REGIONAAL BELEIDSKADER VERANDEROPGAVE INBURGERING DONGEMOND

Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Intitulé

REGIONAAL BELEIDSKADER VERANDEROPGAVE INBURGERING DONGEMOND

VERKENNING SAMEN INBURGEREN

De raad van de gemeente Geertruidenberg;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg.

Gelet op:

Wet inburgering

Besluit:

De raad besluit:

1. Het beleidskader Veranderopgave inburgering Dongemond vast te stellen.

2. De regionale doelstellingen van het beleidskader (voor 1 januari 2022) aan te vullen met lokale

doelstellingen.

3. Kennis te nemen van het advies van de Adviesraad Sociaal Domein en de reactie van het college.

REGIONAAL BELEIDSKADER VERANDEROPGAVE INBURGERING

Inhoudsopgave

1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding 3

1.2 Doelstelling beleidskader 3

1.3 Leeswijzer 3

2 Opgavebeschrijving 4

2.1 Doelgroep 4

2.1.1 Wettelijke doelgroep 4

2.1.2 Ondertussengroep 4

2.2 Aanbodplicht per doelgroep 5

3 Visie en uitgangspunten 5

3.1 Visie en doelstellingen 5

3.2 Beleidsuitgangspunten 6

3.2.1 Inwoner centraal 7

3.2.2 Maatwerk 7

3.2.3 Ondertussengroep doet mee 7

3.2.4 Evenwichtige mix van aanbieders 7

3.2.5 Handhaving uit vertrouwen 8

3.2.6 Lokaal tenzij 8

3.2.7 Evoluerende samenwerkingsvorm 8

3.2.8 Harmonisering budgettaire kaders en sturing 9

4 Keuzes in de klantreis 9

4.1 Warme Overdracht 9

4.2 Brede Intake en PIP 10

4.3 Maatschappelijke begeleiding 11

4.4 Ontzorgen en financiële zelfredzaamheid 12

4.5 Leerroutes (incl. alfabetisering en KNM) 12

4.5.1 Opstartklas 13

4.5.2 Onderwijsroute 14

4.5.3 B1-route 15

4.5.4 Z-route 17

4.6 PVT 18

4.7 Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) 19

4.8 Voortgang en handhaving 19

5 Keuzes in proces en planning 20

5.1 Inkoop 20

5.2 Pilots 21

5.3 Ondertussengroep 21

5.4 Verordening 22

5.5 Communicatie 22

5.6 Uitvoering 23

5.7 ICT en informatievoorziening 23

5.8 Formatie 23

5.9 Toelichting planning 24

6 Financiën 26

6.1 Budget voor uitvoeringskosten 26

6.2 Budget voor voorzieningen 27

6.3 Budget voor invoeringskosten 28

7 Risico’s en beheersmaatregelen 28

8 Bijlagen 30

8.1 Doelgroep toelichting 30

8.1.1 Asielzoeker, vluchteling, asielstatushouder 30

8.1.2 Inburgeraars met en zonder uitkering 30

8.1.3 Nareizigers met en zonder uitkering 30

8.1.4 Gezinsmigranten en overige migranten 30

8.2 Planning tot 1 jan 2022 31

8.3 Taalniveaus 32

8.4 Definities en toelichting terminologie 32

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Per 1 januari 2022 treedt de nieuwe Wet Inburgering in. De nieuwe wet heeft als doel om alle inburgeringsplichtigen de kans te geven om snel en volwaardig mee te doen in de Nederlandse samenleving. Bij voorkeur in de vorm van betaald werk. Inburgeraars worden gestimuleerd om een zo hoog mogelijk taalniveau te behalen, in combinatie met gerichte inspanningen op participeren naar vermogen vanaf de start van het inburgeringstraject. Met de nieuwe wet neemt de gemeentelijke rol in de ondersteuning van inburgeraars toe: de gemeente voert de regie op de uitvoering van de inburgering, maar inburgeringsplichtigen blijven zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de inburgeringsplicht. Het bieden van maatwerk met een relatief beperkte omvang van de doelgroep en de noodzakelijke diversiteit van het te realiseren inburgeringsaanbod, betekent voor gemeenten met een lage taakstelling een relatief groot beslag op expertise en capaciteit. Daarmee ligt bovenlokale samenwerking, zeker voor kleine gemeenten, voor de hand. De gemeenten Altena, Drimmelen, Geertruidenberg en Oosterhout trekken daarom, als Dongemond gemeenten samen op bij de aanpak van de Veranderopgave Inburgering en de uitvoering van de nieuwe wet.

1.2 Doelstelling beleidskader

We willen met dit beleidskader binnen de Dongemond gemeenten een gezamenlijke visie uitdragen en beleid ontwikkelen voor de implementatie van de nieuwe Wet Inburgering, met ruimte voor lokale verschillen.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 start met een opgavebeschrijving van de Wet Inburgering, waarin we een schets maken van de doelgroep en de aanbod plicht per doelgroep. In hoofdstuk 3 beschrijven we de globale visie en de acht beleidskeuzes die de leidraad vormen voor de implementatie van de wet in de Dongemond gemeenten. In hoofdstuk 4 komen de verschillende stappen in de klantreis van de inburgeraar aan bod en de keuzes die wij als regio daarin reeds hebben gemaakt en nog moeten maken. Hoofdstuk 5 behandelt de planning en de keuzes op procesniveau. In hoofdstuk 6 staan we stil bij de financiën, en hoofdstuk 7 sluit af met de mogelijke risico’s en beheersmaatregelen. In hoofdstuk 8 zijn de bijlagen bijgevoegd.

Dit beleidskader is een groeidocument. In verband met de vele nog openstaande keuzes die komend jaar beklonken zullen worden en de vele wijzigingen die vanuit het Rijk in de voorgeschiedenis van de veranderopgave al zijn gemaakt, behouden we een zekere mate van flexibiliteit in het implementatieproces. Daarbij wordt de veranderopgave vanuit het Rijk benadrukt als een ‘lerend stelsel’, met veel oog voor continue monitoring en evaluatie. Ruimte voor bijstellen is dus niet alleen nodig in de implementatie van de wet maar ook in de voorbereidingsfase. Binnen de Dongemond gemeenten is dit beleidskader en de daarin gemaakte beleidskeuzes leidend in de voorbereidings- en implementatiefase voor het uitvoeren van de veranderopgave inburgering.

2 Opgavebeschrijving

2.1 Doelgroep

2.1.1 Wettelijke doelgroep

De doelgroep van de nieuwe Wet Inburgering betreft ‘inburgeringsplichtige asielgerechtigden’. Dit betreft allereerst asielstatushouders. Ook hun familie- of gezinsleden, soms nareizigers, worden als asielstatushouder aangeduid. Naast de asielstatushouders geldt de plicht om in te burgeren ook voor gezinsmigranten. Binnen regio Dongemond kiezen we ervoor om de inburgeringsplichtige asielgerechtigden onder de nieuwe Wet Inburgering aan te duiden als inburgeraars. De taakstelling vanaf 2022 is nog niet bekend. Wel is de taakstelling voor de eerste helft van 2021 bekend, zie hieronder. Voor een verder onderscheid van de doelgroep, zie bijlage 8.1.

Gemeente Taakstelling

1e helft 2021

Altena

43

Drimmelen

21

Geertruidenberg

22

Oosterhout

43

2.1.2 Ondertussengroep

Buiten de wettelijke afkadering van de doelgroep, kiezen we er in regio Dongemond ook voor om de zogeheten ‘ondertussengroep’ zo veel mogelijk mee te nemen in de nieuwe werkwijze. Dit zijn de inburgeraars die, op peildatum 1 januari 2022, nog inburgeringsplichtig zijn en juridisch onder de oude wetgeving vallen. Om ervoor te zorgen dat regio Dongemond ook de huidige inburgeraars op gelijke wijze in laat burgeren wordt er een plan van aanpak opgesteld om de ondertussengroep zoveel mogelijk in de geest van de nieuwe wet te begeleiden. Voor verdere toelichting verwijzen wij naar paragraaf 3.2.3 en 5.3.

Onderstaande tabel geeft weer een globaal inzicht van de aantallen waar de Dongemond gemeenten mee te maken hebben. Let op; dit is een schatting van de nog inburgeringsplichtige inburgeraars in de ondertussengroep. Inburgeraars die de inburgering al hebben behaald of ontheffing hebben gekregen vallen hier dus niet onder.

Gemeente Taakstelling

Ondertussengroep

Altena

40

Drimmelen

50

Geertruidenberg

23

Oosterhout

60

2.2 Aanbodplicht per doelgroep

Het te realiseren aanbod voor alle inburgeringsplichtigen (asielstatushouders plus gezins- en overige migranten) is weergegeven in het onderstaande schema.

Aanbod

Taak

Asielstatushouders

Gezins- en overige migranten

Maatschappelijke begeleiding

Aangepast

X

Financiële ontzorging

Nieuw

X

Begeleiding bij inburgering (brede intake, PIP - Plan Inburgering en Participatie, advies, voortgangsgesprekken)

Nieuw

X

X

Alfabetisering (voor zover opgenomen in het PIP)

Nieuw

X

Leerroutes (incl. KNM – Kennis Nederlandse Maatschappij)

Nieuw

X

MAP (Module Arbeid en Participatie)

Nieuw

X

X

PVT (Participatieverklaringstraject)

Aangepast

X

X

De toelichting op het verplichte aanbod wordt in hoofdstuk 4 verder behandeld aan de hand van de ‘klantreis’. Daarbij worden direct de keuzes laten zien die daarin zijn gemaakt (en nog open staan) vanuit regio Dongemond.

3 Visie en uitgangspunten

3.1 Visie en doelstellingen

Samen met inburgeraars en ketenpartners willen wij dat inburgeraars zich snel thuis voelen en hun plek vinden in onze gemeenten.

Onze visie is dat inburgeraars:

• Onderdeel worden van onze lokale gemeenschappen. Door deelname aan sport, cultuur en buurtactiviteiten snel bekend raken met het Brabantse verenigingsleven. Of dat zij hun netwerk opbouwen en via bijvoorbeeld vrijwilligerswerk sneller hun plek vinden.

• Zoveel als mogelijk meedoen op de arbeidsmarkt. Daarbij sluiten we zoveel als mogelijk aan bij de mogelijkheden/vaardigheden en interesse van de inburgeraar. Als een betaalde baan niet haalbaar blijkt, worden er alternatieven gezocht. Bijvoorbeeld via stageplekken, vrijwilligerswerk of dagbesteding. Hierin wordt de verbinding gelegd met het lokale bedrijfsleven. De inburgeraar kan zich zo blijven ontwikkelen.

