Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand)

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-05-2024

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand houdende regels omtrent het bekostigen van leerlingenvervoer (Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand)

Samenvatting

Deze beleidsregels bevatten een uitwerking van een aantal bevoegdheden op grond van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Twenterand.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Twenterand (artikelen 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, en 23) en de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81) .

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels verstaat het college onder:

  • AZC: asielzoekerscentrum;

  • COA: het Centraal orgaan opvang asielzoekers;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand;

  • individuele reistijd: de tijd die een leerling in het voertuig doorbrengt vanaf het moment dat de leerling in het voertuig stapt tot het moment dat hij uitstapt bij het afzetadres (woon- of huisadres, dan wel uitstapplaats of school/stage);

  • concessievervoerder: met de concessie wordt het busvervoer in de Concessie Twente bedoeld, of de treinen op de Concessie Vechtdallijnen (Almelo-Hardenberg). De actieve vervoerder(s) zijn Keolis en Blauwnet (Arriva).

  • ISK: Internationale Schakelklassen;

  • Ov-abonnement: op dit moment is het goedkoopste ov-abonnement in de regio een jaarabonnement voor de bus van vervoerder Keolis.

  • Stage: het door een leerling opdoen van ervaring bij een bedrijf of organisatie gedurende een vooraf bepaalde periode als onderdeel van het onderwijs op grond van de Wet op het expertisecentra of Wet voortgezet onderwijs 2020. Onder stage valt niet: een maatschappelijke stage en arbeidsmatige dagbesteding. Arbeidsmatige dagbesteding is een vorm van dagbesteding waarbij mensen met een beperking of psychische aandoening aan het werk gaan op een zorgboerderij, in een atelier, in een werkplaats of in een andere omgeving. Het doel van arbeidsmatige dagbesteding is om mensen een zinvolle daginvulling te bieden, waarbij ze zich kunnen ontwikkelen en bijdragen aan de maatschappij. 

  • verordening: Verordening bekostiging leerlingenvervoer Twenterand;

  • VSO: Voortgezet speciaal onderwijs;

  • WEC: Wet op de expertisecentra;

  • WPO: Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2. Stagevervoer (uitwerking artikel 15 van de verordening)

  • 1. Een verzoek om vervoer naar een stageplek gaat vergezeld van een stageovereenkomst en een stageplan. Voor het VSO is dit opgenomen in het Onderwijskundig Besluit WEC.

  • 2. Naar analogie van de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ hanteert het college het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’. Het college gaat ervan uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling. Als dit niet lukt of mogelijk is, dan vindt er altijd vooraf overleg plaats tussen de school en de consulenten Werk en Inkomen van de gemeente Twenterand.

  • 3. Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat het college alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente bekostigt, als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering is specifiek op de betreffende leerling geschreven.

  • 4. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07:30 uur en 09:00 uur) en de middag (tussen 15:00 uur en 17:30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten. Als deze tijdsblokken niet van toepassing zijn, omdat er sprake is van afwijkende begin- en eindtijden, dan wordt uitgegaan van het eerste en laatste lesuur.

  • 5. Bij afwijkende begin- en eindtijden van de stage – bijvoorbeeld stages in de horeca – vindt er altijd vooraf overleg plaats tussen de school en de medewerker leerlingenvervoer van de gemeente Twenterand.

  • 6. Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Op het moment dat een school een studie(mid)dag heeft en de stage doorgang vindt, biedt het college vervoer naar het stageadres.

  • 7. Stagevervoer vindt in principe alleen plaats in het kader van een arbeidsgericht uitstroomprofiel. Als de leerling een ander, niet arbeidsgericht uitstroomprofiel volgt, vindt er overleg plaats met de consulent Werk en Inkomen van de gemeente Twenterand. De ouders zullen dan mogelijk een beroep doen op een andere (voorliggende) voorziening.

Artikel 3. Tussenvoorziening (uitwerking artikel 14 van de verordening)

  • 1. Kinderen of jongeren die onderdeel zijn van een tussenvoorziening kunnen uitsluitend aanspraak maken op leerlingenvervoer als:

    • -

      het ouders niet lukt om zelf het vervoer van de leerling naar de locatie te verzorgen;

    • -

      het niet lukt om een beroep te doen op het sociaal netwerk van leerling en/of ouders om het vervoer te verzorgen;

    • -

      het niet mogelijk is om zelfstandig dan wel onder begeleiding met het openbaar vervoer te reizen;

    • -

      het niet mogelijk is om zelfstandig dan wel onder begeleiding per fiets of e-bike naar de locatie te reizen;

    • -

      er geen sprake is van een toegekende vervoersvoorziening in het kader van de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo);

    • -

      is uitgesloten dat er een beroep kan worden gedaan op dagbestedingsvervoer. Dit moeten ouders kunnen aantonen.

