Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020

De raad van de gemeente Zaanstad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 maart 2021 (2021/2960);

gelet op de artikelen 10.23, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26 van de Wet milieubeheer;

rekening houdend met het door de raad vastgestelde beleid inzake gescheiden inzameling van afval Grondstoffenplan (2017/4384);

Besluit vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020.

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Perceel: perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan.

  • a.

    Inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen en innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

  • b.

    Inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer ten behoeve van één huishouden, of een rolcontainer ten behoeve van meerdere huishoudens;

  • c.

    Inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer ten behoeve van meerdere huishoudens;

Artikel 2. Doelstellingen

De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.

Paragraaf 2. Huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een inzameldienst een alleenrecht verlenen als bedoeld in artikel 2.24 onder a van de Aanbestedingswet 2012 voor de inzameling, het beheer en de verwerking van binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, eerste lid Wet milieubeheer.

  • 2.

    Naast het verlenen van het in het eerste lid genoemde alleenrecht kunnen burgemeester en wethouders andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3.

    Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissing) is niet van toepassing.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de voorbereiding van de aanwijzing en over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars

  • 1.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij de inzamelaar:

    • a.

      daartoe is aangewezen door burgemeester en wethouders;

    • b.

      bij nadere regels van burgemeester en wethouders van het verbod is vrijgesteld; of

    • c.

      verplicht is tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente Zaanstad, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.

Artikel 6. Algemene verboden

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen:

  • a.

    ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst of een inzamelaar als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid of personen of instanties die verplicht zijn tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer of;

  • b.

    over te dragen aan een ander dan een inzamelaar als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid of personen of instanties die verplicht zijn tot inname, bedoeld in artikel 9.5.2, derde lid, aanhef en onderdeel b, of vierde lid, van de Wet milieubeheer of;

  • c.

    achter te laten op een andere plaats dan de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Afvalscheiding

  • 1.

    In het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen en het uitvoeren van omgekeerd inzamelen, worden de onderstaande bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen op de navolgende wijze ingezameld;

    • I.

      Groente, fruit- en tuinafval en etensresten (gft-e) wordt tenminste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel ingezameld in gebieden waar wordt ingezameld door middel van een inzamelmiddel- of voorziening, met uitzondering van percelen in de hoogbouw waar groente-, fruit- en tuinafval niet afzonderlijk ingezameld wordt.

    • II.

      Kunststof verpakkingsmateriaal, metalen verpakkingen en drankkartons (pbd) worden tenminste eenmaal per vier weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel ingezameld in gebieden waar wordt ingezameld door middel van een inzamelmiddel- of voorziening.

    • III.

      Oud papier en karton (opk) worden ten minste eenmaal per vier weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel ingezameld in gebieden waar wordt ingezameld door middel van een inzamelmiddel – of voorziening.

    • IV.

      Het (klein) huishoudelijk restafval wordt afzonderlijk nabij elk perceel ingezameld door middel van een inzamelvoorziening, met uitzondering van:

      • a.

        buitengebied waar (klein) huishoudelijk restafval bij of nabij elk perceel ten minste eenmaal per vier weken afzonderlijk wordt ingezameld met een inzamelmiddel;

      • b.

        bij hoogbouwwoningen waar (klein) huishoudelijke restafval bij of nabij elk perceel éénmaal bij per week ingezameld wordt met een inzamelmiddel.

  • 2.

    In ieder geval de volgende bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen worden afzonderlijk ingezameld:

    • a.

      bioafval; zoals groente-, fruit- en tuinafval inclusief etensresten,

    • b.

      papier; incl. karton,

    • c.

      metaal,

    • d.

      kunststof; incl. verpakkingen-, blik verpakkingen, drankenkartons,

    • e.

      glas,

    • f.

      textiel,

    • g.

      gevaarlijke afvalstoffen; o.a. afgewerkte olie,

    • h.

      afgedankte elektrische en elektronische apparatuur,

    • i.

      (klein) huishoudelijk restafval,

    • j.

      herbruikbaar grof huishoudelijk afval;

    • k.

      herbruikbare producten,

    • l.

      grof huishoudelijk restafval,

    • m.

      bouw- en sloopafval,

    • n.

      grof tuinafval,

    • o.

      verduurzaamd hout,

    • p.

      asbest en asbesthoudende afval,

    • q.

      spijsolie en-vetten,

    • r.

      klein chemisch afval.

    • s.

      matrassen

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een nadere omschrijving vaststellen van de onder lid 2 genoemde bestanddelen.

  • 4.

    In het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer kunnen burgemeester en wethouders de aanwijzing van afzonderlijk in te zamelen bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedoeld in het tweede lid, of fracties daarvan, achterwege laten.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

  • 1.