• Die nog jong zijn een goed opleidingsniveau behalen. Op die manier bieden we optimale kansen voor integratie, een goede en passende baan en zelfstandigheid.

• Een zo hoog mogelijk taalniveau behalen. We stimuleren het behalen van minimaal B1 niveau en zullen alleen op die onderdelen afschalen waar blijkt dat B1 niet haalbaar is.

• Eigen verantwoordelijkheid voelen en nemen voor hun persoonlijke ontwikkeling en de verbetering van het regionale inburgeringstraject als geheel.

• Zoveel als mogelijk duurzaam zelfredzaam worden op alle leefdomeinen, waardoor zij volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving en waar dat nog niet lukt gebruik maken van reguliere voorzieningen.

Ambitie regio Dongemond

De samenleving als geheel, met daarin de inburgeraars, gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en professionals delen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om inburgeraars de juiste steun en begeleiding te bieden om hun plek in de samenleving te vinden. Wij zorgen voor een kwalitatief goed passend aanbod van taal en participatie. Met ruimte en interesse voor wat inburgeraars en hun cultuur kunnen toevoegen aan onze lokale gemeenschappen. De inburgering vindt plaats in samenspraak met inburgeraar/betrokkene, afgestemd op mogelijkheden en interesses. Inburgeraars worden pas losgelaten als zij een stabiele basis hebben waarop zij verder kunnen. In 2021 handelen we al zo veel mogelijk in de geest van de nieuwe wet, waarbij een persoonsgerichte aanpak en lerend ontwikkelen centraal staan.

Doelstellingen

Om de resultaten van onze inspanningen meetbaar te maken, om te bepalen of de ambitie is gerealiseerd, worden vooraf regionale doelstellingen worden geformuleerd:

Regionale doelstellingen:

a) Op 1 januari 2022 hebben de Dongemond gemeenten een eenduidige werkwijze betreffende inburgeraars.

b) Op 1 januari 2022 hebben de Dongemond gemeenten het aanbod voor de leerroutes ingekocht.

De Dongemond gemeenten zijn vrij om bovenstaande regionale doelstellingen in een later stadium aan te vullen met lokale doelstellingen, al dan niet op basis van de analyse van de ondertussengroep (zie 5.3). Eventuele lokale doelstellingen dienen wel aan te sluiten bij het regionale beleidskader.

3.2 Beleidsuitgangspunten

De wettelijke kaders en de ambitie van onze regio zijn hierboven toegelicht. Op basis hiervan hebben de Dongemond gemeenten een aantal beleidsuitgangspunten geformuleerd. Tijdens het regionaal bestuurlijk overleg van 26 juni 2020 zijn de uitgangspunten voorgelegd aan de bestuurders. De

portefeuillehouders hebben gezamenlijk een prioritering aangebracht. Deze uitgangspunten geven richting aan de wijze van inburgeren, de manier waarop daarbij wordt samengewerkt tijdens de implementatie en de uitvoering, en aan de wijze waarop daar budgettair mee wordt omgegaan.

De voorgestelde beleidsuitgangspunten zijn:

Inwoner centraal

Maatwerk

Tussengroep meenemen

• Evenwichtige mix aan aanbieders

• Handhaving uit vertrouwen

• Lokaal, tenzij

• Evoluerende samenwerkingsvorm

• Harmonisering budgettaire kaders en sturing

Met deze uitgangspunten is de werkgroep aan de slag gegaan. De punten worden hieronder voorgelegd.

3.2.1 Inwoner centraal

Het streven van de Dongemond gemeenten is dat de persoonlijke situatie van de inburgeraar centraal staat. Dat houdt in dat we de wensen en mogelijkheden in kaart brengen en aansluiten bij de behoefte van de inburgeraars.

Door de klankbordgroep regelmatig bij te praten tijdens de ontwikkelingen en implementatie van de nieuwe wet en hen om inbreng en feedback te vragen sluiten we aan bij de behoefte van onze inburgeraars. Inburgeraars worden aangemoedigd om hun persoonlijke kennis en kwaliteiten in te zetten als ervaringsdeskundige, om het programma beter te laten aansluiten op de doelgroep.

De externe communicatie wordt bovendien afgestemd op de doelgroep. Hierbij zorgen we voor eenduidige en toegankelijke communicatie, rekening houdend met het taalniveau van de doelgroep. Ook is er aandacht voor cultuursensitiviteit in de brede zin. De uitvoerende consulenten én de uitvoerende partners kunnen cultuursensitief werken. Andersom wordt de doelgroep ook geholpen bij culturele verschillen in onderwijs en werk (bijvoorbeeld door een training in omgangsvormen op de werkvloer in Nederland).

3.2.2 Maatwerk

De insteek van het nieuwe inburgeringstraject is de inburgering effectiever te laten verlopen door meer maatwerk in taalonderwijs en participatie te bieden. De Dongemond gemeenten streven er naar dit te realiseren door de inburgering af te stemmen op onder andere het startniveau, interesses en de leerbaarheid. Iedere inburgeraar is immers anders en heeft andere talenten. Daarbij zien we de inburgeraar als een integraal onderdeel van zijn netwerk en vooral van het gezin. In het opstellen van het PIP is aandacht voor de gezinssituatie en persoonlijke context. Uiteindelijk worden deelnemers gestimuleerd om een zo hoog mogelijk taalniveau te bereiken, maar wordt er niet gewacht met participatie totdat het minimumniveau A1 (zie bijlage 8.3) is bereikt. Dit kan ook maatschappelijke participatie zijn. Beginnen met taal in de praktijk (via vrijwilligerswerk, met een taalmaatje) is goed, bijvoorbeeld om zelf boodschappen te kunnen doen en praatje met de buren te maken. De voortgang in het inburgeringsproces wordt nauw gemonitord om continuïteit in maatwerk te bevorderen.

3.2.3 Ondertussengroep doet mee

De nieuwe Wet Inburgering is alleen geldig voor hen die instromen vanaf 1 januari 2022. Voor de inburgeraars die voor die tijd inburgeringsplichtig werden, geldt de nieuwe wet niet. De gemeentelijke rol en verantwoordelijkheid voor deze zogenaamde ‘ondertussengroep’ is beperkter dan bij de nieuwe groep inburgeraars. Hier speelt mee dat dit een heel diverse groep is die in veel verschillende stadia zit, en waarbij bijvoorbeeld de inburgering (taal en werk) nog niet is afgerond, en waar niet altijd de middelen (meer) beschikbaar zijn. De vraag is dus hoe de gemeenten omgaan met deze inburgeraars die nog bezig zijn met inburgeren onder de oude wetgeving.

Met het oog op goed inburgeren en financieel zelfredzaam worden, streven de Dongemond gemeenten ernaar om deze groep zo veel mogelijk mee te laten lopen in het nieuwe inburgeringsprogramma, alsof zij onder de nieuwe wetgeving vallen. Dit kan enkel op basis van vrijwilligheid, dus gemeenten zullen deze groep moeten ‘verleiden’ om in te stromen in het nieuwe inburgeringsprogramma.

3.2.4 Evenwichtige mix van aanbieders

Maatwerk betekent meer variatie in (start- en doorloop)tijd, omgeving, switchen in trajecten, in werkkeuze (sectoren), en vooral ook persoonlijke aandacht voor mogelijkheden en wensen. Geconstateerd wordt dat het huidige aanbod onvoldoende aansluit, zowel op onze eigen ambities als op de ambities van de inburgeraars. Door het bieden van een passend traject zal de inburgeraar zich gemotiveerd voelen om zich in te zetten. Is er bijvoorbeeld geen passend werk, dan heeft dit een negatief effect op het hele inburgeringstraject. We streven daarom naar een evenwichtige mix van aanbieders die lokaal versus regionaal georiënteerd zijn en aanbieders die meer gericht zijn op taal versus aanbieders die meer gericht zijn op werk. Hiervoor wordt een sterke verbinding gelegd met het bedrijfsleven en participatiemogelijkheden.

De marktconsultatie is uitgezet om meer inzicht te krijgen in beschikbare aanbod en keuzes die gemaakt moeten worden. Naast het formele aanbestede aanbod is er aandacht voor de verbinding met de informele ketenpartners.

3.2.5 Handhaving uit vertrouwen

Door de nieuwe opzet van de inburgering zit controle ingebed in de werkwijze en is minder rigide controle en handhaving nodig. Het persoonlijk inburgeringsplan (PIP) geeft heldere doelen en biedt een goed houvast. In de nieuwe processen is er veel persoonlijk contact en nabijheid. De PIP heeft de vorm van een beschikking waardoor hij goed te handhaven is. Daarnaast volgt ook DUO het inburgeringsproces.

De Dongemond gemeenten beperken de handhaving tot de wettelijk bepaalde minimale toets momenten, en streven ernaar met name in te zetten op persoonlijke aandacht en nabijheid. Waar het toch nodig is een boete op te leggen, doen we dat met inachtneming van de omstandigheden en altijd als instrument om te komen tot verandering in gedrag. Er wordt voorgesteld om dit expliciet mee te nemen in de opleiding / omscholing van klantmanagers.

3.2.6 Lokaal tenzij

De Dongemond regio neemt de lokale situatie als vertrekpunt, maar trekt op specifieke onderdelen in de ontwikkeling en implementatie regionaal op. Het inburgeringsproces wordt daarnaast zoveel mogelijk gestandaardiseerd (zonder maatwerk te verliezen) waardoor samenwerking en uitwisseling van capaciteit en expertise wordt gestimuleerd. We stellen dat inburgeringstrajecten maatwerk zijn in de lokale context. Desondanks is een minimale schaalgrootte nodig om maatwerk betaalbaar en kwalitatief uit te kunnen voeren. De uitvoering is zoveel mogelijk lokaal. Processen zijn zoveel mogelijk regionaal hetzelfde (intake/PIP etc.).

Deze taakstelling vraagt om een intensieve, inhoudelijke en structurele samenwerking in de vorm van een regionale projectgroep.

3.2.7 Evoluerende samenwerkingsvorm

De wetgever vindt regionale samenwerking bij uitvoering van deze taak zeer belangrijk, vanwege het bieden van maatwerk en flexibiliteit van de leerroutes. Om die reden verkent de regionale projectgroep Dongemond de mogelijkheden om bovenlokaal samen te werken. Samenwerking komt de effectiviteit en efficiency ten goede, omdat er namelijk aanzienlijke regionale verschillen zijn die verband houden met de spreiding van inburgeraars in Nederland. Op een aantal onderdelen voorzien wij dat samenwerking zich goed leent voor bijvoorbeeld de inkoop van leerroutes en de gezamenlijke voorbereiding. Regionale samenwerking ligt minder voor de hand daar waar het gaat om het onderdeel maatschappelijke begeleiding, al dan niet in combinatie met het lokale welzijnswerk. Dit geldt ook voor het uitvoeren van de brede intake en PIP; dit is immers een gemeentelijke taak. Er wordt regionaal samengewerkt om voldoende mogelijkheden tot maatwerk en een reële prijs binnen de gegeven taakstelling te realiseren.

