Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende de vaststelling van de verordening Jeugdhulp Lelystad 2021 (Verordening Jeugdhulp Lelystad 2021)

Geldend van 01-07-2021 t/m 01-03-2023

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Lelystad houdende de vaststelling van de verordening Jeugdhulp Lelystad 2021 (Verordening Jeugdhulp Lelystad 2021)

De raad van de gemeente Lelystad;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2021;

gelet op de artikelen 2.9  , 2.10  , 2.12  en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;

gezien het advies van cliëntenraad Sociaal Domein

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd; overwegende dat het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; overwegende dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de voorzieningen op het gebied van jeugdhulp;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2021

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • BIG-register: register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, zijnde een databank waarin officieel erkende gezondheidswerkers geregistreerd zijn;

    • budgetplan: overzicht waaruit blijkt hoe de jeugdigen en ouders een aangevraagde persoonsgebonden budget wensen te besteden;

    • gebruikelijke zorg: de hulp en zorg waarvan, naar algemeen aanvaardbare maatstaven, gangbaar wordt geacht dat ouders die aan hun kind bieden;

    • gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 7;

    • onderzoeksrapportage: het verslag als bedoeld in artikel 8;

    • GIZ-methodiek (Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften): een erkende methodiek waarmee snel de sterke kanten en ontwikkel- en zorgbehoeften van een kind of gezin in kaart kan worden gebracht;

    • hulpvraag: behoefte van jeugdige of ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • Kwaliteitsregister jeugd (SKJ): beroepsregister voor beroepsbeoefenaren in het jeugddomein die werkzaam zijn op een hbo- of wo-functie en voldoen aan de gestelde eisen van vakbekwaamheid;

    • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • professionele standaard: beroepscodes en richtlijnen die gelden voor het jeugdhulpwerkveld;

    • wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van algemene (preventieve) voorzieningen zijn beschikbaar:

    • (lichte) opvoed- en opgroeiondersteuning

    • trainingen voor ouders en/of jeugdigen

    • informatie en advies (gericht op cliënt)

    • onderzoek

    • consultatie en advies

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • Extra begeleiding op de kinderopvang (0 t/m 12 jaar)

    • Begeleiding groep

    • Begeleiding terug naar of in het onderwijs

    • naschoolse dagbehandeling

    • Begeleiding groep: respijtzorg dagbesteding

    • Langdurige dagbegeleiding

    • Dagbehandeling op een Kinderbehandelcentrum (KBC)

    • Dagbehandeling op een Medisch Kinderdagverblijf (MKD)

    • Basis GGZ

    • Specialistische GGZ

    • Diagnostiek J-GGZ

    • Medicatiecontrole

    • Curatieve GGZ uitgevoerd door kinderartsen

    • Gezinsbegeleiding

    • Gezinsbehandeling

    • Persoonlijke verzorging

    • Respijtzorg

    • Kortdurend verblijf plus behandeling

    • Vaktherapie

    • Flexible Assertive Community Treatment (FACT)

    • Multi Systeem Therapie (MST)

    • Multidimensionale Familietherapie (MDFT)

    • Jeugdhulp met verblijf

    • Landelijke Transitie Arrangementen (LTA)

    • Hoog specialistische/essentiële GGZ

  • 3. Het college plaatst het overzicht van de in enig jaar beschikbare algemene (preventieve) en individuele voorzieningen op haar website.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Als een jeugdige of ouder zich bij een jeugdhulpaanbieder meldt met een verwijzing, verkregen via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, dan bepaalt de jeugdhulpaanbieder met deze verwijzing de inhoud, frequentie, duur en omvang van de individuele voorziening.

  • 2. Bij het bepalen van de inhoud van de individuele voorziening houdt de jeugdhulpaanbieder rekening met de bepalingen in deze verordening en de afspraken die daarover met de gemeente zijn gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie.

  • 3. Het college draagt zorg voor de inzet van de individuele voorziening na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van individuele voorziening nodig is.

  • 4. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de stappen die de jeugdhulpaanbieder dient te doorlopen bij deze beoordeling.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1. Jeugdigen of ouders dienen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk in bij het college op een daartoe door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en/of ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3. Wanneer bij het college een aanvraag wordt ingediend in verband met een behoefte aan jeugdhulp, voert het college in samenspraak met jeugdigen en/of ouders en andere professionals, zo spoedig mogelijk, een onderzoek uit overeenkomstig artikel 6 en legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 4. De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder.

  • 5. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van de individuele voorziening in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 6. Jeugdigen of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot algemene voorzieningen.

Artikel 5. Familiegroepsplan

  • 1. Het college brengt de jeugdigen en/of ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen. Ouders brengen in het familiegroepsplan zelf hun ondersteuningsbehoefte in kaart.

  • 2. Wanneer de jeugdigen en/of ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. Als de jeugdigen en/of ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig voor de beoordeling van de aanvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 4. Jeugdigen of ouders verschaffen aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Jeugdigen of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

Artikel 7. Verslaglegging

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6, in een onderzoeksrapportage.

  • 2. Het college verstrekt aan jeugdigen en/of ouder(s) een onderzoeksrapportage met de uitkomst van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdigen en/of ouder(s) worden aan de onderzoeksrapportage toegevoegd.

Artikel 8 Toetsingskader verlenen individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij:

    • a.

      op eigen kracht of met hulp van andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor de hulpvraag kunnen vinden;

    • b.

      geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Het college kan afwijken van het oordeel van de jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 3 eerste lid, wanneer dit niet voldoet aan de professionele standaard.

  • 3. Wanneer jeugdigen of ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, wordt de voorziening toegekend vanaf de dag waarop de aanspraak is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de aanvraag is ingediend.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in lid 1 of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 9 Gebruikelijke zorg

  • 1. Het college treft geen individuele voorziening als bedoeld in artikel 2.3 van de wet wanneer sprake is van gebruikelijke zorg.

