Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 6 juli 2021, nr. 1651799/1660350, houdende regels omtrent het binnen de stikstofbank instellen van een doelgebonden depositiebank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie (Instellingsbesluit doelbank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie)

Geldend van 13-07-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 6 juli 2021, nr. 1651799/1660350, houdende regels omtrent het binnen de stikstofbank instellen van een doelgebonden depositiebank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie (Instellingsbesluit doelbank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

Gelet op:

  • artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming;

  • artikel 10b van de Beleidsregels intern en extern salderen Noord-Holland;

  • artikel 4:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht.

Overwegende dat:

  • Gedeputeerde Staten op grond van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland de mogelijkheid hebben specifieke doelgebonden depositiebanken in te stellen als onderdeel van de stikstofbank;

  • afgesproken is dat het Rijk zorg draagt voor borging in een ministeriële regeling en dat totdat deze regeling in werking treedt borging plaatsvindt via provinciale beleidsregels;

  • het provinciale beleid gericht is op het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingen en projecten mits de daarmee gepaard gaande effecten, waaronder die van stikstofdepositie, de realisatie van de Natura 2000 doelstellingen niet belemmert;

  • zoals vastgesteld in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2020 de provincie onder andere:

    • o

      de ambitie heeft een klimaatneutrale provincie in 2050 te zijn en economische potentie van de energietransitie en de circulaire economie te benutten;

    • o

      in 2030 het verlies van (primaire) grondstoffen geschikt voor hergebruik met de helft wil terugbrengen ten opzichte van 2018 en volledige circulariteit wil bereiken in 2050, en daarvoor kansen ziet in het bijzonder in het Noordzeekanaalgebied;

    • o

      ruimte wil bieden voor energie-infrastructuur in Noord-Holland met het Noordzeekanaalgebied als één van de schakels in een nationaal netwerk;

    • o

      het beleid voortzet dat duidelijkheid, ruimte en zekerheid biedt voor de economische activiteiten van internationale grootschalige industriële complexen met milieucontouren en daarin erkent dat oprukkende woningbouw druk zet op de ontwikkel- en milieuruimte voor deze economische complexen;

  • in de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 is gesteld dat intensivering van bedrijventerreinen van belang is, waarbij er voldoende milieuruimte moet zijn;

  • in de Omgevingsverordening NH2020 industrieterreinen van provinciaal belang zijn vastgesteld;

  • in de Nationale Omgevingsvisie het Noordzeekanaalgebied door het Rijk is aangewezen als één van de NOVI-gebieden;

  • dit instellingsbesluit aanvullend is op de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland en het besluit van Gedeputeerde Staten tot inrichten van de stikstofbank;

  • de maximaal mogelijke intensiteit aan scheepvaart vanaf de Noordzee, gerelateerd aan activiteiten in het achterliggende havengebied, reeds is beoordeeld en vergund op grond van de vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 voor de aanleg en het gebruik van de nieuwe Zeesluis in IJmuiden (DGAN-NB/15163083, 9 december 2015);

  • het in het belang van alle partijen is dat realistische aanvragen voor depositieruimte worden ingediend;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een doelgebonden depositiebank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie als onderdeel van de stikstofbank.

Artikel 2 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1 van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland zijn van overeenkomstige toepassing op dit besluit. Voor de toepassing van dit besluit wordt aanvullend daarop verstaan onder:

  • a)

    aanvraag: aanvraag voor een natuurvergunning voor een project als bedoeld onder f) met een verzoek om toedeling van depositieruimte uit de doelbank als bedoeld onder d)

  • b)

    beste beschikbare technieken: technieken als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • c)

    circulaire economie: activiteiten die op industrieel niveau aantoonbaar afvalproducten en/of –stromen:

    • hergebruiken als nieuwe of secundaire grondstof (bijvoorbeeld door te hergebruiken, repareren, vernieuwen, vermaken, of recyclen van producten of materialen); of