Aangezien er geen bestuurlijke samenwerking op het gebied van inburgering tussen de Dongemond gemeenten bestaat waar we de gemeentelijke samenwerking op het gebied van inburgering “onder kunnen hangen”, geven we dit vorm in een projectstructuur. Tijdens regionale evaluatiemomenten wordt de (vorm van) samenwerking opnieuw bekeken en waar wenselijk en mogelijk doorontwikkeld.

3.2.8 Harmonisering budgettaire kaders en sturing

De Dongemond gemeenten streven ernaar om voor de uitvoering van de Wet Inburgering binnen de financiële kaders te blijven. De beschikbare middelen beschouwen we als een gegeven en we spannen ons in voor creatieve invullingen waarin we maximaal aansluiten op de lokale en (boven)regionale mogelijkheden en reeds aanwezige voorzieningen. Om grip te houden op de inzet van de middelen en de mogelijke synergie te ontdekken en te optimaliseren is een geharmoniseerde budgetadministratie van belang. Dit wil echter niet zeggen dat we de financiën samenvoegen.

De vier gemeenten blijven verantwoordelijk voor ieders eigen financiën. Hierbij wordt in de administratie een duidelijke verdeling gemaakt tussen lokale uitvoeringskosten/inkoop, regionale uitvoeringskosten/inkoop. Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen incidentele kosten/inkomsten en structurele kosten/inkomsten. Zie voor een verdere toelichting op de financiën hoofdstuk 6.

4 Keuzes in de klantreis

Binnen de wettelijke kaders hebben gemeenten veel ruimte om de onderdelen naar eigen wens in te richten. Ook zijn er buiten de gegeven bouwstenen aspecten waar gemeenten aan moeten denken. In dit hoofdstuk lopen we daarom de ‘klantreis’ door die de inburgeraar maakt. Aan de hand van de klantreis lichten we de reeds gemaakte en nog openstaande keuzes toe binnen regio Dongemond.

4.1 Warme Overdracht

Toelichting

Voordat inburgeraars aan een gemeente gekoppeld worden, verblijven ze in een AZC locatie. Hier worden ze door het COA voorbereid op de inburgering. Zodra een inburgeraar aan een gemeente is gekoppeld, kan de gemeente contact zoeken met het COA voor een ‘warme overdracht’. De relevante informatie over de inburgeraar vanuit zijn tijd in het AZC kan zo worden overgedragen naar de gemeente. De gemeente is vrij om te bepalen, in overleg met het COA, hoe de warme overdracht wordt vormgegeven.

Gemaakte keuzes

• De Dongemond gemeenten vinden het belangrijk dat niet alleen de basisinformatie over de inburgeraar wordt overgedragen, maar ook de achtergrondinformatie. Dit kan gaan over de activiteiten de iemand heeft gevolgd tijdens het verblijf, of wat de algemene houding, motivatie en verwachting is van de inburgeraar. Zo krijgen we een zo compleet mogelijk beeld van de inburgeraar. Deze informatie is relevant voor het opstellen van het PIP en de brede intake. Andersom is het voor de inburgeraar prettig om voorafgaand aan de verhuizing al contact te hebben met de gemeente.

• Vanwege de spreiding in de regio en de instroom vanuit verschillende COA locaties is het niet haalbaar voor onze consulenten om fysiek naar een COA locatie te gaan voor de warme overdracht. Waar mogelijk is het – in het kader van zelfredzaamheid – juist goed voor de inburgeraar om zelf de gemeente te bezoeken. Met het COA zelf is daarom afgesproken dat de consulenten van de gemeente contact zoeken met de casemanager van het COA om de juiste vorm van warme overdracht te kiezen (via beeldbellen/telefonisch/fysiek in de gemeente/per mail/anders). Zo is maatwerk geboden. Het COA roept de gemeenten op om ook in 2021 al op deze manier te werken.

Openstaande keuzes/acties

• Gemeenten kunnen tijdens de voorinburgering al informatie over de gemeente delen (zodra koppeling bekend is). Dit is een lokale keuze en kan individueel worden opgesteld.

4.2 Brede Intake en PIP

Toelichting

De gemeente voert een uitgebreide intake met de inburgeraar, om zo goed mogelijk een beeld te krijgen van de startsituatie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar. Hier moeten ten minste de dertien leefgebieden worden behandeld1. Gemeenten mogen daarnaast zelf bepalen hoe deze informatie wordt opgehaald en in kaart gebracht. Een vast onderdeel van de brede intake is echter de leerbaarheidstoets2. Pag 11

Op basis van de brede intake wordt samen met de inburgeraar een persoonlijk plan voor het inburgeringstraject opgesteld (binnen 10 weken na inschrijving bij de gemeente). Het PIP bestrijkt een periode van (maximaal) 3 jaar en geeft aan wat de inburgeraar gaat doen en wat daarvoor nodig is. Zo wordt de leerroute vastgelegd, en de overige verplichte onderdelen. De inburgeraar én de gemeente zijn verplicht zich aan de afspraken in het PIP te houden. De gemeente toetst aan de hand van het PIP periodiek de voortgang. Waar nodig kan het PIP worden aangepast (dit kan slechts één keer binnen het traject).

De brede intake en het PIP vormen de basis voor het gehele inburgeringstraject. Het is daarom ontzettend belangrijk dat dit goed wordt uitgevoerd.

Gemaakte keuzes

• De Dongemond gemeenten vinden het belangrijk dat de brede intake en het PIP niet alleen worden gezien als formele instrumenten om de afspraken vast te leggen. De brede intake is ook een middel om vertrouwen op te bouwen met de inburgeraar, waar de rest van het traject van geprofiteerd kan worden. Het PIP bestaat daarnaast uit wederzijdse afspraken, en wordt samen met inburgeraar vastgesteld.

• Een regionale werkgroep heeft in de loop van 2020 al de basis gevormd voor de brede intake en het PIP. Dit wordt in 2021 nader uitgewerkt.

• Ook is vastgesteld dat de lokale consulenten/dedicated klantmanagers verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Zij begeleiden immers de inburgeraar bij het gehele traject.

Openstaande keuzes/acties

• De brede intake kan mogelijk worden ondersteund door een opstartklas. Dit wordt als optie onderzocht in het aanbestedingstraject (zie 4.5.1).

• Hoewel de basis is gelegd, moet de verdere werkwijze van de brede intake en het PIP nog worden vastgesteld (startmoment/aanwezige partijen (bijvoorbeeld maatschappelijk werk)/duur/vorm).

4.3 Maatschappelijke begeleiding

Toelichting

Het doel van de maatschappelijke begeleiding is om de statushouder te begeleiden richting (basis)zelfredzaamheid. Maatschappelijke begeleiding is, net zoals in de huidige situatie, een wettelijke verplichting. De inhoud ervan wordt in het nieuwe stelsel echter wel gewijzigd. De maatschappelijke begeleiding zal bestaan uit:

• Praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen (bijvoorbeeld wonen, zorg, onderwijs, inkomen) en de kennismaking met de lokale woonomgeving

• Voorlichting over leefgebieden in de Nederlandse samenleving (bijvoorbeeld gezondheid, opvoeding en de kennismaking met maatschappelijke organisaties)

Waar de maatschappelijke begeleiding nu ook nog verantwoordelijk is voor hulp bij het starten van de inburgering en bij het stimuleren van participatie, is dat in de nieuwe wet een onderdeel van de brede intake en het PIP.

Momenteel wordt dit bij alle vier de gemeenten extern uitgevoerd (door VWN en Surplus).

Gemaakte keuzes

• Omdat persoonlijke aandacht in de maatschappelijke begeleiding zo belangrijk is, vinden de Dongemond gemeenten het belangrijk dat de uitvoering lokaal (en niet regionaal) wordt belegd. Wel kunnen de uitgangspunten regionaal worden vastgesteld om een mate van uniformiteit te creëren.

• We zien dat het voor de uitvoering van de maatschappelijke begeleiding ontzettend waardevol is om met vrijwilligers te werken. Wel is er voor het hooghouden van de kwaliteit aandacht nodig voor deskundigheidsbevordering onder vrijwilligers. We vinden het daarom belangrijk dat dit een integraal onderdeel is bij de uitvoerende partijen.

• Voor het bewaken van de kwaliteit is monitoring en evaluatie nodig. Vanuit uitvoerende partners verwachten we daarom structurele terugkoppeling en rapportages, zowel op casus- als procesniveau.

• Aangezien de lokale consulenten goed op de hoogte moeten zijn van de inburgeraar, is het belangrijk dat de maatschappelijk begeleider nauw contact heeft met de consulent (op casusniveau).

Openstaande keuzes/acties

• Er moet worden vastgesteld welke rol de maatschappelijk begeleider krijgt in het inburgeringstraject (bijvoorbeeld tijdens de brede intake en het PIP, maar ook in het bewaken van de voortgang).

• De gemeenten moeten daarnaast (ieder voor zich) bepalen welke partijen de begeleiding gaan uitvoeren.

• Eventueel moeten regionaal de uitgangspunten voor lokale uitvoering worden vastgesteld. Dit gebeurt uiteraard in overleg met de uitvoerende partners.

• Er moet de keuze worden gemaakt of de begeleiding bij financiën/financiële zelfredzaamheid ook onderdeel wordt van de maatschappelijke begeleiding. Dit is deels afhankelijk van de uitkomsten van de lopende pilot ‘Ontzorgen’ (zie paragraaf 5.2).

4.4 Ontzorgen en financiële zelfredzaamheid

Toelichting

Bijstandsgerechtigde inburgeraars worden door de gemeente zes maanden financieel ontzorgd op het gebied van betalingen van huur, gas, water, elektra en de verplichte zorgverzekering. Zo kunnen ze zo snel mogelijk beginnen met het inburgeringstraject, zonder afleiding door eventuele financiële problemen. Ook krijgt de inburgeraar praktische scholing en individuele begeleiding, met als doel om na 6 maanden financieel zelfredzaam te zijn.

Zowel het administratieve ontzorgen als de begeleiding kan op verschillende manieren worden ingericht. De Dongemond gemeenten hebben hier momenteel een pilot op ingericht (de pilot ‘Ontzorgen’).

