel 16 en artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen het volgende

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2020

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

Commissievoorzitter: de voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

Voorzitter raadsvergadering: de voorzitter van de raad (burgemeester) of diens plaatsvervanger;

Amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

Subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

Motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

Initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

Burgercommissielid: een door de fractievoorzitter middels een verklaring aangewezen persoon, die namens die fractie (plv.) lid mag worden van een raadscommissie en als zodanig benoemd is door de raad.

Artikel 2 De griffier

  • 1. De griffier is in elke Raadsvergadering aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de plaatsvervangend griffier dan wel door een andere door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3 Presidium

  • 1. Er is een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad.

  • 2. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 3. De griffier is secretaris van het presidium

  • 4. De plaatsvervangend voorzitter van de raad is tevens plaatsvervangend voorzitter van het presidium.

  • 5. Fractievoorzitters kunnen zich door een vervanger, zijnde een raadslid, laten vervangen in het presidium. De fractievoorzitter van een éénmansfractie kan zich laten vervangen door een vast burgercommissielid, indien de agenda dat toelaat. Dit ter beoordeling van de voorzitter.

  • 6. De gemeentesecretaris neemt als adviseur deel aan het presidium;

  • 7. Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen;

  • 8. Taken presidium:

    • Bespreken van spoedeisende zaken en zaken die moeten worden afgestemd

    • Bespreken van afstemmingsvraagstukken met het college van burgemeester en wethouders.

    • Bespreken van vertrouwelijke aangelegenheden van politieke aard;

  • 9. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

Artikel 4 Commissies en werkgroepen

  • 1. De raad kan commissies en werkgroepen instellen.

  • 2. De taken, bevoegdheden en werkwijze van de commissies en de werkgroepen zijn bij afzonderlijk raadsbesluit geregeld.

  • 3. In overleg met de gemeentesecretaris kunnen ambtenaren op ad-hoc basis als adviseur aan commissies of werkgroepen worden toegewezen.

  • 4. De leden van de commissies en werkgroepen worden door de raad benoemd.

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1. Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2. Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter in afwijking van het voorgaande een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6 Benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van een wethouder stelt de voorzitter van de raad een ad-hoc commissie in bestaande uit drie leden van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten.

  • 2. De commissie toetst de van de kandidaat wethouder ontvangen documenten en informatie aan de hand van in elk geval een zestal voorschriften:

    • a.

      De artikelen 35, 36a, 10 en 41a Gemeentewet (benoembaarheidvereisten)

    • b.

      De artikelen 41b en 12 Gemeentewet (nevenfuncties)

    • c.

      Artikel 36 b Gemeentewet (onverenigbare functies);

    • d.

      De artikelen 41c, 15 en 46 Gemeentewet (onverenigbare of verboden handelingen);

    • e.

      De Bestuurlijke gedragscode

    • f.

      Verklaring Omtrent Gedrag

  • 3. Op basis van de beoordeelde informatie brengt de commissie verslag uit aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s) en voegt daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. Het verslag en het voorstel wordt tijdig voor de benoemingsvergadering aan de raad toegezonden.

  • 4. Indien de leden van de ad-hoc commissie tot een negatief of verdeeld advies komen, stellen zij de voorzitter van de raad hiervan in kennis. Deze treedt vervolgens in overleg met de leden van de ad-hoc commissie over de aard van de bezwaren. In gezamenlijkheid wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen en/of aanvullend onderzoek gewenst is.

  • 5. In opdracht van de burgemeester wordt voor de aanvang van iedere ambtstermijn ten behoeve van de wethouder(s) een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. De burgemeester brengt over het eindresultaat van deze risicoanalyse via de geloofsbrieven verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusie zijn niet openbaar.

Artikel 7 Fractie

  • 1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid van de raad verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 2. Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

Artikel 8 Agendering

  • 1. Het presidium stelt jaarlijks voor het begin van het kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van de raadscommissies en de raad.

  • 2. De agenda voor elke vergadering wordt voorbereid door de voorzitter van de raad, de gemeentesecretaris en de griffier. Zij zien daarbij toe:

    • a.

      op een evenwichtige samenstelling van de agenda, ten aanzien van onderwerpen van het college en onderwerpen van de raad;

    • b.

      op tijdige aanlevering van onderwerpen met een harde deadline, waardoor de raad voldoende tijd en ruimte heeft voor het nemen van een weloverwogen besluit;

    • c.

      op een werkbaar format ten aanzien van de onderwerpen, die besproken worden.