  • 2. De leerling toont bij het college aan dat hij of zij gebruik maakt van de aangeboden schoolvorm die wordt aangeboden door het samenwerkingsverband, gericht op begeleiding naar (een andere) vorm van onderwijs of een vorm van (beschutte) stage. Dit laatste kan door middel van een stage (waarbij alle bepalingen uit de verordening en artikel 2 van deze beleidsregels van toepassing zijn) of een vorm van dagbesteding.

Artikel 4. De Link (uitwerking artikel 14 van de verordening)

  • 1. De Link in Almelo is een tussenvoorziening van het Samenwerkingsverband 23-01 VO regio Almelo. De Link is er voor leerlingen wiens gang naar de (vorige) VO-school gestagneerd is door angst en het vermijden van die school, en die in hun onderwijs tijdelijk behoefte hebben aan aanpassingen gericht op het weer oppakken van de gang naar school. De verblijfsduur op De Link is maatwerk en duurt gemiddeld een half jaar. Alle leerlingen stromen vervolgens uit naar de plek die in hun situatie het meest passend wordt geacht. Dit kan de school van herkomst zijn, maar ook een andere VO-school, de Schakel, een leerwerktraject of een school voor speciaal onderwijs.

  • 2. Om een beroep te kunnen doen op leerlingenvervoer voor vervoer van en naar Link in Almelo, bewijzen ouders dat hun kind(eren) aanspraak maakt/maken op een Link-voorziening. Het college kent het leerlingenvervoer uitsluitend toe voor de periode van plaatsing en als aan de overige bepalingen uit de verordening en deze beleidsregels wordt voldaan.

Artikel 5. Zorgklassen (uitwerking artikel 14 van de verordening)

Kinderen tot 5 jaar die jeugdhulp krijgen gaan soms naar een zorgklas van Jarabee. Deze kinderen zijn niet leerplichtig en kunnen daarom geen aanspraak maken op leerlingenvervoer.

Artikel 6. Toegankelijke school (uitwerking artikel 8 van de verordening)

Wanneer ouders van mening zijn dat een dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk is/zijn, tonen zij dit aan door een door de school of het samenwerkingsverband afgegeven verklaring waarin staat dat de betreffende leerling niet is toegelaten.

Artikel 7. Taalklas/Het Palet/De Globe (uitwerking artikel 8 van de verordening)

  • 1. Voor kinderen die in een AZC verblijven en een buiten het AZC gelegen school bezoeken bestaat de "Richtlijn schoolvervoer asielzoekers". Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer van het AZC naar de school betaalt uit de middelen die het via het COA ontvangt. Statushoudersleerlingen die niet in een AZC verblijven, vallen onder de verordening

  • 2. Een taalklas bij basisschool Het Palet in Almelo of basisschool De Globe in Enschede is een klas waarin leerlingen extra les krijgen in taal, lezen en nieuwe woordenschat.

  • 3. Bij de plaatsing van kinderen in een taalklas houdt het samenwerkingsverband zoveel als mogelijk rekening met de school die het dichtste bij de verblijfplaats van het kind ligt. Echter door de urgentie die vaak bij een plaatsing aan de orde is, lukt dat niet altijd. Er ontstaat dan een beroep op het leerlingenvervoer op basis van het afstandscriterium. Betreffende leerlingen komen in aanmerking voor leerlingenvervoer voor de kortst mogelijke periode. Op het moment dat een plek vrijkomt op een dichterbij gelegen taalklas en daarmee geen beroep meer nodig is op het leerlingenvervoer, veronderstelt het college dat de ouders hiervan gebruik maken. Als een plek dichterbij beschikbaar is, vervalt de aanspraak op leerlingenvervoer naar de verder weg gelegen taalklas. Bij oudere kinderen kijkt het college actief of zij geen gebruik kunnen gaan maken van het openbaar vervoer, bijvoorbeeld door middel van een persoonlijk vervoersplan (pvp).

  • 4. In aanvulling op de vorige leden van dit artikel kan een leerling uitsluitend een beroep doen op leerlingenvervoer voor vervoer naar de taalklas als:

    • -

      het ouders niet lukt om zelf het vervoer van de leerling naar de locatie te verzorgen;

    • -

      het niet lukt om een beroep te doen op het sociaal netwerk van leerling en/of ouders om het vervoer te verzorgen;

    • -

      het niet mogelijk is om zelfstandig dan wel onder begeleiding met het openbaar vervoer te reizen;

    • -

      het niet mogelijk is om zelfstandig dan wel onder begeleiding per fiets of e-bike naar de taalklas te fietsen;

    • -

      er geen sprake is van een toegekend ov-abonnement of fiets op grond van het beleid voor minima en/of statushouders van de gemeente Twenterand.

Artikel 8. Illegale leerlingen (uitwerking artikel 1 van de verordening)

Het recht op onderwijs voor illegaal in ons land verblijvende leerlingen, is gebaseerd op het principe dat de overheid jongeren, waar ook ter wereld, toerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. Scholen en gemeenten mogen leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus.