Gemaakte keuzes

• Om grote verschillen tussen de gemeenten te voorkomen is besloten dat de richtlijnen voor het ontzorgen en de begeleiding zo veel mogelijk regionaal worden ingericht.

Openstaande keuzes/acties

• De gemeenten moeten een uitvoeringspartij aanwijzen voor de begeleiding bij financiële zelfredzaamheid (dit kan ook intern, bijvoorbeeld door het te koppelen aan schuldhulpverlening) en vaste lastenbeheer (ook dit kan intern). Het besluit voor de uitvoering is voor een groot deel afhankelijk van de resultaten van de eigen en landelijke pilots.

4.5 Leerroutes (incl. alfabetisering en KNM)

Voor de inburgeraar zijn er drie mogelijke ‘leerroutes’ om in te burgeren:

1) de Onderwijsroute

2) de B1-route

3) de Z-route.

Afhankelijk van startsituatie en leerbaarheid volgt de inburgeraar een van de routes. Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om voorafgaand aan de leerroute een ‘opstartklas’ te vormen waarin algemene zaken worden behandeld die los staan van de leerroute.

Hieronder werken we de mogelijkheid van een opstartklas en de drie routes kort uit. Belangrijk om te beseffen is dat de leerroutes niet alleen het taalcomponent omvatten, maar ook participatie. Taal en werk gaan dus samen. Als werk niet (direct) haalbaar is, wordt gekeken naar dagbesteding of vrijwilligerswerk (als opstap naar werk). Onderdeel van de leerroutes zijn het alfabetiseringstraject en de module KNM (Kennis van de Nederlandse Maatschappij). De inburgeraar leert in deze module de Nederlandse waarden en normen, over de geschiedenis en inrichting van Nederland en praktische zaken over onder andere wonen en werken.

Over de inrichting van de drie leerroutes valt veel te zeggen. De kaders voor de Onderwijsroute zijn grotendeels vastgelegd in de wet. Voor de B1- en Z-route bestaan meer keuzemogelijkheden. In de Dongemond regio verwachten we dat we vooral instroom zullen krijgen voor de Z-route. De uitgangspunten voor de aanbesteding zijn opgenomen in de marktconsultatie en zullen verder worden uitgewerkt in het Programma van Eisen. Hieronder schetsen we de kaders van een mogelijke opstartklas en de kaders van de drie routes, alvorens in te gaan op de belangrijkste inhoudelijke keuzes. In paragraaf 5.1 wordt verder ingegaan op de procesmatige keuzes m.b.t. het inkoopproces.

4.5.1 Opstartklas

Toelichting

In het PIP en de brede intake wordt de basis gelegd voor het gehele inburgeringstraject. Deze afspraken moeten in korte tijd worden vastgelegd (binnen 10 weken na inschrijving bij de gemeente). Er bestaat daarom een risico dat de gemaakte afspraken zoals deze in het PIP zijn vastgelegd, uiteindelijk niet kunnen worden nageleefd. De inburgeraar haakt bijvoorbeeld af bij de uiteindelijke beroepsopleiding, omdat het niet overeenkomt met de verwachting. Of dat hij niet gemotiveerd is voor de werkzaamheden of opleiding omdat die in zijn ogen van te laag niveau is.

Een voortraject of ‘opstartklas’ biedt uitkomst: de inburgeraar krijgt de gelegenheid om zich te realiseren waar hij terecht is gekomen en wat dat van hem vraagt. In de opstartklas wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan NT2, oriëntatie op werk en opleiding (MAP), eigen kwaliteiten en ambities en lokale worteling (PVT), de sociale kaart, lokale context, algemene thema’s als gezondheid, etc. Op een later moment maakt de gemeente met de inburgeraar een bewuste en realistische keuze voor participatie en bijbehorende leerroute. Bijkomend voordeel is dat zo’n opstartklas als buffer of overbruggingsperiode kan functioneren, voordat instroom in de gewenste leerroute mogelijk is. De opstartklas draagt hierdoor bij aan een actieve start in de gemeente en doorlopende lijn vanuit AZC naar gemeente.

De opstartklas heeft bovenstaande voordelen, maar kent ook een financieel vraagstuk. Kunnen we het als onderdeel van de PIP organiseren en op die manier vanuit de leerroute financieren? Of is dit niet mogelijk en moet de financiering op een andere manier worden opgelost? Er zijn meerdere manieren om de opstartklas te organiseren. Bijvoorbeeld als verlengde brede intake of als gezamenlijk startonderdeel van de leerroutes.

De Dongemond gemeenten willen de mogelijkheden voor het inrichten van een opstartklas daarom graag verkennen.

Doelgroep

De opstartklas wordt zo breed mogelijk ingestoken om alle inburgeraars mee te kunnen laten doen.

Omvang

Alle inburgeraars kunnen deelnemen aan de opstartklas. Naar schatting duurt het traject ongeveer 1 á 2 maanden.

Inburgeringsplicht

Omdat de opstartklas geen wettelijke verplichting is, kent het geen verplichte onderdelen. Indien er echter voor wordt gekozen om een aantal van de verplichte modules in de opstartklas te passen (bijvoorbeeld KNM, PVT en MAP), dan zullen inburgeraars binnen de opstartklas voor deze onderdelen moeten slagen.

Gemaakte keuzes

• De Dongemond gemeenten gaan de mogelijkheden voor een opstartklas verkennen. Hierbij dient het financiële vraagstuk (op korte en lange termijn) hier nadrukkelijk te worden meegenomen.

Openstaande keuzes/acties

• Vanzelfsprekend dient er een besluit te worden gemaakt in het wel of niet inrichten van een opstartklas, en de vorm waarin deze mogelijk wordt ingericht.

4.5.2 Onderwijsroute

Inhoud

De onderwijsroute is een taalschakeltraject dat inburgeraars die dat willen en kunnen, voorbereidt voor het MBO of hoger onderwijs. Dit bestaat uit:

• Nederlands op niveau B1 of B2

• Onderwijs in de ontbrekende vakken

• Leervaardigheden die belangrijk zijn voor een vervolgopleiding

• Vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuzes

• Loopbaanoriëntatie

• KNM

Uitvoering

De onderwijsroute moet worden uitgevoerd door erkende onderwijsinstellingen.

Doelgroep Veelal jonge inburgeraars met een hoge leerbaarheid en motivatie. Hoewel de onderwijsroute in beginsel is bedoeld voor jonge inburgeringsplichtigen, geldt er voor deze route geen leeftijdsgrens zodat de toegankelijkheid van de onderwijsroute ongeacht de leeftijd is geborgd.

Omvang

Naar verwachting zal ongeveer 5 - 10% van de inburgeringsplichtigen deelnemen aan de Onderwijsroute. Het betreft een voltijds programma, gemiddeld anderhalf jaar.

Kwaliteitscontrole De onderwijsroute moet voldoen aan de eisen die in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) aan instellingen worden gesteld. Dat betekent dat alleen scholen die een diploma-erkenning hebben op grond van deze wet, deze leerroute kunnen aanbieden. De uitvoering valt onder het toezicht van de Inspectie voor het Onderwijs.

Inburgeringsplicht De inburgeraar voldoet aan de eisen van de inburgeringsplicht zodra deze:

• Is geslaagd voor het centraal examen (lezen, luisteren, schrijven en spreken) op B1-niveau of hoger

• Is geslaagd voor het centraal examen KNM

• Aan overige onderdelen van het taalschakeltraject heeft voldaan

• Voldoet aan het PVT (dit valt buiten het taalschakeltraject), waarbij de beoordeling aan de gemeente is.

Het volgen van het programma biedt vrijstelling voor het onderdeel MAP.

Gemaakte keuzes

• Gezien de verwachte lage instroom voor de Onderwijsroute sluiten de Dongemond gemeenten voor deze route aan bij de aanbesteding van gemeente Breda (in een los perceel).

• In de aanbesteding moet aandacht zijn voor de ondertussengroep. Taalaanbieders moeten mogelijkheden aangeven om de ondertussengroep mee te nemen in aanbod.

• In alle routes moet aandacht zijn voor digitale vaardigheden en de mogelijkheden om online les te geven (in tijden van Covid en daarna).

• Voor alle inburgeraars moet nauwe verbinding zijn tussen formeel taalonderwijs en informele ondersteuning d.m.v. vrijwilligersprojecten en taalmaatjes.

Openstaande keuzes/acties

• De criteria en uitvoering voor kwaliteitsborging binnen de routes moeten worden vastgesteld. Hoe verloopt monitoring en evaluatie richting uitvoerende partners?

• Wie na zijn 30-ste instroomt in het onderwijs, komt niet in aanmerking voor studiefinanciering. De gemeente kan, na afronding van de onderwijsroute, het volgen van een opleiding met behoud van uitkering toestaan, maar is daartoe niet verplicht. Wat zijn de richtlijnen?

4.5.3 B1-route

Inhoud

De B1-route is de “reguliere” inburgeringsroute waarin het leren van de taal op B1-niveau samengaat met de voorbereiding op participatie en werk, gericht op zelfstandige deelname aan de Nederlandse samenleving. De inhoud bestaat uit:

• Nederlands op het niveau B1: lezen, luisteren, spreken en schrijven

• KNM

• Activiteiten gericht op participatie en werk

• MAP

• PVT

Uitvoering

De verschillende onderdelen kunnen door verschillende aanbieders (of de gemeente zelf) worden uitgevoerd.

Doelgroep

Inburgeraars die een zekere mate van zelfredzaamheid hebben, en in staat zijn het taalniveau B1 (of A2) te behalen.

Omvang

Geschat wordt dat ongeveer 30% van de inburgeringsplichtigen zal deelnemen aan de B1 route. Voor de B1-route is geen minimum of maximum aantal lesuren vastgesteld. Maatwerk is nodig om taal en werk goed op elkaar aan te laten sluiten.

Kwaliteitscontrole

De aanbieders van het taalcomponent van de B1-route moeten beschikken over een “Blik Op Werk” keurmerk.

Inburgeringsplicht

De inburgeraar voldoet aan de eisen van de inburgeringsplicht zodra deze:

• Is geslaagd voor het centraal examen (lezen, luisteren, schrijven en spreken) op B1-niveau of (bij uitzondering één of meerdere onderdelen) op A2-niveau

• Is geslaagd voor het centraal examen KNM

• Voldoet aan het PVT en het MAP (ter beoordeling aan de gemeente)

Gemaakte keuzes

• De B1 en Z-route worden regionaal aanbesteed. Hiervoor is de marktconsultatie uitgezet.

