Woonschepenverordening gemeente Emmen 2021

Geldend van 23-07-2021 t/m heden

Intitulé

Woonschepenverordening gemeente Emmen 2021

De raad van de gemeente Emmen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 mei 2021, nr. 21/313;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is om voor het gebruik van het openbaar water regels te stellen voor het ordelijk gebruik van de ligplaatsen voor woonschepen uit een oogpunt van veiligheid, gezondheid en het aanzien van de gemeente;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Woonschepenverordening Gemeente Emmen 2021

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonschip: elk drijvend bouwwerk dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als dag- of nachtverblijf van één of meer personen, en te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend ter plaatse te functioneren, niet zijnde een schip als bedoeld in artikel 1, lid 7 Woningwet;

  • b.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden die door middel van een kaart in het bestemmingsplan is aangewezen;

  • c.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip voor bewoning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger een loopplank;

  • d.

    openbaar water: alle wateren in de gemeente Emmen die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

  • e.

    ligplaatsenkaart: een kaart waarop alle ligplaatsen zijn vermeld die door woonschepen (kunnen) worden ingenomen, bijlage 1. De bijlage maakt onderdeel uit van de verordening.

Artikel 2. Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op al het openbare water binnen de grenzen van de gemeente Emmen, in ieder geval voor zover het gaat om de specifieke belangen die deze verordening beoogt te beschermen (ordelijk gebruik, gezondheid, veiligheid, milieuaspecten en aanzien van de gemeente).

Artikel 3. Ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van het derde lid van dit artikel aangewezen gedeelten van het openbaar water.

  • 2. Binnen de krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van het openbaar water is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een woonschip ligplaats in te nemen of te hebben.

  • 3. Als plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen de op bijlage aangegeven nummers aan het Dommerskanaal n.z. Deze bijlage maakt een onverbrekelijk onderdeel uit van deze verordening.

  • 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan.

Artikel 4. Woonschepen in aanbouw of reparatie

Het verbod van artikel 3 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatie-inrichting bevinden.

Artikel 5. Ligplaatsvergunning

  • 1. Op de op grond van artikel 3, derde lid, aangewezen plaatsen mag een woonschip ligplaats innemen en hebben, mits de eigenaar van het woonschip beschikt over een vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. bij een woonschip waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend, is uitsluitend één bij het schip behorende bijboot, niet zijnde een recreatieschip, tot een maximum van 10 m2 toegestaan, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders bezwaren bestaan die verband houden met de belangen die deze verordening beoogt te beschermen.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen over een aanvraag van een ligplaats-vergunning binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag bij de gemeente is ontvangen.

  • 4. Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet is een natuurlijk persoon van tenminste 18 jaar, en tevens eigenaar van het schip;

    • b.

      de aanvrager zich niet deugdelijk kan legitimeren als eigenaar van het schip en/of het schip niet deugdelijk kan identificeren;

    • c.

      voor de ligplaats al vergunning is verleend;

    • d.

      het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

    • e.

      het woonschip niet voldoet aan eisen van veiligheid en gezondheid;

    • f.

      het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met het woonschip de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

    • g.

      de aanvrager al een vergunning voor een andere ligplaats heeft;

    • h.
      • – verzocht wordt toepassing te geven aan artikel 7 (overdragen ligplaatsvergunning), eerste lid, maar de aanvrager niet kan aantonen dat voor het (te vervangen) schip waarvoor de ligplaatsvergunning geldt, een andere vergunning kan worden verkregen dan wel het schip blijvend buiten het openbaar water wordt gebracht;

      • – verzocht wordt om toepassing te geven aan artikel 8, tweede lid, maar de aanvrager, zijnde de koper van het schip waarvoor de ligplaatsvergunning geldt, niet middels overlegging van een koopovereenkomst kan aantonen dat hij de nieuwe eigenaar van het schip is.

    • i.

      de aanvraag niet in overeenstemming is met de door burgemeester en wethouders gestelde regels op het gebied van de bijbehorende voorzieningen.

  • 5. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip.

  • 6. Aan een krachtens dit artikel verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      volksgezondheid;

    • c.

      veiligheid;

    • d.

      de milieuhygiëne, en

    • e.

      het aanzien van de gemeente.