Artikel 9. Hoogbegaafde leerlingen (uitwerking artikel 8 van de verordening)

  • 1. Hoogbegaafdheid alleen is voor het college geen reden om vervoer naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs te verstrekken. Vervoer van hoogbegaafde leerlingen is alleen mogelijk als de ouders kunnen aantonen dat de leerling is aangewezen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs én als aan de overige vereisten van de verordening is voldaan. Tevens is een advies van het samenwerkingsverband noodzakelijk. Het college verleent het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

  • 2. Als het kind een verder weg gelegen school bezoekt, tonen de ouders door een verklaring van het schoolbestuur van de dichtstbijzijnde gelegen school/ scholen aan dat hun kind niet tot het onderwijs op de dichtstbijzijnde toegankelijke school is toegelaten, dan wel dat deze school niet kan bieden wat de leerling nodig heeft.

Artikel 10. Medische behandeling en zorg (uitwerking artikelen 3 en 6 van de verordening)

  • 1. Het komt voor dat ouders verzoeken om bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandeling(en) (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer van en naar scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder.

  • 2. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% van de reguliere onderwijstijden (op basis van de schoolgids/website van de school) onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de verordening is voldaan.

  • 3. Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids. Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandeling(en), dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Artikel 11. Woning (uitwerking artikelen 1, 3 en 9 van de verordening)

  • 1. Onder ‘woning’ verstaat het college: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit de leerling de school bezoekt. In deze is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of de leerling staan ingeschreven.

  • 2. Niet ter zake doet of de ouders, voogden of verzorgers in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat als een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, de ouders in deze andere gemeente (in het algemeen) bekostiging van de vervoerkosten van deze leerling aanvragen.

  • 3. Indien een leerling bij pleegouders c.q. in een internaat verblijft buiten de eigen gemeente dan wordt bij de gemeente waarin de leerling structureel verblijft leerlingenvervoer naar zijn/haar school worden aangevraagd. De gemeente waarin de ouders verblijven vragen dan weekeind- of vakantievervoer aan zodat het kind op de vrijdagmiddag naar ouders vervoerd wordt en maandag van ouders naar school, c.q. internaat of pleegouders.

  • 4. Op het moment dat er sprake is van structureel logeren (bijvoorbeeld 1 of 2 etmalen) bij een pleeggezin of op een zorgboerderij, is er geen sprake van feitelijk verblijf.

Artikel 12. Tweede opstap- of afzetadres (uitwerking artikel 3 van de verordening)

Het college verstrekt alleen bekostiging van een tweede opstap- of naar een tweede afzetadres als is voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de leerling heeft recht op bekostiging van het vervoer van de woning naar school en/of vice versa;

  • b.

    het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium uit de verordening;

  • c.

    het opstap- of afzetadres is structureel. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-)wekelijks terugkerend patroon;

  • d.

    het tweede adres bevindt zich binnen de gemeente Twenterand;

  • e.

    er is geen voorliggende voorziening die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres voor haar rekening neemt of zou moeten nemen.

Artikel 13. Twee woningen (uitwerking artikelen 1, 3 en 9 van de verordening)

  • 1. Een leerling kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind beurtelings bij de ene en de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

  • 2. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer dienen beide ouders afzonderlijk een aanvraag in bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Dit geldt ook als beide ouders in dezelfde gemeente c.q. woonplaats wonen.

  • 3. Het college toetst de aanvraag aan de eigen verordening. Het komt voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Artikel 14. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente (uitwerking artikel 14 van de verordening)

  • 1. Als vooraf vaststaat dat een leerling als gevolg van een crisissituatie gedurende een korte periode (niet meer dan zes weken) in een andere gemeente (B) verblijft en zijn oude school blijft bezoeken, merkt het college dit verblijf aan als verblijf in de oorspronkelijke gemeente (A). Deze gemeente (A) zal dan ook het vervoer gedurende deze weken blijven verzorgen. Hierbij gaat het college ervan uit dat het kind naar zijn eigen school blijft gaan. Ligt de afstand van het tijdelijk verblijf van de leerling naar de school onder de kilometergrens die gemeente A hanteert, dan bestaat er uiteraard geen (tijdelijke) aanspraak op bekostiging van vervoerkosten.

  • 2. Een andere gemeente (buiten de regio Twente) hoeft dit beleid niet te hanteren. In dat geval bepaalt het college van de gemeente waar de leerling feitelijk (kortdurend) verblijft of het college het leerlingenvervoer van de leerling wel of niet vergoedt.

Artikel 15. Afstand (uitwerking artikelen 9 en 10 van de verordening)

  • 1. Het college meet de afstand langs de kortste, voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Het college meet de afstand met de routeplanner van Easytravel, met de optie ‘kortste route’ (per auto). Als de afstand tussen de woning en school onder het voor de leerling geldende afstandsgrens (meer dan 6 kilometer, dus vanaf 6,1 kilometer) ligt, stuurt het college bij de beschikking op de aanvraag een uitdraai van deze planner mee.

