Beleidsregels sluiting voor het publiek openstaande gebouwen Kaag en Braassem 2021

Geldend van 20-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels sluiting voor het publiek openstaande gebouwen Kaag en Braassem 2021

De burgemeester van Kaag en Braassem;

Gelet op mijn bevoegdheid in artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem 2012 tot oplegging van een last onder bestuursdwang om een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf geheel of gedeeltelijk te sluiten indien de openbare orde dit naar mijn oordeel vereist;

Gelet op de noodzaak om tegen verstoring van de openbare orde op te treden;

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen Kaag en Braassem 2021

Bevoegdheid

De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, in het belang van de openbare orde geheel of gedeeltelijk sluiten

Doel

Het doel van de sluiting is het herstel en bescherming van de openbare orde door het weren en terugdringen van gedragingen of strafbare feiten in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden.

Naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde heeft de sluiting tevens tot doel om de loop naar een gebouw voor bedoelde (strafbare) gedragingen eruit te halen. De naamsbekendheid van een gebouw voor dergelijke activiteiten moet worden doorbroken. De activiteiten kunnen dan ook niet door een rechtsopvolger worden voortgezet. Door middel van een sluiting kan dit worden bereikt.

Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting

In situaties van een ordeverstoring die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174, tweede lid) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond van de Gemeentewet kan echter slechts voor een beperkte periode en bij een acute (dreiging van) ernstige verstoring van de openbare orde. Als langere sluiting is gewenst of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem 2012 hiertoe de bevoegdheid. Sluiting op deze grond is niet mogelijk voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien, bijvoorbeeld in de Algemene Plaatselijke Verordening of in artikel 13b van de Opiumwet. Op grond van artikel 13b Opiumwet kunnen ook andere dan voor het publiek openstaande gebouwen gesloten worden, zoals bedrijfspanden en woningen. Voor het gebruik van deze bevoegdheid is apart beleid opgesteld.

(Strafbare) gedragingen die de openbare orde aantasten

De onderstaande lijst met (strafbare) gedragingen zullen in ieder geval in ogenschouw worden genomen als een verstoring van de openbare orde wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden:

- heling;

- intellectuele-eigendomsfraude (IE fraude);

- witwassen;

- zedendelicten;

- geweldsincidenten;

- aantreffen (vuur)wapens;

- handel in (vuur)wapens;

- (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel;

- illegale gokactiviteiten;

- het faciliteren van strafbare activiteiten.

Deze lijst met (strafbare) gedragingen is niet limitatief.

Op grond van artikel 2:79 van de APV kunnen voor publiek openstaande gebouwen ook worden gesloten bij ontoelaatbare overlast. Deze overlast heeft tot gevolg dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende voor publiek openstaande gebouw te zwaar onder druk staat. Ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruik makend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is in planologisch opzicht al rekening gehouden. Daarnaast kunnen maatregelen worden opgenomen via het stellen van voorschriften in de vergunning voor het bedrijf op grond van milieuregelgeving dan wel regelgeving voor openbare inrichtingen (horeca).

Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren bij ontoelaatbare overlast zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, toeteren, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, geruzie, (licht) handgemeen. Daarnaast kan er sprake zijn van intimidatie van (de buurt)bewoners.

Bij meldingen van overlast is het van belang een zo goed mogelijk feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. In geval van (klachten over) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

- er moet sprake zijn van effecten op de woon- en leefomgeving die - gelet op de situering van het voor publiek openstaande gebouw en het karakter van de omgeving - inderdaad als ontoelaatbaar kunnen worden gekwalificeerd;

- de overlast moet structureel zijn. Het gaat hier niet om incidentele gevallen van overlast;

- de overlast moet te herleiden zijn tot het gebouw of bedrijf waarop de klachtenbetrekking hebben en;

- het moet gaan om 'objectiveerbare' overlast op basis meldingen, bevindingen en/of eventuele metingen.

Risico-indicatoren

Bij de afweging van de belangen tegenover de ernst van de situatie, zijn onderstaande risico-indicatoren van belang. De lijst met risico-indicatoren bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde risico-indicator kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.

Indicatoren:

- De hoeveelheid van aangetroffen goederen, die vatbaar zijn voor inbeslagname, volgens het Wetboek van Strafvordering;

- Er is sprake van een cumulatie van (strafbare) gedragingen in relatie met het voor publiek openstaande gebouw;

- De mate waarin het voor publiek openstaande gebouw betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar criminogene handelingen plaatsvinden of een ontmoetingsplek is van waaruit de ontoelaatbare overlast voortkomt. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met (strafbare) gedragingen in verband kunnen worden gebracht;

- Er is een vermoeden dat de betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied vermogensdelicten, van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging);

- Aannemelijkheid dat het voor publiek openstaande gebouw niet overeenkomstig de gebruiksfunctie wordt gebruikt;

- Aannemelijkheid dat behalve het voor het publiek openstaande gebouw of het daarbij behorende erf nog een of meer locatie(s) betrokken is/zijn bij de (strafbare) gedragingen;

- Het voor publiek openstaande gebouw ligt in een kwetsbare woon- of leefomgeving;

- De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden.

Duur van de sluiting

De burgemeester kan een voor publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf geheel of gedeeltelijk sluiten. De duur van de sluiting kan variëren van drie maanden tot onbepaalde tijd en is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. De burgemeester kan ambtshalve, of op verzoek van belanghebbenden, het sluitingsbevel intrekken. Uit feiten en omstandigheden moet dan blijken dat er geen sprake (meer) is van (dreiging van) herhaling van de gedragingen die tot de sluiting hebben geleid.