    • scheiden of sorteren ten behoeve van re- of upcycling

  • d)

    doelbank: de doelgebonden depositiebank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie van de provincie Noord-Holland

  • e)

    energietransitie: activiteiten die aantoonbaar bijdragen aan transitie van productie van niet-hernieuwbare naar hernieuwbare duurzame energie

  • f)

    project: een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming met N-depositie op een Natura 2000-gebied

  • g)

    verduurzaming industrie: activiteiten waarmee aantoonbaar permanent een afname van ten minste 30% emissies van broeikasgassen of stikstofemissie en stikstofdepositie wordt gerealiseerd ten opzichte van de bestaande situatie waarvoor een toestemming zoals bedoeld in artikel 1 van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland is verleend. Hieronder valt ook het verplaatsen van een bedrijf binnen Nederland mits deze verplaatsing ten opzichte van de eerdere locatie aantoonbaar en permanent tot minimaal 30% minder emissies van broeikasgassen of stikstofemissie en stikstofdepositie leidt.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland komt een aanvraag voor een project binnen het werkingsgebied industrieterreinen van provinciaal belang zoals opgenomen in de Omgevingsverordening NH2020 in aanmerking voor toebedeling van depositieruimte uit de doelbank.

  • 2. Uitsluitend projecten in dit werkingsgebied die bijdragen aan energietransitie, een circulaire economie of verduurzaming van industrie komen in aanmerking voor toebedeling van depositieruimte uit de doelbank.

  • 3. Depositieruimte kan uitsluitend worden toebedeeld aan:

    • a.

      projecten van inrichtingen van categorie 3.2 en hoger uit de ‘Staat bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen’ van de VNG-publicatie ‘Handreiking Bedrijven en milieuzonering’ (uitgave 2009); of

    • b.

      projecten ten behoeve van aanleg van energie-infrastructuur nodig voor energietransitie.

  • 4. Er wordt geen depositieruimte uit de doelbank toebedeeld aan:

    • a.

      legalisatie van projecten waarvoor een meldingsplicht gold op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof zoals dat luidde tot 1 januari 2017 of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019 en waarvoor een melding is gedaan;

    • b.

      scheepvaartbewegingen.

Artikel 4 Instelling en vulling van de doelbank

  • 1. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het inrichten van de doelbank en nemen de daarvoor benodigde beslissingen.

  • 2. De doelbank is een voorziening, waarin in ieder geval gegevens worden opgenomen met betrekking tot de reservering, de toedeling, de afschrijving en de bijschrijving van de depositieruimte overeenkomstig dit besluit.

  • 3. De doelbank wordt gevuld met vrijgemaakte depositieruimte ten aanzien van de activiteit waarvan de toestemming na inwerkingtreding van dit besluit wordt ingetrokken.

  • 4. De in de doelbank beschikbare depositieruimte neemt af door het reserveren en toedelen van depositie aan projecten en neemt toe door het vullen als bedoeld in het derde lid.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Bij de aanvraag wordt een schriftelijke onderbouwing overgelegd, waaronder een AERIUS-berekening, waaruit blijkt dat het project zowel vanuit technisch als bedrijfseconomisch perspectief realistisch is en aannemelijk is dat realisatie van het project binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de natuurvergunning aanvangt en drie jaar na het onherroepelijk worden van de natuurvergunning is gerealiseerd.

  • 2. Bij de aanvraag wordt aangetoond dat het project ten minste voldoet aan beste beschikbare technieken voor wat betreft de emissie van NOx en NH3.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen gemeenten, Havenbedrijf Amsterdam of andere relevante partijen om advies vragen over de aanvraag. Wie van deze partijen Gedeputeerden Staten om advies vragen is afhankelijk van de aanvraag. Gedeputeerde Staten zullen in ieder geval in een zo vroeg mogelijk stadium om een dergelijk advies vragen bij aanvragen voor depositieruimte groter dan 0,2 mol stikstof per hectare per jaar op enig relevant hexagoon.