• In de aanbesteding moet aandacht zijn voor de ondertussengroep. Taalaanbieders moeten mogelijkheden aangeven om de ondertussengroep mee te nemen in aanbod.

• In alle routes moet ook aandacht zijn voor digitale vaardigheden en de mogelijkheden om online les te geven (in tijden van Covid en daarna).

• Voor alle inburgeraars moet nauwe verbinding zijn tussen formeel taalonderwijs en informele ondersteuning d.m.v. vrijwilligersprojecten en taalmaatjes.

• Vooral binnen B1 en Z-route is dualiteit belangrijk. Taal en werk is op elkaar aangesloten, wat om hoge samenwerking vraagt tussen de verschillende aanbieders.

• Voor het participatiecomponent wordt naar sterke verbinding met het bedrijfsleven gezocht.

• Voor werktrajecten in de B1- en Z-route moet vaak minimaal taalniveau van A1 behaald zijn om te kunnen starten met werken. Inburgeraars kunnen dus vaak niet direct beginnen met een leerwerktraject. Toch willen we niet wachten met participatie, maar gelijk starten met bijvoorbeeld maatschappelijke participatie, wat juist de taalverwerving versterkt.

Openstaande keuzes/acties

• Voor de B1- en Z-route moet de mate van dualiteit worden bepaald. Willen we een duaal traject uitzetten bij één aanbieder, het taalcomponent bij één aanbieder en het participatiecomponent bij een ander, of alleen het taalcomponent uitzetten en het participatiecomponent intern uitvoeren?

• De criteria en uitvoering voor kwaliteitsborging binnen de routes moeten worden vastgesteld. Hoe verloopt monitoring en evaluatie richting uitvoerende partners?

4.5.4 Z-route

Inhoud

De zelfredzaamheidsroute komt in de plaats van de huidige ontheffingsmogelijkheid en is bedoeld om mensen die het niveau van de B1-route (dus B1 of A2) niet kunnen halen toch ‘zelfredzaam’ te maken en een passend aanbod op het gebied van taal en participatie te kunnen bieden. De inhoud bestaat uit:

• Nederlands op het niveau A1 (eventueel met alfabetisering)

• Activering, zelfredzaamheid en participatie

• KNM

• PVT

• MAP

Uitvoering

De verschillende onderdelen kunnen door verschillende aanbieders (of de gemeente zelf) worden uitgevoerd.

Doelgroep

Inburgeraars met een lagere leerbaarheid.

Omvang

De instroom in de Z-route betreft naar schatting 65% van de inburgeringsplichtigen. De route omvat 800 uur taal en KNM, 800 uur aan de overige onderdelen.

Kwaliteitscontrole

De aanbieders van het taalcomponent van de Z-route moeten beschikken over een “Blik Op Werk” keurmerk.

Inburgeringsplicht

De inburgeraar die deze route volgt hoeft geen examens af te leggen, maar sluit de inburgering af met een eindgesprek. Er is aan de inburgeringsverplichting voldaan wanneer de inburgeraar:

• De inspanningsverplichting voor de taalcomponent is nagekomen

• Heeft voldaan aan de ureninzet voor participatie, activering, PVT en MAP

Gemaakte keuzes

• De B1 en Z-route worden regionaal aanbesteed. Hiervoor is de marktconsultatie uitgezet.

• In de aanbesteding moet aandacht zijn voor de ondertussengroep. Taalaanbieders moeten mogelijkheden aangeven om de ondertussengroep mee te nemen in aanbod.

• In alle routes moet ook aandacht zijn voor digitale vaardigheden en de mogelijkheden om online les te geven (in tijden van Covid en daarna).

• Voor alle inburgeraars moet nauwe verbinding zijn tussen formeel taalonderwijs en informele ondersteuning d.m.v. vrijwilligersprojecten en taalmaatjes.

• Vooral binnen B1 en Z-route is dualiteit belangrijk. Taal en werk is op elkaar aangesloten, wat om hoge samenwerking vraagt tussen de verschillende aanbieders.

• Voor het participatiecomponent wordt naar sterke verbinding met het bedrijfsleven gezocht.

• Voor werktrajecten in de B1- en Z-route moet vaak minimaal taalniveau van A1 behaald zijn om te kunnen starten met werken. Inburgeraars kunnen dus vaak niet direct beginnen met een leerwerktraject. Toch willen we niet wachten met participatie, maar gelijk starten met bijvoorbeeld maatschappelijke participatie, wat juist de taalverwerving versterkt.

Openstaande keuzes/acties

• Voor de B1- en Z-route moet de mate van dualiteit worden bepaald. Willen we een duaal traject uitzetten bij één aanbieder, het taalcomponent bij één aanbieder en het participatiecomponent bij een ander, of alleen het taalcomponent uitzetten en het participatiecomponent intern uitvoeren?

• De criteria en uitvoering voor kwaliteitsborging binnen de routes moeten worden vastgesteld. Hoe verloopt monitoring en evaluatie richting uitvoerende partners?

4.6 PVT

Toelichting

Het verzorgen van het participatieverklaringstraject (PVT) is onderdeel van het huidige inburgeringsstelsel en blijft onder de nieuwe Wet Inburgering een verplicht onderdeel (in aangepaste vorm) voor iedere inburgeraar. Het PVT bestaat uit de volgende onderdelen en bedraagt minimaal 12 uur:

• Een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, inclusief een excursie of activiteit waarbij één van de kernwaarden in de praktijk wordt gebracht.

• De ondertekening van de participatieverklaring".

Momenteel ligt de uitvoering van het PVT bij VWN en Surplus, tevens de uitvoerders van maatschappelijke begeleiding.

Gemaakte keuzes

• Gezien de brede aard van het PVT zien we kansen om de module te verbinden met andere onderdelen van het inburgeringstraject.

Openstaande keuzes/acties

• De mogelijkheden om het PVT mee te nemen als onderdeel van de aanbesteding worden onderzocht. Zo kan het gunstig zijn om het PVT aan het begin van het traject te doen in de opstartklas.

• Hierop aansluitend moet worden besloten of het PVT lokaal of regionaal wordt ingericht.

• De algemene criteria en wensen voor de uitvoering van het PVT moeten worden vastgesteld.

4.7 Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP)

Toelichting

Via deze module wordt de inburgeraar begeleid bij zijn oriëntatie en participatie op de arbeidsmarkt. De oriëntatie is erop gericht om de competenties en arbeidskansen in Nederland in beeld te brengen en sollicitatievaardigheden te leren. Daarnaast worden praktische activiteiten gepland om kennis te maken met de arbeidsmarkt. Deze module is niet verplicht voor inburgeraars die de onderwijsroute volgen.

Gemaakte keuzes

• De input van de MAP vormt een bruikbare basis voor de verdere begeleiding bij participatie. De uitvoerder van begeleiding naar participatie (een interne werkmakelaar/jobcoach of externe partij) zal dan ook betrokken moeten worden bij de MAP.

Openstaande keuzes

• De mogelijkheden om de MAP mee te nemen als onderdeel van de aanbesteding worden onderzocht. Zo kan het gunstig zijn om de MAP, eveneens als het PVT, aan het begin van het traject te doen in de opstartklas.

• De algemene criteria en wensen voor de uitvoering van het PVT moeten worden vastgesteld.

4.8 Voortgang en handhaving

Toelichting

Bewaking van de voortgang van het inburgeringstraject is ontzettend belangrijk. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeente, met name op casusniveau bij de consulent. Tijdens de voortgang wordt het PIP als leidraad gevolgd. Waar nodig kan het PIP (binnen een jaar) worden bijgesteld. Indien de inburgeraar zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, dan heeft de gemeente de mogelijkheid om handhaving toe te passen.

Gemaakte keuzes

• De consulenten zijn op casusniveau verantwoordelijk voor de voortgang. De input hiervoor wordt opgehaald bij interne (bv: jobcoach/werkmakelaar) en externe uitvoerders (bv: taalaanbieder). Ook worden gedurende het traject voortgangsgesprekken gevoerd met inburgeraar.

• Zoals gelezen in XXX proberen we zo veel mogelijk te sturen op persoonlijk contact en vertrouwen. Beboeten willen we zo veel mogelijk voorkomen.

Openstaande keuzes

• Er moet worden besloten bij wie de monitoring op procesniveau wordt belegd. Zijn dit de verschillende beleidsadviseurs van de vier gemeenten, of zit hier nog een andere rol in? Dit wordt opgenomen in het formatieadvies.

• Op basis van het PIP zal het verdere voortgangstraject moeten worden uitgeschreven.

5 Keuzes in proces en planning

Naast de inhoudelijke onderdelen van de ‘klantreis’ moeten er ook keuzes gemaakt worden in het implementatie proces van de nieuwe Wet inburgering. In dit hoofdstuk gaan we in op de belangrijkste onderdelen en keuzes. Daarnaast lichten we de planning toe. Het proces monitoring en evaluatie neemt een belangrijke plaats in.

5.1 Inkoop

Toelichting

Zoals eerder genoemd dient er op de 3 leerroutes een aanbesteding plaats te vinden. In paragraaf 4.5 zijn de inhoudelijke keuzes besproken. In deze paragraaf wordt er gekeken naar de procesmatige en technische keuzes.

De verschillende gemeenten zullen als Dongemond regio de B-1 en Z-route gezamenlijk aanbesteden. Dit heeft te maken met schaalgrootte. Willen we de leerroutes, nog enigszins, lokaal aan kunnen bieden zullen we als Dongemond de handen ineen moeten slaan. Voor het aanbesteden van de onderwijsroute haken we aan bij Breda. Het aantal inburgeraars dat in aanmerking gaat komen, binnen de regio Dongemond, voor deze leerroute is dusdanig klein dat het niet rendabel is om deze als subregio te gaan aanbesteden.

Gemaakte keuzes

• De aanbesteding van de Onderwijsroute verloopt in samenwerking met regio Breda, de aanbesteding voor de overige routes worden uitgezet binnen regio Dongemond.

• Gemeente Breda is voor de Onderwijsroute penvoerder en bij gunning sluiten deelnemende gemeenten afzonderlijk een contract.

• In de aanbesteding worden de gemaakte beleidskeuzes zoals opgesteld in dit beleidskader meegenomen, met name de eerste drie: inwoner centraal, maatwerk, tussengroep doet mee.

Openstaande keuzes/acties

• Hoewel de marktconsultatie is uitgevoerd, moet het aanbestedingstraject verder worden vormgegeven om uiteindelijk een keuze te maken voor geschikte aanbieders van taalonderwijs. Om de aanbesteding van start te laten gaan wordt er een PvE opgesteld.

• De criteria en uitvoering voor kwaliteitsborging binnen de routes moeten worden vastgesteld. Hoe verloopt monitoring en evaluatie richting uitvoerende partners?