Artikel 6. Wachtlijst ligplaatsvergunning

  • 1. Indien de aanvraag om een ligplaatsvergunning wordt geweigerd omdat de gewenste ligplaats aan een ander is toegewezen, wordt de naam van de aanvrager op zijn verzoek op een door burgemeester en wethouders aan te houden wachtlijst geplaatst.

  • 2. Indien één van de op grond van artikel 3, derde lid, aangegeven plaatsen vrijkomt, stellen burgemeester en wethouders de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste in de gelegenheid een nieuwe aanvraag van een ligplaatsvergunning in te dienen. In deze gevallen kan de ligplaatsvergunning slechts worden geweigerd op grond van de omstandigheden, vermeld in artikel 5, vierde lid, onder a tot en met i.

  • 3. Indien de nieuwe aanvraag niet binnen vier weken na de datum van verzending van het in het tweede lid bedoeld schrijven is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer op de ligplaatsvergunning wordt gesteld en wordt de naam van de betrokken persoon van de wachtlijst geschrapt.

Artikel 7. Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1. De houder van de ligplaatsvergunning kan burgemeester en wethouders verzoeken om de vergunning voor dezelfde ligplaats op een ander woonschip over te schrijven;

  • 2. De aanvrager van een ligplaatsvergunning kan burgemeester en wethouders verzoeken om de bestaande vergunning voor het betreffende woonschip over te schrijven op zijn naam als nieuwe eigenaar.

  • 3. Op verzoeken als bedoeld in het eerste en tweede lid zijn de overige artikelen van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1. Indien wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2. Op een aanvraag van wijziging van een ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 5, tweede, derde lid en vierde lid, onder a tot en met i, met uitzondering van het bepaalde onder c, van toepassing.

Artikel 9. Intrekking ligplaatsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • e.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan eisen van veiligheid en gezondheid;

  • f.

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder toestemming van burgemeester en wethouders gedurende een periode langer dan 12 aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft;

  • g.

    op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld op de ligplaatsvergunning;

  • h.

    Op het woonschip en bij het woonschip behorende bouwwerken zaken worden aangetroffen die onder de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.

Artikel 10. Aansluiting aan nutsvoorzieningen

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan het distributienet van de openbare nutsvoorzieningen (gas, water en licht).

  • 2. De vergunninghouder dient betreffende de levering van nutsvoorzieningen via de in lid 1 genoemde aansluitingen zelfstandig contracten af te sluiten met de leveranciers van deze voorzieningen.

Artikel 11. Aansluiting aan de riolering

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan een openbaar riool.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is;

    • b.

      voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem of lucht mogelijk is voor woonschepen die op een grotere afstand dan 40 meter van een openbaar riool zijn gelegen.

  • 4. De in het derde lid bedoelde afstand wordt gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt.

Artikel 12. Nakoming aanwijzingen

  • 1. Bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats worden de door de burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen in acht genomen.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door de burgemeester en wethouders gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 13. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 14. Strafbepalingen

Overtreding van de artikelen 5 en 6, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15. Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner/gebruiker.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. De verordening Woonschepenverordening Gemeente Emmen van 28 juni 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: 'Woonschepenverordening Gemeente Emmen 2021'.

Artikel 17. Overgangsbepalingen

  • 1. Ligplaatsvergunningen, afgegeven op grond van de verordening als genoemd in artikel 16, tweede lid, worden geacht vergunningen op grond van artikel 5 van deze verordening te zijn.

  • 2. Aanvragen om vergunning waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 3. De woonschepen die langer zijn dan de toegestane afmetingen, als genoemd in bestemmingsplan op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, mogen ligplaats blijven innemen. Bij verwijdering dient het woonschip dat deze ligplaats inneemt te voldoen aan de bepaling in het bestemmingsplan.

  • 4. Het overgangsrecht van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten van 1 januari 2018 is van toepassing op de woonschepen in de woonschepenhaven Dommerskanaal, zoals die aanwezig zijn op het moment van vaststelling van deze verordening.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 24 juni 2021.

de griffier,

H.D. Werkman

de burgemeester,

F. H. van Oosterhout

Bijlage 1.