Artikel 6 Reserveren depositieruimte in de doelbank

  • 1. Indien de aanvraag voldoet aan het bepaalde artikel 3 en artikel 5, eerste en tweede lid, reserveren Gedeputeerde Staten depositieruimte in de doelbank op volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag en voor zover alle daarvoor benodigde depositieruimte in de doelbank beschikbaar is. Bij ontvangst via de post geldt het tijdstip van 12.00 uur op de dag van ontvangst van een volledige aanvraag. Bij ontvangst op hetzelfde tijdstip vindt reservering plaats op volgorde van kleinste naar grootste gevraagde depositieruimte.

  • 2. Depositieruimte wordt uitsluitend gereserveerd voor zover andere vormen van mitigatie of vrijstelling niet volledig toereikend zijn.

  • 3. Een reservering vervalt bij de afwijzing of intrekking van een aanvraag om een natuurvergunning, waarna de hierbij betrokken depositieruimte opnieuw beschikbaar komt in de doelbank.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen geregistreerde depositieruimte in de doelbank tot uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van dit besluit reserveren. Daarna vervalt eventuele resterende depositieruimte.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen de termijn als bedoeld in het vierde lid, éénmalig met maximaal vijf jaar verlengen en bepalen dat resterende depositieruimte als bedoeld in het vijfde lid vervalt dan wel opnieuw beschikbaar komt als vulling in de doelbank.

  • 6. Bij verval van resterende ruimte door tijdsverloop als bedoeld in het vierde of vijfde lid ontstaat geen recht op vergoeding.

Artikel 7 Toedeling depositieruimte in natuurvergunning

  • 1. Gedeputeerde Staten delen gereserveerde depositieruimte toe bij de verlening van een natuurvergunning voor zover de N-depositie op geen enkel relevant hexagoon voor stikstofgevoelige habitats binnen een Natura 2000-gebied toeneemt, waarbij salderen in acht wordt genomen zoals gedefinieerd in de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen aan de door hen verleende natuurvergunning waarbij depositieruimte uit de doelbank is toebedeeld, dan wel burgemeester en wethouders verzoeken, om aan de door hen verleende natuurvergunning waarbij depositieruimte uit de doelbank is toebedeeld, het voorschrift te verbinden dat de vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd voor zover:

    • a.

      de realisatie van het project waarvoor depositieruimte is toebedeeld niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de natuurvergunning waarbij de depositieruimte is toebedeeld, is aangevangen;

    • b.

      na aanvang van de realisatie van het project gedurende een termijn van 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de natuurvergunning;

    • c.

      het project waarvoor depositieruimte is toebedeeld niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de natuurvergunning waarbij de depositieruimte is toebedeeld, is gerealiseerd;

    • d.

      niet langer aannemelijk is dat realisatie van het project nog geheel of gedeeltelijk uitvoerbaar is of hiervoor depositieruimte nodig is.

  • 3. Gereserveerde en toebedeelde N-deposities zijn niet beschikbaar in het kader van andere aanvragen om natuurvergunning.

  • 4. Op het moment dat een natuurvergunning waaraan depositieruimte is toebedeeld, wordt vernietigd of ingetrokken en die vernietiging of intrekking onherroepelijk wordt, vloeit de depositieruimte terug naar de doelbank, waarna deze weer kan worden toebedeeld.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de in dat lid genoemde omstandigheden zich voordoen na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6, vierde of vijfde lid.

  • 6. Artikel 6, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Voor productieprocessen energietransitie boven de 10 Megawatt aan totaal thermisch vermogen van de stookinstallaties wordt per project niet meer dan 0,6 mol depositieruimte per hectare, per jaar toebedeeld uit de doelbank. Voor overige projecten die onder dit besluit vallen, wordt per project niet meer dan 0,2 mol depositieruimte per hectare, per jaar toebedeeld uit deze doelbank.