• Er moet een keuze worden gemaakt in de inrichting van contractering. Wordt er een gezamenlijk contract afgesloten vanuit de vier gemeenten met een aanbieder, of gebeurt dit per gemeente? Wie wordt hiervoor gemandateerd? Hierop aansluitend: hoe wordt contractbeheer ingericht?

5.2 Pilots

Toelichting

Lerend ontwikkelen staat centraal in de voorbereiding en implementatie van de nieuwe wet. Daarbij willen we slimme verbindingen maken en instrumenten met bewezen effectiviteit benutten. In het kader hiervan zijn er in 2020 in de Dongemond gemeenten een pilot ‘Duale Trajecten’ en een pilot ‘Ontzorgen’ gestart. Het doel van de pilots is om processen conform de nieuwe wetgeving en in samenspraak met vergunninghouders passend en effectief te ontwikkelen en uit te testen.

De pilot Ontzorgen (met uitvoerders VluchtelingenWerk en Kredietbank Nederland) is onderdeel van de landelijke pilots van het ministerie SZW en wordt door het Verweij-Jonker instituut geëvalueerd. De resultaten zijn in de zomer van 2021 beschikbaar. De pilot Duale Trajecten (met uitvoerders MidZuid en taalschool Capabel) wordt in het eerste kwartaal van 2021 met betrokken partijen geëvalueerd. In de evaluaties wordt bekeken in hoeverre de werkwijzen bijdragen aan de gestelde doelen voor een succesvolle inburgering. De eerste bevindingen laten zien dat er zeker leerpunten en mogelijkheden voor verbetering zijn. De uitkomsten van de evaluaties worden meegenomen in de uitwerking van processen en instrumenten.

Gemaakte keuzes

• Voor de pilot Duale Trajecten melden we geen nieuwe deelnemers meer aan. De pilot heeft voldoende deelnemers om de resultaten te monitoren. Voor de pilot wordt momenteel een eindevaluatie uitgevoerd die in mei beschikbaar komt.

• De groep deelnemers behoort tot de ondertussengroep die in 2021 als geheel wordt ondersteund en gevolgd.

Openstaande keuzes/acties

• Voor de pilot Duale Trajecten moet een keuze worden gemaakt voor een mogelijk vervolg. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie.

• Op termijn zal eenzelfde besluit moeten worden gemaakt voor de pilot Ontzorgen. Hiervoor worden de landelijke evaluatiecriteria zo nodig aangevuld met lokale evaluatiecriteria.

5.3 Ondertussengroep

Toelichting

Vanuit het Rijk wordt aangemoedigd om de ondertussengroep zo veel mogelijk mee te nemen. Zoals blijkt uit de beleidskeuzes gaan we in de Dongemond regio hierin mee.

Gemaakte keuzes

• Er wordt een regionaal Plan van Aanpak opgesteld voor de ondertussengroep (streefdatum eind maart gereed). Hierin komen actiepunten te staan op basis van een analyse van de huidige inburgeraars.

• We willen de ondertussengroep een grote rol laten spelen in de ontwikkeling van nieuwe producten. We kunnen de ondertussengroep meenemen in de nieuwe geest van de wet door de ontwikkelde producten toe te passen en te experimenteren.

Openstaande keuzes/acties

• Op basis van de analyse zal blijken of er lokale of regionale acties nodig zijn om de ondertussengroep mee te nemen in de nieuwe wetgeving.

• Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluaties van beide pilots wordt bekeken of de pilots breder worden ingezet op de ondertussengroep.

5.4 Verordening

Toelichting

De verordeningsplicht voor de nieuwe Wet Inburgering is komen te vervallen. Gemeenten mogen zelf beslissen of ze een verordening opstellen, of dat beleidsregels voldoende basis geven. De VNG heeft een modelverordening opgesteld die gemeenten als voorbeeld kunnen nemen.

Gemaakte keuzes

• De Dongemond gemeenten kiezen ervoor om geen verordening op te stellen. Zo wordt voorkomen dat de verordening achteraf moet worden bijgesteld. Dit risico bestaat omdat veel in de implementatie nog onduidelijk is (met name de aanbesteding). De onduidelijkheden zullen niet geheel verholpen zijn op het moment dat de verordening al ‘de route in moet’. Ook na de ingang van de nieuwe wet bestaat er een kans op wijzigingen, niet alleen vanuit de regio maar ook vanuit het Rijk, aangezien de wet als een ‘lerend systeem’ wordt gezien.

De mogelijkheid bestaat ook om pas op een later moment, bijvoorbeeld eind 2022, alsnog een verordening op te stellen als die behoefte bestaat. De grote lijnen van de implementatie zullen dan stabiel zijn.

• Daarnaast zijn de Dongemond gemeenten van mening dat beleidsregels hoe dan ook nodig zijn. De specifieke regels m.b.t. handhaving en beboeten vragen om scherpe beleidsregels.

Openstaande keuzes/acties

• Geen

5.5 Communicatie

Toelichting

De veranderopgave inburgering zet in op een andere attitude ten aanzien van inburgering. Een verschuiving van een individuele verantwoordelijkheid voor een succesvolle inburgering bij de inburgeraar naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid van inburgeraar, gemeenten, organisaties, professionals en samenleving. Die in een gezamenlijk inspanning bijdragen aan een goede, duurzame inburgering. Een dergelijke verandering kan alleen slagen als alle betrokkenen weten wat dit voor hun rol betekent.

Duidelijke communicatie is van extra belang bij de doelgroep inburgeraars, om taalbarrières en cultuurverschillen te kunnen overbruggen. Goede afspraken aan het begin van het traject kan bijdragen aan de preventie en handhaving voorkomen.

Er wordt een communicatieplan en planning opgesteld voor de veranderopgave inburgering. Een werkgroep begeleidt de uitvoering.

Gemaakte keuzes

• We ontwikkelen regionale communicatiedoelen/boodschap. De gemeenten zijn vrij om hier lokale invulling aan te geven (bijvoorbeeld: de mate waarin het beleidskader ter opinie- of besluitvorming langs de raad gaat).

• Het communicatieplan richt zich op informeren over regionale voorbereiding en de ontwikkelingen van de nieuwe wet. Daarnaast heeft het een adviserende rol in het opstellen van voorlichtingsmateriaal.

Openstaande keuzes/acties

• Geen

5.6 Uitvoering

Toelichting

Voor de uitvoering van de nieuwe wet moeten veel werkprocessen worden ontwikkeld. Dit betreffen werkprocessen in de startfase (warme overdracht/brede intake/PIP/start ontzorgen), maar ook gedurende en bij afronding van het traject (voortgang en monitoring/bijstellen PIP/behalen inburgering/afronding). Waar mogelijk worden de werkprocessen regionaal opgesteld om verschillen te voorkomen, en vindt de uitvoering lokaal plaats. Het komende jaar worden de werkprocessen ontwikkeld en getest in de uitvoering.

Gemaakte keuzes

• Een regionale werkgroep heeft de basis gelegd voor de brede intake en het PIP. Hierop volgend is een nieuwe werkgroep Regionale Inburgering ingesteld die deze instrumenten praktisch toepasbaar maakt.

• Er is een regionaal uitvoeringsoverleg inburgering ingesteld waarin door participatieregisseurs van de vier gemeenten praktijkervaringen worden uitgewisseld en wordt geëxperimenteerd met concrete werkwijzen.

Openstaande keuzes/acties

• Online klantdossier: Hoe gaan we praktisch (en juridisch verantwoord) actuele informatie uitwisselen en beheren met de statushouders en partners. Wat is de ambitie en wat willen/kunnen we daar nu al mee?

5.7 ICT en informatievoorziening

Toelichting

De vele werkprocessen in de uitvoering moeten worden vastgelegd in een betrouwbaar ICT systeem. Op deze manier kan er goed gemonitord worden op de doelgroep, en kan cliëntinformatie veilig worden uitgewisseld met andere partners.

Gemaakte keuzes

• Een demo van het werkproces wordt momenteel ingericht in Suite. Na de testfase zal dit in alle gemeenten worden doorgevoerd.

• Aan het begin van het inburgeringstraject zal de inburgeraar een machtigingsformulier ondertekenen om de betrokken partijen toestemming te geven om veilig cliëntinformatie uit te wisselen. Dit gebeurt conform AVG.

Openstaande keuzes/acties

• Vanuit het Rijk komt mogelijk een landelijk ICT systeem om informatie tussen gemeenten en ketenpartners in de overheid te delen (bijvoorbeeld COA en DUO). Over de ontwikkeling van dit systeem is nog weinig bekend.

5.8 Formatie

Toelichting

Gemeenten moeten ook de interne capaciteit inrichten op de uitvoering van de nieuwe wet. Vanuit de wet zelf wordt duidelijk geadviseerd voor het werken met consulenten die specifiek met deze doelgroep werken. Deze consulenten vormen voor de inburgeraar een centraal aanspreekpunt en monitoren op casusniveau. Daarnaast bestaan er nog beleidstaken, en procestaken die een brug vormen tussen uitvoering en beleid (bijvoorbeeld het monitoren van de gehele caseload en de afstemming met alle interne en externe uitvoerende partners). Gemeenten zijn vrij om hier eigen invulling aan te geven. De nodige capaciteit hiervoor is voor een groot deel afhankelijk van de taakstelling.

Gemaakte keuzes

• De Dongemond gemeenten zullen de nodige formatie lokaal inrichten. Dit geldt zowel voor de beleids- als uitvoeringstaken.

• Om de werkwijze op elkaar af te stemmen wordt vanuit gemeente Drimmelen een formatieadvies geschreven wat als model gebruikt kan worden voor de andere gemeenten. De gemeenten zijn uiteraard vrij om hier van af te wijken.

• In de planning is opgenomen dat de gemeenten uiterlijk begin oktober de interne formatie hebben ingericht. Dit betekent dat voor de zomer moet worden gestart met de werving van eventuele nieuwe collega’s.

Openstaande keuzes/acties

• Op basis van het formatieadvies zullen de vier gemeenten ieder voor zich de lokale formatie moeten inrichten.

• Mogelijk wordt regionaal ingezet op deskundigheidsbevordering van bestaande consulenten (bijvoorbeeld d.m.v. inkoop van training cultuursensitief werken).

• Evt inzet van regionale tolk en/of sleutelpersoon. Afhankelijk van aanbesteding.