    De bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen dienen gescheiden te worden aangeboden voor inzameling of achtergelaten op een inzamelplaats bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen. Deze regels kunnen voor categorieën van gevallen of personen een vrijstelling inhouden van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen onder andere nadere regels stellen over de aanwijzing, de plaats, de wijze van aanbieding en het gebruik van;

    • a.

      inzamelmiddelen voor het aanbieden ter inzameling bij of nabij een perceel;

    • b.

      inzamelvoorzieningen voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel.

  • 3.

    Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens het eerste lid, een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende afvalbrengstation.

  • 4.

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de regels als bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Het is verboden om een inzamelmiddel na afloop van de tijden, bedoeld in artikel 9, buiten een perceel te laten staan.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor categorieën van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden.

Paragraaf 3. Bedrijfsafvalstoffen

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 3. Deze aanwijzing geldt alleen voor die gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens Verordening Afvalstoffenheffing Zaanstad verschuldigde heffing is voldaan of op een andere, door burgemeester en wethouders te bepalen wijze, de verschuldigde kosten zijn voldaan.

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 5, achter te laten.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan in overeenstemming met de door burgemeester en wethouders te stellen regels over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen van inzameling van de krachtens artikel 11 aangewezen bedrijfsafvalstoffen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor het aanbieden of overdragen van bedrijfsafvalstoffen. Deze regels kunnen mede worden vastgesteld voor anderen dan de inzameldienst. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, inhouden.

Paragraaf 4. Zwerfafval en overige

Artikel 14. Opt-insysteem voor ongeadresseerd reclamedrukwerk

  • 1.

    Ongeadresseerd reclamedrukwerk mag uitsluitend bezorgd worden of laten worden bij een woning, bedrijf of woonschip als de bewoner of gebruiker kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 2.

    Een huis-aan-huisblad mag worden bezorgd bij een woning, bedrijf of woonschip, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.

  • 3.

    Onder ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt verstaan: reclamedrukwerk of samples die gratis huis aan huis worden verspreid zonder vermelding van naam, adres of postbus en woonplaats van de ontvanger, niet zijnde:

    • i.

      een huis-aan-huisblad of andere informatie over werkzaamheden of activiteiten in de buurt die voor de bewoners/gebruikers van een woning, bedrijf of woonschip in die buurt van belang zijn om te weten;

    • ii.

      drukwerk van vrijwilligers of niet-commerciële organisaties;

  • 4.

    Onder huis-aan-huisblad wordt verstaan: ongeadresseerd blad dat met een vaste frequentie gratis huis aan huis wordt verspreid in een geografisch beperkt gebied, daarbij de indeling van de gemeente Zaanstad volgend en waarvan tenminste 10% van de inhoud bestaat uit informatie over en nieuws uit het eigen verspreidingsgebied, niet zijnde reclame.

Artikel 15. Dumpingsverbod

Vervallen (opgenomen in artikel 2.16 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad)

Artikel 16. Zwerfafval in de openbare ruimte

Vervallen (opgenomen in artikel 2.17 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad)

Artikel 17. Zwerfafval rondom inrichtingen

Vervallen (opgenomen in artikel 2.18 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad)

Artikel 18. Afval en verontreiniging op de weg

Vervallen (opgenomen in artikel 2.19 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad)

Artikel 19. Geen opslag van afval in de openlucht

Vervallen (opgenomen in artikel 2.20 van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad)

Artikel 20. Ontdoen van autowrakken

Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Paragraaf 5. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbare feiten

Overtreding van artikel 4, lid 1, artikel 6 of van artikel 8 tot en met artikel 10 en artikel 12 tot en met artikel 20 , is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 22. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekking oude verordening

De Afvalstoffenverordening Zaanstad 2010 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 24. Overgangsrecht

Besluiten, waaronder mede begrepen aanwijsbesluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in het vorige artikel, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking, met uitzondering van artikel 14 (opt-in systeem); dit artikel treedt inwerking op een nader door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

(Het college van B&W heeft op grond van artikel 26 van de Afvalstoffenverordening besloten artikel 14 van de Afvalstoffenverordening per 1 januari 2022 in werking te laten treden. (Gemeenteblad 2021, 429966)

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 25-03-2021

De griffier,

De burgemeester,

Bijlage 1 Toelichting

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Deze verordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden is aan het veranderen. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) om te komen tot een vermindering van het restafval per persoon per jaar en om een verbetering te bereiken van de kwaliteit van afvalscheiding en inzameling.

Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op het terrein van afvalscheiding en inzameling en legt de juridische basis voor invoering van een beleidswijziging zoals het opt-in-systeem (ja, ja sticker).

Daarnaast is ook gekeken naar de veranderingen die de Omgevingswet teweeg zal brengen voor de regels rondom huishoudelijk afval. Bekeken is welke bepalingen te zijner tijd moeten worden overgezet naar het omgevingsplan omdat zij betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en welke bepalingen afzonderlijk in een eigen verordening gehandhaafd kunnen blijven. Dit is in de toelichting bij de verordening opgenomen. De Wet milieubeheer geeft aan welke bepalingen in de afvalstoffenverordening moeten of kunnen (titel 10.4 van de Wet milieubeheer). Maar het is ook mogelijk om die bepalingen op te nemen in het omgevingsplan. Dat zijn activiteiten die een blijvende en tastbare verandering van de fysieke leefomgeving opleveren. Het Omgevingsbesluit bepaalt dat die regels naar het omgevingsplan moeten en niet in de afvalstoffenverordening mogen achterblijven (als ze daarin staan). Deze bepaling in het Omgevingsbesluit (artikel 2.1) is alleen relevant als de gemeente de regel in de afvalstoffenverordening wil voortzetten. Gemeenten hebben tot 2029 (de overgangsfase) om de regels die ze willen voortzetten en die niet mogen achterblijven, om te zetten naar het omgevingsplan (thans: verordening Fysieke leefomgeving: VFL)

2. Hoofdlijnen van de verordening

Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoren, winkels, dienstverleners) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De verordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte. In relatie tot de Omgevingswet is gebleken dat met name de bepalingen over afval in de openbare ruimte, zich lenen voor opname in het omgevingsplan.

Huishoudelijke afvalstoffen

Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld oud papier of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.

Bedrijfsafvalstoffen

Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door kantoren, winkels en diensten (hierna: KWD) binnen de gemeente van belang. De inzameling van dergelijk bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels die van belang zijn indien de inzameling van de inzameldienst aan de orde is of die de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte betreffen.

Afval in de openbare ruimte

Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het belang van het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.

Grondslag

De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wm, waarin de gemeenteraad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de APV voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening.

Bij de vaststelling van deze verordening is rekening gehouden met het in 2017 door de Raad vastgestelde Grondstoffenplan (2017/14795).

3. Wettelijke begrippen

In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities voor in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn ‘afvalstoffen’, ‘huishoudelijke afvalstoffen’ of ‘bedrijfsafvalstoffen’. Ten tweede is door de tekst van de verordening consistent in overeenstemming met deze begrippen te formuleren, de behoefte aan bepaalde definities die in het uit 2009 daterende VNG-model voor de Afvalstoffenverordening zijn opgenomen komen te vervallen.

4. Uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders

De verordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels aan burgemeester en wethouders. Deze nadere regels worden neergelegd in het – parallel aan deze verordening vast te stellen - ‘Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020’ (hierna: uitvoeringsbesluit). Dit heeft als voordeel dat wijzigingen in de uitvoering sneller aangepast kunnen worden.

De onderwerpen waarover burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen:

  • het voorbereiden, de aanwijzing en over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (art. 3, lid 4)

  • over afzonderlijke bestanddelen, frequentie en locatie van inzameling (artikel 7, lid 1).

  • vrijstelling voor het gescheiden aanbieden ter inzameling van huishoudelijk afvalstoffen (artikel 8, tweede lid)

  • over de aanwijzing, de plaats, de wijze van aanbieding en het gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen (artikel 10, lid 2) maar ook regels voor categorieën van percelen. Deze regels kunnen een vrijstelling van het verbod inhouden (artikel 10 lid 6). Deze regels bepalen in feiten waar, met welk middel (minicontainer, vuilniszak, OAC’s of rolcontainer) wordt ingezameld.

  • Over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen (artikel 13).

Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door burgemeester en wethouders die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhouden maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kunnen worden in het uitvoeringsbesluit. Deze besluitvorming gaat over:

  • Het verlenen van een alleenrecht aan de inzameldienst en het aanwijzen van andere inzamelaars belast met afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen (artikel 3)

  • Nadere omschrijving vaststellen van bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen (art 7, lid 3)

  • De dagen en tijden waarop de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvindt (artikel 9).

  • De aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (artikel 23).

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1. Begrippen

Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).

Daarnaast worden begrippen als inzamelen, inzamelmiddel en inzamelvoorziening gedefinieerd omdat deze begrippen veel gebruikt worden in de verordening en in het onderliggende uitvoeringsbesluit. Het onderscheidende verschil tussen de twee laatste begrippen is dat inzamelmiddelen klein zijn en voor mensen hanteerbare voorwerpen; een inzamelvoorziening is dat niet en is doorgaans voor meerdere huishoudens bedoeld.