  • 2. Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, gaat het college bij het meten van de afstand niet uit van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags). Als de reisafstand op de heenweg onder de in de verordening gestelde grens ligt, maar de reisafstand op de terugweg daarboven, of omgekeerd, dan verstrekt het college – mits er wordt voldaan aan de overige eisen uit de verordening - een gedeeltelijke bekostiging: alleen de heen- of alleen de terugreis.

  • 3. Als de leerling jonger is dan negen jaar en de ouders bij het college kunnen aantonen dat hun kind niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, komen de ouders in aanmerking voor bekostiging van de vervoerskosten voor een begeleider. Hierbij kan men denken aan de volgende situaties:

    • -

      de leerling moet één of meerdere malen overstappen;

    • -

      de route van het uitstappunt van de bus naar de school kent gevaarlijke kruisingen.

Artikel 16. Fietsafstand (uitwerking artikelen 9 en 17 van de verordening)

Als tijdens de behandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer de vraag aan de orde komt of een kind of een ouder het vervoer naar school per fiets kan doen, geldt de volgende uitgangspunten:

  • primair onderwijs, inclusief speciaal basisonderwijs: zes kilometer (eventueel de ouder met kind achterop) enkele reis;

  • voortgezet onderwijs: tien kilometer enkele reis.

Artikel 17. Loopafstand (uitwerking artikel 10 van de verordening)

  • 1. Als tijdens de behandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer aan de orde komt wat het college van een leerling mag verwachten als het gaat om de afstand die een leerling lopend kan afleggen, gelden de volgende uitgangspunten:

    • leerlingen primair onderwijs: 1.200 meter enkele reis;

    • leerlingen voortgezet onderwijs: 2.500 meter enkele reis.

  • 2. Deze bepaling geldt zowel voor de loopafstand tussen de woning en de opstapplaats, als de afstand tussen de school en de opstapplaats.

  • 3. De door het college vastgestelde opstapplaatsen zijn in de bijlage van deze beleidsregels opgenomen.

Artikel 18. Bekostiging van openbaar vervoer, centrale opstapplaatsen en openbaar vervoer met begeleiding (uitwerking artikelen 10 en 18 van de verordening)

  • 1. Het college berekent de kosten van de trajectafstand of het goedkoopst mogelijke, adequate abonnement met behulp van de reisplanner op www.9292.nl of de 9292-app en de informatie die de concessievervoerder verstrekt op haar eigen website.

  • 2. Om te bepalen of het tijdscriterium van anderhalf uur zoals bepaald in artikel 19, onder a, van de verordening is overschreden, is slechts van belang dat via individuele meting de conclusie valt te trekken dat de totale reisduur van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer is terug te brengen. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.

  • 3. Bij de reistijd telt het college vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit op. Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer gaat het college uit van de dienstregeling zoals deze is vermeld op www.9292.nl.

  • 4. Indien de goedkoopst adequate, passende manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein et cetera), kiest het college voor deze wijze van bekostiging.

  • 5. Als het college gebruik gaat maken van centrale opstapplaatsen gelden de volgende richtlijnen:

    • de leerlingen lopen, fietsen van huis naar een opstapplaats of worden gebracht, waarbij de afstanden uit artikelen 16 en 17 van deze beleidsregels van toepassing zijn;

    • de vertrektijden van de bus zijn zodanig afgestemd op de aanvangs- en eindtijden van de lessen dat er niet of nauwelijks sprake is van wachttijden;

    • wanneer de leerling begeleiding nodig heeft bij het vervoer van huis naar de opstapplaats zorgen de ouders zelf voor de begeleiding.

  • 6. Begeleiders van kinderen tijdens de reis met het openbaar vervoer of schoolbus hebben een maximale reistijd van drie uur per dag (heen en terug).

Artikel 19. Eigen vervoer in de vorm van auto of (brom)fiets (uitwerking artikel 20 van de verordening)

  • 1. Het college oordeelt dat voor het stimuleren van zelfredzaamheid eigen vervoer de aangewezen vervoersvorm is, mits de ouders in staat zijn eigen vervoer te organiseren en de leerling in staat is daarvan gebruik te maken. Het college bepaalt of eigen vervoer voor de gemeente de goedkopere wijze van vervoer is.

  • 2. Ten aanzien van de vergoeding van autokosten kiest het college voor het belastingvrije bedrag per kilometer.

  • 3. Het college vergoedt maximaal vier enkele reizen per dag: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Het college verstrekt geen bekostiging voor de kosten die ontstaan als de ouders de leerling ook tussen de middag vervoeren.

  • 4. Als ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, gaat het college uit van de rijafstand, uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.

Artikel 20. Aangepast vervoer (uitwerking artikel 20 van de verordening)

  • 1. Het college verleent alleen aangepast vervoer in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. De leerling heeft recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag. Extra ritten buiten het vaste patroon vinden alleen plaats in opdracht van het college.

  • 2. Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen aan huis op, tenzij de leerling een opstapplaats is aangewezen. Aan huis ophalen betekent dat de vervoerder de leerling ophaalt bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplaats. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet, bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein of in de centrale hal van de school.