5.9 Toelichting planning

Voor de realisatie van de nieuwe Wet Inburgering heeft de regionale projectgroep een overzicht gemaakt van de op te leveren producten/resultaten. Onderstaand schema heeft hier een duidelijke weergave van.

afbeelding binnen de regeling

Naar aanleiding van deze productdecompositie hebben we een planning opgesteld (zie voor een samenvatting hiervan bijlage 8.2). In de planning zijn zowel de procesmatige aspecten opgenomen als de ontwikkeling van inhoudelijke producten. Voor de realisatie hiervan zijn verschillende werkopdrachten geformuleerd. De werkopdrachten worden ofwel in samenwerkingsverband uitgevoerd door regionaal gevormde werkgroepen (met collega’s vanuit de verschillende gemeenten), ofwel individueel belegd bij een lid van de regionale projectgroep. Met de werkopdrachten zullen we deels voortborduren op de werkopdrachten in 2020. Hieronder wordt de globale lijn van de planning en werkopdrachten toegelicht.

Het eerste kwartaal van 2021 start het aanbestedingstraject van de inkoop van taalonderwijs op de B1- en Z-route. Op basis van de opgehaalde informatie uit de marktconsultatie wordt mei 2021 het Programma van Eisen gepubliceerd, in augustus de voorlopige gunning en in oktober de definitieve gunning. Het aanbestedingstraject van de Onderwijsroute loopt hierop voor: de definitieve gunning hiervan vindt plaats in juli 2021.

De planning omtrent beleid en sturing is grotendeels afhankelijk van het besluit voor het wel of niet opstellen van een verordening, en het wel of niet laten vaststellen van het beleidskader door de raden. Hierbij dient hoe dan ook rekening gehouden te worden met het feit dat de processen parallel lopen aan het aanbestedingstraject. Dit vraagt om continue afstemming.

Ondertussen gaat de werkgroep ‘Regionaal werkproces inburgering’ aan de slag met het vormen van de werkprocessen. Hier wordt o.a. het format voor de brede intake en het PIP doorontwikkeld, en worden de overige werkprocessen uitgewerkt (met ruimte voor lokale inrichting). In juli 2021 zijn de werkprocessen gereed. De doorloop van beide pilots levert input voor deze werkgroep. De opgeleverde instrumenten kunnen in de praktijk worden getest bij de ondertussengroep.

De werkgroep ‘Ondersteuningsaanbod’ zal zich richten op het bredere, informele aanbod (naast het formele taalonderwijs) en de verbinding zoeken met het sociaal domein als geheel.

Ten slotte worden de ondersteunde processen meegenomen in de planning: interne formatie, ICT en informatievoorziening, financiën en communicatie.

Op alle fronten wordt regionale samenwerking gezocht. In de implementatie blijft echter altijd ruimte voor de lokale context. Het regionale beleidskader en de planning vormt de basis voor het lokale plan van aanpak.

6 Financiën

De Minister van SZW heeft op 11 november 2020 gemeld dat de invoering van het nieuwe inburgeringsstelsel wordt uitgesteld. Het streven is om de invoering met een half jaar door te schuiven naar 1 januari 2022. Dit heeft gevolgen voor de financiële middelen in de integratie uitkering Inburgering voor bekostiging van de uitvoeringskosten. Hierover zijn het Ministerie van SZW en de VNG nog in gesprek. SZW is ook nog met de VNG in gesprek over de vraag of het uitstel van de nieuwe wet gevolgen heeft voor de invoeringskosten. Gemeenten zullen worden geïnformeerd zodra de besluitvorming op de verschillende punten inhoudelijk en in financiële zin is afgerond. De gemeente ontvangt een aantal budgetten voor de uitvoering van de Wet inburgering.

6.1 Budget voor uitvoeringskosten

De gemeente ontvangt middelen om de wet uit te kunnen voeren. Dit zijn middelen voor het uitvoeren van de brede intake, het opstellen van het PIP, het volgen van de voortgang, de handhaving en de financiële ontzorging en begeleiding. Deze middelen worden toegevoegd aan het Gemeentefonds. Er zijn geen bestedingsvoorwaarden aan verbonden. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de verschillende budgetten per gemeente.

Het bedrag dat gemeenten in 2020 ontvangen betreft de incidentele bijdrage in de invoeringskosten en wordt over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners. De bedragen die gemeenten vanaf 2021 ontvangen betreffen de structurele bijdrage in de uitvoeringskosten. Deze middelen worden onder gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners (78% van het totaalbedrag) en het aantal personen met een niet-westerse migratieachtergrond (22% van het totaalbedrag). De integratie-uitkering zal onder het voorbehoud van de besluitvorming over de herijking van het gemeentefonds (naar verwachting vanaf 2022) worden overgeheveld naar de algemene uitkering.

afbeelding binnen de regeling

Sinds deze bekendmaking van deze budgetten, hebben zich twee ontwikkelingen voorgedaan:

1. Zoals eerder genoemd is de invoering van de inburgeringswet met een half jaar uitgesteld tot 1 januari 2022. Dat betekent dat er mogelijk verschuivingen optreden in de budgetten.

2. De taakstelling huisvesting inburgeraars in 2021 is meer dan twee keer zo hoog als bij de vaststelling van de budgetten is aangenomen. In de wet is geen automatisme opgenomen dat de uitvoeringskosten meebewegen. Begin januari 2021 vonden gesprekken plaats met het Ministerie om ervoor te zorgen dat dat wel gebeurt. Hierover is nog geen uitsluitsel gekomen.

Deze ontwikkelingen hebben dus tot gevolg dat we nog geen duidelijkheid hebben over de beschikbare budgetten. Die duidelijkheid verwachten we in het tweede kwartaal.

Ondertussengroep

Vanaf 2020 hebben de gemeenten ook middelen ontvangen met het label ‘verhoging taalniveau statushouders’. Deze gelden worden op dit moment deels ingezet voor de pilot duale inburgeringstrajecten. De overige gelden zullen ingezet gaan worden voor de ontwikkeling/uitvoering van initiatieven rondom de ondertussengroep. Op dit moment is de projectgroep aan de slag met een inventarisatie die moet leiden tot een opzet die parallel loopt en de verbinding houdt met implementatie van de nieuwe Wet Inburgering.

6.2 Budget voor voorzieningen

De gemeente ontvangt middelen om inburgeringsvoorzieningen te kunnen uitvoeren of inkopen. Die middelen zijn afhankelijk van het feitelijk aantal inburgeraars (en vanaf 2026 jaar ook afhankelijk van prestatiebekostiging) en bewegen dus mee met de omvang van de doelgroep. Per inburgeraar zijn de volgende bedragen beschikbaar:

Asielmigranten

Gezinsmigranten

Leerroutes

€ 10.000

MAP

€ 136

€ 195

Maatschappelijke begeleiding

€ 1.944

PVT

€ 216

€ 216

Tolkvoorziening

€ 417

€ 179

€ 12.712

€ 589

Deze bedragen zijn exclusief btw, declaratie bij het btw-compensatiefonds. Tevens zijn het gemiddelde bedragen. De feitelijke bedragen kunnen per inburgeraar verschillen, bijvoorbeeld omdat de kosten van de taalcomponent van de leerroutes kan verschillen.

De middelen worden aan de gemeente betaald in de vorm van een specifieke uitkering. Dat betekent dat deze moeten worden besteed aan inburgeringsvoorzieningen. Op basis van de huisvestingstaakstelling voor de eerste helft van 2021 zou het gaan om de volgende bedragen per jaar:

Gemeente

2022

2023

2024

Altena

440.714

664.714

720.714

Drimmelen

221.830

333.830

361.830

Geertruidenberg

221.830

333.830

361.830

Oosterhout

440.714

664.714

720.714

Let op: bovenstaand schema is een schatting. De definitieve middelen moeten nog bekend gemaakt worden in de verschillende circulaires. Ontwikkelingen zoals een nieuw kabinet, instroom vluchtelingen en andere maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op de hoogte van de uitkering.

Prestatiebekostiging

Vanaf 2026 wordt 10% van het inburgeringsvoorzieningenbudget prestatie-afhankelijk, waarbij gekeken wordt naar de prestatie over t-2. Dit betekent dus dat de gemeente vanaf 2023 een extra (financiële) prikkel heeft om ervoor te zorgen dat de inburgeringstrajecten leiden tot een succesvolle inburgering.

Voor dit budget geldt een meeneemregeling: overschotten mogen worden overgeheveld naar het volgende jaar.

Deze middelen dekken niet de kosten voor de participatiecomponent van de inburgering. Deze vallen onder de reguliere budgetten van de Participatiewet en de Wmo.

6.3 Budget voor invoeringskosten

Om de wet voor te bereiden en te implementeren stelt het Rijk eenmalig een budget voor invoeringskosten beschikbaar. Deze gelden zijn onderdeel van de genoemde bedragen in de tabel uitvoeringskosten. Die middelen worden gebruikt voor de beleidsvoorbereiding, de inkoop en aanbesteding, deskundigheidsbevordering bij uitvoerende collega’s, de aanpassing van de dienstverlening en het uitvoeren van pilots. Daarnaast worden werkprocessen ontwikkeld en/of aangepast.

7 Risico’s en beheersmaatregelen

Op voorhand wordt een aantal risico’s voorzien waarvoor beheersmaatregelen genomen worden:

• Huisvesting taakstelling

Het is voor gemeenten een enorme uitdaging om aan de gegeven taakstelling voor 2021 te voldoen, die verdubbeld is t.o.v. 2020. In combinatie met de krapte op de woningmarkt is dit mogelijk een lastige opgave. Het kan zijn dat dit in de praktijk zorgt voor een lange wachttijd tussen het moment van koppeling aan een gemeente en het daadwerkelijke verhuizen, omdat het lang duurt voordat er een woning beschikbaar is. Voor de inburgering is dit niet gunstig. De inburgeraar raakt gedemotiveerd door het vele wachten.

Beheersmaatregel: dit risico is slechts deels te beheersen, door te kijken naar creatieve oplossingen in het huisvestingsprobleem. Dit wordt in de regio al onderzocht. Ook bestaat er een kans dat de taakstelling toch nog naar beneden zal worden bijgesteld, i.v.m. het protest vanuit vele gemeenten richting het Rijk. Wanneer hierover uitsluitsel komt is onduidelijk.

• Opnieuw uitstel wet

In de communicatie vanuit het Rijk wordt 1 januari 2022 als ‘streefdatum’ genoemd. Met een demissionaire Tweede Kamer en de lopende verkiezingen bestaat er echter een kans dat de wet opnieuw wordt uitgesteld.

Beheersmaatregel: dit risico is op te vangen door geen onomkeerbare beslissingen te nemen voordat de wetgeving in werking is getreden. We hebben geen invloed op de ingangsdatum, hierin zijn wij als Dongemond regio afhankelijk van het Rijk. Tot nadere berichtgeving gaan we uit van een startdatum van 1 januari 2022.