Artikel 2. Doelstelling

In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als volgt: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars. Voor wat betreft de invoering van het nieuwe stelsels van de Omgevingswet, kunnen deze doelstelling opgenomen worden in de integrale Omgevingsvisie vanwege de relatie met de fysieke leefomgeving.

Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst (niet in de VFL)

In het eerste lid geeft de gemeenteraad aan B&W de opdracht om een inzameldienst aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm bij de gemeenteraad en burgemeesters en wethouders. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven. Voor het inzamelen van huishoudelijk afval is alleenrecht verleend aan een inzameldienst zoals mogelijk gemaakt in artikel 1.1 en bedoeld in artikel 2.24 onder a van de aanbestedingswet 2012. Deze tekst is overgenomen uit de vorige verordening maar aangepast aan de vigerende wet en regelgeving. Dit alleenrecht is in 2009 door B&W verleend aan de inzamelaar (i.c. HVC N.V.) om binnen de gemeente Zaanstad vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen te mogen inzamelen. Zie hiervoor het uitvoeringsbesluit.

Het tweede lid delegeert aan B&W de bevoegdheid om ook andere inzamelaars aan te wijzen die belast zijn met afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Dit schept de grondslag voor het aanwijzen van de eigen organisatie maar ook maatschappelijke instellingen om bv. grof huishoudelijk restafval aan huis, textiel, papier en andere afzonderlijke huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Zie hiervoor het uitvoeringsbesluit.

Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe om de regeling voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist (lid 3), niet op te nemen. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.

In het vierde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de voorbereiding van de aanwijzing en over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.

Dit artikel kan niet worden opgenomen in de VFL omdat het geen regels bevat die de fysieke leefomgeving raken maar gaat over bevoegdheden en aanwijzingen. Wel is het van belang dit artikel in de toekomst te handhaven om zo een duidelijke, door de gemeenteraad vastgestelde juridische basis te hebben waarop B&W het alleenrecht van de inzameldienst of aanwijzing van de inzamelaar(s) kan baseren.

Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars (niet in VFL)

Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen.

Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen door B&W. Het gaat dan om een besluit, waaraan op grond van artikel 3, derde lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen.

Ten tweede kunnen burgemeester en wethouders bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In artikel 3, tweede lid is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar.

Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden.

De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.

Dit artikel kan niet worden opgenomen in de verordening Fysieke leefomgeving omdat het geen regels bevat die de fysieke leefomgeving raken maar gaat over aanwijzingen en een verbodsbepaling. Wel is het van belang dit artikel in de toekomst te handhaven om zo een duidelijke, door de gemeenteraad vastgestelde juridische basis te hebben waarop het verbod is gebaseerd om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, behoudens de inzameldienst en inzamelaars bedoeld in artikel 3.

Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats (niet in VFL)

Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten; dit worden ook wel de afval brengstations genoemd (abs).

Omdat deze bepalingen iets zeggen over de fysieke leefomgeving zouden deze opgenomen kunnen worden in VFL. Ook kan overwogen worden deze in een eigen verordening op te nemen, samen met de andere regels inzake de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 6. Algemene verboden

Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen niet anders mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod richt zich op de gebruiker(s) van percelen (de inwoners) waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan en is de tegenhanger van de in die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte verbod (art. 3 en 4)

Artikel 7. Afvalscheiding

De juridische grondslag is artikel 10.21 van de Wm. Deze schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd. GFT-afval moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk wordt ingezameld. De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid wordt ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur; dit verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen.

Daarbij dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het Europese-en Landelijk wetgeving. In de aangepaste Kaderrichtlijn afvalstoffen (Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150/109), Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen) is bepaald dat: bioafval, papier, metaal, kunststof, glas, textiel, gevaarlijke afvalstoffen en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur bij de uitvoering van artikel 10.21 ten minsten deze bestanddelen gescheiden dienen te worden ingezameld.

Aan deze verplichting geeft artikel 7 invulling. Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente. Het stellen van nadere regelen over deze bestanddelen, de frequentie van inzameling en de locatie van inzameling wordt in lid 1 gedelegeerd aan burgemeester en wethouders. Hierdoor kan sneller en eenvoudiger worden ingespeeld op wijzigingen van de inzameling. Frequentie en locatie worden door het college bepaald met inachtneming van de kaders die daarvoor gesteld zijn zoals het Grondstoffenplan.