  • 8. In geval het project betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer dan geldt de in het zevende lid opgenomen waarde in cumulatie voor andere projecten met betrekking tot dezelfde inrichting waarvoor binnen een periode van twee jaar een aanvraag wordt gedaan voor depositieruimte uit deze doelbank.

  • 9. Toedeling van depositieruimte vindt uitsluitend plaats ten behoeve van een project dat vanuit technisch en bedrijfseconomisch perspectief realistisch is. Bij de toedeling worden de gegevens als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, in de afweging betrokken.

  • 10. Depositieruimte kan voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd worden toebedeeld. In de natuurvergunning wordt aangegeven welke situatie aan de orde is.

  • 11. Zodra toebedeelde depositieruimte niet meer nodig is voor het project waarvoor de depositieruimte is aangevraagd, dient de houder van de natuurvergunning dit te melden bij Gedeputeerde Staten.

  • 12. Na ontvangst van een melding dat toebedeelde depositieruimte niet meer nodig is of na het verstrijken van de termijn bij toedeling voor bepaalde tijd, kan depositieruimte terugvloeien naar de doelbank, waarna deze weer kan worden uitgegeven.

Artikel 8 Registratieplicht

Gedeputeerde Staten kunnen aan de toedeling van depositieruimte de voorwaarde verbinden dat vergunninghouder de stikstofdepositie van het project jaarlijks registreert en rapporteert aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 9 Bekendmaking en inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het besluit wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit doelbank energietransitie, circulaire economie en verduurzaming industrie.

Ondertekening

Haarlem, 6 juli 2021.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.T.H. van Dijk, voorzitter

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Toelichting

Algemeen

Op 17 november hebben Gedeputeerde Staten het Regionaal Stikstofregistratiesysteem (RSRS) ingesteld. Het RSRS is ingesteld om te borgen dat vrijgemaakte en vrijgevallen depositieruimte kan worden vastgelegd om deze later weer uit te geven. De gezamenlijke provincies hebben de instelling van het RSRS nader vormgegeven. Dit heeft ertoe geleid dat de naam van het RSRS is gewijzigd in ‘stikstofbank’. Binnen deze stikstofbank kunnen afzonderlijke stikstofdepositiebanken functioneren. Voor de gezamenlijke provincies is dat de microdepositiebank. Daarnaast kunnen dat doelbanken zijn, die door een of meerdere bevoegde gezagen worden ingesteld.

De stikstofbank (en daarbinnen de microdepositiebank en de doelgebonden depositiebanken (ook genoemd doelbanken) is een stikstofregistratiesysteem met als functie het mogelijk maken van salderen met depositieruimte. Dat is de reden waarom de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland is aangepast met de wijziging van het instellingsbesluit voor de stikstofbank (voorheen RSRS). Artikel 10b van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland voorziet in de instelling van een doelgebonden depositiebank (doelbank) door Gedeputeerde Staten. Aan artikel wordt uitwerking geven in dit besluit. Dit besluit werkt aanvullend op de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland.

Gedeputeerde Staten willen beschikbare depositieruimte inzetten om bedrijfsontwikkeling in het Noordzeekanaalgebied mogelijk te maken, rekening houdend met de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 waarin wordt gesteld dat intensivering van bedrijventerreinen van belang is waarbij er voldoende milieuruimte moet zijn. Gedeputeerde Staten willen daarbij voorkomen dat depositieruimte wordt toebedeeld die vervolgens niet wordt gebruikt, terwijl voor andere projecten dan onvoldoende depositieruimte resteert.