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Toelichting op de Woonschepenverordening Gemeente Emmen.

Deze verordening is voorgelegd aan de verenigde woonschipbewoners van het Dommerskanaal en de bewoners van de er tegenover gelegen woningen. Beide groeperingen hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het tekstvoorstel. Zij hebben verder geen aanvullende op- of aanmerkingen.

Hieronder volgt - voor zover nodig - per artikel een toelichting.

Artikel 1

Deze verordening geldt voor woonschepen. Zowel de permanent bewoonde woonschepen als de recreatiewoonschepen vallen onder de begripsbepaling. Tevens beperkt de verordening dit begrip niet tot woonschepen waarop uitsluitend dag- en/of nachtverblijf wordt gehouden. Door de inwerkingtreding van de wet verduidelijking voorschriften woonboten is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de schepen die uitsluitend zijn ter bewoning en schepen die worden gebruikt voor bewoning en die daarnaast regelmatig varen. In deze verordening worden de schepen bedoeld die uitsluitend zijn voor bewoning en die op grond van de Woningwet een bouwwerk worden genoemd.

De verordening geldt niet voor jachten en andere pleziervaartuigen, als en zolang deze als zodanig worden gebruikt. Jachten en andere pleziervaartuigen worden geacht niet als zodanig te worden gebruikt als - bijvoorbeeld op grond van aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, andere aan de wal getroffen voorzieningen of anderszins - redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het gebruik als zodanig feitelijk slechts bijzaak is.

Onder c is de in onderdeel b gebruikte term 'bijbehorende voorzieningen' gedefinieerd. Als men het wonen op het water erkent, moet men ook de voorzieningen toestaan die daarbij horen (zoals een loopplank, een bijboot, de opslag van klein materiaal en dergelijke). Een bijboot is een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip. Zo' n bijboot is voor veel bewoners noodzakelijk.

Om deze redenen is in de verordening geregeld dat op de ligplaats bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan. De gewenste voorzieningen kunnen op het aanvraagformulier worden vermeld. Die gewenste voorzieningen worden getoetst aan de door burgemeester en wethouders gestelde regels (zie artikel 5, lid 4, onder j). De toegestane voorzieningen worden opgenomen in de ligplaatsvergunning.

Als vervolgens op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die afwijken van de toegestane voorzieningen, kan de gemeente de ligplaatsvergunning intrekken. Op deze manier kunnen excessen op het water worden voorkomen. Wat de voorzieningen op de wal betreft, kan in het bestemmingsplan een regeling worden opgenomen. Voor de haven aan het Dommerskanaal doet zich deze situatie voor. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen voor aan- en bijgebouwen.

Onder d is het begrip 'openbaar water' gedefinieerd. Een openbaar water in de zin van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is ieder water, dat voor enig gebruik open staat voor het publiek. 'Openbaar' is hier dus synoniem aan 'feitelijk voor het publiek toegankelijk'. Het openbaar water heeft dus niet alleen betrekking op het water dat in beheer is van de gemeente. De verordening is hiermee niet van toepassing op afgesloten wateren. In dergelijke gevallen zou in het bestemmingsplan kunnen worden bepaald of in die afgesloten wateren woonschepen mogen liggen. Een alternatief is om in de verordening niet te spreken over 'openbaar water', maar over 'water'. Daarbij moet echter de vraag worden gesteld wat het belang is van de gemeente om ten aanzien van het afgesloten water regels te stellen. Dit belang is wel aanwezig als het afgesloten water zichtbaar is vanaf de openbare weg of het openbare water. Als het afgesloten water echter vanaf de openbare weg of het openbare water niet te zien is, is er geen veiligheidsbelang (de plek is immers zonder medewerking van de eigenaar niet bereikbaar) en geen strijdigheid met het aanzien van de gemeente (de plek is immers niet zichtbaar).

Artikel 2

De verordening maakt geen onderscheid naar eigendomssituatie. Is in beginsel dus ook van toepassing op wateren van de provincie en het waterschap. Daarom zijn ook de specifieke belangen benoemd die de verordening beoogt te beschermen. Bij strijd met een regeling van hogere orde (bijvoorbeeld provinciale) wijkt de regeling van lagere orde automatisch, tenzij de belangen die deze regeling beoogt te beschermen verschillend zijn van die van de hogere regeling.