  • 2. Wanneer de ouder overbelast is of dreigt te raken, wordt van hen geen gebruikelijke zorg verwacht, tot dat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven, mits er een verband is tussen de overbelasting en de zorg die de ouder aan de jeugdige biedt.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot situaties waarin van ouders gebruikelijke zorg wordt verwacht.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de individuele voorziening gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum, omvang, frequentie en duur van de verstrekking is;

    • c.

      de termijn van 3 maanden waarbinnen de jeugdige of zijn ouder zich moet melden bij een jeugdhulpaanbieder;

    • d.

      of de individuele voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 11. Regels over het pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor kosten waarvoor de individuele voorziening is toegekend in de beschikking.

  • 3. De aanvrager van een pgb is verplicht een budgetplan op te stellen volgens een door het college ter beschikking gesteld format.

  • 4. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de inhoud van het budgetplan als bedoeld in het derde lid.

Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de individuele voorziening wordt geboden door een persoon, niet zijnde bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de jeugdige, die ingeschreven staat in het BIG-register van de betreffende beroepsgroep of het Kwaliteitsregister jeugd (SKJ), en:

    • a.

      een zelfstandige zonder personeel (zzp'er) is die ingeschreven staat bij de kamer van koophandel of die beschikt over een door de Belastingdienst afgegeven btw-identificatienummer, of

    • b.

      in dienst is van een zorgaanbieder die als zorg verlenende organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • 2. Wanneer de individuele voorziening wordt geboden door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de jeugdige, is altijd sprake van informele hulp.

  • 3. Wanneer de individuele voorziening wordt geboden door een andere persoon dan beschreven in lid 1, is sprake van informele hulp.

Artikel 13 Hoogte PGB

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld budgetplan;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, van derden te betrekken,

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 2. Voor zover de individuele voorziening wordt geboden door een gekwalificeerde zorgverlener is het pgb uurtarief 75% van het tarief per uur dat het college voor dergelijke voorziening hanteert voor een gecontracteerde aanbieder.

  • 3. De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij een zorgovereenkomst gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek. Indien van toepassing aangevuld met een surplus voor de werkgeverslasten van 25%.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing voor vervoerskosten en individuele voorzieningen die per etmaal of per dagdeel worden ingekocht.

  • 5. De hoogte van het pgb voor vervoerskosten van het woonadres van de jeugdige naar het adres van de jeugdhulplocatie is gelijk aan:

    • a.

      het in artikel 13a, lid 4, onder b Wet op de loonbelasting genoemde bedrag per kilometer voor het vervoer met een eigen auto, of

    • b.

      de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject bij gebruik van het openbaar vervoer.

  • 6. De hoogte van het pgb voor individuele voorzieningen die per etmaal worden verstrekt, wordt vastgesteld op basis van het hoogste tarief per etmaal dat door het Rijk wordt gehanteerd als pleegzorgvergoeding. Indien nodig wordt het pgb aangevuld met kosten van begeleiding en/of persoonlijke verzorging.

  • 7. De hoogte van het pgb voor individuele voorzieningen die per dagdeel worden verstrekt, wordt vastgesteld op basis van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd voor een door de gemeente gecontracteerde instelling.

Artikel 14. Jeugdhulp van informele zorgverlener

  • 1. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan onder de volgende voorwaarden de individuele voorziening inkopen van een informele zorgverlener:

    • a.

      de individuele voorziening betreft geen ggz-behandeling;

    • b.

      de continuïteit van de ondersteuning is ook bij vakantie en ziekte van de informele zorgverlener gewaarborgd;

    • c.

      de informele zorgverlener is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet eerder is afgegeven dan drie maanden vóór aanvang van de werkzaamheden;

    • d.

      de informele zorgverlener heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • e.

      de kwaliteit van de ondersteuning geleverd door een informele zorgverlener, is voldoende om de gestelde doelen in de onderzoeksrapportage te kunnen realiseren; en

    • f.

      indien van toepassing voldoet de informele zorgverlener aan de wettelijke/landelijke kwaliteitseisen die gelden voor de betreffende zorg.

  • 2. Voor zover de individuele voorziening wordt geboden door een informele zorgverlener levert de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, voor aanvang van de zorgverlening een door de zorgverlener opgesteld zorgplan en achteraf een evaluatieverslag in.

  • 3. De informele zorgverlener tegen wie een jeugdbeschermingsmaatregel in het vrijwillige dan wel gedwongen kader is genomen door een gecertificeerde instelling, is uitgesloten als zorgverlener.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de voorwaarden waaronder de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de individuele voorziening kan inkopen van een informele zorgverlener.

Artikel 15 Afstemming met gezondheidszorg

Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 3 lid 1 en 2 van deze verordening, plaatsvindt.

Artikel 16. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1. Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs contactpersonen hebben bij het toegangsteam van de gemeente.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3. Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 17. Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 18 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Artikel 19. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Met behoud van artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of direct uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Met behoud van artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken wanneer het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb; of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Wanneer het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 5. De toezichthoudende ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van dossiers.

  • 6. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 20 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinder-beschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e. kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 21. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de inwoner van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen tijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat inwoner kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 22. Klachtregeling

  • 1. Het college behandelt klachten overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Aanbieders dienen te beschikken over een klachtenregeling.

  • 3. Met behoud van andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of ouder(s) afwijken van de bepalingen van deze verordening wanneer toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24. Overgangsrecht

  • 1. Een jeugdige of ouder houdt het recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018 ingetrokken

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Lelystad 2021.

Ondertekening

Lelystad, 22 juni 2021

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,