  • 3. Het is mogelijk dat een individuele leerling begeleiding nodig heeft. In dat geval verzorgt de ouder, of iemand namens de ouder, de begeleiding. Het college bepaalt of het mogelijk is begeleiding in te zetten. Wanneer is besloten tot inzet van een ouder als begeleider, houdt de vervoerder rekening met deze extra zitplaats.

  • 4. Voor de begeleider geldt dat het ophaal- en brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. De vervoerder brengt de begeleider bij een heenrit na afloop naar huis of de opstapplaats terug. Bij een retourrit haalt de vervoerder de begeleider eerst op het thuisadres of de opstapplaats.

Artikel 21. Persoonlijke vervoersontwikkelingsplannen (uitwerking artikel 4 van de verordening)

  • 1. Het college hanteert de methodiek van persoonlijke vervoersontwikkelingsplannen (pvp). Per schooljaar wordt gekeken of er onder de tot het leerlingenvervoer toegelaten leerlingen, leerlingen zijn die in aanmerking komen voor een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan. Dit gebeurt in nauw overleg met de ouders. Het doel van een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan is dat de leerling wordt begeleid naar en voorbereid op zelfstandig reizen. Tevens vergroot het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan de zelfredzaamheid van de leerling.

  • 2. Op een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • -

      deelname is vrijwillig;

    • -

      in overleg met ouders wordt een persoonlijk vervoersontwikkkelingsplan opgesteld waarin ten minste staat omschreven: welke vorm(en) van vervoer de leerling gaat gebruiken, en voor welke traject(en);

    • -

      als na verloop van tijd blijkt dat het niet mogelijk is om het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan te continueren, mag de leerling weer gebruik gaan maken van de oorspronkelijk toegekende vervoersvoorziening.

Artikel 22. Aangepaste vormen van vervoer (uitwerking artikelen 13, 19, 21 van de verordening)

  • 1. Bij toekenning van aangepast vervoer is groepsvervoer de standaard. Bij sommige kinderen is groepsvervoer voor een leerling niet passend om medische en/of psychosociale redenen. In dat geval beoordeelt het college of vervoer in kleinere groepen noodzakelijk is. Er wordt geen aangepast vervoer in de vorm van individueel vervoer toegekend. Als individueel vervoer noodzakelijk is, dan kent het college de vervoersvoorziening bekostiging eigen vervoer toe. Als aan leerlingen in het schooljaar 2023-2024 aangepast vervoer in de vorm van individueel vervoer is toegekend, dan wordt aan deze leerlingen die voorziening nog toegekend in de schooljaren 2024-2025 en 2025-2026, tenzij er sprake is van een wijziging van de omstandigheden.

  • 2. Het college zet maatwerkvervoer (vervoer in een rustige bus) in als een leerling om medische en/of psychosociale redenen uitsluitend met een gelimiteerd aantal andere leerlingen kan reizen. Dit komt slechts in uitzonderlijke gevallen voor. Het college kent dit type vervoer alleen toe als dit op basis van een onafhankelijk medisch onderzoek nodig blijkt. Het college toetst een dergelijke indicatie jaarlijks opnieuw bij de ontvangst van een nieuwe aanvraag.

  • 3. De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot negentig minuten per enkele reis, tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven. Voor de bepaling van de individuele reistijd geldt de werkelijke, in de praktijk realiseerbare tijd.

  • 4. Per school gaat het college voor het vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster voor een schooltype. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van het college en mits door de ouders tijdig aangemeld.

  • 5. Bij een gewijzigde eindtijd door onder andere lesuitval, is de school of de ouder/verzorger verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen. Als een leerling bijvoorbeeld tijdens het onderwijs of de lessen ziek wordt of naar de tandarts of huisarts gaat, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer.

  • 6. Het college accepteert bij het voortgezet onderwijs wachttijden (bijvoorbeeld bij situaties zoals beschreven in artikel 22, lid 5, van deze beleidsregels) tot maximaal twee lesuren (2 keer 50 minuten).

  • 7. Het college streeft ernaar dat een leerling zoveel mogelijk een vaste zitplaats in het voertuig heeft.

  • 8. Bij extreme weersomstandigheden beslist het college of het vervoer al dan niet op een aangepast tijdstip plaatsvindt. Hierbij wordt het slechtweerprotocol van de vervoerder in acht genomen. Het calamiteitenprotocol van de gemeente Twenterand is echter leidend.

  • 9. Het college neemt als voorschrift in de beschikking tot het toekennen van aangepast vervoer op dat de ouders en leerling zich houden aan de voorwaarden en gedragsregels van de vervoerder als het gaat om aan- en afmeldingen van ritten, en eventuele mutaties.

Artikel 23. Begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen (uitwerking artikelen 18 en 19 van de verordening)

  • 1. Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als ouders dit niet zelf kunnen verzorgen, zorgen zij zelf voor een oplossing. Indien de leerling in een instelling woont, blijven ouders en instelling verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug.