    • d.

      In een agendaoverleg worden per commissie de voorlopige agenda's met de te behandelen onderwerpen, de werkvorm en (indicatief) de behandeltijd per onderwerp bepaald.

  • 3. De vergaderingen van de raad beginnen in de regel om 19.30 uur en eindigen uiterlijk om 23.00 uur, tenzij de voorzitter, de commissie gehoord hebbend, anders beslist.

  • 4. Tenzij de voorzitter van de raadsvergadering, de raad gehoord, anders beslist, wordt de vergadering om 23.00 uur geschorst en de volgende dag om 19.30 uur heropend.

  • 5. De voorzitter van de raad kan in bijzondere gevallen, zo mogelijk na overleg met de fractievoorzitters, een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats voor de raadsvergadering aanwijzen.

  • 6. Aan het begin van de vergadering van een raadsvergadering stelt de de raad de agenda definitief vast. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 7. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de raad na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering van de raadsvergadering een aanvullende agenda opstellen in en na overleg met het presidium.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt tenminste 10 dagen voor een vergadering de leden en de wethouders een oproep onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 eerste en tweede lid van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden digitaal verzonden. Deze stukken worden tevens opgenomen in het raadsinformatiesysteem en daarmee openbaar beschikbaar.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang aan de leden en de wethouders gemaild en opgenomen in het raadsinformatiesysteem.

Artikel 10 Aanwezigheid portefeuillehouder

  • 1. In de regel worden wethouders geacht in de raadsvergadering aanwezig te zijn en indien daartoe uitgenodigd aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter van de raadscommissie maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 15. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproeping stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering van een raadsvergadering wordt door aankondiging in een in de gemeente verschijnend huis-aan-huisblad en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 16.

Artikel 13 Spreekrecht

  • 1. Burgers en belanghebbenden kunnen gebruik maken van het spreekrecht op een voorstel of onderdeel van de agenda als dat op de agenda is aangegeven en bij de publicatie van de agenda toegelicht.

  • 2. Degene, die gebruik wil maken van het spreekrecht, dient dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering te melden bij de griffie;

  • 3. Elke burger of belangstellende die van het spreekrecht gebruik maakt krijgt maximaal 5 minuten het woord en doet dit vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats.

  • 4. Wanneer een onderwerp meer dan één keer wordt behandeld, kan een burger alleen op de gewijzigde onderdelen gebruik maken van het spreekrecht, zodat niet in herhaling wordt gevallen.

  • 5. Het woord kan door burgers of belanghebbenden niet gevoerd worden over:

    • a.

      Een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      Benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

    • c.

      Indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 14 Presentielijst

Aan het begin van de vergadering tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Kennisgeving van verhindering

Het lid van de raad dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan voor aanvang van de vergadering kennis aan de voorzitter en de griffier.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Voor de aanvang van een hoofdelijke stemming wordt door het lot beslist bij welk nummer van de presentielijst de hoofdelijke stemming begint.

Artikel 17 Vragen betreffende de actualiteit: vragenhalfuurtje raad aan college

  • 1. In de raadsvergadering is er een vragenhalfuurtje, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De raadsleden kunnen één of meer vragen aan het college stellen gedurende maximaal 30 minuten

  • 2. De vragen dienen betrekking te hebben op lokale actuele onderwerpen. Het karakter van de vragen dient informatie-uitwisseling te zijn.

  • 3. Het raadslid dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, dient deze uiterlijk om 11.00 uur op de dag van de vergadering bij de voorzitter en de griffier in.

  • 4. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, het onderwerp niet voldoet aan de uitgangspunten genoemd in lid 2, of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 6. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller(s), voor de collegeleden en voor de overige leden.

  • 7. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 8. Na de beantwoording door het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 9. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 10. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 18 Verslag raadsvergadering

  • 1. Van elke raadsvergadering wordt een geluidsopname gemaakt zijnde het verslag. De griffier draagt zorg voor het samenvattend verslag van de raadsvergaderingen.