Artikel 3

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische). Daarnaast is andere wetgeving (zoals een provinciale landschaps- of woonschepenverordening, de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen.

Omdat het aantal plaatsen waar woonschepen mogen worden afgemeerd redelijk precies is aan te geven is ervoor gekozen dit als zodanig te benoemen in het derde lid. In lid 4 is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien.

Deze delegatie is logisch omdat dit actualiseren van de ligplaatsenkaart als een uitvoeringshandeling kan worden beschouwd. De kaart wordt immers in overeenstemming gebracht met een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan. Wanneer een aanvraag van een ligplaats wordt ingediend voor een plaats die op grond van een nieuw bestemmingsplan is aangewezen als ligplaats, maar op grond van de Woonschepenverordening moet worden geweigerd omdat de ligplaatsenkaart nog niet is geactualiseerd, ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden, de ligplaatsenkaart actualiseren en vervolgens de vergunning verstrekken (indien althans aan de overige voorwaarden van de verordening wordt voldaan). Voorkomen moet worden dat het gemeentebestuur in strijd moet handelen met eigen regelgeving (het bestemmingsplan).

Artikel 4

Het verbod om met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen is niet van toepassing op woonschepen die zich vanwege aanbouw of reparatie op of bij een scheepswerf of reparatie-inrichting bevinden.

Artikel 5

De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning, ook in die gevallen waarin er sprake is van een verhuurd woonschip. Dit artikel bepaalt niet dat de aanvraag van een vergunning moet worden ingediend op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Deze bepaling kan achterwege blijven nu dit aspect is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht ( artikel 4:4 Awb).

Lid 1 koppelt de toestemming om met een woonschip ligplaats in te nemen aan het hebben van een vergunning van burgemeester en wethouders.

Lid 2 bepaald dat er per schip één bijboot mag worden bijgelegd. Dit is opgenomen omdat in de praktijk voorkomt dat er meerdere bijboten bij een ligplaats worden afgemeerd.

Lid 3 maakt het mogelijk dat het besluit goed wordt voorbereid. Een termijn van acht weken zal daarvoor toereikend zijn. Deze termijn vangt aan op het moment waarop de aanvraag compleet is. Dit is het geval als bij de aanvraag voldoende gegevens zijn gevoegd voor een goede beoordeling van de aanvraag (zie artikel 4:5 Awb). Dit artikellid kan worden beschouwd als een invulling van artikel 4:13, lid 1, van de Awb.

Lid 4 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning. De daar geformuleerde eisen spreken wat ons betreft voor zich.

Onder a en b is bepaald dat het moet gaan om natuurlijke personen van tenminste 18 jaar die tevens ook eigenaar van het schip zijn en die zich als zodanig ook deugdelijk kunnen identificeren.

Onder c is bepaald dat de ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien voor de betreffende ligplaats al vergunning is verleend. Te denken valt aan een situatie waarbij twee aanvragers bijna tegelijkertijd een ligplaatsvergunning hebben aangevraagd om een lege ligplaats in te nemen. Burgemeester en wethouders hebben aan de aanvrager die het eerst een aanvraag heeft ingediend een ligplaatsvergunning verstrekt, maar de vergunninghouder heeft de ligplaats nog niet ingenomen met zijn woonschip. Op grond van de bepaling onder c kunnen burgemeester en wethouders de andere aanvraag weigeren.

Op grond van onderdeel e is het mogelijk om eisen te stellen aan het woonschip die verband houden met het aanzien van de gemeente. Deze eisen zijn te vergelijken met welstandseisen aan bouwwerken. Om echter duidelijk te maken dat het hier niet het welstandstoezicht uit de Woningwet betreft, is in de verordening gekozen voor de in de Gemeentewet voorkomende term 'het aanzien van de gemeente'. Voordat dergelijke eisen aan woonschepen worden gesteld, moeten objectieve criteria worden opgesteld en een deskundige instantie worden benoemd om de 'welstand' van een woonschip te kunnen beoordelen. Deze eisen kunnen voor woonarken anders zijn dan voor de traditionele woonschepen. In dit lid wordt de eventuele verstoring van het landschap niet als weigeringsgrond genoemd. Reden hiervan is dat dit aspect in provinciale woonschepenverordeningen wordt geregeld en derhalve niet meer in een verordening van een lagere overheid kan worden geregeld.