Afwijkingsbevoegdheid

Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Feitelijke sluiting

Ingevolge artikel 5:21 van de Awb wordt onder een last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Ter uitvoering van deze beleidsregels betekent dit dat aan belanghebbende een last wordt opgelegd om het (deel van het) gebouw, binnen een gestelde begunstigingstermijn, zelf te ontruimen en “sluit klaar” te maken.

De begunstigingstermijn is bedoeld om de belanghebbenden enkel een termijn te geven waarbinnen zij zelf het gebouw “sluit klaar” kunnen maken om zo de kosten van de tenuitvoerlegging te verminderen dan wel te voorkomen. In de praktijk houdt dit met name in het tijdig weghalen van persoonlijke eigendommen en het tijdig nemen van met aan de sluiting verbonden maatregelen, bijvoorbeeld het afsluiten van nutsvoorzieningen.

Na het verstrijken van deze termijn wordt door of namens de burgemeester gecontroleerd of het gebouw “sluit klaar” is en eventueel worden noodzakelijke maatregelen genomen. Daarna wordt het gebouw verzegeld om controle mogelijk te maken en op de deur wordt een sluitingsbesluit aangebracht.

Deze definitieve sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat het gebouw door niemand mag worden betreden. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast kan het betreden van een gesloten pand, woning of erf, in de plaatselijke Algemene plaatselijke verordening strafbaar zijn gesteld.

Bij de uitvoering van de definitieve sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook vertegenwoordigers van andere (keten)partners aanwezig zijn, bijvoorbeeld: een aannemer, het energiebedrijf, de GGD of een medewerker van een verslavingszorginstelling.

De begunstigingstermijn aan belanghebbende wordt gesteld op 48 uur tot een week, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De begunstigingstermijn is bedoeld om de ontruiming uit te voeren en het gebouw ‘sluit klaar’ te maken. Indien de last niet of niet tijdig binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, zal de burgemeester de last door feitelijk handelen ten uitvoer (laten) leggen.

De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat het voor publiek openstaande gebouw door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden.

Van dringende redenen is bijvoorbeeld sprake bij schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand daarvoor noodzakelijk is. Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.

Spoedeisende situaties

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan op grond van art. 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) direct een bevel tot sluiting worden gegeven voor een periode van ten hoogste twee weken. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Deze maatregel is bedoeld om de situatie te bevriezen, zodat gelegenheid ontstaat om gedegen onderzoek te doen naar de exacte feiten en omstandigheden van de situatie. Tevens kan deze periode benut worden om de definitieve maatregel te bepalen.

Zorgvuldigheid (zienswijze)

Voorafgaand aan een besluit van de burgemeester tot het nemen van een eventuele maatregel, worden de belanghebbenden uitgenodigd om hun zienswijze kenbaar te maken. Dit in het kader van een zorgvuldige belangenafweging in de zin van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht. Deze zienswijze kan zowel mondeling als schriftelijk worden ingediend. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na een eventuele zienswijze worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidslijn. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en de handhavingspartners. Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen bezwaar worden gemaakt. Bezwaar schorst de werking van het besluit niet. Hiervoor zal de belanghebbende de voorzieningenrechter moeten vragen het besluit te schorsen hangende de behandeling van het bezwaar.

Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een voor publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorende erf, als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het object en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het object, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het object blijft gesloten.

Registratie WKPB

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 2:79 van de APV, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKBP-register.

Kosten toepassing bestuursdwang

De kosten van het effectueren van de sluiting voor toepassing van bestuursdwang zullen in beginsel op betrokkenen worden verhaald.

Bedrijfsvoorraad

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor eventuele bedrijfsvoorraad of andere goederen te zorgen. Bij het vergaan van bedrijfsvoorraad is de betrokkene zelf verantwoordelijk voor de eventuele financiële gevolgen.

Nazorgtraject

Wanneer de sluitingstermijn is verstreken, zal in overleg met de eigenaar en/of gebruiker een overdracht van het voor publiek openstaande gebouw plaatsvinden. Indien er sprake is van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het beheer van het pand over te nemen.

Strafbaarstellingen

Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

  • Het negeren of overtreden van het sluitingsbevel is een strafbaar feit en wordt, op grond van artikel 6:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Kaag en Braassem 2012 gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht;

  • artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, strafbaar is;

  • het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

  • artikel 447 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving) strafbaar is.

Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Citeertitel

Deze beleidslijn wordt aangehaald als: “Beleidsregels sluiting voor het publiek openstaande gebouwen Kaag en Braassem 2021”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 14 juli 2021

De burgemeester van Kaag en Braassem,

Mr. K.M. van der Velde-Menting

Bijlage 1 Relevante wet- en regelgeving

Artikel 2:79 AlgemenePlaatselijkeVerordening

  • 1.

    De burgemeester kan, indien de openbare orde dit naar zijn oordeel vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.

  • 3.

    Het bevel tot sluiting geldt voor bepaalde of onbepaalde tijd; in het laatste geval wordt het bevel tot sluiting opgeheven bij openbaar te maken besluit.

  • 4.

    Een ieder is verplicht toe te laten, dat het in het tweede lid bedoelde besluit ter plaatse wordt aangebracht en daar aangebracht blijft, zolang het bevel van kracht is.

  • 5.

    Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

  • 6.

    Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.

Artikel174 Gemeentewet

  • 1.

    De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.

  • 3.

    De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.