• Financiën taalonderwijs Onderwijsroute

Op landelijk niveau bestaan geluiden dat de begrote bedragen te krap zijn voor de financiering van de leerroutes (€10.000, - per inburgeraar). Deze zorgen gelden met name voor de Onderwijsroute.

Het risico bestaat dat dit mogelijk ten koste gaat van de kwaliteit van onderwijs.

Beheersmaatregel: dit risico valt deels te beheersen. Om zo veel mogelijk schaalvoordeel te hebben in de Onderwijsroute is reeds gekozen voor een samenwerking met Breda en regio. De verdere kwaliteitsborging en afspraken met taalaanbieders zal moeten blijken uit het verdere aanbestedingstraject.

• Corona

Het verloop van de coronacrisis heeft direct gevolgen op de inburgering. Gezien de culturele verschillen en taalbarrière is juist bij deze doelgroep het persoonlijk contact ontzettend belangrijk in de begeleiding. Het is voor consulenten en uitvoerende partijen moeilijk om in contact te blijven met de doelgroep tijdens de lockdowns.

Beheersmaatregel: dit risico valt deels te beheersen. Hoewel het verloop van corona onvoorspelbaar blijft, weten we al dat digitale vaardigheden steeds belangrijker zullen worden. Digitalisering/digitale vaardigheden zal daarom als randvoorwaarde worden opgenomen in de aanbesteding. Hiervoor is het wel nodig dat de inburgeraars ook de middelen (laptops) krijgen om digitale vaardigheden op te doen. Ook de maatschappelijke begeleiding zal hierop moeten worden ingericht, door te kijken naar mogelijkheden om online contact te hebben.

• Planning

Een aantal pijlers in de planning lopen parallel aan elkaar: de vaststelling van dit beleidskader, de marktconsultatie en de aanbestedingstraject en een mogelijke verordening. Deze onderdelen hebben invloed op elkaars proces. Dit kan er toe leiden dat er inhoudelijk onvoorziene wijzigingen moeten worden aangebracht gedurende het proces.

Beheersmaatregel: dit risico is deels te beheersen. In de planning is het onoverkomelijk dat de trajecten parallel lopen aan elkaar. Daarom is continue afstemming nodig tussen de onderdelen. Dit beleidskader wordt daarom gezien als een groeidocument, wat in de loop van 2021 zal worden bijgesteld. Dit zal ook als aandachtspunt moeten worden meegenomen in het aanbestedingstraject, door enige flexibiliteit van de aanbieders te vragen.

8 Bijlagen

8.1 Doelgroep toelichting

8.1.1 Asielzoeker, vluchteling, asielstatushouder

Niet iedere asielzoeker in Nederland is een vluchteling. Een asielzoeker is iemand die een ander land om bescherming vraagt door een asielverzoek in te dienen. Het land waar asiel wordt gevraagd, gaat dan na of de asielzoeker valt onder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties en dus bescherming nodig heeft. Dit onderzoek gebeurt in de asielprocedure. De meeste vluchtelingen in Nederland begonnen dus als asielzoekers. Wie (na screening van de IND) in Nederland mag blijven, ontvangt een tijdelijke verblijfsvergunning voor vijf jaar. Zij hebben daarmee status en dan spreken we van ‘(asiel)statushouders’. Op dat moment wordt ook bepaald of de statushouder inburgeringsplichting is. Kinderen onder 18 jaar zijn in ieder geval niet inburgeringsplichtig, maar vallen onder de leerplicht (of kwalificatieplicht).

8.1.2 Inburgeraars met en zonder uitkering

Inburgeraars ontvangen het volledige aanbod vanuit de Wet Inburgering omdat zij zich – zonder voorinburgering in eigen land – voor het eerst vestigen in een gemeente. Het inburgeren moet op alle fronten nog gebeuren en dat vraagt maximale begeleiding. Behalve inburgeraars die een bijstandsuitkering ontvangen wordt ook regie gevoerd op de inburgering van inburgeraars die geen uitkering ontvangen. Dit kunnen inburgeraars zijn die meteen na vestiging in de gemeente aan het werk gaan (dit komt zelden voor). Daarnaast blijven ook inburgeraars die uit de bijstand stromen en aan het werk gaan in beeld voor hun inburgering. Dit is een verschil ten opzichte van de huidige situatie, waarin de gemeente met name betrokken is bij de inburgering op het moment dat er een relatie is met de Participatiewet.

8.1.3 Nareizigers met en zonder uitkering

Inburgeraars komen ook in aanmerking voor gezinshereniging met echtgenoten, partners en kinderen. Als gezinshereniging wordt toegekend, komen de familieleden naar Nederland en gaan zij bij de inburgeraar wonen. Zijn zij zelf ook inburgeringsplichtig, dan zullen zij ook onder de dezelfde voorwaarden als asielstatushouders moeten inburgeren onder de nieuwe Wet Inburgering.

8.1.4 Gezinsmigranten en overige migranten

Ook voor gezinsmigranten en overige migranten is het van groot belang dat zij inburgeren. Belangrijk verschil is dat hun startpositie in Nederland wezenlijk anders is dan die van asielstatushouders. Gezinsmigranten hebben een overwogen keuze gemaakt om naar Nederland te verhuizen om zich te vestigen bij hun partner met Nederlandse nationaliteit. Zij hebben zich, onder andere in het kader van het inburgeringsexamen in het kader van de Wet inburgering in het buitenland (Wib), voorbereid op hun komst en verplichtingen in Nederland. Daardoor hebben zij veelal al enige kennis van de Nederlandse taal (op niveau A1) als zij starten met hun inburgeringstraject in Nederland. Daarnaast beschikken ze vaak over meer doenvermogen door het beschikbare netwerk en de partner die reeds geworteld is in de Nederlandse samenleving en die over een inkomen beschikt. Om deze redenen wijkt het inburgeringstraject van gezinsmigranten en overige migranten op onderdelen af van dat van asielstatushouders.

Omdat gezinsmigranten en overige migranten veelal niet afhankelijk zijn van een uitkering en de Participatiewet om die reden niet op hen van toepassing is, kan op het gebied van participatie minder van hen worden gevraagd dan van asielstatushouders. De beslissingen op grond van de Participatiewet die onderdeel uitmaken van het PIP van statushouders maken daarom geen onderdeel uit van het PIP van gezinsmigranten en overige migranten. Het verdere onderscheid in de aanbodplicht per doelgroep wordt verder in het stuk toegelicht.

8.2 Planning tot 1 jan 2022

afbeelding binnen de regeling

8.3 Taalniveaus

afbeelding binnen de regeling

8.4 Definities en toelichting terminologie

Vluchteling

Een vluchteling is iemand die in zijn thuisland 'gegronde vrees' heeft voor vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde etnische of sociale groep, en die in het eigen land geen bescherming krijgt. Deze definitie is bepaald in het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties.

Asielzoeker

Een asielzoeker is iemand die een ander land om bescherming vraagt door een asielverzoek in te dienen. Het land waar asiel wordt gevraagd, gaat dan na of de asielzoeker valt onder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties en dus bescherming nodig heeft. Dit onderzoek gebeurt in de asielprocedure.

(Asiel)Statushouder, Asielzoekers met vergunning voor bepaalde tijd, vergunninghouder

Wie na onderzoek van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland mag blijven, ontvangt een tijdelijke verblijfsvergunning voor een periode van in ieder geval vijf jaar. Zij hebben daarmee een status en worden dan statushouders genoemd.

Na vijf jaar wordt opnieuw gekeken of het land van herkomst veilig is. Als het dan nog steeds onveilig is, mogen zij permanent in Nederland blijven. Is het land inmiddels wel veilig, dan moeten ze terug.

Alleenstaande minderjarigen (AMV’s Gezinshereniging)

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) zijn kinderen die zonder ouders of voogd in Nederland asiel aanvragen. Zij zijn extra kwetsbaar en verdienen daarom extra bescherming. Een vluchteling die in Nederland een verblijfsvergunning heeft gekregen, heeft echt op gezinshereniging. Dit betekent dat zijn of haar gezinsleden naar Nederland mogen komen. Daar gelden strikte regels voor.

Dit zijn de drie voorwaarden waaraan gezinshereniging moet voldoen:

• Binnen drie maanden: nadat een vluchteling een verblijfsvergunning heeft verkregen, heeft hij drie maanden de tijd om een aanvraag voor gezinshereniging in te dienen.

• Huwelijk bestond al: het huwelijk of partnerschap bestond al voordat de vluchteling naar Nederland vluchtte.

• Gezin bestond al: de gezinsleden vormden al voordat de vluchteling naar Nederland kwam samen een gezin in het land van herkomst of in een buurland.

Genodigden, hervestigers of hervestigde vluchtelingen

De meeste vluchtelingen trekken naar buurlanden en komen daar terecht in grote vluchtelingenkampen. Ze leven daar onder erbarmelijke en vaak onveilige omstandigheden. Wanneer de situatie voor vluchtelingen uitzichtloos is, zij extra gevaar lopen of kampen met een complexe medische aandoening of handicap, komen zij in aanmerking voor hervestiging in Nederland.

Schrijnende gevallen

De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, selecteert deze zogenoemde 'uitgenodigde vluchtelingen' en draagt ze voor aan de Nederlandse overheid. Deze vluchtelingen hoeven bij aankomst geen asielprocedure te doorlopen en worden direct in een gemeente gehuisvest.

Taakstelling

Elke gemeente in Nederland krijgt de opdracht om een aantal statushouders te huisvesten.

Huisvesting

Gemeenten moeten asielzoekers met een verblijfsvergunning passende woonruimte aanbieden.

Zodra een asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt, heeft het COA 2 weken de tijd om de vergunninghouder aan een gemeente te koppelen.

Gemeenten hebben gemiddeld 10 weken de tijd om woonruimte te vinden en de verhuizing te regelen. Dit is een gemiddelde. Het duurt voor sommige vergunninghouders daarom langer voor ze een woning aangeboden krijgen.

Voor woonruimte maken gemeenten vooral gebruik van het aanbod van sociale huurwoningen van woningcorporaties. Nadat een woning is gevonden heeft de vergunninghouder 2 weken de tijd om daadwerkelijk te verhuizen. Zij gebruiken deze tijd onder andere om hun woning in te richten.

AZC

Een asielzoekerscentrum is een plaats waar vluchtelingen verblijven totdat over hun asielaanvraag een beslissing is genomen.

COA

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 3 juni 2021,

Geertruidenberg,

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere, M. Witte