Onderdeel f regelt de eisen van veiligheid en gezondheid en heeft daarmee een waarborgfunctie enerzijds voor de bewoner van het schip anderzijds voor de aangrenzende bewoners.

Onderdeel g maakt het mogelijk het hoofd te bieden aan situaties waarin op voorhand voorzienbaar is dat de ligplaats langere tijd niet wordt bezet door een schip, maar wel een ligplaatsvergunning wordt gevraagd.

Onderdeel h dient om te voorkomen dat door een en dezelfde eigenaar meerdere ligplaats-vergunningen worden gehouden.

Onderdeel i regelt de situatie bij overdracht van de ligplaatsvergunning, namelijk daar waar een ander schip op dezelfde ligplaats komt te liggen(jo˚ 1) dan wel de ligplaats met boot in andere handen overgaat (jo˚ 2).

Onderdeel j geeft de mogelijkheid aan ons college nadere regels te ontwikkelen voor de bijbehorende voorzieningen. Wij verwijzen naar artikel 1 begripsomschrijvingen.

Lid 5 bepaalt welke gegevens de ligplaatsvergunning omvat: de gegevens van de eigenaar, de ligplaats, de toegestane voorzieningen en de gegevens van het betreffende woonschip (zoals de maatvoering en de naam van het schip). De toegestane voorzieningen zijn zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet (goed) mogelijk is, zoals bijboten, steigers, palen, afhouders en een loopplank. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1, onder c.

Lid 6 bepaald vanuit welk belang voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden aan een vergunning. Ook zonder expliciete opname van deze mogelijkheid in de verordening, kunnen dergelijke voorwaarden echter worden gesteld. De vergunning wordt geweigerd als niet door middel van het stellen van voorwaarden aan de eisen van de verordening kan worden voldaan.

Artikel 6

De verordening gaat uit van een wachtlijst. Een wachtlijst heeft betekenis wanneer de gemeente streeft naar uitbreiding van het aantal ligplaatsen. Voor bestaande ligplaatsen heeft een dergelijke lijst weinig betekenis, omdat bestaande ligplaatsen in de praktijk vrijwel altijd samen met het daarop aanwezige woonschip worden verkocht. Ligplaatsen komen derhalve zelden vrij voor toewijzing aan personen die op een wachtlijst staan. Alhoewel een wachtlijst voor de verdeling van ligplaatsen dus over het algemeen niet noodzakelijk is, kan uit een dergelijke lijst wel blijken hoeveel behoefte er is aan nieuwe ligplaatsen.

De wachtlijst gaat uit van het beginsel 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. De gegadigde die zich het eerst meldt, staat bovenaan de wachtlijst. Als een lege ligplaats vrijkomt, kan deze hoogst geplaatste als eerste een aanvraag om een ligplaatsvergunning indienen.

Artikel 7

In dit artikel is geregeld dat de ligplaatsvergunning overdraagbaar is. In de eerste plaats is geregeld dat de eigenaar zijn schip kan omruilen voor een ander exemplaar, welke de plaats inneemt van de in de vergunning omschreven boot (zie ook artikel 6, 4, i, jo˚ 1). Van belang is dan dat de oude boot buiten de gemeente wordt gebracht en gehouden. Voorts regelt het tweede lid van dit artikel dat de eigenaar zijn woonschip met ligplaats verkoopt aan een ander, die als rechtsopvolger in bezit komt van de ligplaatsvergunning. In dit artikel is niet bepaald dat de nieuwe vergunning pas geldt nadat zij aan de betrokkene is gezonden, omdat de Awb dat bepaalt (artikel 3:40). Als de eigenaar zijn woonschip verkoopt en de ligplaatsvergunning aan de nieuwe eigenaar geeft zonder medeweten van de gemeente, kunnen burgemeester en wethouders die vergunning intrekken. De gegevens op de vergunning komen immers niet meer overeen met de werkelijke situatie. Dit waarborgt dat bij eigendomsoverdracht om overschrijving wordt gevraagd en de gemeente een actueel overzicht behoudt van de eigenaren van de woonschepen.