  • 2. Het (samenvattend) verslag van de voorgaande raadsvergadering wordt aan de leden toegezonden gelijktijdig met de overige voorstellen en aan het begin van de vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de verslagen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen besloten c.q. geadviseerd is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. Het (samenvattend) verslag van de raadsvergadering moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffiemedewerker, de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke weergave van de besluiten en/of afgelegde stem verklaringen;

    • d.

      de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties en amendementen;

    • e.

      een beknopte weergave van de gedane toezeggingen.

  • 5. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen, spreken vanaf hun plaats of vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich via de voorzitter van de raad tot de overige aanwezige leden.

Artikel 20 Volgorde sprekers

Een lid voert slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1. Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Raadsleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging over het door dat raadslid ingediende.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter kan, indien interrupties geen verdere vernieuwende inzichten verschaffen, bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk hinderlijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en -indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord -de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging; schorsing

Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde burgemeester en wethouders of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 25 Voorstellen van orde

De voorzitter en de raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 27 Beslissing

  • 1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 28 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1. De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de vergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping op alfabetische volgorde.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezig raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 6. Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee. Deze doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2. Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stemvaas gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stemvaas. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 33 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot voor besluitvorming over voorstellen amendementen, bij voorkeur schriftelijk en ondertekend, indienen. Een amendement kan ook het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Ieder lid van de raad dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen of aankondigen, voorafgaand of tijdens een raadscommissie of plenaire vergadering.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder lid van de raad kan een initiatiefvoorstel indienen. Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij de voorzitter is ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de betreffende raadscommissie, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. Indien het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden, dan wordt door de betreffende raadscommissie bepaald in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 36 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van een raadscommissie of raadsvergadering, kan gehoord het advies van de raadscommissie, door het college worden ingetrokken.

  • 2. Indien een raadscommissie van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, kan de raadscommissie bepalen in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1. Ieder lid van de raad kan een verzoek indienen tot het houden van een interpellatie. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in, naar het oordeel van de voorzitter, spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, de wethouders en de griffier. Bij de vaststelling van de agenda wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden via de griffie bij de voorzitter van de raad ingediend. De griffie draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad meegedeeld.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering, in het vragenhalfuur, en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de wet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 4 Besloten vergadering

Artikel 40 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt vertrouwelijk toegezonden aan de leden van de raad.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Stukken, waarvoor geheimhouding geldt, verlaten het gemeentehuis niet. De raad kan bij gewone meerderheid besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 5 Toehoorders en pers

Artikel 44 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en de vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 46 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 47 Intrekken oude reglement

Het "Reglement van Orde Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2018", gewijzigd vastgesteld op 1 oktober 2018, wordt ingetrokken.

Artikel 48 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit reglement kan worden aangehaald als het "Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo 2020"

  • 2. Dit reglement treedt op 1 januari 2020 in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Geldrop- Mierlo d.d. 16 december 2019,

De raad voornoemd,

G.A.A. van Luijn,

griffier

J.C.J. van Bree,

voorzitter

Bijlage I

Toelichting Reglement van Orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De voorzitter van de raad.

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de wet schrijven dit dwingend voor. Op grond van artikel 77, eerste lid van de wet, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De raad heeft een waarnemend voorzitter benoemd. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

De burgemeester heeft het op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering. De burgemeester treedt op als voorzitter van de plenaire vergadering. Als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van een Kamer worden raadsleden benoemd door de raad.

Artikel 2 De griffier

De wet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. De raad heeft een plaatsvervangend griffier benoemd.

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 3 Het presidium

De in lid 4 bedoelde vervanger is een raadslid. De fractievoorzitter van een éénmansfractie kan zich laten vervangen door een vaste fractieassistent, indien de agenda dat toelaat. Dit ter beoordeling van de voorzitter.

Artikel 4 Commissies en werkgroepen

De in artikel 5 bedoelde commissies en werkgroepen verrichten 'slechts' procedurele werkzaamheden ten behoeve van de raad. Hiermee worden derhalve niet de functionele raadscommissies voor advies bedoeld (zie artikel 82 van de Gemeentewet).

De commissies worden voor een langere termijn benoemd (bv. een raadsperiode), terwijl werkgroepen meer incidentele werkzaamheden verrichten.