Stikstofemissie van scheepvaart dat geen gebruik maakt van de Zeesluis IJmuiden is niet vergund met de in de overwegingen genoemde vergunning voor aanleg en het gebruik van de nieuwe Zeesluis in IJmuiden.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Begripsbepalingen

Onderdeel e

Er is bijvoorbeeld sprake van hernieuwbare duurzame energie als het project in aanmerking komt voor SDE++ subsidie. Bijvoorbeeld onderstaande draagt bij aan transitie van productie van niet-hernieuwbaar naar hernieuwbare duurzame energie:

  • Windmolens;

  • Zonnepanelen;

  • Aquathermie;

  • Productie van blauwe energie;

  • Geothermie;

  • Warmte-koudeopslag;

  • Gebruik afvalstromen voor het opwekken van energie, bijvoorbeeld door vergisting of vergassing;

  • Productie, op- en overslag van hernieuwbare brandstoffen en energiedragers zoals waterstof, ammoniak en biofuels.

  • Benodigde energie-infrastructuur voor bovengenoemde voorbeelden, zoals uitbreiding elektriciteitsnet, aanleg warmtenetten en buisleidingen voor transport van energiedragers.

Onderdeel g

Indien het project niet minstens 30% aan reductie van broeikasgassen oplevert zal het in de gebruiksfase een afname van ten minste 30% aan stikstofdemissie en stikstofdepositie moeten leveren. De stikstofdepositie reduceren met 30% zonder ook de stikstofemissie met ten minste 30% te hebben gereduceerd en omgekeerd, voldoet niet.

Artikel 3 Toepassingsbereik

Dit besluit is aanvullend op de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland.

Dit besluit is uitsluitend van toepassing op een project binnen het werkingsgebied industrieterreinen van provinciaal belang zoals opgenomen in de omgevingsverordening van Noord-Holland waarbij gebruik wordt gemaakt van externe saldering en voor zover ten behoeve van een saldo-ontvangend project wordt verzocht om toedeling van depositieruimte uit de doelbank.

Het is binnen industrieterreinen van provinciaal belang niet verplicht om via de doelbank extern te salderen. De provincie acht industrieterreinen van provinciaal belang van groot belang voor onder andere opgaven in de energietransitie en de circulaire economie.

Lid 1

Met deze geografische afbakening zal depositieruimte uit die regio die door Gedeputeerde Staten in de doelbank is ingebracht via de doelbank weer ter beschikking worden gesteld aan projecten binnen dit geografisch afgebakende gebied.

Artikel 4 Instelling en vulling van de doelbank

Aangezien dit besluit geldt in aanvulling op de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland worden bij de externe saldering de relevante eisen uit artikel 6 (extern salderen) toegepast op de depositieruimte die in de doelbank wordt opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de eisen dat deze maatregelen niet noodzakelijk zijn in het kader van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn en dat ten hoogste 70% van de stikstofemissiereductie van een mitigerende maatregel in de doelbank kan worden geplaatst. Uit de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland volgt eveneens dat het in de stikstofbank opnemen van depositieruimte een berekening met AERIUS Calculator vereist. Zoals toegelicht in de Beleidsregel intern en extern salderen gaan Gedeputeerde Staten daarbij uit van de op dat moment meest recente versie van de AERIUS Calculator, zoals beschikbaar op www.aerius.nl.

Artikel 5 Aanvraag

Lid 1

Met technisch en bedrijfseconomisch realistisch wordt bedoeld dat het project bedrijfsmatig en procesmatig haalbaar en uitvoerbaar is, voldoet aan andere (milieu)wetgeving, zoals onder andere de emissies opgenomen in het Activiteitenbesluit. Gedeputeerde Staten willen de depositieruimte inzetten om een realistische bedrijfsontwikkeling van ondernemers binnen het Noordzeekanaalgebied mogelijk te maken. Een aanvraag moet zowel vanuit technisch als vanuit bedrijfseconomisch perspectief realistisch zijn. Gedeputeerde Staten zullen aanvragen hierop beoordelen. Zie de toelichting bij artikel 7, negende lid voor de criteria die daarbij worden gehanteerd.