  • 2. Als ouders en de instelling er niet in slagen zelf de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor een derde inschakelen. Bijvoorbeeld een oppas, een buurman of buurvrouw, een familielid of een vrijwilliger.

  • 3. Van een ernstige benadeling van het gezin is in ieder geval sprake als de begeleider voor het begeleiden van leerlingen van het basisonderwijs meer dan drie uur reistijd openbaar vervoer per dag heeft of voor het begeleiden van leerlingen van het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet (speciaal) onderwijs, meer dan drie uur reistijd openbaar vervoer heeft.

  • 4. Van een ernstige benadeling van het gezin is naar het oordeel van het college sprake van als één van de volgende situaties sprake is:

    • er is sprake van een eenoudergezin en door de aanwezigheid van andere kind(eren) onder de 7 jaar is de ouder niet in staat om de leerling zelf naar school te brengen, dan wel te begeleiden;

    • de ouder heeft aantoonbare scholings- of arbeidsverplichtingen op de vervoersmomenten van de leerling. Hierbij is de bedoeling dat de ouder eerst zelf heeft verkend wat de mogelijkheden zijn;

    • de ouder heeft een structurele lichamelijke of zintuiglijke en/of psychische beperking in de zin van de verordening.

  • 5. Het enkele feit dat beide ouders werken is voor het college zonder bijkomende omstandigheden die de enige belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.

Artikel 24. Drempelbedrag en draagkracht (uitwerking artikel 23 van de verordening)

  • 1. Het college berekent de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 23 van de verordening bepaalde afstand van 6 kilometer, op basis van de informatie van de lokale openbaar vervoerder. Het tarief dat geldt op het moment van aanvraag, geldt voor (de rest van) het schooljaar waarvoor de ouder bekostiging vraagt.

  • 2. Het drempelbedrag dat het college hanteert staat gelijk aan het goedkoopste, adequate ov-abonnement in de regio. Er wordt jaarlijks gekeken of de kosten van dit abonnement wijzigen. Het drempelbedrag wijzigt dan mee.

  • 3. Indien er bij een aanvraag voor eigen vervoer meerdere kinderen meerijden/carpoolen wordt er één keer een drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 4. Als peiljaar voor het inkomen geldt volgens artikel 4, zevende lid, WPO het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het schooljaar, waarvoor de ouder bekostiging van de vervoerskosten vraagt, begint.

  • 5. Als het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen is bepaald, en het jaar waarin de aanvraag is ingediend, op een structurele wijze is gedaald, vindt het college het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 23 van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.

  • 6. Op aanvraag van de ouder gaat het college bij de toepassing van artikel 23 van de verordening uit van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is gevraagd als:

    • a.

      sprake is van een terugval in inkomen over het voorafgaande aan het jaar waarvoor bekostiging is gevraagd, in welk geval het college uitgaat van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld; of

    • b.

      sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld, in welk geval het college uitgaat van het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld.

  • 7. Voor de toepassing van het vorige lid verstaat het college onder een terugval in inkomen een vermindering van het toetsingsinkomen van de ouder van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld.

Artikel 25. Wijzigingen en terugvordering (uitwerking artikel 7 van de verordening)

  • 1. Ouders en meerderjarige leerlingen geven in ieder geval de volgende wijzigingen door aan het college:

    • wijziging van de reistijd, in verband met verandering in bijvoorbeeld het openbaar vervoer;

    • wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

    • wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

    • wijziging van het adres van de school;

    • wijziging van de schooltijden van de school;

    • toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school.

  • 2. Het college hanteert het uitgangspunt dat het college ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor het leerlingenvervoer altijd van de ouders of meerderjarige leerling terugvordert.

Artikel 26 Aangepast vervoer, veiligheid en wangedrag (uitwerking artikel 7, lid 4, onder d en e, van de verordening)

  • 1. Uitgangspunt van het aangepast vervoer is dat de leerling veilig te vervoeren is en daartoe in staat is.

  • 2. Het college verstrekt een voorziening in de vorm van aangepast vervoer indien de leerling de veiligheid van medeleerlingen en de chauffeur in het aangepast vervoer niet in gevaar brengt.

  • 3. Bij onaanvaardbaar wangedrag legt het college maatregelen op. Doel van de maatregelen is om ouders en leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om gedragsproblemen op te lossen. De ondernomen acties worden in het dossier van de betreffende leerling vastgelegd.

  • 4. Onaanvaardbaar wangedrag betreft gedrag van zowel een leerling of een ouder zoals vermeld in artikel 26a van deze beleidsregels.

Artikel 26a Onaanvaardbaar wangedrag: categorieën wangedrag (uitwerking artikel 7, lid 4, onder d en e, van de verordening)

  • 1. Naar het oordeel van het college is in ieder geval sprake van onaanvaardbaar wangedrag als een leerling of ouder:

    • a.

      een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie veroorzaakt, of;

    • b.