Artikel 8

Als er een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, behoudens de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.

Artikel 9

In dit artikel is omschreven onder welke voorwaarden kan worden overgegaan tot intrekking van een reeds verleende vergunning.

Artikel 10

De verplichting voor de eigenaar om te zijn aangesloten op de nutsvoorzieningen is vooral ingegeven uit een oogpunt van orde en netheid in en op de ligplaats. Geen gestapelde houtvoorraad meer voor de winter stook. Het uitbannen van risico’s op het terrein van legionella besmetting (via watertanks met langdurig stilstaand water), alsmede lawaaioverlast in verband met continu draaiende generatoren voor de opwekking van elektriciteit, zijn hiervoor van doorslaggevende betekenis geweest.

Artikel 11

Dit artikel bevat de verplichting voor de houder van de ligplaatsvergunning om het woonschip aan te sluiten op het openbaar riool indien dat riool aanwezig is. Als de gemeente openbaar riool heeft aangelegd, is het namelijk gewenst dat daarvan gebruik wordt gemaakt. Deze regeling is ontleend aan Besluit lozing afvalwater huishoudens. Verwezen wordt naar de toelichting bij die regeling.

In dit verband wordt opgemerkt dat de gemeentelijke zorgplicht voor de riolering niet zover gaat dat een gemeente riolering moet aanleggen indien een ligplaatsvergunning is verleend. In het besluit lozing afvalwater huishoudens is een verbod opgenomen om huishoudelijk afvalwater of fecaliën in openbaar water te lozen, tenzij men beschikt over een zuiveringsvoorziening. Voor het lozen van huishoudelijk en eventueel ander afvalwater op oppervlaktewater is een vergunning vereist van de waterkwaliteitsbeheerder. Deze wordt niet verstrekt indien de mogelijkheid tot aansluiting op een vuilwaterriool binnen een afstand van 40 meter van de erfscheiding is gelegen. In het kader van de herinrichting zal door de gemeente een riool worden aangelegd.

Artikel 12 en 13

Hierin is opgenomen het nakomen van gegeven aanwijzingen en/of bevelen en dat burgemeester en wethouders personen aanwijzen die toezien op de naleving.

Artikel 14

Het ligplaats innemen buiten de aangewezen ligplaatsen en het innemen en hebben van een ligplaats zonder ligplaatsvergunning is een overtreding. Artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede of de eerste categorie. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal € 435.- per 1-1-2020; voor de tweede categorie maximaal € 4350.- , per 1-1-2020. Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorieën. Gelet op de wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze voor de geldboete van de tweede categorie voor de hand liggend.

Artikel 15

De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Van deze bevoegdheid kan in principe alleen gebruik worden gemaakt indien een machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden is afgegeven.

Artikel 16

De bekendmaking en inwerkingtreding van onder andere verordeningen is geregeld in paragraaf 5 (de artikelen 139 tot en met 145) van de Gemeentewet. Artikel 142 bepaalt dat de besluiten in werking treden met ingang van de achtste dag na de datum van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In lid 1 is deze periode overgenomen.

Voordat deze verordening wordt bekendgemaakt, zullen gemeenten enige voorbereidings- en uitvoeringshandelingen moeten verrichten. Zo zullen de woonschipbewoners moeten worden geïnformeerd dat de nieuwe verordening is vastgesteld en in werking is getreden.

Artikel 17

Deze verordening is niet alleen op toekomstige situaties van toepassing, maar ook op reeds bestaande rechtsverhoudingen. Daarom zijn overgangsbepalingen opgenomen.

Ligplaatsvergunningen die zijn afgegeven op grond van de oude verordening, worden geacht vergunningen op grond van deze nieuwe verordening te zijn (lid 1). Lopende aanvragen worden afgehandeld op grond van de nieuwe verordening (lid 2).

Lid 3 bepaalt dat het schip wat met ingang van deze verordening niet aan de toegestane afmetingen voldoet, ligplaats mag blijven innemen. Bij verwijdering van het huidige schip dient het schip dat na verwijdering ligplaats inneemt wel aan de toegestane afmetingen voldoen.