De raad bepaalt welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Tenzij het college in het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer, het inzamelen van bepaalde bestanddelen achterwege wenst te laten. Het ontheffen van gescheiden inzameling is nodig omdat artikel 8 aan inwoners het verbod oplegt om die bestanddelen gescheiden ter inzameling aan te bieden. Denk hierbij aan hoogbouw waar (nog niet) de mogelijkheid bestaat bepaalde fracties gescheiden aan te bieden.

Het tweede lid van artikel 7 voldoet aan deze bovenstaande vereisten en in de het uitvoeringsbesluit stellen Burgemeester en wethouders ook nog nadere omschrijvingen vast van de genoemde bestanddelen (lid 3).

Het vierde lid van artikel 7 biedt mogelijkheid om meer maatwerk te kunnen geven, bijv. bij hoogbouw. Maar de bepalingen uit de Kaderrichtlijn afval dienen hierbij wel in acht te worden genomen.

Omdat deze bepalingen iets zeggen over de fysieke leefomgeving zouden deze opgenomen kunnen worden in VFL. Ook kan overwogen worden deze in een eigen verordening op te nemen, samen met de andere regels inzake de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8. Gescheiden aanbieding

Dit artikel is de tegenhanger van artikel 7, immers wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Lid 2 is de aanvulling op art 7 lid 4: wat niet gescheiden wordt ingezameld, hoeft ook niet gescheiden te worden aangeboden.

Deze bepaling richt zich op het gewenste gedrag van inwoners niet op fysieke leefomgeving en zal niet opgenomen worden in de VFL.

Artikel 9. Tijdstip van aanbieding

De tijdstippen voor de inzameling worden door burgemeester en wethouders bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking. Deze hoeft niet opgenomen te worden in de VFL.

Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding

Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen ter inzameling aanbieden door een huishouden –individueel -, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen dienen voor het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen. Deze nadere aanwijzingen en nadere regels zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit in overeenstemming met de doelstellingen uit het Grondstoffenplan. Deze bepaling hoeft niet te worden opgenomen in de VFL.

Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

De inzameldienst kan ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). Deze bepaling hoeft niet te worden opgenomen in VFL.

Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Deze bepaling hoeft niet te worden opgenomen in de VFL.

Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Burgemeester en wethouders kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm.

De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden want dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen. Deze bepaling hoeft niet te worden opgenomen in de VFL.

Artikel 14 opt-insysteem voor ongeadresseerd reclamedrukwerk

Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”. Drukwerk van vrijwilligers- en niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen, valt niet onder de definitie ‘ongeadresseerd drukwerk’. Huis- aan-huisbladen en pamfletten vervullen een belangrijke functie voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt. Daarbij hebben deze bladen een lage frequentie. In de definitie van de ‘huis-aan-huisblad’ is een norm gehanteerd van 10% aan inhoudelijk buurtgericht nieuws. Hiermee sluit de Afvalstoffenverordening aan op de norm die landelijk door de Stichting Reclamecode gehanteerd wordt. Met dit artikel is juridische grondslag geregeld om ongeadresseerd reclamedrukwerk alleen nog om te ontvangen indien de inwoner dit expliciet maakt (ja/ja sticker). Tot inwerkingtreding van dit artikel wordt apart door het college besloten omdat voor implementatie en communicatie naar bedrijven en inwoners enige tijd nodig is (3 tot 6 maanden na vaststelling).

Overzicht stickers

Ongeadreseerd reclamedrukwerk gewenst

Ongeadreseerde huis aan huisbladen gewenst

Ja/ja sticker

Nee/ja sticker (kan blijven zitten)

Geen sticker

Nee/nee sticker

Ja

Nee

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja

Nee

Deze bepaling hoeft niet opgenomen te worden in de VFL.

Artikel 20. Ontdoen van autowrakken

Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Deze bepaling leent zich niet voor opnemen in de VFL.

Artikel 21. Strafbare feiten.

Hiermee wordt de strafbaarstelling van de ge-en-verboden in deze verordening geregeld.

Artikel 22. Toezichthouders

Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 23 Intrekken oude verordening

De ouder verordening wordt integraal ingetrokken.

Artikel 24 Overgangsrecht

Omdat de oude verordening wordt ingetrokken, moet bepaald worden dat de besluiten en nadere regels die gesteld zijn op basis van de oude verordening (i.c. aanwijsbesluiten locaties OAC’s ) van kracht blijven.

Artikel 25 citeertitel

Artikel 26 Inwerkingtreding

Voor artikel 14 Opt-in-systeem wordt een uitzondering gemaakt voor de inwerkingtreding. Dit met het oog op de organisatorische maartregelen voor de implementatie en het communiceren naar inwoners en (lokale) bedrijven.