Lid 2

Voor nieuwe projecten en/of veranderingen (wijziging en uitbreiding) ten opzichte van de vigerende Wnb-vergunning of referentiesituatie moet voor het nieuwe project ten minste worden voldaan aan best beschikbare technieken voor wat betreft NOx en NH3, dus met zo min mogelijk emissies. De aanvrager moet dit aantonen.

Lid 3

Gedeputeerde Staten kunnen bijvoorbeeld het Havenbedrijf Amsterdam (met betrekking tot projecten in Westpoort) of Gemeente Zaanstad (met betrekking tot projecten in Hoogtij) om advies vragen over de door een initiatiefnemer verstrekte informatie. Havenbedrijf Amsterdam respectievelijk Gemeente Zaanstad hebben, als ontwikkelaar, beheerder en exploitant van Westpoort en Hoogtij, inzicht in bestaande en gewenst bedrijfsactiviteiten. Een advies van Havenbedrijf of gemeente kan om die reden toegevoegde waarde hebben. De informatie en het advies worden gebruikt bij de toedeling van depositieruimte (zie artikel 7).

Artikel 6 Reserveren depositieruimte in de doelbank

Conform artikel 4 van de Beleidsregels intern en extern salderen gaan Gedeputeerde Staten bij de beoordeling van de N-depositie uit van de op het moment van beslissing op de aanvraag voor de natuurvergunning meest recente versie van de AERIUS Calculator, zoals beschikbaar op www.aerius.nl.

Lid 1

Voor de toedeling van depositieruimte is het van belang dat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. Dat houdt in dat de juiste gegevens zijn overlegd en dat ook de inhoud van de aanvraag op orde is. Het is dus in het belang van de initiatiefnemer dat de ingediende aanvraag zowel formeel als inhoudelijk op orde is. Is dat niet het geval dan wordt de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen. De datum waarop de benodigde gegevens alsnog en op tijd zijn ingediend is bepalend voor de volgorde van toekenning van depositieruimte.

Lid 2

Een aanvrager dient eerst alle andere vormen van mitigatie of vrijstelling te benutten en aan te tonen dat deze ontoereikend zijn. Bij wijzigingen waaronder uitbreidingen en verplaatsingen wordt intern salderen of vrijstelling altijd eerst als mogelijkheid benut. Als er dan nog depositieruimte nodig is, kan het project niet meer dan de onder artikel 7, zevende lid vermelde depositieruimte krijgen.

Lid 3

Afroming met 30% is bij het vullen van de doelbankbank al toegepast en wordt bij het terugvloeien niet nogmaals toegepast. Mocht een Wnb-vergunning worden vernietigd of ingetrokken na de vervaldatum van de doelbank (maximaal 10 jaar na inwerkingtreding van het instellingsbesluit), dan vervalt het betrokken saldo in plaats van dat het terugvloeit in de doelbank.

Lid 4

In aanvulling op de Beleidsregel intern en extern salderen is bepaald dat eventuele door tijdsverloop resterende depositieruimte vervalt, waarbij deze ten goede komt aan de reductie van stikstofdepositie.

Lid 5

Gedeputeerde Staten kunnen de termijn verlengen, mits voor het eind van de termijn genoegzaam is aangetoond dat verlenging nodig is. In dat geval bepalen Gedeputeerde staten of de resterende depositie ruimte vervalt of terugvloeit in de doelbank.

Lid 6

Aangezien er geen afdwingbaar recht is op depositieruimte en de N-emissie niet aan eigendom onderhevig is, ontstaat geen recht op vergoeding bij het vervallen van resterende depositieruimte door tijdsverloop.

Artikel 7 Toedeling depositieruimte in natuurvergunning

Lid 1

Onder een natuurvergunning valt een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming of een verklaring van geen bedenkingen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met inachtneming van artikel 2.2aa, onder a, van het Besluit omgevingsrecht (zie artikel 1, onderdeel g, van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland).