      (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vertoont.

  • 2. Niet alle misdragingen zijn even ernstig. Het college onderscheidt de volgende categorieën naargelang de ernst van het onaanvaardbare wangedrag:

    • a.

      lichte misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling zich niet houdt aan de regels van de vervoerder, zoals:

      • i.

        niet rustig in het voertuig stappen;

      • ii.

        niet luisteren naar de aanwijzingen van de chauffeur;

      • iii.

        ongepast gedrag vertonen;

      • iv.

        ongepast taalgebruik hanteren;

      • v.

        levensmiddelen in het voertuig gebruiken;

    • b.

      ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        dreigt met fysiek geweld tegen de chauffeur of medeleerlingen of anderen die gelijktijdig worden vervoerd;

      • ii.

        dreigt met fysiek geweld tegen goederen, waarvoor geldt dat er bij de uitvoering van het dreigement gevaar voor personen ontstaat, of;

      • iii.

        de gedragingen genoemd onder a blijft herhalen;

    • c.

      zeer ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:

      • i.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen waarbij letsel wordt toegebracht aan personen of schade aan goederen ontstaat;

      • ii.

        fysiek geweld toepast tegen personen of goederen met de intentie om letsel toe te brengen aan personen of schade aan goederen te veroorzaken, zonder dat dit letsel of die schade daadwerkelijk wordt toegebracht of veroorzaakt;

      • iii.

        dreigt met fysiek geweld met de kennelijke bedoeling dat de chauffeur of andere personen in het aangepast vervoer iets doet of nalaat, waarbij de dreiging net zo lang wordt voortgezet totdat dat doel is bereikt of totdat dat doel niet meer te bereiken is;

      • iv.

        ernstig seksueel overschrijdend gedrag vertoont naar de chauffeur of andere personen in of bij het aangepast vervoer, of;

      • v.

        de gedragingen genoemd onder b blijft herhalen.

Artikel 26b Onaanvaardbaar wangedrag: maatregelen (uitwerking artikel 7, lid 4, onder d en e, van de verordening)

  • 1. Het college hanteert per categorie onaanvaardbaar wangedrag bedoeld in artikel 26a, tweede lid, een stappenplan met maatregelen passend bij de ernst van de misdraging.

  • 2. Stappenplan bij lichte misdragingen:

    • a.

      In beginsel vindt eerst een gesprek plaats tussen de ouder(s) en de chauffeur of de vervoerder met als doel het gedrag van de leerling te verbeteren. Zo nodig betrekt één van de partijen de gemeente of school bij het zoeken naar een oplossing;

    • b.

      Als het gedrag na het gesprek niet verbetert volgt een schriftelijke waarschuwing;

    • c.

      Als het gedrag na de schriftelijke waarschuwing niet verbetert, wordt het stappenplan bij ernstige misdragingen toegepast.

  • 3. Stappenplan bij ernstige misdragingen:

    • a.

      Het aangepast vervoer wordt tijdelijk opgeschort. De ouder(s) ontvangen hierover een brief. De duur van de opschorting is afhankelijk van de ernst van de gedraging. De opschorting kan niet langer duren dan acht (8) weken. Gedurende de opschorting is de leerling wel verplicht naar school te gaan en dienen ouders daarvoor zorg te dragen. Tijdens de opschorting overleggen ouder(s) en gemeente om te komen tot een structurele oplossing na de opschorting;

    • b.

      Als het gedrag na de tijdelijke opschorting niet verbetert, wordt het stappenplan bij zeer ernstige misdragingen toegepast.

  • 4. Stappenplan bij zeer ernstige misdragingen:

    • a.

      Het aangepast vervoer wordt opgeschort voor de rest van het betreffende schooljaar. De ouder(s) ontvangen hierover een brief;

    • b.

      Herhaalt het gedrag zich in het daaropvolgende schooljaar dan wordt het aangepast vervoer definitief beëindigd. Leerlingenvervoer is dan alleen mogelijk in de vorm van een vergoeding voor eigen of openbaar vervoer.

  • 5. Als sprake is van meerdere misdragingen geldt in beginsel de maatregel uit het stappenplan dat hoort bij de meest ernstige misdraging.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2021.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Twenterand.

Ondertekening

Vriezenveen, 13 juli 2021

Burgemeester en wethouders van Twenterand,

de secretaris,

P.F.G. Rossen

de burgemeester,

mr. J. C. F. Broekhuizen

Bijlage: centrale opstapplaatsen

Vastgestelde Centrale Opstappunten (CO) vanaf 1 augustus 2021

versie 28-04-2021

Centrale opstappunten in Twenterand ten behoeve van het aangepaste leerlingenvervoer

Het college van de gemeente Twenterand heeft met ingang schooljaar 2021-2022, naast centrale opstappunten voor regulier basisonderwijs/speciale school voor basisonderwijs, ook centrale hoofdopstappunten aangewezen voor leerlingen die het voorgezet (speciaal) onderwijs bezoeken.