De door de raad ingestelde commissies en werkgroepen worden in het Reglement van Orde niet benoemd. Een uitzondering is gemaakt voor het presidium

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 6 Benoemingsprocedure wethouders

In dit artikel is de procedure voor de benoeming van wethouders geregeld.

Artikel 7 Fractie

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Er kunnen regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. worden opgesteld. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op de dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

Artikel 8 Agendering

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

De agendering voor de raad volgt uit de advisering door de raadscommissies.

De voorzitter, secretaris en griffier bereiden de agenda's voor de raads- en commissievergaderingen voor.

Artikel 9 Oproep

De leden van de Kamers horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

Artikel 10 Aanwezigheid wethouder

Artikel 10 is een nadere uitwerking van artikel 21 lid 2 van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in een staande uitnodiging voor wethouders om tijdens de raadsvergaderingen aanwezig te zijn.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Artikel 13 Spreekrecht, meedenken en meepraten huis

In dit artikel worden de regels gegeven voor het spreekrecht en het gebruik maken van het vragenhalfuur.

In principe vindt spreekrecht en andere vormen van meedenken en -praten plaats in de raadscommissies. Indien een onderwerp of voorstel niet in een commissie wordt behandeld, maar voor het eerst in de raadsvergadering (bv. begroting) wordt geagendeerd, kan ingesproken worden in de raadsvergadering. Dit wordt dan als zodanig in de agenda aangekondigd en door de voorzitter ter vergadering toegelicht.

De voorzitter bewaakt de orde van de vergadering en zorgt ervoor, naar diens oordeel, dat op evenwichtige wijze het woord wordt verleend.

Paragraaf 2 Orde van de Raadsvergadering

Artikel 14 t/m 21, 23 en 25 behoeven geen nadere toelichting

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid van de raad, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 22 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Paragraaf 3 Stemmingen

Artikel 26 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker.

Artikel 27 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm► moet worden genomen.

Artikel 28 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een lid van de raad te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 29 Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het aanhangige. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen.

Artikel 30 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het vierde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikelen 31 en 32 behoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 3 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of het initiatiefvoorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Voor de duidelijkheid dienen amendementen bij voorkeur schriftelijk en ondertekend te worden ingediend.

Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in één termijn. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een tweede termijn (artikel 30).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 38.

Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 34 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.

Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 44 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend (artikel 147a van de Gemeentewet). Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 36 behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 37 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 39 behoeft geen nadere toelichting

Hoofdstuk 4 Besloten vergadering

Artikel 40 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 41 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, Gemeentewet.

Artikel 42 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet perse aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 5 Toehoorders en pers

Artikel 44 Toehoorders en pers

In artikel 26 lid 1 Gemeentewet is geregeld dat de voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering. Wanneer de orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord is de voorzitter bevoegd deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken. Een toehoorder die bij herhaling de orde in de vergadering verstoort, kan voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen ontzegd worden.

Artikel 45 behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 46 en 47 behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 48 In werking treden

Het reglement van orde treedt in werking op de genoemde datum, dit ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet dat het mogelijk maakt om in het besluit een tijdstip aan te wijzen.

Bijlage II

Van toepassing zijnde artikelen uit de Gemeentewet op het Reglement van Orde

Artikel 7 De gemeenteraad

De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.

Artikel 8 Aantal raadsleden

  • 1.

    De raad bestaat uit:

  • 9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;

  • 11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;

  • 13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;

  • 15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;

  • 17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;

  • 19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;

  • 21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;

  • 23 leden in een gemeente van 30 001- 35 000 inwoners;

  • 25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;

  • 27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;

  • 29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;

  • 31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;

  • 33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;

  • 35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;

  • 37 leden in een gemeente van 80 001-100 000 inwoners;

  • 39 leden in een gemeente van 100 001-200 000 inwoners;

  • 45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.

  • 2.

    Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.

Artikel 9 Voorzitter raad

De burgemeester is voorzitter van de raad.

Artikel 10 Vereisten raadslidmaatschap

  • 1.

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2.

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • a.

      zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of I, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • b.

      zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11 Verbod vervullen opengevallen plaats

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12 Openbaar maken nevenfuncties

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door ter inzage legging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13 Incompatibiliteiten/onverenigbaarheden

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      lid van gedeputeerde staten;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier van de provincie;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer;

    • n.

      lid van een deelraad;

    • o.

      lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

    • p.

      ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op de dag van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op de dag waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

    • c.

      ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 14 Eed voor ambtsaanvaarding raadslidmaatschap

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15 Verboden handelingen en gedragscode voor raadsleden

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1e.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e.

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2e.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3e.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4e.

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5e.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6e.

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e.

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 16 Reglement van Orde

De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 17 Vergadering raad

  • 1.

    De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

  • 2.

    Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 18 Eerste bijeenkomst nieuw verkozen raad

De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 19 Oproeping raadsleden voor en openbare kennisgeving van vergadering

  • 1.

    De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20 Quorum voor opening vergadering

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder kan al dan niet op zijn verzoek door de raad worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 22 Onschendbaarheid, verschoningsrecht

De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 23 Openbaarheid vergadering

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

  • 5.

    De raad maakt de besluitenlijsten van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd met het openbaar belang.

Artikel 24 Verbod te vergaderen met gesloten deuren

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 25 Opleggen geheimhoudingsplicht

  • 1.

    De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 26 Handhaving orde vergadering

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27 Stemmen zonder last

De leden van de raad stemmen zonder last.

Artikel 28 Niet deelname aan stemming

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29 Stemquorum

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30 Besluitquorum

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31 Stemmen over personen

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32 Overige stemmingen

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 33 Ambtelijke bijstand raadsleden

  • 1.

    De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2.

    De in de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3.

    De raad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

Artikel 55 Oplegging geheimhouding

  • 1.

    Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.

  • 3.

    Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Artikel 60 Kennisgeving van besluiten van college aan de raad

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van het college aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan.

  • 2.

    Het college laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 74 Opening stukken

  • 1.

    Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend.

  • 2.

    Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.

Artikel 81 Kennisgeving besluiten aan de leden van de raad

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van de burgemeester aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan.

  • 2.

    De burgemeester laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 107a Taak griffier

  • 1.

    De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 107b Aanwezigheid griffier in vergaderingen

De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 107d Vervanging griffier

  • 1.

    De raad regelt de vervanging van de griffier.

  • 2.

    De artikelen 101 en 107 tot en met 107c zijn van overeenkomstige toepassing op diegene die de griffier vervangt.

Artikel 107e Organisatie griffie

  • 1.

    De raad kan regels stellen over de organisatie van de griffie.

  • 2.

    De raad is bevoegd de op de griffie werkzame ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

Artikel 142 Inwerkingtreding

De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

Artikel 147a Recht van initiatief

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad indienen.

  • 2.

    De raad regelt op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3.

    De raad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 147b Recht van amendement

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de raad geagendeerde ontwerpverordening of ontwerpbeslissing indienen.

  • 2.

    Het tweede lid van artikel 147a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 149 Omvang verordenende bevoegdheid

De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.

Artikel 155 Oprichting van en deelname in privaatrechtelijke rechtspersonen

  • 1.

    Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2.

    Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels.

Artikel 155a Recht van onderzoek

  • 1.

    De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

  • 2.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd.

  • 3.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.

  • 4.

    De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6.

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

  • 7.

    Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.

  • 8.

    Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 155b Wie zijn verplicht mee te werken

  • 1.

    Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de door de raad ingestelde rekenkamer, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155anodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

  • 3.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 155c Getuigen/deskundigen

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2.

    Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 3.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 6.

    De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 7.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 8.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 9.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 20Z_eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 155d Schriftelijke oproeping en Inzet sterke arm

  • 1.

    Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

Artikel 155e Verschoningsrecht

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

  • 3.

    De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 155f Kosten onderzoek

Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

Artikel 169 Verantwoording- en inlichtingenplicht

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f geen uitstel kan leiden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheden en het ter zake genomen besluit.

Artikel 180 Verantwoording- en inlichtingenplicht

  • 1.

    De burgemeester is aan de raad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Hij geeft de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 190 Aanbieding van de ontwerpbegroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 191, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raad een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de gemeente en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De ontwerpbegroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn aangeboden, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzage legging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3.

    De raad beraadslaagt over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 197 Verantwoording over het gevoerde bestuur en financieel beheer

  • 1.

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het college voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzage legging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.