Lid 4

Afroming met 30% is bij het vullen van de doelbank al toegepast en wordt bij het terugvloeien niet nogmaals toegepast. Mocht een Wnb-vergunning worden vernietigd of ingetrokken na de vervaldatum van de doelbank (maximaal 10 jaar na inwerkingtreding van het instellingsbesluit), dan vervalt het betrokken saldo in plaats van dat het terugvloeit in de doelbank.

Lid 7

Eventuele stikstofdepositie boven deze waardes dient aanvrager te hebben opgelost voor alle hexagonen waar het project effect op heeft.

Lid 8

Gedeputeerde Staten willen het opknippen van aanvragen voorkomen. Bij een volgende aanvraag voor depositieruimte ten behoeve van eenzelfde inrichting binnen een periode van twee jaar geldt dat er voor de aanvragen bij elkaar niet meer dan het maximum aan depositieruimte verleend kan worden zoals vermeld in het zevende lid van artikel 7.

Lid 9

Los van het maximum dat is opgenomen in het zevende lid van artikel 7, beogen Gedeputeerde Staten dat alleen depositieruimte wordt toebedeeld voor die projecten die technisch en bedrijfseconomisch realistisch zijn voor initiatieven binnen het industrieterreinen van provinciaal belang. Hiermee wordt bedoeld dat het aangevraagde project bedrijfsmatig en procesmatig haalbaar en uitvoerbaar moet zijn en voldoet aan andere (milieu)wetgeving. Een aanvraag om depositieruimte is altijd voorzien van een AERIUS-berekening. De emissiebronnen voor stikstof dienen op de juiste wijze en met de juiste karakteristieken en kentallen ingevoerd te zijn, omdat deze voor een groot deel bepalen hoe groot de ontwikkelbehoefte voor het aangevraagde project is. De aanvrager dient daarom in ieder geval de volgende zaken aan te tonen:

  • Het aangevraagde project is bedrijfsmatig en procesmatig haalbaar en uitvoerbaar. Een eventueel advies van het Havenbedrijf Amsterdam c.q. betreffende gemeente zal o.a. ook op dit aspect gericht zijn. Het is daarbij van belang dat aangetoond wordt dat de aanvraag voor het project realistisch is en daadwerkelijk binnen de daarvoor geldende periode uitgevoerd kan worden;

  • De aanvrager dient inzichtelijk te maken dat het project voldoet of kan voldoen aan andere (milieu)wetgeving om het belang bij het aangevraagde project aan te tonen. In de advisering van gemeenten of andere relevante partijen en bij de beoordeling door Gedeputeerde Staten geldt als uitgangspunt dat het belang bij de aanvraag in beginsel ontbreekt indien aanvrager niet kan aantonen dat het project voldoet aan andere geldende wet- en regelgeving;

  • Aanvrager toont aan dat de in de AERIUS-berekening betrokken emissiebronnen noodzakelijk zijn voor het project. Daarnaast moet onder andere worden aangetoond dat voor deze bronnen:

    • -

      de juiste emissiekentallen worden gehanteerd;

    • -

      realistische draaiuren worden gehanteerd;

    • -

      de juiste emissiehoogte wordt gehanteerd;

    • -

      een juiste warmte-inhoud wordt gehanteerd.

Daarnaast worden de volgende aspecten in het advies van het Havenbedrijf Amsterdam en Gemeente Zaanstad en de beoordeling van Gedeputeerde Staten betrokken:

  • Er is geen sprake van onevenredige aantasting van belangen van andere inrichtingen;

  • Er zijn geen overige (milieu)technische belemmeringen.

Lid 11

Met deze bepaling wordt voorkomen dat na afloop van een project de initiatiefnemer de depositieruimte verhandelt.

Lid 12

Gedeputeerde Staten kunnen beslissen of de depositieruimte terugvloeit naar de doelbank of ten goede komt aan reductie van stikstofdepositie.