Uitzonderingen gelden voor de leerlingen die in het buitengebied wonen

Het buitengebied van Twenterand omvat het grondgebied van de gemeente dat buiten de hoofdkernen Den Ham, Vroomshoop, Westerhaar-Vriezenveensewijk en Vriezenveen ligt. Leerlingen die wonen in De Pollen, Geerdijk en Bruinehaar etc. hebben dus geen centraal opstappunt. Als de in het buitengebied wonende leerling woont in een woning die dichtbij een bushalte staat, geldt deze bushalte voor deze leerling echter wel als opstappunt.

Welke leerlingen hebben deur-tot-deurvervoer?

SO-leerlingen en leerlingen uit het Primair en Voortgezet Onderwijs die op basis van een vervoersverklaring van de school om fysieke of overige redenen geen gebruik kunnen maken van een centraal opstappunt. Deze leerlingen worden op de openbare weg bij de woning waar zij verblijven opgehaald.

Wat doen de vervoerders?

Vervoerders mogen voor het vervoer vanaf opstappunten rijden met groot materieel zoals een touringcar of een verlengd busje met 17 à 18 zitplaatsen.

Uitzondering geldt voor het vervoer van SBO de Sleutel-leerlingen jonger dan 7 jaar. Voor deze leerlingen mag er vanaf de opstappunten uitsluitend met klein materieel gereden worden.

Eisen die aan een centrale opstappunt gesteld worden zijn:

  • -

    voldoet aan de verkeersveiligheidseisen

  • -

    ligt aan de doorgaande weg op een hoofdroute binnen de gemeente.

  • -

    ligt bij voorkeur bij een bestaande bushalte of NS-station.

  • -

    heeft bij voorkeur een abri (beschutte overkapping) zo ver mogelijk.

  • -

    de afstand van de woning tot het opstappunt is voor basisonderwijs leerlingen niet meer dan 1.200 meter, voor V(S)O is dan per kern 1 opstappunt daar de afstand tot het (hoofd)opstappunt 2500 meter mag zijn.

  • -

    hoofdopstappunt is een openbaarvervoerhalte toegankelijk voor rolstoelgebruikers en slechtzienden

afbeelding binnen de regeling In de gemeente Twenterand ingestelde opstappunten:

Kern Den Ham

DH 1 - Brede School Goosensplein - Google Maps

Goosenplein 7683 CG

DH 2 - Parkeerplaats de Gaffel De Gaffel - Google Maps

De Gaffel 7683 WC

DH 3 - Hoofdopstappunt Bushalte “ Driesprong” Dorpsstraat - Google Maps

Dorpstraat, 7683 RL

Kern Vroomshoop

VRO 1 - Bushalte “Tonnendijk” 13 N341 - Google Maps

Tonnendijk, 7681 CK

VRO 2a - Parkeerplaats Linderflier Vroomshoop, Overijssel - Google Maps

Linderflier 7681 ZM

VRO hulp opstappunt - Linderveld Linderveld - Google Maps

Linderveld ter hoogte van nummer 4, 7681 RA

Deur tot deur vervoer voor de doodlopende straatjes van de Prins Clausstraat

VRO3 - Hoofdopstappunt Bushalte “President Kennedystraat”

4 Hammerweg - Google Maps

Hammerweg, 7681 EV

Kern Westerhaar-Vriezenveensewijk

WES 1 - Hoofdopstappunt “Wollegrasstraat” 186 Hoofdweg - Google Maps

Hoofdweg ter hoogte van nummer 186, 7676 BN

WES 2 - Parkeerplaats Kultuurhuus ”de Klaampe” 1 Beeklaan - Google Maps

Beeklaan 1, 7676 BC

WES 3 - Bushalte “Dalweg” Westerhaar, Dalweg - Google Maps

afbeelding binnen de regeling

Kern Vriezenveen

VRIE 1 - Hoek Oosteinde/Walstraat Walstraat - Google Maps

Walstraat bij nummer 1, 7671 AM

VRIE 2 - Bushalte “Karel Schaapstraat” Vriezenveen, Karel Schaapstraat - Google Maps

Garvesingel, 7672 AL

Heeft geen abri

VRIE 3 - P+R Vriezenveen P+R Vriezenveen - Google Maps

Wierdenseweg, 7671 SJ

VRIE 4 - Bushalte “Westerweilandweg" De Taling - Google Maps

Westerweilandweg/hoek De Putter bij nummer 1, 7671 VH

VRIE 5 - Overkapping fietsenrek van de bushalte van de Zuivelfabriek bij de Krijgerstraat 1, 7671 XW Vriezenveen;

VRIE 6 - Hoofdopstappunt bushalte “’t Midden” Koningsweg - Google Maps

Op de Bouwmeesterstraat, bij Westeinde nummer 2, 7671 AA

VRIE 7 De Pollen bij basisschool de Pollen, Oude Hoevenweg 91, 7671 PH Vriezenveen.

afbeelding binnen de regeling